14 Aanvragen en ouderverklaringen in het kader van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen

Aan de orde is het tweeminutendebat Aanvragen en ouderverklaringen in het kader van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen (35050, nr. 48).

De voorzitter:

Dit is het tweeminutendebat Aanvragen en ouderverklaringen in het kader van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen. Nogmaals dank aan de minister voor zijn aanwezigheid, de woordvoerders en de mensen die het debat volgen. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, dank u zeer. We hebben vrij recent een nieuwe wet aangenomen waarin staat: er is meer ruimte voor nieuwe scholen. Daar is driftig gebruik van gemaakt. Ik heb daar grote zorgen over. Ik heb echt het gevoel dat we in een soort bonanza van wildwestaanvragen terechtgekomen zijn. Vaak worden die gesteund door ouders die nauwelijks weten waar ze ja tegen zeggen. Gemeenten zitten met de handen in het haar. Bestaande scholen komen wellicht in de problemen. Om die reden denk ik dat het verstandig is om niet twee jaar te gaan zitten wachten totdat de evaluatie van deze wet heeft plaatsgevonden, maar om snel te kijken hoe de stand van zaken is en met name hoe de positie van de gemeenten nu is. Die mogen namelijk uiteindelijk de rekening oppakken, maar krijgen, waar het gaat gebeuren, ook te maken met de gevolgen van te veel toekenningen en dus te veel scholen. Hoewel ik echt een voorstander ben van ruimte voor nieuwe scholen, mag het ook niet zo zijn dat het leidt tot de afbraak van goede, bestaande scholen of tot faillissementen van gemeenten. Ik chargeer nu enigszins. Ik roep de minister vanaf deze plek dus op om daar snel naar te kijken en ons te vertellen hoe hij de situatie beschouwt, zodat we eventueel passende maatregelen kunnen nemen.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan geef ik het woord aan de heer Kwint, SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het is gewoon een hele slechte wet. Hier hadden we nooit aan moeten beginnen. Ik heb het schriftelijk overleg gezien. Mensen maken zich nu massaal druk over eventuele Forumscholen. Ja, dat is letterlijk wat je zelf veroorzaakt op het moment dat je een wet aanneemt waarin staat: "Het maakt niet uit wat mensen vinden. Als ze maar genoeg handtekeningen krijgen, dan mogen ze een school oprichten." Ik chargeer nu enigszins, want er zitten nog wel wat randvoorwaarden aan.

We zien ook dat deze wet leidt tot heel veel reclamebureaus die mooie, kekke glossy's maken voor hippe onderwijsconcepten. Dat doen ze van belastinggeld.

We zien ook dat de wet vooral segregatie lijkt te gaan bevorderen en dat er heel erg weinig is gebeurd met de beloften die bij het debat over de wet gedaan zijn, namelijk om via andere wegen dan deze wet iets te gaan doen aan onderwijssegregatie. Je zou kunnen zeggen dat ik niet helemaal tevreden ben, maar wij hebben dan ook tegen deze wet gestemd.

Er zit ook nog iets geks in de garantiefunctie van het openbaar onderwijs. Dat is vrij technisch en ingewikkeld, maar het houdt in ieder geval in dat met de vrijheid van onderwijs — dat is een recht van ouders — de plicht van de overheid meekomt om te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs nabij huis. In de memorie van toelichting is het op een hele, hele matige manier geformuleerd. Er wordt gedacht aan een stichtingsnorm van ongeveer twee derde van wat het moet zijn. Dat leidt tot onduidelijk. Dat leidt ertoe dat de positie van openbaar onderwijs onder druk staat. Daarom het volgende voorstel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onduidelijk is wat de gevolgen zijn van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen voor het openbaar onderwijs;

overwegende dat er signalen zijn dat het verkrijgen van onder meer voldoende ouderverklaringen lastiger is voor het stichten van openbare scholen vanwege het ontbreken van een vaste achterban en marktonderzoeken vaak duur zijn;

verzoekt de regering de positie van het openbaar onderwijs inclusief de status van de garantiefunctie openbaar onderwijs ten gevolge van de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen expliciet mee te nemen in de evaluatie van deze wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.

Zij krijgt nr. 49 (35050).

De heer Kwint (SP):

Dan nog een voorstel over de glossy's, de reclamebureaus en al die onzin.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen vereist dat initiatiefnemers een marktonderzoek doen of handtekeningen ophalen voor het stichten van een nieuwe school;

van mening dat dit vooral stimuleert dat initiatiefnemers heel veel tijd steken in een aantrekkelijk ogend concept in plaats van in degelijk onderwijs;

voorts van mening dat deze populariteitscompetitie onvoldoende recht doet aan de afweging op gemeentelijk niveau waar welke nieuwe school moet komen;

verzoekt de regering de zogenoemde draagvlakmetingen via marktonderzoek of handtekeningen zo spoedig als mogelijk af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.

Zij krijgt nr. 50 (35050).

Dank u wel, meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Dank u.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld, GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. We hebben een schriftelijk overleg gehad, waarin de verschillende fracties vragen konden stellen. Daarop kwam een antwoord. Ik heb nog drie aanvullende vragen.

De eerste gaat over het extra ondersteuningsaanbod. Daar hebben we een vraag over gesteld. De minister antwoordt daarop dat scholen of initiatiefnemers moeten aangeven hoe zij die extra ondersteuning willen laten plaatsvinden op het moment dat die nodig is. Ik chargeer, maar ik ben heel benieuwd wat daar precies mee bedoeld wordt. Op welke manier moeten zij aangeven hoe zij bijvoorbeeld kinderen gaan helpen die een handicap hebben of die hoogbegaafd zijn? Kan hij dat nader toelichten?

Dan heb ik een vraag over de tweedeling. Gisteren kwam de Staat van het Onderwijs uit. Daarin uit de onderwijsinspectie heel grote zorgen. Zij zegt dat de basisvaardigheden achteruitgaan, maar ook dat zij steeds grotere verschillen ziet tussen leerlingen en tussen scholen. In het schriftelijk overleg hebben wij ook aan de minister gevraagd hoe nou wordt omgegaan met die toenemende tweedeling. In de antwoorden die wij kregen, schreef de minister dat moeilijk is te voorspellen welke leerlingenpopulatie een nieuwe school gaat aantrekken. Nou, dat lijkt me sterk, want je kent de initiatiefnemers en je kent de plannen. Je weet in welke wijk een school komt te staan. Natuurlijk zegt dat wel iets over de leerlingenpopulatie. Ik wil de minister dus vragen of hij eens met de inspectie in gesprek kan gaan over de vraag hoe je nou voorkomt dat de oprichting van nieuwe scholen tot een grotere tweedeling leidt. Daar maakten wij ons al zorgen over bij de bespreking van de wet en daar maakten wij ons al zorgen over bij wetsvoorstellen daarna. En daar heb ik nog steeds zorgen over.

Dan een laatste punt, voorzitter. In het schriftelijk overleg hebben wij ook gevraagd of er initiatieven zijn die gestoeld zijn op politieke opvattingen. Daarop kregen wij van het ministerie het antwoord dat de definities van "politieke opvatting" uiteenlopen. Nou, volgens mij is vrij duidelijk wat wij bedoelen. Als politieke partijen een school willen oprichten, zou je daarvoor moeten gaan liggen. Dat zou volgens mij niet de bedoeling moeten zijn van deze wet. Maar ik ben heel benieuwd naar de uitleg van de minister op dat punt.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Paul van de VVD.

Mevrouw Paul (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Johan Cruijff zei "elk nadeel heb zijn voordeel", maar volgens mij kan ook elk voordeel zo zijn nadelen hebben. Sinds 2020 hebben we de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen. Door deze wet is het makkelijker geworden om een nieuwe school te stichten als er voldoende ouders zijn die daar behoefte aan hebben.

Dat klinkt mooi, maar er is een keerzijde, want wij krijgen signalen dat op oneigenlijke wijze ouderverklaringen worden geronseld. Daardoor kan een opgeklopt beeld ontstaan van de behoefte aan een nieuwe school. Daarnaast zitten veel gemeenten met de handen in het haar, omdat die nieuwe scholen ook gehuisvest moeten worden. De heer Van Meenen zei het ook al. Er is kortom alle reden om de werking van deze wet goed in het vizier te houden, maar de evaluatie is pas voorzien in 2026. Dat lijkt ons laat. Mijn partij vindt het belangrijk om een vinger aan de pols te houden en ongewenste praktijken aan te pakken. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er signalen zijn dat er op oneigenlijke wijze ouderverklaringen worden verzameld;

overwegende dat hierdoor een vertekend beeld kan ontstaan van de behoefte en grondslag voor een nieuw op te richten school;

overwegende dat de oprichting van nieuwe scholen een grote financiële opgave met zich meebrengt voor gemeenten;

overwegende dat een eerste evaluatie van deze wet wordt voorzien in 2026;

overwegende dat de wet in de tussentijd negatieve impact kan hebben op de onderwijskwaliteit en de levensvatbaarheid van bestaande scholen;

verzoekt de regering ongewenste praktijken en effecten rond de oprichting van nieuwe scholen te onderzoeken en aan te pakken en in gesprek te gaan met de VNG over de positie van gemeenten in de uitwerking van de wet;

verzoekt de regering jaarlijks te rapporteren over het gebruik van de wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paul en Van Meenen.

Zij krijgt nr. 51 (35050).

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Op welke oneigenlijke gronden zouden die ouderverklaringen worden geronseld?

Mevrouw Paul (VVD):

Bij ons zijn verschillende situaties bekend waarin ouders heel gemakkelijk kunnen intekenen op het stichten van een nieuwe school. Daarbij wordt echt onvoldoende de link gelegd met de echte behoefte aan zo'n school, met de noodzaak daarvan. Mensen worden eigenlijk gelokt. De heer Kwint refereerde zelf ook al aan allerlei glossy verhalen, waardoor het interessant kan lijken om daarop in te tekenen. Dus echt de consequenties van het ondertekenen van zo'n ouderverklaring.

De heer Kwint (SP):

Dat is geen oneigenlijke grond; dat is de wet. Daar heeft u zelf mee ingestemd. Dat is een desastreuze wet, dat is een belachelijke wet, dat is een idiote wet, dat is een ondoordachte wet; daar ben ik het allemaal mee eens. Maar dit is hoe de wet bedoeld is. De wet is zo bedoeld, dat je als initiatiefnemer met zo'n flyer langs andere ouders gaat en om handtekeningen vraagt. En op het moment dat ouders overtuigd raken door zo'n glossy — ik vind het verschrikkelijk, wat mij betreft stoppen we ermee — dan is dat geen oneigenlijke grond. Dat is de werking van deze wet.

Mevrouw Paul (VVD):

Kijk, uiteindelijk gaat het erom of we met elkaar vinden dat een school terecht of ten onrechte wordt opgericht. En ik ga hier niet twisten over alle juridische ins en outs. Het enige wat ik hiermee beoog, is dat, als er scholen worden opgericht of als ouders inderdaad zo'n verklaring ondertekenen die bijdraagt aan het oprichten van een school, dat gebeurt op valide gronden, en niet omdat iemand gelokt wordt door een shiny glossy.

De voorzitter:

Heel kort, de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ja, ik bedoel ... Ik ben het er heel erg mee eens: laten we vooral voorkomen dat er zo'n wildgroei ontstaat. Ik vrees alleen dat je hier juridisch gewoon niet mee uit kunt, omdat hier geen regel wordt gebroken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat zei u.

Mevrouw Paul (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan wil ik u bedanken. De minister heeft aangegeven dat hij ongeveer vijf minuutjes nodig heeft.

De vergadering wordt van 17.34 uur tot 17.42 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Wiersma:

Voorzitter, dank. De heer Van Meenen heeft een aantal zorgen uitgesproken. Die worden vertaald in de motie-Paul/Van Meenen op stuk nr. 51. Die zorgen van de heer Van Meenen zie ik ook wel. We zijn dus extra alert. Ik ga ook niet wachten met optreden tegen ongewenste praktijken en ik ga ook niet pas optreden als er een evaluatie is. Ik ga op korte termijn in ieder geval de beloningen voor een ouderverklaring verbieden. Die regeling wordt in mei gepubliceerd. We houden ook extra de vinger aan de pols bij de gemeenten, ook bij VNG. Ik sprak laatst de vier grote gemeenten. Die hebben ook hun zorgen, bijvoorbeeld over huisvesting die georganiseerd moet worden. Dit is wel een reden om het extra in de gaten te houden en om daar regelmatiger over te gaan rapporteren, in ieder geval jaarlijks. Ik zal daar zo, bij de motie op stuk nr. 51 van mevrouw Paul en de heer Van Meenen, nog iets over zeggen.

De motie op stuk nr. 49 van de heer Kwint verzoekt de positie van openbaar onderwijs ook expliciet mee te nemen. Dat lijkt mij heel goed, dus oordeel Kamer.

De andere motie van de heer Kwint, die op stuk nr. 50, is op zich wel interessant. Daar was namelijk ook even debat over. Het marktonderzoek — denk ook aan de ouderverklaringen — is de basis voor belangstelling voor een school. Dat brengt natuurlijk ook iets van de toekomstbestendigheid van die school in kaart. Het is eigenlijk ook het fundament van de nieuwe stichtingsprocedure. Daar ga ik niet aan tornen. Ik snap dat de heer Kwint daar wel aan wil tornen. Als daar excessen zijn, zoals die beloningen, dan ga ik daar ook niet mee wachten. Die gaan we dan dus ook verbieden. Ik ontraad de motie dus.

De motie op stuk nr. 51 van mevrouw Paul ligt eigenlijk in het verlengde van de zorgen van de heer Van Meenen. Die gaat over het in beeld brengen van ongewenste praktijken, het in beeld brengen van de effecten rond de oprichting en het jaarlijks rapporteren; die gaat dus eigenlijk over om dit wat strakker in de gaten te houden. Dat lijkt me heel verstandig, dus oordeel Kamer.

De heer Kwint (SP):

Mijn vraag hangt samen met mijn eigen motie. Ik geef onmiddellijk toe dat die inderdaad raakt aan een vrij essentieel onderdeel van deze wet. Dat is gewoon een slecht onderdeel. Maar op welke manier worden er excessen tegengegaan? Laten we die betaling als voorbeeld nemen. Volgens mij kan dat wel met de huidige wet, want de huidige wet stelt daar geen voorwaarden aan. Op welke manier kun je dat tegengaan? Moet dat via een ministeriële regeling of moet de wet dan aangepast worden?

Minister Wiersma:

Daarvoor geldt dat wij een besluit zullen nemen, of eigenlijk een regeling zullen publiceren. Dat kunnen wij vrij snel doen. Die regeling zullen wij ook in mei publiceren. Daarmee kunnen we dat verbieden. Ik sluit niet uit dat er meer van dat soort punten kunnen spelen. We zullen dan ook direct ingrijpen. Dat kan natuurlijk ook op verzoek van de Kamer gebeuren, als de Kamer dat ziet. Stel daar vragen over, zou ik zeggen. Dan letten we er met z'n allen extra op. Ik snap ook dat de heer Kwint nog een verdergaande wens heeft. Dat is altijd goed. Iets waarmee hij langzaam de hele wet uitrookt; daar acht ik de heer Kwint ook toe in staat. Bij dezen daag ik hem daar dan maar toe uit. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om elke keer op korte termijn bij te sturen. Deze motie verzoekt om dat extra in de gaten te houden. Dat lijkt me verstandig. Dat is anders dan wat de heer Kwint bedoelt. Hij zegt echt iets uit de wet te schrappen en daarmee eigenlijk de hele wet te schrappen.

De voorzitter:

De heer Kwint, tot slot.

De heer Kwint (SP):

Het is in ieder geval interessant om te merken dat ik mijn strategie voor de minister niet hoef te verbergen, want daar heeft hij inderdaad een haarscherpe blik op. Die ga ik de komende jaren inzetten, desnoods stapje voor stapje, ja.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb hier ook een vraag over. In de motie van mevrouw Paul en de heer Van Meenen wordt de regering verzocht om ongewenste praktijken en effecten rond de oprichting van nieuwe scholen te onderzoeken en aan te pakken en in gesprek te gaan met de VNG. Dat zijn op zich allemaal zaken die heel logisch zijn, maar is dit niet het paard achter de wagen spannen? Als er kennelijk ongewenste praktijken zijn, moet je dat dan gaan onderzoeken, aanpakken en verder bespreken met de VNG, of zou je dan niet toch, zoals de heer Kwint in zijn motie vraagt, moeten zeggen: we stoppen met de ouderbijdrage en we zorgen voor een stevige positie van de gemeente om het op die manier op te lossen?

Minister Wiersma:

Zoals ik net zei, is dat een essentieel onderdeel van de wet. Dat geldt hier ook. We hebben nog niet eens het eerste overzicht met elkaar bekeken en besproken en we hebben de excessen dus ook niet exact in beeld. Die informatie hebben we een beetje anekdotisch uit de krant. Ik hecht eraan om het wel zorgvuldig te doen. Want als het serieuze dingen zijn, dan zullen we die ook serieus moeten oppakken en dan zal daar ook serieus draagvlak voor zijn in de Kamer. Daar moeten we ook maar een beetje op vertrouwen. Met de punten waarvan ik denk dat er in de Kamer niet over getwijfeld zal worden, ga ik echt wel aan de slag, zoals het punt van de beloningen. Ik snap dat er een verschil in opvatting is over zo'n wet, maar als we zo'n wet hebben, zijn we er niet bij gebaat om … Er zitten ook initiatieven bij waarvan we misschien naar recht en rede zeggen "hé, dat is inderdaad een goede ontwikkeling" of "dat is een interessante school die voldoet aan alles waar die aan zou moeten voldoen". Om bij dezen dan al meteen te tornen aan wat zij hebben voorbereid en opgeleverd in een heel serieus proces, vind ik niet terecht, want dan ondergraaf je wel de inspanningen daarvan. De excessen moeten we aanpakken, maar meteen de rest onmogelijk maken, zou ik niet eerlijk vinden.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze …

Minister Wiersma:

Nee, ho, nog lang niet, voorzitter.

De voorzitter:

O, één vraag nog.

Minister Wiersma:

Nou, wel drie! En ik heb nog een toetje, de Forumscholen. Daar ga ik toch ook iets over zeggen.

Drie vragen van mevrouw Westerveld nog. Op welke manier kunnen we kinderen helpen die extra hulp nodig hebben? Dit aspect is essentieel, maar dat zit ook in de deugdelijkheidseis. Dat is een van de zes eisen. De inspectie toetst daar ook op bij scholen, op voorhand en tussentijds. Dus de zorgen daarover omarm ik. We zijn er alert op en het zit dan ook heel bewust natuurlijk al in de vereisten.

De tweede vraag ging over de Inspectie van het Onderwijs, over basisvaardigheden en verschillen en over een gesprek met de inspectie over hoe je nou voorkomt dat nieuwe scholen bijdragen aan die tweedelingen. Dat vind ik echt een terecht punt, want ik heb wel een lijstje gezien van scholen en daar zit van alles tussen. Maar ik kan mij voorstellen dat dat inderdaad tweedelingen kan vergroten. Of dat echt zo is, zullen we altijd moeten zien, maar het lijkt me heel verstandig dat we daar extra alert op zijn. Dat moet je dan in ieder geval in de kiem smoren. Dus dan moet je het ook maar op voorhand met de inspectie bespreken en al dan niet in een actie gieten. Ik zal het gesprek met de inspectie dus aangaan.

Voorzitter. Ik kom te spreken over politieke partijen. Het korte antwoord is dat de school aan wettelijke eisen moet voldoen. Als de school aan die eisen voldoet, kan die worden opgericht. Die eisen zijn bovengeschikt. Daar gaat het om. We kijken echt naar de eisen. Ik ga wel even specifiek in op de Forumscholen. Je hoort en leest daar van alles over, maar laat ik dan maar zeggen dat er tot nu toe geen aanvragen bij ons bekend zijn. Er zijn geen aanvragen voor Forumscholen bekend, niet particulier en ook niet bekostigd. Zowel particuliere als bekostigde scholen moeten wel aan de wet voldoen. Ze moeten bijvoorbeeld bevoegde docenten hebben en de burgerschapsopdracht invullen. De inspectie houdt daar ook toezicht op. Nieuwe aanvragen voor bekostigde scholen in het p.o. en vo moeten voor 1 juli 2022 binnen zijn. Dat kan dus nog wel, maar tot nu toe zijn ze bij ons niet bekend. Ik begrijp dat een particuliere school ook een optie is. Zo'n school wordt binnen vier weken na de oprichting aangemeld en ook daar doet de Inspectie van het Onderwijs dan de toets. Dat is dus best een zorgvuldige procedure en die is ook belangrijk.

Voorzitter, dan kom ik aan het eind. Dank.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld nog even.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het gaat over het tegengaan van segregatie. De minister zegt nou dat hij het heel belangrijk vindt, dat ze het in de gaten gaan houden en dat de inspectie er ook mee bezig moet zijn. Maar het dilemma is dat daar eigenlijk geen grond voor is. Ik heb samen met de heer Kwint eerder een amendement ingediend met als verzoek om het tegengaan van segregatie een van de deugdelijkheidseisen te laten zijn. Dat amendement kreeg oordeel Kamer van de voorganger van deze minister en is vervolgens door een meerderheid van de Kamer niet aangenomen. Die heeft daartegen gestemd. Als hij het tegengaan van segregatie ook belangrijk vindt, zou ik dus graag wat preciezer van de minister willen weten hoe we er dan wel voor kunnen zorgen dat hier handen en voeten aan wordt gegeven.

Minister Wiersma:

Het makkelijke antwoord is dat ik dat dan natuurlijk ga bespreken met de inspectie. Het niet-makkelijke antwoord is dat ik daar nu geen antwoord op heb. Dan zou ik me daar eens in moeten verdiepen. Dat ga ik sowieso doen met de inspectie, maar als ik het zo hoor, klinkt het niet als een heel onverstandig amendement. Ik weet niet wat de beweegredenen zijn geweest van de Kamer om het af te wijzen. De vraag is of je het zo zwaar maakt dat je het in de eisen opneemt, of dat het een "opletpunt" is. Ik kan dat nu niet terughalen; ik was niet bij dat debat, maar ik neem het mee in het gesprek.

De voorzitter:

Segregatie is een heel breed en ander onderwerp, dus ik wil deze discussie nu eigenlijk wel beëindigen, hoe belangrijk die ook is. Ik denk dat de woordvoerders en de minister elkaar hierover zeker nog vaker komen te spreken.

De heer Kwint (SP):

Over dit onderwerp eigenlijk niet zo vaak. Mijn idee was dat de minister, precies zoals de voorzitter zegt, in bredere zin zijn gedachten over hoe je met segregatie zou kunnen omgaan op papier zet. Dat hoeft niet nu, maar dan kunnen we het er een andere keer over hebben.

Minister Wiersma:

Dat snap ik, voorzitter, maar ik heb in alle debatten al zo veel toegezegd ... Als ik nou op al die punten de ambtenaren ga opstoken, wordt het niks. Ik neem dit mee in het gesprek met de inspectie. Dat lijkt mij een nette manier om te voldoen aan de toezegging die ik heb gedaan. Dit punt neem ik daarin mee.

De voorzitter:

Daarmee zijn we nu wel aan het einde gekomen van de beraadslaging. Ik dank de minister, de woordvoerders en de mensen die het debat gevolgd hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties gaan we volgende week dinsdag stemmen. Ik schors de vergadering tot 19.10 uur. Dan start het tweeminutendebat Verkeersveiligheid.

De vergadering wordt van 17.54 uur tot 19.13 uur geschorst.

Naar boven