12 Sociale veiligheid op school

Aan de orde is het tweeminutendebat Sociale veiligheid op school (CD d.d. 09/03).

De voorzitter:

We gaan in één vloeiende beweging door met het tweeminutendebat over sociale veiligheid op school. Het commissiedebat vond plaats op 9 maart jongstleden. Een hartelijk woord van welkom aan de minister.

De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Peters van de fractie van het CDA. Het woord is aan hem.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. We spreken over sociale veiligheid op scholen. Dat is een belangrijk onderwerp voor veel mensen thuis en voor veel mensen in de klas, die soms te maken hebben met sociale onveiligheid. Het is heel vanzelfsprekend dat wij hier in de Kamer proberen om daar echt iets aan te doen, al is dat ook ontzettend moeilijk en komen wij soms met oplossingen waarvan ik denk: dat zie ik niet gebeuren. Eén daarvan is een meldpunt. Dat klinkt mooi, want het klinkt als een echte actie, als iets wat wij kunnen doen, maar het risico daarvan is dat mensen op scholen denken: weet je wat, ik ga het hier niet oplossen, ik bel wel even rechtstreeks met Den Haag. Ik denk dat het geen verstandig plan is. Daarom deze motie. "Bezint eer ge begint", heet zij.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is om een meldpunt sociale onveiligheid op te richten;

overwegende dat het zaak is dat scholen gestructureerd en structureel werk maken van een veilige en lerende cultuur, niet op papier, maar in termen van concreet waarneembaar menselijk gedrag;

overwegende dat een landelijk meldpunt niet gaat bijdragen aan het interne gesprek over sociale veiligheid en dat er zelfs het risico bestaat dat het alleen maar leidt tot extra werk, toename van polarisatie en wantrouwen;

verzoekt de regering om eerst middels een uitvoeringstoets bij scholen te onderzoeken of een landelijk meldpunt sociale onveiligheid bij gaat dragen aan het terugdringen van pesten in de klas;

verzoekt de regering tevens om de Kamer hierover te informeren voordat een meldpunt sociale onveiligheid opgericht gaat worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters.

Zij krijgt nr. 125 (29240).

De heer Peters (CDA):

Deze motie is ondertekend door Peters, en dat ben ik.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is mooi. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Meenen van de fractie van D66. De heer Kwint roept van alles terwijl u naar voren loopt. Hij is een beetje balsturig op het ogenblik. Ik denk dat hij nerveus is voor het paasweekend.

De heer Van Meenen (D66):

Op het ogenblik? Nou, zeg maar gerust de laatste vijf jaar! Maar hij is ook wel leuk.

Voorzitter. Een aantal weken geleden hebben wij over dit belangrijke onderwerp, sociale veiligheid, gesproken. Ik heb in dat debat een stevige minister gezien, die snel aan de slag wil met de afspraken uit het coalitieakkoord. Dat is zeer belangrijk, zodat elk kind goed en veilig onderwijs krijgt. Ik heb er nog een tweetal vragen bij. Hoe snel kan de Kamer de uitwerking van de paragraaf "sociale veiligheid" uit het coalitieakkoord verwachten? Kan de minister daar een tijdpad bij schetsen? Met welke afspraken gaat hij als eerste aan de slag?

Daarnaast stel ik nogmaals de vraag over mijn motie over de Inspectie van het Onderwijs, om die opdracht te geven altijd werk te maken van individuele meldingen en signalen van onveiligheid. Ik heb weer signalen gekregen van onder andere ouders, onderwijs en Balans dat dit nog steeds niet altijd gebeurt. Ouders en leerlingen krijgen geen terugkoppeling wanneer zij een melding doen. Ik hoor dus graag van de minister wat hij hiertegen gaat doen. Kan hij bijvoorbeeld in gesprek met de inspectie en de uitkomsten hiervan delen met de Kamer? Zo ja, welke stappen zet hij nog meer?

Ik dank u zeer, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Meenen was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. De minister is in staat om meteen de motie te becommentariëren en de beide vragen van de heer Van Meenen te beantwoorden, maar de motie is nog even onderweg. Het woord is aan hem.

Minister Wiersma:

Voorzitter, dank. Er is een motie van de heer Peters. Ik dank de Kamer overigens voor het debat, want volgens mij was het een van mijn eerste debatten en ook de kennismaking met de commissie. Volgens mij was het ook een belangrijk thema om met elkaar over te spreken.

Ik snap ook de zorg van de heer Peters wel. Volgens mij moeten we ook voorkomen dat we allerlei dingen op gaan tuigen met administratieve lasten en zonder oplossingen. Dat ben ik dus met u eens. Het doel is natuurlijk om leerlingen en ouders te helpen, niet om hen, of ook scholen, te belasten. Ik herinner me dat we ook een gesprek hebben gehad over de vraag of het nou überhaupt nodig is. Ontneem je het de school dan eigenlijk? Maak je het daarmee te makkelijk om het probleem niet daar waar het nodig is op te lossen, maar het eigenlijk maar over de schutting te gooien? Dan wordt het dus een soort schuttingpunt en dat is niet de bedoeling. Daarom hebben we in het debat ook gezegd dat we zorgvuldig naar de bestaande meldpunten kijken, want dat is ook belangrijk. Vervolgens kijken we wat zo'n nieuw meldpunt dan wel en niet zou moeten toevoegen. Daar helpen de vragen van de heer Peters in de motie ook bij. We moeten dus effectief gebruikmaken van het bestaande en de krachten ook bundelen. We moeten het ook overzichtelijker maken. Ik zie het meer als een steunpunt dat ouders en leerlingen dan ook echt helpt als ze op andere plekken het gevoel hebben dat dat niet meer lukt.

Op dit moment ben ik zoals gezegd ook met leerlingen en ouders in gesprek om te horen hoe dat meldpunt er precies uit moet zien. Ik ben het met de heer Peters eens dat we dat zorgvuldig moeten doen. Na deze gesprekken weet ik ook precies wat er nodig is. De oproep van de uitvoering zou ik op die manier willen invullen. Dan wil ik na die gesprekken ook zo snel mogelijk zien wat nou werkt en op welke termijn dat ook kan. Dan probeer ik dat meldpunt ook zo snel mogelijk in de lucht te hebben. Dat heb ik ook toegezegd. Dat kan wat mij betreft dan ook niet snel genoeg, maar ik neem de verzoeken van de heer Peters daar graag in mee. Daarmee kan ik de motie dus oordeel Kamer geven.

De heer Peters (CDA):

Dat is op zich wel aardig, maar ik zou toch even een verhelderende vraag willen stellen. De minister zegt dat hij spreekt met leerlingen en ouders over wat zo'n meldpunt toevoegt aan de andere meldpunten die we hebben. Het gevaar is tweeledig. Als we een extra meldpunt krijgen, wat doen we dan met al die andere meldpunten die er dan blijkbaar ook nog zijn?

Twee. Mijn motie vraagt expliciet om ook in gesprek te gaan met scholen. Ouders zeggen: "Er zijn drie meldpunten. Ik heb overal geklaagd en niemand doet iets." Nu komt er nog een nieuw meldpunt bij en gaat de minister het waarschijnlijk zelf doen. Daar zullen ouders van zeggen: dat voegt voor mij wel iets toe. Voor de school zou je volgens mij kunnen zeggen: dat voegt alleen maar ellende toe. Ik zou dus ook willen vragen om ook expliciet met scholen in gesprek te gaan over de vraag wat het daar doet.

Minister Wiersma:

Dat laatste zeg ik toe. Dat lijkt me heel verstandig. Op het eerste punt van de heer Peters zeg ik: volgens mij moeten we een beetje voorkomen dat er een soort theoretische discussie is over meldpunten. Ik ben zelf ook ouder, maar ik hoor van andere ouders dat het soms echt ingewikkeld is om precies te weten waar je nou terecht moet. Ik vind dat het aan de school is om dat heel duidelijk te maken. Dat doen we met de Monitor Sociale Veiligheid. Het was een vraag van onder anderen de PvdA om daar de jongeren van LAKS nadrukkelijk in mee te nemen. Dat gaan we nog meer doen. Daarmee krijgen we zicht op de scholen waar het wel en niet lukt. Dat laat onverlet dat er soms situaties zijn waarbij je het juist niet in de school wilt bespreken, maar je wel een plek wilt hebben waar dat kan. Dan heb je vertrouwensinspecteurs van de inspectie. Je hebt ook het gewone klachtrecht. Maar we hebben dat best wel versnipperd. We gaan kijken hoe we dat overzichtelijker kunnen maken en dus ook duidelijker voor ouders en leerlingen. Op die manier gaan we dat gesprek aan en daar rolt dan wat uit. Dat gaan we dan vervolgens hier in de Kamer met u delen.

De voorzitter:

Prima. Dat lijkt me mooi. Dan nog de twee vragen van de heer Van Meenen.

Minister Wiersma:

"Is er een planning?" vraagt de heer Van Meenen. We hebben een heleboel punten over sociale veiligheid in het coalitieakkoord. Wat zijn de termijnen waar de minister aan denkt? We hebben best wel veel dingen toegezegd voor de zomer, zoals de nota naar aanleiding van het verslag over het bestuurlijk instrumentarium. Die volgt hopelijk snel. Verder noem ik de beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad over artikel 23, de brief over de identiteitsverklaringen en de brief over Gomarus. Dat komt allemaal voor de zomer.

Rond de zomer informeer ik de Kamer over het advies van de landsadvocaat over informeel onderwijs en deel ik ook de beleidsagenda die we hebben op antidemocratische tendensen in het onderwijs en in het informeel onderwijs. In september stuur ik de Kamer de brief over sociale veiligheid, waarin ik onder andere inga op de overige zaken uit het coalitieakkoord, zoals het meldpunt, dat we net genoemd hebben, de intensivering van het toezicht en de veiligheid van leraren. Ik zal daarnaast ook ingaan op de meldplicht sociale veiligheid, de Franse pestwet, de uitbreiding van monitoring en het verbeteren van het klachtenstelsel. Dat heb ik toegezegd en zullen we aan de Kamer doen toekomen. Daarmee hoop ik de vragen over de planning naar tevredenheid te hebben beantwoord.

Dan de individuele signalen en meldingen. Alle signalen die binnenkomen bij de inspectie worden behandeld en gewogen. Terugkoppeling is belangrijk. Op die manier hebben we de motie die de heer Van Meenen noemt als belangrijk signaal nogmaals onder de aandacht gebracht bij de inspectie. Die is ook bezig om voor de intensivering van het toezicht opnieuw te kijken naar de inrichting van hun klantcontact en het meldpunt van de vertrouwensinspecteurs. Dat moet aansluiten bij de uitwerking van het meldpunt dat we zelf hebben en bij de aanpassingen die we in het klachtenstelsel gaan doen. Ik betrek de motie dus ook daarbij. Signalen die individueel binnenkomen zijn natuurlijk altijd zorgwekkend. Die moet je ook behandelen, dan wel via de inspectie, dan wel via de klachtencommissies. Ik snap de behoefte aan het inzicht, om dat duidelijker overzichtelijk te maken en ook te weten dat het opgevolgd wordt. Ik zal dat dus meenemen in de uitwerking, waar we voor de zomer mee terugkomen naar de Kamer.

De voorzitter:

Prima. De heer Van Meenen knikt, dus die is tevreden met de antwoorden. Meneer Kwint, u stond niet op mijn sprekerslijst, maar u wilt toch iets zeggen.

De heer Kwint (SP):

Ja, omdat ik een beetje in de war ben over die motie. Ik vind het prima als u er gezamenlijk in de uitleg uitkomt, maar we hebben een spreker die zegt eigenlijk helemaal niet zo'n meldpunt te willen en een minister die zegt dat wel te willen en een motie waarin gezegd wordt dat zo'n meldpunt eigenlijk niet gaat helpen en dat er eerst een toets moet komen en de Kamer eerst geïnformeerd moet worden. Nu bent u het toch eens met elkaar. Uiteindelijk moet ik mijn fractie adviseren om voor of tegen die motie te stemmen en ik ben nu een beetje in de war.

De voorzitter:

Dat willen we ook niet.

De heer Kwint (SP):

Ik ben in de war over hoe apocrief deze motie wordt uitgelegd.

Minister Wiersma:

"Apocrief", moeilijk woord.

De voorzitter:

Een stukje exegese.

Minister Wiersma:

Ik snap de heer Kwint. Onze ambitie staat in het coalitieakkoord. Mijn observatie is dat we op heel veel plekken van alles hebben ingericht, maar dat het of niet altijd bekend is of niet altijd bij elkaar komt. Dat is gewoon een zorg. Daarover hebben we gezegd dat we dat bij elkaar gaan brengen door het gesprek te hebben met ouders, wat de heer Peters nog extra toevoegde, en met leerlingen om te kijken op welke manier we dat invulling geven, zodat het ook aansluit. Dan zie ik het, zoals ik gezegd heb, als een soort steunpunt voor ouders en leerlingen. De heer Peters — zo heb ik het verzoek hier gezien — is misschien een beetje cynisch of het gaat werken, maar hij verzoekt om bij leerlingen en ouders de uitvoering te checken, op welke manier dat zou kunnen werken en de Kamer te informeren wat wij en nadrukkelijk ook de scholen daarmee hebben gedaan. O, jeetje. Ik heb de cue net op tijd van de heer Kwint gehoord. Dank.

De voorzitter:

Oké. Dan zijn we er. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors een enkel ogenblik en dan gaan we door met het debat over passend onderwijs. De stemming zal dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven