16 Brandweer en crisisbeheersing

Aan de orde is het tweeminutendebat Brandweer en crisisbeheersing (CD d.d. 24/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Brandweer en crisisbeheersing. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid en de woordvoerders en de mensen die dit debat volgen van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Mutluer van de PvdA.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het zijn inderdaad drukke dagen. Eén ding is zeker. De inwoners van Limburg die schade hebben door de waterramp, kun je niet verwijten dat zij daar verantwoordelijk voor zijn. Het overkwam ze, en de schade ook. De regering is coulant gebleken, ten minste voor hen die onder de Wet tegemoetkoming schade bij rampen vielen. De verzekerden daarentegen dreigen nu buiten de boot te vallen, omdat die maar een klein deel van hun schade van de verzekeraar vergoed krijgen. Hun situatie is schrijnend. Met de volgende motie willen wij de reikwijdte van de WTS vergroten, zodat iedereen met schade tot 90% daarvan vergoed krijgt, verzekerd of niet. De regering kan nu echt laten zien dat het de menselijke maat heeft teruggevonden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overstromingen in Limburg en Brabant schade hebben veroorzaakt waarvoor de inwoners zich redelijkerwijs niet hadden kunnen verzekeren;

constaterende dat op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen tot 90% van de schade vergoed kan worden;

constaterende dat de WTS voor particulieren die van hun verzekeraar een schade-uitkering krijgen niet van toepassing is;

constaterende dat er particulieren zijn die van hun verzekeraar niet alle schade vergoed krijgen;

verzoekt de regering de WTS van toepassing te verklaren op die gevallen waar de schade-uitkering van de verzekeraar achterblijft op de WTS-uitkering van 90% van de geleden schade,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Knops, Van Nispen en Wassenberg.

Zij krijgt nr. 212 (29517).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen, SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het debat ging ook over de evaluatie van de Wet veiligheidsregio's en over de brandweer. Die zaken gaan ons allemaal aan het hart. Om in de toekomstige wet een aantal zaken goed te regelen, heb ik drie moties opgesteld. Ik ga ze snel voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio's aangeeft dat er geen landelijke normen zijn en er geen overzicht is van taken, middelen en slagkracht met betrekking tot de brandweerzorg en veiligheidsregio's met name gericht zijn op het uitvoeren van de wettelijke taken met minimale middelen;

constaterend dat dit leidt tot grote onderlinge verschillen in kwaliteit van brandweerzorg binnen veiligheidsregio's;

overwegende dat deze verschillen leiden tot onnodige onveilige situaties en slechtere samenwerking tussen regionale brandweerkorpsen;

verzoekt de regering (bij het vaststellen van het aangekondigde nieuwe wettelijke kader) met voorstellen te komen voor eenduidige landelijke regels omtrent het minimumniveau van brandweerzorg, bijvoorbeeld normen omtrent voertuigbezetting en vereisten omtrent een basisniveau van specialistische taken zoals bijvoorbeeld waterongevallenbestrijding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 213 (29517).

De heer Van Nispen (SP):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er geen directe zeggenschap van gemeenteraadsleden mogelijk is over het beleid van de veiligheidsregio, 60% van de gemeenteraadsleden samenwerkingsverbanden een bedreiging voor de lokale democratie vindt en 55% van de gemeenteraadsleden aangeeft ontevreden te zijn over de mogelijkheden regionale besluitvorming te beïnvloeden;

constaterende dat de minister vrijwel geen directe zeggenschap heeft over veiligheidsregio's en vaak verwijst naar de zelfstandige verantwoordelijkheid van veiligheidsregio's;

overwegende dat dit leidt tot een gebrek aan transparantie, democratische zeggenschap en controle op crisisbeheersing en brandweerzorg;

overwegende dat de regering voornemens is dit jaar met voorstellen te komen voor de inrichting van het lokale bestuur, waarbij ook de rol van regionale samenwerkingsverbanden en het gebrek aan democratische legitimiteit wordt betrokken;

verzoekt de regering bij deze voorstellen ook de veiligheidsregio's te betrekken en met voorstellen te komen om de democratische legitimiteit van de veiligheidsregio's te waarborgen, waarbij directe zeggenschap van (lokale) volksvertegenwoordigers het uitgangspunt moet zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Van der Werf.

Zij krijgt nr. 214 (29517).

De heer Van Nispen (SP):

Tot slot de derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de periode 2009-2019 het aantal vrijwilligers bij de brandweer met 2.772 vrijwilligers is gedaald;

constaterende dat recentelijk 15% van de brandweervrijwilligers overwoog te stoppen als de plannen rondom taakdifferentiatie doorgang zouden vinden;

overwegende dat goede brandweerzorg onmogelijk is zonder voldoende brandweervrijwilligers of waardering voor het zware werk dat brandweerpersoneel moet leveren;

verzoekt de regering met voorstellen te komen zodat de werkvloer meer zeggenschap krijgt bij het maken en uitvoeren van voorstellen rondom brandweerzorg en dit tevens te waarborgen binnen veiligheidsregio's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Mutluer.

Zij krijgt nr. 215 (29517).

Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik geef het woord aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. De democratische controle op de veiligheidsregio's blijft voor D66 een punt van zorg, simpelweg omdat er nu geen goed functionerende controle aanwezig is. Daarom heb ik daarover met collega Van Nispen zojuist een motie ingediend.

Verder werd in het debat nog niet duidelijk in hoeverre we in Nederland nu regelingen hebben om slachtoffers van terreur schadeloos te stellen, zoals in België nu wettelijk geregeld wordt. Daarom zou ik graag de volgende motie in willen dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in België een parlementaire onderzoekscommissie de terreuraanslagen in Brussel van 22 maart 2016 heeft onderzocht;

overwegende dat België op basis van de aanbevelingen van deze commissie een wetsvoorstel voorbereidt waarmee slachtoffers van terroristische aanslagen volledig schadeloos gesteld worden voor hun lichamelijke letsels, en waarmee voorkomen wordt dat slachtoffers door tussenkomst van verschillende partijen meerdere medische beoordelingen moeten ondergaan;

van mening dat ook in Nederland slachtoffers van terroristische aanslagen zo veel mogelijk van deze zorgen ontzien zouden moeten worden;

verzoekt de regerering in kaart te brengen welke compensatiemogelijkheden er zijn voor Nederlandse slachtoffers van terroristische aanslagen en om met voorstellen te komen om naar voorbeeld van België beperkingen daarin weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 216 (29517).

Dank u wel. Mevrouw Michon-Derkzen van de VVD heeft een vraag.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik zou mevrouw Van der Werf een vraag willen stellen over haar eerste punt. Zij stelt terecht dat die directe democratie bij de brandweerzorg ontbreekt. Daar hebben we in het commissiedebat ook over gehad. Als we die directe democratie dus eigenlijk op één zetten, vindt u dan dat de brandweer juist lokaal moet worden georganiseerd, of landelijk? De brandweer wordt nu regionaal georganiseerd, en dan krijg je weer via zo'n gemeenschappelijke regeling een soort indirecte stem vanuit de gemeenteraad. Als u voor directe democratie bent, wat heeft dan uw voorkeur, mevrouw Van der Werf? Heeft u een voorkeur voor lokaal, of voor landelijk?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik heb een motie ingediend dat de gemeenteraden daar een betere controle op kunnen uitoefenen. Dat is volgens mij een ander punt dan waar mevrouw Michon het over heeft.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Helder. Dank voor het antwoord van mevrouw Van der Werf. Maar zegt zij daarmee dat het logisch zou zijn om, als je die democratische controle op één zet, de brandweer lokaal te organiseren? Nu is die regionaal georganiseerd. Even scherpte op dat punt alstublieft.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Om heel eerlijk te zijn, heb ik daar nu nog geen helder antwoord op. Ik vond dat ook niet uit de rondetafel blijken die we daarover hebben georganiseerd. Daar zal ik later ongetwijfeld nog een standpunt over vormen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Michon-Derkzen, VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We hebben in het commissiedebat uitvoerig gesproken over vrijwilligers en over het belangrijke werk dat vrijwilligers doen. Ik kijk uit naar de toezeggingen van de minister daarop, bijvoorbeeld waar het gaat om de kerndata en de ontwikkelingen in de taakdifferentiatiediscussie, zodat vrijwilligers bij de brandweer gewoon hun goede werk kunnen blijven doen.

Ik heb één motie. Die ziet op de evaluatie van de Wet veiligheidsregio's en de wetsaanpassing. Ik draag 'm maar gelijk voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid de uitbraak van de coronacrisis uitgebreid heeft onderzocht;

constaterende dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid in zijn eerste deelrapport een aantal aanbevelingen doet om de nationale crisisstructuur te verbeteren;

overwegende dat verbeteringen van het crisisstelsel van de zorg — de zogenaamde "witte kolom" — wenselijk zijn, onder meer omdat er thans geen eenduidig en helder wettelijk kader wordt toegepast bij een crisis in de witte kolom;

verzoekt de regering om de conclusies en aanbevelingen van Onderzoeksraad voor Veiligheid te betrekken bij de contourenbrief voor de wijziging van de Wet veiligheidsregio's die de Kamer voor het eind van dit jaar ontvangt en daarbij expliciet stil te staan bij de verankering van de witte kolom,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Van der Werf.

Zij krijgt nr. 217 (29517).

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Knops, CDA.

De heer Knops (CDA):

Dank u wel, voorzitter. In het debat hebben we uitvoerig gesproken over de catastrofe die onder andere in Limburg, delen van Brabant en de internationale regio mensen getroffen heeft. Daar konden zij zich niet op voorbereiden. Die was niet voorzien. Onze fractie is van mening dat juist in dit soort situaties de overheid niet moet terugvallen op systeemdenken en alleen op beleidsregels, maar ook moet kijken naar daadwerkelijk geleden schade en coulance zou moeten betrachten. Daarom hebben we de motie van mevrouw Mutluer ondersteund.

Ik ben blij met de toezegging van de minister dat zij op basis van de brief van de gemeente Meerssen, waarin een aantal casussen genoemd worden die nadere toetsing vergen, die nadere toetsing ook met RVO gaat doen. Als we die resultaten binnen hebben zullen we kijken wat er ons nog eventueel te doen staat, ook van de zijde van de Kamer.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat hulp aan dieren op dit moment geen onderdeel is van crisisdraaiboeken;

overwegende dat bij verschillende rampen mensen hun leven riskeerden om dieren te redden en daarbij gevaarlijke situaties ontstonden, zoals ook door de Onderzoeksraad voor Veiligheid is beschreven;

verzoekt de regering om dieren een vaste plaats te geven in crisisdraaiboeken en hier professionele dierenhulpverleners bij te betrekken, zodat er duidelijke hulpstructuren ontstaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg.

Zij krijgt nr. 218 (29517).

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan mijn tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vanwege de oorlog in Oekraïne de regels voor het reizen van vluchtelingen met huisdieren tijdelijk zijn versoepeld;

overwegende dat het, ondanks deze versoepelingen, voorkomt dat Oekraïense vluchtelingen in de noodopvang gedwongen afscheid moeten nemen van hun huisdier en dat dit tot schrijnende situaties leidt;

constaterende dat de opvang van Oekraïense vluchtelingen met huisdieren nog geen plek heeft in de crisisdraaiboeken;

verzoekt de regering om bij de (nood)opvang van Oekraïense vluchtelingen zo veel mogelijk te voorkomen dat eigenaren van hun huisdieren gescheiden worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Knops.

Zij krijgt nr. 219 (29517).

De heer Wassenberg (PvdD):

Het is bijzonder, want ik dien niet dagelijks moties in met het CDA, maar deze motie is meeondertekend door de heer Knops.

Als allerlaatste merk ik op dat ik de eerste motie die bij dit debat is ingediend, die van mevrouw Mutluer, graag zou meeondertekenen als vierde ondertekenaar, als ik goed heb geteld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister heeft aangegeven dat ze ongeveer tien minuten nodig heeft om zich voor te bereiden.

De vergadering wordt van 19.57 uur tot 20.04 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. We hebben inderdaad kortgeleden lang over dit onderwerp gesproken. Het is een heel belangrijk onderwerp. Met permissie van de Kamerleden sla ik nu mijn inleiding over. Er zijn namelijk een hoop moties ingediend. Maar ik wilde toch nog even zeggen dat ik dat alleen maar doe omwille van de tijd en niet vanwege het belang van het onderwerp.

De motie op stuk nr. 212 vraagt om een uitbreiding van de reikwijdte van de WTS. Ik begrijp heel goed waarom de motie dit vraagt. Ik realiseer me heel goed dat er gedupeerden zijn die blijven zitten met restschade en dat de financiële gevolgen groot zijn. Door de manier waarop deze motie de reikwijdte van de WTS wil uitbreiden, moet ik haar ontraden. Het is dan namelijk niet te overzien wat dat zou betekenen voor de constructie die we, ook met verzekeringsmaatschappijen, hebben en voor de financiën. Als dit een wens is van de Kamer, dan zou ik zeggen: kom dan ook echt met een uitbreiding van de wet met al deze elementen erin. Maar als een motie dit vraagt zonder het enigszins in beeld te hebben, kan ik die om die reden niet oordeel Kamer geven.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

We doen wat nodig is. Volgens mij kan de minister beamen dat er ongeveer 1,3 miljard ter beschikking is gesteld voor de waterramp in Limburg. Volgens haar eigen brief was de inschatting van de kosten, zeg ik uit mijn hoofd, 250 miljoen. In mijn beleving zit daar dus nog ruimte in. Als het nodig is dat we dit op een andere manier teweeg moeten brengen om de uitbreiding te realiseren, dan gaan we daarmee aan de slag. Maar ik wil dat even nog een keer gehoord hebben. Volgens mij is de financiële ruimte er in ieder geval wel. Klopt dat, minister?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is dus niet te zeggen, want dit vraagt om een uitbreiding van de WTS. Die moet je dus goed kunnen onderbouwen: een uitbreiding naar wat, wat houdt die in, wat zijn de kosten daarvan, wat betekent die bijvoorbeeld voor de systematiek die wij hebben met verzekeringsmaatschappijen? De intentie, de behoefte en waarom dit wordt neergelegd, begrijp ik heel goed, maar ik kan de motie geen oordeel Kamer geven zonder dat ik dat allemaal overzie. Als de Kamer daar inderdaad werk van wil maken, dan zou ik haar daartoe willen oproepen. Dat kan ook.

De voorzitter:

De heer Knops gaat het ook nog even proberen. De heer Knops.

De heer Knops (CDA):

Dat is toch iets te makkelijk, zou ik zeggen, want die motie roept er inderdaad toe op om iets te doen, om weg te gaan van het systeemdenken en om te kijken waar die mensen in nood dan mee zitten. En dat is nogal wat. Er loopt nog een onderzoek; ik verwijs naar de brief van de gemeente Meerssen. Maar wat kan de minister zelf doen? Zij legt de bal nu heel makkelijk bij de Kamer terug, maar wat kan de minister nu zelf doen om ons het comfort te geven — of die motie nou wel of niet oordeel Kamer krijgt — dat er iets gaat gebeuren, dat deze mensen een gewillig oor vinden voor het probleem dat ze hebben?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Daar hebben we natuurlijk uitvoerig over gesproken. Dat hebben we ook laten zien. Voor de mensen die zich hadden kunnen verzekeren maar dat niet hebben gedaan, hebben we een uitzondering gemaakt. Volgens mij was dat een wens van de Kamer in de vorige periode, maar ook van het kabinet. We komen hun in een deel van de kosten tegemoet. We hebben gezien dat RVO daar goed onderzoek naar doet. Er zijn ook toezeggingen gedaan in specifieke casuïstiek. We hebben ook gezegd dat bij alle onderzoeken en bij alle elementen de mensen thuis voorgaan en dat daarna bijvoorbeeld bedrijven en gemeenten komen. We hebben daarbij dus heel veel stappen gezet. Nou, als daarbij wordt gezegd "wij willen nu kijken hoe je dat in de toekomst heel anders kunt inrichten", dan zijn we het er wellicht over eens dat dit gesprek daarvoor te kort door de bocht is. Laten we het dan zo doen. Dan zullen we daar langer bij stil moeten staan, maar dan zullen we ook gewoon in kaart moeten brengen wat dat dan inhoudt, want dat kan ik nu niet overzien.

De voorzitter:

De heer Knops, tot slot.

De heer Knops (CDA):

Ik ben buitengewoon coöperatief. Ik begrijp dat de minister dat nu niet kan zeggen, maar ik vind dat de minister de Kamer onvoldoende tegemoetkomt door niet aan te geven wanneer dat dan wél zou kunnen. En hoe valt dan uit te leggen dat de mensen die wél verzekerd zijn, nu minder krijgen dan degenen die niet verzekerd waren? Dat vind ik wel een punt dat om opheldering vraagt. Wellicht kan de minister iets van een termijn aangeven waarop zij de Kamer daarover dan wel zou kunnen informeren.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Maar dan is het dus echt wel belangrijk dat we hier op een ander moment eerst inhoudelijk met elkaar over spreken. Wat is nodig, wat zou nodig zijn, hebben we daarbij hetzelfde beeld en wat zou dat dan betekenen? Het maakt mij niet uit dat je met bestaande systematieken gaat breken en die gaat aanpassen opdat ze dan beter bij de praktijk passen. Daar ben ik volledig voor. Maar als je dit doet zonder daar goed over na te denken, dan kan het ook zijn dat je met elkaar iets hebt opgezet waardoor mensen minder de stimulans ervaren om zich te verzekeren. Dat willen we ook niet. Daarom is daar wel een intelligent verhaal voor nodig; daarom is het nodig dat we daar met elkaar bij stilstaan. Wat ik kan doen, is toezeggen dat er een brief komt waarin staat hoe de WTS nu werkt, maar ik vermoed dat de indieners van deze motie dat donders goed weten. Zij zeggen dat ze dat anders willen, maar dan zeg ik: dan zal echt meer geduid moeten zijn wat u dan wilt.

De voorzitter:

Ik geef nog een van beiden een laatste kans voor het stellen van een vraag, want anders worden het wel heel veel interrupties over één motie. Gaat uw gang.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Maar het gaat hier letterlijk ook om een émotie. Heel veel inwoners in Limburg en Brabant die met de waterramp te maken hebben gehad, kunnen een dergelijk antwoord van de minister niet begrijpen. Zij zitten met schulden van €50.000 tot €100.000. De RVO zegt: ook al krijg je maar €10 van de verzekering, je komt niet in aanmerking voor de WTS. Ik hoop dus echt dat de minister alsnog gaat kijken hoe de reikwijdte van de WTS kan worden uitgebreid voor de groep inwoners die echt in de problemen zitten. Dat is weer een verzoek aan de minister, want ik vind ook dat de bal makkelijk bij ons wordt teruggelegd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Aha. Deze motie vraagt dus om terugwerkende kracht. Kijk, dit is eigenlijk wat ik wil, voorzitter. Wat er gebeurt is het volgende. RVO doet onderzoek. Er komt een evaluatie van de WTS waaruit blijkt hoe dit uitpakt. Ik spreek ze echt regelmatig. Ik ben regelmatig in die regio. Ik spreek mensen die hiermee te maken hebben gehad. Nogmaals, de intentie en de behoefte snap ik, maar met deze motie kom je die mensen op die manier niet tegemoet. Laten we dan samen kijken wat er uit de evaluatie komt en wat er uit het onderzoek van RVO komt. Laten we kijken wat daarin staat en wat we dan kunnen doen, want dan doe je echt iets voor die mensen.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan weer verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De tweede motie, die op stuk nr. 213 van Van Nispen en Michon-Derkzen, vraagt om landelijke regels voor een minimumniveau brandweer. Die krijgt oordeel Kamer, als de indieners het goed vinden dat ik na "oordeel Kamer" snel weer doorga. Dat is zo.

Drie, de motie op stuk nr. 214, gaat over meer democratie in veiligheidsregio's; eigenlijk over de democratische legitimiteit, om die nog beter borgen. Dat is, denk ik, een brede wens. Het lijkt me goed om deze motie oordeel Kamer te geven, en daarover ook in de Contourennota, die in het najaar naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, het een en ander op te nemen — het klinkt kort door de bocht, maar zo bedoel ik het niet — en in de Contourennota te borgen.

Vier is de motie van Van Nispen en Mutluer op stuk nr. 215, en vraagt meer zeggenschap op de werkvloer. Dat gaat uiteraard ook over de brandweer. Die krijgt ook oordeel Kamer; als ik haar in ieder geval zo mag uitleggen, want ik ga niet over die werkvloer. Dat is volgens mij ook niet wat hier precies wordt bedoeld, maar wel om te zoeken naar over welke elementen je nou wel kunt gaan. Dus een werkbelevingsonderzoek brandweer, waar veiligheidsregio's opdrachtgever van zijn. Die komt voor de zomer naar de Tweede Kamer. En een reactie hierop zal komen in een verzamelbrief, die ook voor de zomer aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. Daarin zal ik ook ingaan op de zeggenschap op de werkvloer. Dus dat komt in een werkbelevingsonderzoek vanuit de veiligheidsregio's als opdrachtgever, en dat zal ik erbij betrekken.

Dan vijf: de motie-Van der Werf/Van Nispen op stuk nr. 216. Die vroeg om de vergoeding voor slachtoffers van een terroristische aanslag in kaart te brengen, en welke compensatiemogelijkheden er zijn. Die krijgt oordeel Kamer. Mijn collega de minister voor Rechtsbescherming, Franc Weerwind, zal einde van dit jaar het evaluatieadvies van de commissie-Donner over het Schadefonds Geweldsmisdrijven met een beleidsreactie naar uw Kamer sturen. In deze beleidsreactie zal ook in kaart worden gebracht welke compensatiemogelijkheden er zijn voor slachtoffers van terroristische aanslagen. Dus dat is dan voor het einde van het jaar, van collega Weerwind.

Dan nummer zes, de motie-Michon-Derkzen/Van der Werf, op stuk nr. 217. Dat gaat over de positie van de geneeskundigehulpverleningsorganisatie in de regio, de zogenaamde "witte kolom". Daar hebben we het ook uitvoerig over gehad. Deze motie krijgt ook oordeel Kamer. Het is natuurlijk essentieel dat de crisisaanpak, en daarmee de samenhang en de sturing van de acutezorginstellingen, ingebed moeten zijn in die bestaande coördinerende verantwoordelijkheden. In de Contourennota zullen we ook hier specifiek op ingaan.

Dan heb ik nog er nog twee van de heer Wassenberg. Zijn eerste motie, die op stuk nr. 218, vraagt om de positie van dieren in de crisisaanpak en de planvorming. Daar heeft hij ook aandacht voor gevraagd in het debat. Daar heb ik toegezegd dat het gebeurt en dat we er extra aandacht aan zullen besteden. Dus deze motie kan ik overnemen. Als de heer Wassenberg dat goedvindt, dan neem ik haar over. Als hij liever "oordeel Kamer" hoort, ook goed. Maar dit is gewoon een belangrijk punt. Ik zie hem knikken bij "overnemen", dus dan neem ik haar over.

De voorzitter:

Is daar bezwaar tegen? Ik zie dat dit niet het geval is.

De motie-Wassenberg (29517, nr. 218) is overgenomen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

En dan heb ik er nog een, de motie op stuk nr. 219. Die gaat over zo veel mogelijk voorkomen dat Oekraïense vluchtelingen die met hun huisdier komen, gescheiden worden van hun huisdier. Dat is primair natuurlijk voor mijn collega de staatssecretaris, maar ik weet zeker dat die het volledig met mij eens zal zijn — een net zo grote dierenliefhebber als ik — en dat we dit punt zeker zullen agenderen in het Veiligheidsberaad, en ook in de crisisoverlegstructuur die wij hebben, de MCCb, waar ik voorzitter van ben. Dus als ik haar op deze manier mag invullen ... Uiteindelijk zijn wij niet degenen die daar ter plekke staan, maar kunnen wij wel het belang hiervan onder de aandacht brengen en ook vragen om het waar mogelijk op deze manier in te richten. Dan kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank wederom de minister, de woordvoerders en de mensen die dit debat hebben gevolgd. Volgende week dinsdag gaan we stemmen over de ingediende moties.

Naar boven