19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 3037 MOTIE VAN HET LID KUZU

Voorgesteld 22 december 2022

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland in relatief korte tijd in staat is geweest om 80.000 opvangplekken te realiseren voor Oekraïners;

constaterende dat Hoge Vertegenwoordiger Kelly Clements van de UNHCR zich openlijk afvraagt waarom Europa vluchtelingen uit Syrië, Afghanistan of Jemen niet zo een warm welkom kan heten als Oekraïners;

constaterende dat het gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat het enkele feit dat vluchtelingen uit Oekraïne in korte tijd massaal zijn toegestroomd, niet een verschil rechtvaardigt in behandeling waar het gaat om opvangvoorzieningen;

constaterende dat dezelfde rechter heeft geoordeeld dat hij niet twijfelt dat de Staat extra opvanglocaties zal realiseren en ook niet twijfelt aan de inzet van de Staatssecretaris om de crisis op de kortst mogelijke termijn op te lossen, maar de termijn wel van tafel heeft geveegd;

verzoekt het kabinet om een concreet tijdspad te schetsen op welke termijn het kabinet wel gaat voorzien in de minimale eisen voor opvangvoorzieningen waarvan het gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat de Staat daar niet aan voldoet,

en gaat over tot de orde van de dag.

Kuzu

Naar boven