50 Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 15/12).

De voorzitter:

Dan gaan we verder met het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid, nu naar aanleiding van het commissiedebat gehouden op 15 december. Er zijn enkele sprekers bij gekomen ten opzichte van de eerder uitgedeelde sprekerslijst, maar er zijn ook sprekers die afzien van hun inbreng, omdat ze die net al hebben kunnen leveren. Ik heb nu vijf sprekers genoteerd, met als eerste de heer Van Haga namens de Groep Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de pilot versoberde opvang van het COA van 2021 blijkt dat sobere asielopvang ontmoediging van migratiestromen betekent;

verzoekt de regering om in navolging van de pilot uit 2021 alle asielopvanglocaties sober in te richten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 3039 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om een asielquotum in te voeren waarbij er een maximum wordt gesteld aan het aantal asielzoekers per jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 3040 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe directeur-generaal van de IND meer asielzoekers het voordeel van de twijfel wil geven en dus meer verblijfsvergunningen wil afgeven;

overwegende dat het afgeven van tijdelijke verblijfsvergunningen een afschrikkende werking heeft voor asielzoekers en mensenhandelaren en daarmee het aantal asielverzoeken omlaag brengt;

verzoekt de regering om in te zetten op tijdelijke verblijfsvergunningen en minder verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd af te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 3041 (19637).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel meneer Van Haga. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. De laatste motie van het jaar.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat noodopvangvoorzieningen niet voldoen aan de minimumnormen voor de opvang van kinderen;

overwegende dat op elke reguliere opvanglocatie een zogenoemde contactpersoon kind aanwezig is, verantwoordelijk voor het activiteitenaanbod en met zicht op het welzijn en de veiligheid van kinderen;

verzoekt de regering om voor elke opvanglocatie, inclusief de noodopvangvoorzieningen, een speciaal aangewezen contactpersoon kind aan te stellen die verantwoording aflegt over de activiteiten, het welzijn en de veiligheid van kinderen op de desbetreffende locatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Piri.

Zij krijgt nr. 3042 (19637).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger van GroenLinks. Voordat u vertrekt: u heeft een interruptie van de heer Brekelmans. Kort graag.

De heer Brekelmans (VVD):

Volgens mij is dezelfde of vrijwel dezelfde motie een aantal weken geleden al ingediend en aangenomen. Voor mij is dus even de vraag wat hier anders aan is. En een contactpersoon kind bij ieder azc is ...

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dit gaat over noodopvanglocaties.

De heer Brekelmans (VVD):

Dus dit gaat dan over noodopvang. Dat is anders?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dit gaat specifiek over noodopvanglocaties, en volgens mij is deze motie daarmee anders dan de aangenomen motie, maar dat ga ik van de staatssecretaris horen.

De voorzitter:

Dank u wel voor die nadere toelichting. Dan is het woord aan de heer Markuszower van de PVV. Hij schrikt ervan op, zie ik, maar we gaan vandaag vliegensvlug.

De heer Markuszower (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Eén motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Eric van der Burg in 2017 bij een speech over de toekomst van Amsterdam zei "hoe meer asielzoekers, hoe beter";

constaterende dat de hoge instroom van asielzoekers tot een totale ontwrichting van de Nederlandse samenleving leidt;

verzoekt de regering afstand te nemen van en excuses te maken voor deze uitspraak, en de grenzen te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 3043 (19637).

De heer Brekelmans (VVD):

Voorzitter. We kennen dit van de heer Markuszower. Maar dat hij nu via een motie een bewindspersoon persoonlijk aanspreekt en ook, zeg maar, het kabinet oproept om iets te doen met wat hij in een andere hoedanigheid heeft gezegd en in een hele andere context heeft gezegd ... Dat weet de heer Markuszower ook. Hij knipt en plakt selectief uit een langere uitspraak die de staatssecretaris destijds heeft gedaan. Maar goed, dat hij een bewindspersoon op deze manier persoonlijk aanspreekt en op die manier dus helemaal geen onderscheid maakt tussen de functie die een persoon vervult en de persoon, is echt weer een nieuw dieptepunt van de PVV.

De voorzitter:

Volgens mij was dat eerder een mededeling dan ... Kort!

De heer Markuszower (PVV):

Het zijn allemaal aannames. Ik heb inderdaad iets uit dat interview gelicht, maar als ik het hele interview had aangehaald, was het nog veel ergere reputatieschade voor de VVD geweest. Dat interview uit 2017 is een aaneenschakeling van ... Zelfs de familieleden van de staatssecretaris zeggen: een GroenLinks-achtige manier van kijken naar de asielproblematiek. Ik heb het interview in Het Parool van vandaag namelijk ook gelezen

De voorzitter:

Meneer Markuszower, ik waardeer uw enthousiasme. U heeft uw motie ingediend en we zijn met de laatste uren van deze debatten bezig. Volgens mij is het niet de bedoeling om hier een recensie te doen van een interview dat ooit ergens gegeven is. Ik geef de heer Brekelmans nog kort ...

De heer Markuszower (PVV):

Ik werd wel aangevallen.

Waarom deze motie relevant is, is omdat het mijn taxatie is dat naar aanleiding van dat interview uit 2017 deze staatssecretaris deze positie heeft gekregen. Het leek wel een open sollicitatie. Ik lees ook weer in de krant van vandaag of van gisteren dat interview dat de staatssecretaris aan Het Parool heeft gegeven. Maar een VVD'er heeft moeite met die uitspraak. Die vinden dat zelf ook lastig. Dus ik denk dat het heel belangrijk is dat de regering klip-en-klaar zegt: die uitspraak moet van tafel, want als we het beleid van "hoe meer asielzoekers, hoe beter" aanhouden, is dat een ramp voor Nederland.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

De heer Markuszower verdraait nu ook weer de woorden van de staatssecretaris in het interview. Maar het gaat erom dat het niet uitmaakt wat iemand in een vorige hoedanigheid of in een vorige functie of op persoonlijke titel heeft gezegd. Misschien heeft de heer Markuszower, voordat hij Kamerlid werd, ook wel van alles geroepen. Dan gaat ik nu ook niet een spreekt-uitmotie indienen, want dat doet er niet toe. Het gaat erom dat de staatssecretaris nu een functie vervult en op basis van een regeerakkoord beleid uitvoert. Daar kun je als Kamerlid kritiek op hebben en daar kun je moties over indienen, maar je doet het niet op deze manier, persoonlijk en op basis van wat iemand ooit in het verleden al dan niet gezegd zou hebben.

De heer Markuszower (PVV):

Het is dus op basis van die uitspraak dat de staatssecretaris ... Je kan de staatssecretaris veel verwijten, maar hij is een zeer consequent persoon. En hij is consequent in die uitspraak en zijn beleid nu is "hoe meer asielzoekers, hoe beter". Dus die uitspraak van toen is het beleid van nu. De fractie van de heer Brekelmans omarmt dat beleid en sluit asieldeals met deze staatssecretaris en hun GroenLinks-achtige coalitiegenoten die zich D66 noemen. Het is niet een interview uit 2017, het is het beleid anno 2022! En dat beleid moet van tafel en dat vraag ik in mijn motie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Markuszower. Ik wil wel benadrukken dat we hier inderdaad gaan over het beleid dat nu door het kabinet gevoerd wordt en niet over zaken die door wie dan ook in een andere hoedanigheid gezegd zijn.

Ik nodig de volgende spreker van de zijde van de Kamer uit en dat is — ik ga snel door de lijst — de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Eén motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er maatschappelijke uitdagingen bestaan rond bepaalde groepen ongedocumenteerden in Nederland waarvan de vertrek- of uitzetbaarheidscijfers laag zijn;

overwegende dat een groot deel van deze groep mensen hier is geboren of al sinds jonge leeftijd hier verblijft;

overwegende dat het WODC in een studie concludeert dat EU-lidstaten beleidsmaatregelen zullen moeten overwegen om de aanwezigheid van niet-teruggekeerde migranten in goede banen te leiden;

verzoekt de regering om naar het beleid in Duitsland met betrekking tot ongedocumenteerden te kijken en te onderzoeken of en hoe het Duitse Duldungsbeleid lessen bevat die ook in Nederland toegepast zouden kunnen worden;

verzoekt de regering om de uitkomsten hiervan voor het voorjaarsreces toe te sturen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 3044 (19637).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Kuzu heeft een vraag over deze motie.

De heer Kuzu (DENK):

Ik vind de heer Ceder opvallend stil vandaag over de nareismaatregel, vooral nadat hij op 6 december in de krant heeft laten optekenen dat de heer Ceder stelt dat zijn partij alleen ruimte geeft voor de nareismaatregel als die juridisch houdbaar is. Ik vroeg me af hoeveel uitspraken van hoeveel rechters de ChristenUnie nodig heeft om in te zien dat die nareismaatregel juridisch niet houdbaar is en dat de heer Ceder daarmee dus zijn steun ervoor moet intrekken.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Het klopt, als overheid kunnen we geen dingen doen die tegen de wet zijn. Dat heb ik vanaf het begin aangegeven. Ik heb ook vanaf het begin aangegeven dat ik twijfels heb of deze nareismaatregel rechtmatig kan zijn of standhoudt. Vandaag zijn er drie uitspraken geweest, waarvan één bodemprocedure die zegt dat deze maatregel aan minimaal vijf nationale en internationale wetten niet voldoet. U heeft ook de staatssecretaris horen zeggen dat hij met een reactie hierop zal komen. Ik kan niet vooruitlopen op wat de staatssecretaris gaat zeggen. Daar zult u het dus mee moeten doen. Maar u heeft helemaal gelijk, en daar sta ik nog steeds achter: een maatregel die niet kan, moeten wij niet doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Kuzu, DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Ik vroeg niet naar het oordeel van de staatssecretaris, want dat vraag ik wel aan de staatssecretaris. Ik vroeg naar het oordeel van de heer Ceder van de ChristenUnie, vooral omdat hij tijdens congressen en in de media stoere praat uitkraamt over die nareismaatregel. Maar nu hij in het nauw komt, verwijst hij naar de staatssecretaris.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Kuzu (DENK):

Ik vraag naar het oordeel van de ChristenUnie, niet naar het oordeel van de staatssecretaris. Ik vraag dus aan de heer Ceder: hoeveel uitspraken van hoeveel rechters heeft u nodig om in te zien dat deze maatregel juridisch niet standhoudt?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Volgens mij ben ik vrij consequent in wat ik aangeef: wat niet kan, dat kan niet. Tegelijkertijd heb ik ook aangegeven dat ik vind dat de staatssecretaris degene is die daar een conclusie over moet trekken. Ik heb vertrouwen uitgesproken in de staatssecretaris. Volgens mij hebben we dat als meerderheid van de Kamer gedaan. Ook ik heb er vragen bij. Die heb ik na vandaag nog meer. Ik heb begrepen dat er morgen ook weer een uitspraak aan zit te komen. De staatssecretaris geeft aan daar binnen afzienbare tijd op te gaan reageren en die reactie gaan wij afwachten.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Tijdens het debat op 15 oktober heb ik de heer Ceder gevraagd wanneer we de conclusie trekken dat deze maatregel juridisch niet houdbaar is. Is dat na de bodemprocedure of pas na een uitspraak in hoger beroep? Toen was de heer Ceder heel duidelijk dat hij niet het hoger beroep wilde afwachten en dat die maatregel opgeschort moet worden zodra er een heldere uitspraak van een rechter is. Staat de heer Ceder nog steeds achter die uitspraak?

De heer Ceder (ChristenUnie):

De vraag is of dit kan of niet. Je kunt dat juridisch helemaal uitprocederen, maar je hebt ook analyses op basis waarvan je zelf een weging kunt maken. Ik heb altijd gezegd, en dat zeg ik nog steeds, dat die weging voor mij primair bij de staatssecretaris ligt. Hij heeft vandaag aangegeven dat hij dat gaat wegen en daarop terugkomt. U vraagt nu een uitspraak van mij op iets wat de staatssecretaris nog moet aangeven. Die uitspraak kan ik op dit moment niet doen. Maar volgens mij ben ik vrij consequent in wat ik eerder heb aangegeven: als een maatregel niet kan, dan kan die gewoon niet. Dat is iets wat de staatssecretaris met zijn hele departement, met juristen, met de landsadvocaat moet gaan regelen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Tot slot mevrouw Kröger. Graag kort, want volgens mij heeft de heer Ceder nu op drie manieren geprobeerd dezelfde vraag te beantwoorden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat is niet het geval. Het gaat erom of de heer Ceder, als coalitiepartij, de staatssecretaris de ruimte geeft om in hoger beroep te gaan en in de tussentijd de regel niet op te schorten, of dat hij zegt: nee, die maatregel moet opgeschort. Of de staatssecretaris vervolgens in hoger beroep gaat, dat is de zaak van de staatssecretaris, om het zo maar te zeggen. Hij heeft eerder in het debat op 15 oktober aangegeven dat wat hem betreft de juridische houdbaarheid na een bodemprocedure duidelijk zou zijn en dat het opgeschort moet worden.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mevrouw Kröger? Ik heb u best veel ruimte gegeven.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De vraag is: is de heer Ceder het ermee eens dat de staatssecretaris niet nu eerst in hoger beroep moet gaan, maar op moet schorten, ongeacht of hij in hoger beroep gaat?

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Ceder, tot slot.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik wil niet in herhaling vervallen, maar ik ga het volgende zeggen. Vorige week is er een uitspraak van het hof geweest, wat een iets mildere uitspraak was ten aanzien van de bodemprocedure. Dat kan ook een gevolg zijn van een hogere uitspraak. Daarmee probeer ik aan te geven dat een maatregel die juridisch niet houdbaar is, niet alleen te bepalen is door wat er in een bodemprocedure gebeurt. Formeel gezien zou je eventueel helemaal kunnen uitprocederen. Dat zou kunnen. Ik hoor de staatssecretaris er ook op hinten dat het een van de opties zou kunnen zijn. Tegelijkertijd is het verschil met vorige week volgens mij dat er vrij weinig juristen zijn, nationaal, internationaal en binnen het departement, die zeggen dat dit kansrijk is. Tenminste, dat is de indruk die ik heb; ik weet niet of dat klopt. Daarom leg ik de bal bij de staatssecretaris, omdat ik vind dat die daar thuishoort. Wij hebben als Kamer namelijk het vertrouwen uitgesproken dat de staatssecretaris daarin een beweging maakt. Ik heb hem vorige week de hoeder van de rechtsstaat genoemd als staatssecretaris van het departement JenV. Hij zal dat naar eer en geweten moeten wegen, met de expertise die hij heeft. Dat gaat hij doen. Dat heeft hij aangegeven.

De voorzitter:

Komt u tot een afronding?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat zal hij dus doen. Dat is ook mijn antwoord tegen mevrouw Kröger. Dat moeten we eerst afwachten. Vervolgens kunnen we kijken wat de staatssecretaris aangeeft. Maar wat is de motivering daarachter? Dat is namelijk wel iets wat ik wil weten. Wat is de motivering om te doen wat we hier gaan doen? Maar ik herhaal nogmaals — ik zal het blijven herhalen — dat een maatregel die niet kan, gewoon niet kan. Dat is een boodschap die ik heb en die u heeft, maar die volgens mij ook gewoon binnen het departement van JenV luid en duidelijk is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Dan is het woord nu aan de heer Kuzu namens DENK. Hij is tevens de laatste spreker van de zijde van de Kamer voor dit tweeminutendebat.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Het is eigenlijk zo zuur. Het is niet eens zuur dat ik hier zo veel politiek gekronkel zie waar het gaat om de nareismaatregel, maar het is zuur voor de gezinnen die gespleten worden door een maatregel die zijn weerga niet kent. Ik denk dat we daarbij stil zouden moeten staan, bij wat wij families en mensen over de hele wereld allemaal aandoen. Zij vluchten voor oorlog en geweld en willen alleen maar bij elkaar zijn in een veilig land. Ik denk dat we daar echt bij stil moeten staan.

Twee moties. De ene heb ik samen met de heer Jasper van Dijk gemaakt naar aanleiding van het ordedebat dat we net hebben gehad.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende rechters hebben geoordeeld dat de nareismaatregel geen stand houdt;

overwegende dat dit gevolgen zou moeten hebben voor het beleid;

verzoekt de regering zo snel mogelijk en in ieder geval voor 23 december 18.00 uur de Kamer te informeren over hoe zij denkt om te gaan met de nareismaatregel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 3045 (19637).

De heer Kuzu (DENK):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoeksjournalistiek uitwijst dat vluchtelingen onder erbarmelijke, inhumane omstandigheden worden vastgehouden in geheime gevangenissen langs de Europese grens;

constaterende dat het onderzoek ook uitwijst dat deze geheime gevangenissen worden gefinancierd vanuit Europese gelden als onderdeel van het push-backbeleid;

verzoekt het kabinet zich in Europees verband uit te spreken tegen deze praktijken en zich hard te maken om de Europese subsidiëring van deze geheime gevangenissen stop te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 3046 (19637).

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Dit is het laatste vreemdelingen- en asieldebat van dit kalenderjaar in de Tweede Kamer, in de vorm van een tweeminutendebat. Gisteren werd ik door Defence for Children geattendeerd op een belangrijk onderwerp dat eigenlijk al sinds 2012 speelt in de Nederlandse politiek. Daarvoor hebben we verschillende debatten gehad over een kinderpardonregeling. Daarvoor heeft Defence for Children een publicatie uitgebracht onder de naam: "Ze zijn al thuis. Tijd voor een duurzame oplossing voor gewortelde kinderen." Dit gaat verder dan alle debatten die wij hebben gehad. Die zou ik graag via dit podium aan de staatssecretaris willen aanbieden.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij zullen zorgen dat de staatssecretaris die krijgt. Dank voor uw inbreng, meneer Kuzu.

We hebben wederom een extra lid geënthousiasmeerd voor een bijdrage. In dit geval is het mevrouw Simons. Zij spreekt namens BIJ1. Ik nodig haar uit voor haar inbreng.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank voor de coulance, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Iran mensen, vanwege hun betrokkenheid bij de massale protesten, publiekelijk executeert, en er volgens Amnesty minstens 28 mensen op de lijst staan van te verwachten executies, waaronder ook 3 kinderen;

overwegende dat de publieke executies de alomvattende onveiligheid in Iran tekenen;

constaterende dat de IND asielaanvragen van Iraanse vluchtelingen heeft afgewezen en hen momenteel kan deporteren, terwijl de situatie nog altijd verslechtert en gevaarlijker wordt;

verzoekt de regering de afgewezen asielaanvragen van Iraanse vluchtelingen opnieuw te beoordelen en de huidige situatie in Iran daarin mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 3047 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er ruim 4.900 mensen in Nederland zijn die uit Oekraïne zijn gevlucht, maar geen Oekraïens paspoort of permanente verblijfsvergunning hebben;

constaterende dat zij tot 4 maart 2023 onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) vallen, waaronder zij recht hebben op verblijf in de gemeentelijke of de particuliere opvang voor ontheemden uit Oekraïne;

constaterende dat deze mensen een reguliere asielprocedure moeten aanvragen na de afloop van de RTB, en voor verblijf hun toevlucht dienen te zoeken bij het COA, die nu al kampt met enorme tekorten aan opvangplekken;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat deze mensen niet de gemeentelijke of particuliere opvangen uit worden gestuurd, en het risico op dakloosheid te elimineren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 3048 (19637).

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

En dan de laatste beurt, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Inspectie JenV concludeert dat er disproportioneel geweld wordt gebruikt tegenover inwoners van de htl, een onvoldoende gewaarborgde rechtspositie van inwoners, een tekortschietend dagprogramma en begeleiding is, en een beperkte toegang tot medische zorg en advocatuur;

constaterende dat de staatssecretaris van JenV in reactie hierop aangeeft dat er geen "sprake zou zijn van een patroon" van te veel en te zwaar geweld;

constaterende dat de NRC concludeert dat de htl een gevangenisregime heeft zonder formeel een gevangenis te zijn, waardoor het ontbreekt aan voorwaarden van een echte gevangenis (zoals extern toezicht en een handelingskader voor personeel), en medewerkers er optreden als cipiers, terwijl ze formeel geen geweld mogen gebruiken;

verzoekt de regering een niet-gouvernementele organisatie toegang te geven tot de htl om te monitoren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sylvana Simons, Koekkoek, Kuzu, Den Haan en Akerboom.

Zij krijgt nr. 3049 (19637).

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Simons voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de Kamer van het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid, naar aanleiding van het commissiedebat van 15 december. Ik schors wederom voor een enkel moment, zodat alle leden de moties kunnen krijgen en de ook de staatssecretaris zich even kan voorbereiden op de appreciaties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De staatssecretaris staat klaar voor de appreciatie van de moties die zijn ingediend tijdens het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid, naar aanleiding van het commissiedebat van 15 december. Ik geef het woord graag aan de staatssecretaris. Wederom geldt hetzelfde: alleen interrupties over de eigen moties.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 3039 van de heer Van Haga ontraad ik, omdat we sobere opvang moeten beperken tot de mensen die door hun gedrag daar aanleiding toe geven. We hebben op dit moment geen gemeenten bereid gevonden om überhaupt sobere opvanglocaties ter beschikking te stellen. Wellicht kan de heer Van Haga daarbij helpen. Ik ontraad deze motie dus.

De motie op stuk nr. 3040 van de heer Van Haga gaat over het invoeren van een asielquotum. Die ontraad ik, omdat die in strijd is met internationaal recht.

De motie op stuk nr. 3041 is ook van de heer Van Haga. Die wordt eveneens ontraden. Deze motie is in strijd met de huidige wet- en regelgeving.

De motie op stuk nr. 3042 van mevrouw Kröger en mevrouw Piri krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3042: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 3043 …

De voorzitter:

Ik sta alleen interrupties toe bij uw eigen moties, meneer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ja, maar deze motie was al aangenomen. Kan de staatssecretaris toelichten wat er dan anders is aan deze motie?

De voorzitter:

Die vraag stond inderdaad uit, naar aanleiding van het interruptiedebat.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat zat 'm in azc's versus noodopvang. Ik heb de motie de vorige keer al geïnterpreteerd als zijnde dit ook voor de noodopvang geldt. Los daarvan is deze motie of vergelijkbaar met de eerdere motie of hetgeen we ook willen. Daarom krijgt de motie op stuk nr. 3042 oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank voor de toelichting. De motie op stuk nr. 3042: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 3043 is inderdaad wat ingewikkeld. Daarin staat namelijk dat het kabinet zich zou moeten uitspreken over wat de wethouder van Amsterdam in 2017 heeft gezegd. Die zei overigens dat je meer asielzoekers moest opvangen in Amsterdam, omdat daar het draagvlak groot is. Ik hoor de PVV over het algemeen altijd zeggen: doe het op de plek waar veel GroenLinks-kiezers en D66-kiezers wonen, en niet in de dorpen. Eigenlijk zou de PVV mijn uitspraak dus moeten omarmen. Er wonen in Amsterdam namelijk veel GroenLinks-kiezers en D66-kiezers. Ik hoor mevrouw Piri "en veel PvdA-kiezers" roepen. U bent weer de grootste onder de kleinen in Amsterdam, mevrouw Piri. Dat gezegd hebbende, ontraad ik wel deze motie; dat zult u begrijpen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3043: ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 3044.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 3044 is van de heer Ceder. Ik moet meneer Ceder gelijk behandelen met de heren Eerdmans en Bisschop. Ik heb namelijk bij de heren Eerdmans en Bisschop gezegd dat zij daarin geen datum moesten noemen, omdat we het moesten betrekken bij de fundamentele heroriëntatie. Het kan ook niet zo zijn dat ik de heer Ceder anders zou bejegenen. Als de heer Ceder bereid is om "voorjaarsreces" eruit te halen — dan doet hij namelijk hetzelfde als de heer Eerdmans — dan krijgt de motie uiteraard oordeel Kamer.

De voorzitter:

We gaan kijken of de heer Ceder daartoe bereid is.

De heer Ceder (ChristenUnie):

U schaart mij onder de categorie "Eerdmans en Bisschop", maar ik schaar mijzelf het liefst onder de categorie "Peters". Tijdens het vorige debat werd er gevraagd om onderzoek te doen naar werken met veilige regio's in het land van herkomst en dat terug te koppelen voor het voorjaarsreces. Dat kon wel. Die motie ging over onderzoek. Deze motie gaat ook over onderzoek. Ik koppel mezelf in dit geval graag aan de heer Peters. Ik hoop u daarmee overtuigd te hebben.

De voorzitter:

Staatssecretaris: heeft de heer Ceder u overtuigd?

Staatssecretaris Van der Burg:

Nou ja, enigszins wel, voorzitter. Enigszins, hè. Inderdaad gaat het dan om het delen van de uitkomst, waar geen enkele vorm van beleidsappreciatie van het kabinet aan vastzit. Want als ik dat zou doen, dan behandel ik u anders … Sorry, u als voorzitter behandel ik uiteraard altijd anders, maar dan behandel ik de heer Ceder anders. Dan komt het zonder beleidsappreciatie.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Ceder. Die steekt z'n duim op, dus zonder beleidsappreciatie. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 3044 oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Dan gaan we naar de motie-Kuzu/Van Dijk, voorzitter. Die motie moet ik ontraden, om een tweetal redenen. Eén. Een van de uitspraken van de rechter gaat uit van acht dagen. Dat betekent: niet voor morgenmiddag of, zo u wilt, morgenavond 18.00 uur. Twee. Er is door de heer Kuzu verwezen naar uitspraken die morgen komen. Ik heb geen idee hoe laat en daar ga ik ook niet over et cetera, dus daarmee kan ik ook niet aan die eis voldoen. Vandaar ontraad ik de motie op stuk nr. 3045.

De voorzitter:

Ik zie dat dat de heer Kuzu toch nog inspireert tot een vervolgvraag.

Staatssecretaris Van der Burg:

Altijd fijn als ik inspirerend ben.

De heer Kuzu (DENK):

En als we nou van de datum dinsdag 27 december 18.00 uur maken, kan de motie dan wel oordeel Kamer krijgen? Dan zijn we een paar dagen verder en heeft de staatssecretaris ook een paar dagen gehad om die uitspraken te bestuderen. Gaat dat iets veranderen aan het inzicht van de staatssecretaris, vraag ik u, voorzitter.

De voorzitter:

We zullen zien. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:

Wel met betrekking tot de nu voorliggende uitspraken van de rechter. Maar dan heb ik niks gezegd, zeg ik via u tegen de heer Kuzu er meteen bij, over de uitspraken die morgen komen, want ik kan niet nu een oordeel geven over het proces. Maar u hoort wel van mij met betrekking tot de uitspraken van vandaag, van die 24 uur, en volgende week van die acht dagen.

De voorzitter:

Tot slot de heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Wat ik en ook een aantal ander collega's al de hele tijd aan de staatssecretaris proberen duidelijk te maken, is: het gaat niet eens om die individuele gevallen, maar wat betekent het nou voor het beleid, voor het beléíd? Kunt u wat zeggen over het beleid?

Staatssecretaris Van der Burg:

Dat hangt er dus van af. Op het moment dat wij zeggen "wij leggen ons neer bij het oordeel van de rechter", is het automatische gevolg daarvan dat het effect heeft op het beleid. En dan weet u dat op tijd. Maar op het moment dat wij zeggen dat wij ons niet neerleggen bij het oordeel van de rechter, wat mag, dan niet. Dus het hangt af van de keuze die we maken of meneer Kuzu tevreden is of ontevreden is.

De voorzitter:

Maar voor nu wordt de motie op stuk nr. 3045 ontraden?

Staatssecretaris Van der Burg:

Ja, voorzitter. Want ik heb de heer Kuzu niet horen zeggen dat hij ervan maakt "komende dinsdag 27 december". Als hij dat hier doet, krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik constateer dat de heer Kuzu daartoe bereid is. Dan nodig ik hem wel uit om nog een gewijzigde motie in te dienen. Dan krijgt deze gewijzigde motie oordeel Kamer. Misschien toch nog even, ook voor de verslaglegging, opdat iedereen het goed kan wegen: welk tijdstip hadden we nou afgesproken?

Staatssecretaris Van der Burg:

Dinsdag aanstaande — dat is de 27ste, zeg ik uit mijn hoofd — om 18.00 uur.

De voorzitter:

Er wordt geknikt. Dan gaan we dat aldus laten wijzigen.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik zal tempo maken, voorzitter. De motie op stuk nr. 3046 van de heer Kuzu krijgt vandaar oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3046: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 3047, voorzitter, is van mevrouw Simons. Die ontraad ik. Nou is het ingewikkelde dat ik die motie met dezelfde argumenten ontraad als ik net heb gebruikt richting de heer Van Dijk, maar toen was mevrouw Simons er nog niet. Dat is geen verwijt, maar gewoon een constatering. Wij hebben gezegd: er zijn beschermde groepen. Dat is één. Er zijn dus ook mensen die niet beschermd moeten worden, bijvoorbeeld omdat ze het regime steunen. Dat is één. Twee. Stel dat er een verandering optreedt in de situatie die van toepassing is op mensen wier asielaanvraag is afgewezen, dan kan men altijd een herhaald verzoek indienen. Vandaar wordt stuk nr. 3047 ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Simons heeft daar een vraag over. Mevrouw Simons namens BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen waarom hij prefereert dat mensen eventueel opnieuw een procedure in zouden moeten die tijd, geld en middelen kost, als we dat aan de voorkant kunnen voorkomen. Ik begrijp heel goed dat er groepen zijn waarvan de staatssecretaris zegt: die hebben iets op hun kerfstok en horen hier niet in deze capaciteit. Dat begrijp ik. Daarom vraagt de motie om het opnieuw te beoordelen, en niet om rücksichtslos alles kwijt te schelden.

Staatssecretaris Van der Burg:

Even voor de helderheid, men hoeft zelfs niks op de kerfstok te hebben. Dat was net ook even onderdeel van het debatje tussen Van Dijk en Brekelmans. Oorlogsmisdadigers en mensen die iets op hun kerfstok hebben, komen sowieso niet in aanmerking. Het kan ook om mensen gaan die niks op hun kerfstok hebben, maar die ook geen gevaar te vrezen hebben van de Iraanse regering. Niet iedereen die in Iran woont, heeft iets te vrezen van de Iraanse regering. Vandaar dat ik de motie ontraad. Het is niet aan ons om te zeggen: wij gaan tegen bepaalde groepen zeggen dat we ze opnieuw gaan beoordelen. Nee, stel dat u denkt: we moeten mensen uit Iran gelijk behandelen als mensen uit Syrië, Afghanistan, Irak. Dat zijn ook niet altijd fijne landen. Op het moment dat je afgewezen wordt en je reden hebt om aan te nemen dat de situatie voor jou is veranderd, kun je gebruikmaken van het recht dat iedere burger heeft.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Simons, BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Ik zal waarschijnlijk genoegen moeten nemen met dit antwoord van de staatssecretaris, maar het blijft voor mij heel erg onlogisch. Iedereen die democratie, vrouwenrechten, vrijheid van meningsuiting voorstaat, heeft namelijk iets te vrezen in Iran. Degenen die niets te vrezen hebben, zijn waarschijnlijk mensen die zich kunnen vinden in het onderdrukkende regime. Ik vroeg niet aan de staatssecretaris: wilt u mensen gaan adviseren om opnieuw in procedure te gaan? Ik vroeg aan de staatssecretaris: waarom zou je het risico nemen dat mensen worden afgewezen en dat ze opnieuw in procedure moeten gaan, terwijl je weet waar je ze naartoe stuurt? Het is dus voor de meeste mensen die democratie en vrijheid hoog in het vaandel hebben staan, een gevaarlijk land.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Simons. Dan kijk ik naar de staatssecretaris of dat nog zijn oordeel verandert en of hij nog iets wil toevoegen.

Staatssecretaris Van der Burg:

Als ze worden afgewezen, hebben we het al meegenomen. Want in het afgewezen worden, houden we rekening met de huidige situatie. Als ze zijn afgewezen — dat is volgens mij waar de motie over gaat — dan hebben we dat gedaan op basis van de toen geldende situatie. Als die situatie voor hen is veranderd, kan men daarvan gebruikmaken. Er is dan geen wezenlijk verschil met iemand uit een willekeurig ander land waar ook sprake is van verderfelijke regimes.

De voorzitter:

Ik constateer ontraden. De motie op stuk nr. 3047 wordt ontraden. Dan zijn we bij de laatste motie.

Staatssecretaris Van der Burg:

Nee, voorzitter, in mijn ogen niet. Ik denk namelijk dat we er nog twee hebben.

De voorzitter:

O, excuus. Ja, dat klopt. Sorry.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik vergeef het u. De motie op stuk nr. 3048 gaat over de 4.900 derdelanders. Ik ontraad deze motie. Op het moment dat deze mensen niet meer onder de tijdelijke richtlijn vallen, dienen zij Nederland te verlaten, tenzij zij op individuele basis, net als ieder ander mens, asiel aanvragen omdat zij vervolgd worden in hun land van herkomst. Daarin is geen verschil met enig ander asielzoeker. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 3048.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3048 wordt ontraden. Dan zijn we nu wel bij de laatste motie, de motie op stuk nr. 3049.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter, dat ben ik met u eens. Ik richt me even wat minder op de NRC, hoe hoog ik die krant ook heb. Dat zie ik niet als een onafhankelijk orgaan. Zo zie ik de genoemde inspectie wel. De inspectie is het onafhankelijk orgaan dat dient te inspecteren; het zit al in de naam besloten. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 3049 ontraad. Daar hebben we de inspectie voor.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3049 wordt ook ontraden. Dan dank ik de staatssecretaris voor zijn appreciatie. Voor ik dit tweeminutendebat sluit, krijgt mevrouw Simons nog het woord.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

De staatssecretaris zegt dat hij het oordeel van de inspectie hoger acht dan dat van een landelijke krant. Daar kan ik weinig tegen inbrengen; dat is aan hem. Maar de motie begint nou juist met de constatering dat het de inspectie is die concludeert dat er disproportioneel geweld wordt gebruikt. De staatssecretaris zegt wel waarde te hechten aan het oordeel van de inspectie, en dat is precies het orgaan dat in de eerste constatering wordt genoemd. Het ontraden van deze motie is voor mij dan niet zo logisch.

De voorzitter:

Staatssecretaris, kunt u dat nog iets nader toelichten?

Staatssecretaris Van der Burg:

Juist de argumenten van mevrouw Simons geven aan dat deze motie overbodig is, want zij zegt "er is een onafhankelijk orgaan dat oordeelt over wat er gebeurt" en dan "ik wil dat een onafhankelijk orgaan gaat kijken wat daar gebeurt". Ik zeg: dat is er dus al. De inspectie is namelijk het onafhankelijk orgaan dat daarover oordeelt.

De voorzitter:

Dus u ontraadt de motie omdat u die overbodig acht.

Staatssecretaris Van der Burg:

Zeker, voorzitter. Er is al een onafhankelijk orgaan: de inspectie.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dan zou ik toch aan de staatssecretaris willen vragen wat hij gaat doen met de conclusies die dit onafhankelijke orgaan, de Inspectie JenV, heeft getrokken. Dit is een heel mooie semantische uitwisseling, maar het komt erop neer dat door de onafhankelijke Inspectie JenV de conclusie is getrokken dat daar zaken gebeuren die geen pas hebben, die niet kloppen. De motie vraagt de regering om een niet-gouvernementele organisatie toegang te geven om te monitoren. Als de staatssecretaris zegt "maar dat doet de inspectie", dan hoor ik toch echt graag wat er met de uitkomsten van die monitoring gaat gebeuren.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter, kort. Ik heb de Kamer al een reactie gegeven op datgene wat de inspectie heeft gezegd. Daar heeft u een brief over gehad. Dat is één. En twee: ook als een onafhankelijk orgaan een advies uitbrengt, wil dat nog niet zeggen dat de regering het altijd eens is met datgene wat het onafhankelijke orgaan adviseert. Maar ik heb u al een brief gestuurd. Ik meende zelfs op dat punt, namelijk dat ik u al geïnformeerd heb, een bevestiging bij sommigen van uw collega's te vinden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik ben de hele dag al streng geweest, mevrouw Simons, en heb iedereen niet meer dan twee vragen toegestaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de leden en uiteraard ook de staatssecretaris voor hun bijdrage aan dit tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid. Ik attendeer de leden erop dat de stemmingen later vanavond zullen zijn.

Ik schors de vergadering voor een enkel moment, zodat we door kunnen naar het volgende en tevens laatste tweeminutendebat. Dat is het tweeminutendebat Politie. Ik zie dat de minister al aanwezig is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven