Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 68, item 31 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 68, item 31 |
Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 09/03).
De voorzitter:
Nu eindelijk de heer Kuzu ook is gearriveerd, kunnen we beginnen. Aan de orde is het tweeminutendebat over het vreemdelingen- en asielbeleid. Het commissiedebat daarover vond op 9 maart jongstleden plaats. Als het iets stiller kan in de zaal, dan zou ik dat waarderen. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Fijn dat u bij ons bent. U heeft ook iets te drinken gehad, zie ik.
Het woord is aan de heer Kuzu. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd. Het woord is aan hem.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Daarom zal ik direct beginnen met het voorlezen van de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vluchtelingen uit Oekraïne rechten genieten die vallen onder de Europese Richtlijn tijdelijke bescherming, waarmee de vluchteling in loondienst of als zelfstandige mag werken, toegang krijgt tot volwassenenonderwijs, beroepsopleiding en werkervaring, een fatsoenlijk onderkomen krijgt of middelen om huisvesting te vinden ontvangt, recht heeft op sociale bijstand, financiële ondersteuning en medische zorg, en jongeren jonger dan 18 jaar toegang krijgen tot openbaar onderwijs;
overwegende dat er momenteel sprake is van een noodsituatie voor niet-Oekraïense vluchtelingen in Nederland, waarbij vluchtelingen onder barre leefomstandigheden met een gebrek aan voorzieningen en activiteiten soms al jarenlang vastzitten in opvang, zonder dat er enig perspectief op asiel wordt geboden;
van mening dat de bijzondere positie die vluchtelingen uit Oekraïne genieten de norm behoort te zijn voor de rechten van iedere vluchteling die zich in Nederland bevindt en dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen vluchtelingen uit Oekraïne en vluchtelingen uit andere landen;
verzoekt de regering om alle vluchtelingen in Nederland gelijkwaardig te behandelen, ongeacht het land van herkomst,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vluchtelingen uit Oekraïne kunnen rekenen op onderdak, levensonderhoud en onderwijs, terwijl vluchtelingen uit andere landen die hier eerder kwamen, soms jarenlang wachten op een verblijfsvergunning en verdwaald raken in restrictief asielbeleid;
overwegende dat de komst van de Oekraïense vluchteling heeft blootgelegd dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen vluchtelingen op basis van land van herkomst;
spreekt uit dat gelijkwaardigheid, humaniteit en medemenselijkheid de kern behoren te zijn van het Nederlandse asielbeleid en dat alle vluchtelingen die zich in Nederland bevinden, gelijkwaardig behandeld moeten worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. Dan is het woord aan mevrouw Kuik van de fractie van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik begin ook direct maar met de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland voorbereid moet zijn op de komst van een nog groter aantal Oekraïense vluchtelingen, zolang de oorlog in Oekraïne voortduurt;
constaterende dat gemeenten vanwege de woningnood reeds grote moeite hebben bij het vinden van opvanglocaties voor vluchtelingen;
van mening dat voor de opvang van vluchtelingen voor langere termijn gemengde samenlevingsvormen wenselijk zijn, maar dat voor vluchtelingenopvang voor korte termijn geconcentreerde noodopvanglocaties uitkomst kunnen bieden;
verzoekt de regering in overleg met het bedrijfsleven de productie van tijdelijke woningen, zoals prefabwoningen, maximaal op te voeren;
verzoekt de regering tevens om in samenwerking met gemeenten op centrale plekken in Nederland, bijvoorbeeld op gronden van het Rijksvastgoedbedrijf en waar mogelijk Floriadeterreinen, locaties te creëren om Oekraïense vluchtelingen te huisvesten, waarbij wordt voorzien in onderwijs, zorg en een goede infrastructuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende het grote belang van coördinatie, registratie en screening om de opvang van Oekraïense vluchtelingen in goede banen te leiden, toezicht te houden op goede opvang en mensenhandel/uitbuiting te voorkomen;
verzoekt de regering een speciale opvangambassadeur dan wel coördinator aan te stellen, die als aanspreek- en coördinatiepunt fungeert voor partijen als gemeenten, hulporganisaties, corporaties en initiatieven die deze humanitaire opvang vormgeven en uitvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik wil nog even terugkomen op die coördinator. We zien gewoon dat het nog steeds niet soepel loopt tussen hulporganisaties en gemeenten. Dat kan nog beter. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor de overheid, wat ons betreft. Het is heel goed dat particulieren en hulporganisaties zo'n grote rol hebben, maar de eindverantwoordelijkheid zou gewoon bij de overheid moeten liggen. Dat kan beter.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, ik heb een …
De voorzitter:
Ho ho, wacht even. Bent u klaar met uw bijdrage, mevrouw Kuik?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ja.
De voorzitter:
Dan is er wellicht een vraag van de heer Kuzu. Het woord is aan de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Ik heb een vraag over de eerste motie. In het dictum heeft het CDA gesteld dat het moet gaan om Oekraïense vluchtelingen, terwijl mevrouw Kuik natuurlijk ook op de hoogte is van de schrijnende situatie in bijvoorbeeld Ter Apel. Daar slapen vluchtelingen op de grond, onder erbarmelijke omstandigheden. Zouden terreinen van bijvoorbeeld de Floriade en het Rijksvastgoedbedrijf ook opengesteld kunnen worden voor vluchtelingen uit Syrië en Afghanistan, wat het CDA betreft?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ja, maar er is natuurlijk wel een verschil tussen mensen die uit Oekraïne vluchten en tijdelijk huisvesting nodig hebben, en mensen die asiel aanvragen. Die moeten eerst bij Ter Apel geregistreerd worden. Ik zie precies het probleem dat de heer Kuzu schetst, namelijk dat er nu een heel erg grote druk op Ter Apel ligt en dat dat breder verspreid moet zijn. Maar het zijn natuurlijk niet direct statushouders. Volgens mij is daar andere opvang voor nodig, maar ik deel wel de zorg van de heer Kuzu dat je op een gegeven moment druk ziet ontstaan omdat gemeenten niet de rol oppakken om ook deze mensen te huisvesten.
De voorzitter:
Oké. Helder. Kort, afrondend, één zinnetje.
De heer Kuzu (DENK):
Ik vind het een creatieve motie. Ik zal mijn fractie adviseren om de motie te steunen, maar ik hoop dat mevrouw Kuik ook met creatieve voorstellen komt voor de vluchtelingen die in Ter Apel onder erbarmelijke omstandigheden leven. Daar kijk ik echt naar uit.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik zie dat probleem ook. Ik vind ook dat het onze verantwoordelijkheid is om een goede spreiding te krijgen over het hele land, zodat we ook die mensen fatsoenlijke opvang geven.
De voorzitter:
Prima. Mevrouw Podt van de fractie van de ChristenUnie. Neem me niet kwalijk; ik zag meneer Ceder naar voren komen. Dat was hoogst verwarrend. Ga vooral door! Mevrouw Podt van de fractie van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Verwarring alom!
Voorzitter. Ik heb één motie en twee vragen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in het coalitieakkoord 200 miljoen structureel is uitgetrokken voor de asielketen, waardoor het COA meer financiële ruimte krijgt voor het realiseren van opvangcapaciteit;
overwegende dat de voorkeur daarbij uitgaat naar meer permanente en flexibele opvangcapaciteit;
overwegende dat er naast financiering voor extra locaties en extra capaciteit ook flexibiliteit in het beleid nodig is om te voldoen aan de vraag naar permanente asielopvang;
overwegende dat het COA, ook met een grotere rol voor gemeenten, de komende jaren essentieel zal zijn in de realisatie van permanente opvanglocaties;
verzoekt het kabinet te onderzoeken hoe het COA naast financiële ruimte meer ruimte kan krijgen om gemeenten te verleiden tot meer permanente opvang, waarbij gedacht kan worden aan mogelijkheden voor snellere besluitvorming binnen het COA in de samenwerking met gemeenten, ruimte in de aanbestedingsregels in tijden van grote druk op de opvang en het gemakkelijker maken voor het COA om te investeren in locaties met een langere exploitatietermijn en met meer ruimtelijke kwaliteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Zoals gezegd heb ik ook nog twee vragen. Allereerst blijft er natuurlijk een tekort aan opvangplekken voor asielzoekers; vandaar mijn motie. We waren er dan ook een beetje verbaasd over dat de plannen met betrekking tot aanwijzingen, waar de staatssecretaris eerder over repte, zich eigenlijk alleen maar focussen op Oekraïners. Het Veiligheidsberaad was echter heel duidelijk: breng nou geen scheiding aan tussen die twee groepen. Is de staatssecretaris dus bereid om te zorgen dat gemeenten en veiligheidsregio's kunnen doen wat nodig is, zodat ook voor reguliere asielopvang aanwijzingen gebruikt kunnen worden als dat nodig is?
De laatste vraag gaat over het Europees migratiepact, waar wij ook in het debat van 9 maart naar vroegen. We zouden graag zien dat de staatssecretaris in een brief toelicht welke stappen hier de komende tijd op worden gezet. Als er al stappen zijn gezet, dan horen we dat natuurlijk ook graag.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Eerdmans van de fractie van JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Goedenavond, voorzitter, collega's en staatssecretaris. JA21 probeert met drie constructieve voorstellen vanavond het asielbeleid in iets beter vaarwater te krijgen. Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik de drie moties voordragen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de mogelijkheden onderzoekt voor een dwingend instrumentarium richting gemeenten voor de opvang van asielzoekers;
constaterende dat de lokale democratie hiermee buitenspel wordt gezet;
overwegende dat dit onaanvaardbaar is;
verzoekt de regering af te zien van een dwingend instrumentarium voor de opvang van asielzoekers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Eerdmans (JA21):
Nummer twee.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Algerije in juni 2021 door het kabinet is geschrapt van de lijst met veilige herkomstlanden, waardoor Algerijnse asielzoekers niet meer in de spoor 2-procedure komen;
constaterende dat het percentage ingewilligde asielverzoeken door Algerijnen sindsdien echter onveranderd laag is gebleven, namelijk bijna nul — 1% om precies te zijn;
constaterende dat Algerije hiermee in de praktijk geen onveiliger herkomstland lijkt dan voor juni 2021;
verzoekt de regering Algerije zo snel mogelijk weer toe te voegen aan de lijst met veilige herkomstlanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Eerdmans (JA21):
De derde motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland er nog altijd amper in slaagt om asielzoekers uit veilige landen terug te sturen, onder andere door tegenwerking van herkomstlanden;
overwegende dat het zeker onder de huidige omstandigheden onacceptabel is dat deze personen een grote druk op de asielketen blijven leggen;
verzoekt de regering nog deze maand aanvullende maatregelen te treffen om veiligelanders terug te kunnen sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik heb deze drie moties heel handzaam op één A4'tje gezet. Dat is niet de bedoeling, maar het is niet anders.
De voorzitter:
Dat is niet de bedoeling, maar we hebben een schaar, dus die laten we in actie komen. Het zijn dus drie moties. Dat we dat maar even weten.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank u zeer.
De voorzitter:
De heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Goeiedag, voorzitter. Ik heb net samen met D66 een motie ingediend over het COA, omdat we denken dat stabiele opvang belangrijk is en het daarom belangrijk is om met gemeenten te kijken of dat beter kan. Ik heb nog één motie. Een deel van de mensen die in de opvang blijven, heeft huisvesting nodig, namelijk de statushouders. Maar aan de andere kant zit de asielketen vast door uitgeprocedeerden die niet alleen niet terug willen, maar ook niet terug kunnen, omdat er herkomstlanden zijn waar dat nog moeizaam gaat, waarvan Marokko het voornaamste voorbeeld is. We hebben deze discussie eerder gevoerd met de voorgangster van de staatssecretaris, maar ik hoop toch echt dat we hierin in de komende maanden stappen kunnen maken. Daarom heb ik de volgende motie, die met name betrekking heeft op Marokko.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het nog niet gelukt is diplomatieke afspraken te maken met Marokko over terugname van onderdanen;
overwegende dat terugkeer van vreemdelingen die geen recht op verblijf hebben een essentieel sluitstuk is van een effectief vreemdelingen- en asielbeleid;
verzoekt het kabinet om intensief diplomatiek contact aan te gaan met Marokko over de vraag hoe afspraken gemaakt kunnen worden over het terugnemen van onderdanen, en voor de zomer aan de Kamer te rapporteren over de resultaten van deze diplomatieke inspanningen en mogelijke vervolgstappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Wij hebben een paar maanden geleden, volgens mij met Kamerlid Valstar, een motie ingediend over bepaalde stappen samen met Frankrijk ten aanzien van Marokko. Die motie is ook aangenomen. Kan de staatssecretaris die meenemen en later schriftelijk terugkomen op hoe een gezamenlijke operatie richting Marokko effectief zou kunnen zijn? Kan hij daarbij niet alleen in termen van straffen denken, maar ook in mogelijkheden die het voor Marokko aantrekkelijk zouden kunnen maken om uitgeprocedeerde onderdanen terug te nemen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Een korte vraag nog van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (PvdA):
Wij hebben een paar maanden geleden stukken gekregen waaruit bleek dat er overleg is over een uitleveringsverdrag op verzoek van Marokko als voorwaarde om mensen terug te nemen. Hoe kijkt de ChristenUnie daar dan naar?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb die stukken niet gelijk paraat. Ik wil u graag van antwoord voorzien, maar ik zal er op een later moment op terugkomen.
De voorzitter:
De heer Kuzu, kort.
De heer Kuzu (DENK):
In de eerste motie spreekt de heer Ceder over "mogelijke vervolgstappen". Kunt u daar enige invulling aan geven? Ik vind het wat dat betreft een interessante motie, maar ik zou toch wel wat concreters over die mogelijke vervolgstappen willen horen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ook op basis van rapporten geloven wij er heel erg in dat je moet bekijken of je in bepaalde economische betrekkingen in win-winsituaties kunt denken. We hebben in de Kamer vaak debatten dat het snoeihard moet, met sancties, straffen en pijn doen, maar we zien in de afgelopen jaren dat dat diplomatiek kansloos is gebleken. Ik ben voor een effectief beleid. Wij vinden ook dat je, om het draagvlak te behouden, mensen die geen recht op asiel hebben en weer terug moeten, ook terug moet sturen.
De voorzitter:
Helder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dus ik denk dat we iets moeten doen wat werkt; je zou het more for more kunnen noemen. Want wat we de afgelopen jaren geprobeerd hebben, werkt klaarblijkelijk niet.
De voorzitter:
De heer Markuszower van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ook vanuit onze fractie een motie.
Dank u wel. Mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hebben tijdens het debat en ook tijdens het mondelinge vragenuur het nodige gewisseld over hoe we er nou voor zorgen dat we niet met twee maten gaan meten in Nederland en dat iedere vluchteling of iedereen die recht heeft op opvang die ook krijgt en we verschillende groepen niet verschillend gaan behandelen. Daarop kregen we niet echt bevredigende antwoorden van de staatssecretaris. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen een beroep zal worden gedaan op het staatsnoodrecht;
overwegende dat ook voor de andere groepen asielzoekers de nood zo hoog is dat een beroep op staatsnoodrecht evenzo gerechtvaardigd zou zijn;
verzoekt de regering om bij de toepassing van noodwetgeving om voldoende opvangcapaciteit te genereren geen onderscheid te maken naar herkomst van mensen die recht op opvang in Nederland hebben, en de Kamer te informeren over de voortgang in het realiseren van opvangvoorzieningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dan zou ik de staatssecretaris nog heel graag willen vragen in hoeverre dit op dit moment in de hele opvangketen — los van een tekort aan opvangcapaciteit en het feit dat er op een heleboel plekken natuurlijk hard gewerkt wordt om Oekraïense vluchtelingen goed op te vangen — ook tot enorme capaciteitsissues leidt, bijvoorbeeld bij gemeenten, en of juist bij het uitvoerend personeel, de uitvoerende krachten die dit allemaal mogelijk moeten maken, een belangrijke bottleneck zit. Heel graag een reactie van de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Brekelmans van de fractie van de VVD.
De heer Brekelmans (VVD):
Het is inmiddels bijna een maand geleden dat we het commissiedebat hebben gehad, maar het voelt als een eeuwigheid. Toen was de oorlog eigenlijk net uitgebroken en kwamen de eerste vluchtelingenstromen op gang, maar inmiddels zijn we natuurlijk al een heel stuk verder. Ik ben blij dat het tot nu toe gelukt is om samen met gemeenten opvang te organiseren en dat het niet nodig is geweest om dwangmiddelen toe te passen. Wat mij betreft blijft dat een uiterst redmiddel in een noodsituatie, want het is juist belangrijk om het lokale draagvlak voor opvang te behouden. Ik was er ook verheugd over hoe de staatssecretaris dat in de vorige debatten verwoordde. Ik was ook blij dat hij in het debat toezei om op korte termijn met een brief te komen over de aanpak van overlastgevers en wat daar nog meer tegen kan worden gedaan, omdat dat voor enkele gemeenten ook een reden is geweest om de asielopvang te willen sluiten. Daarnaast is het van belang om te blijven werken aan terugkeer voor mensen die niet in Nederland mogen verblijven, zodat er ook draagvlak blijft voor asielzoekers en voor echte vluchtelingen waarvoor dit wel geldt. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er sprake is van een tekort aan opvangplekken in de asielketen en er een groot aantal opvangplekken nodig is voor Oekraïense vluchtelingen;
overwegende dat iedere schaarse opvangplek nodig is voor de opvang van asielzoekers en Oekraïense vluchtelingen, en deze nu deels bezet worden door uitgeprocedeerde vreemdelingen;
overwegende dat terugkeer de afgelopen twee jaar bemoeilijkt werd door de coronapandemie en verschillende reisbeperkingen, maar deze situatie inmiddels aan het verbeteren is;
verzoekt de regering zich extra in te spannen om meer terugkeer van uitgeprocedeerde vreemdelingen te realiseren, hierin zo veel mogelijk samen te werken met andere Europese landen richting herkomstlanden, hierbij de beschikbare instrumenten voor terugkeer zo effectief mogelijk in te zetten, en de Kamer voor het zomerreces over de voortgang te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Goed dat u nog even aangaf welk reces het is. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Jasper van Dijk van de fractie van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering het via noodwetgeving mogelijk wil maken om gemeenten tot opvang te verplichten;
van mening dat dit een vergaande maatregel is;
verzoekt de regering hierbij te streven naar zo veel mogelijk draagvlak alsmede naar een eerlijke verdeling van vluchtelingen over rijke en arme gemeenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat duizenden jezidi's al jaren verblijven in tijdelijke opvangplekken als gevolg van de gruweldaden door IS;
overwegende dat Frankrijk, Duitsland en Canada in het kader van humanitaire toelatingsprogramma's een aantal van de meest kwetsbare jezidi's hebben opgevangen;
verzoekt de regering mogelijkheden in kaart te brengen om als Nederland een aantal van de meest kwetsbare jezidi's in Nederland bescherming te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
"En gaat over tot de orde van de dag"; dat wou ik even horen. Ik schors vijf minuten, en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.
De vergadering wordt van 19.08 uur tot 19.12 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris. Ik hoop dat hij kort en puntig door de moties kan gaan.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat wil ik uiteraard doen, voorzitter. Er zijn ook nog een drietal vragen waar ik even kort op in wil gaan. De eerste vraag was van mevrouw Podt. Die ging over de brief van de veiligheidsregio's. De veiligheidsregio's en de rijksheren hebben namelijk aangegeven: wilt u regelen dat het ook voor niet-Oekraïense vluchtelingen kan? Deze week ga ik die vraag of brief beantwoorden. U krijgt daar uiteraard een afschrift van.
De tweede vraag betrof het Europees pact. Er werd ook gevraagd om een brief daarover. Ik zal de Kamer die brief sturen met betrekking tot het pact.
De derde vraag was van GroenLinks. Die ging over capaciteitsproblemen bij gemeenten. Ja, gemeenten geven aan dat ze het buitengewoon lastig vinden om de opvang te moeten regelen met de capaciteit die ze hebben, gecombineerd met de vele vragen die ze op dit moment al hebben in het reguliere werk. Dat laat onverlet dat gemeenten er op dit moment wel verantwoordelijk voor zijn om ervoor te zorgen dat er voldoende opvang voor Oekraïners is.
Als u het goedvindt, voorzitter, ga ik naar de moties. De motie op stuk nr. 2840 is van de heer Kuzu. Die ontraad ik. Ik ben de heer Kuzu even kwijt. Volgens mij is hij er überhaupt niet.
De voorzitter:
Nee, hoor. Gewoon snel doorpraten voordat hij terugkomt.
Staatssecretaris Van der Burg:
Zo zit ik niet in elkaar. Maar ik zal wel antwoorden, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wel.
Staatssecretaris Van der Burg:
Hij zegt: gelijke gevallen, gelijk behandelen. Daar ben ik het op zich mee eens. Maar het betreft hier geen gelijke gevallen, omdat personen uit de Oekraïne een andere juridische status hebben dan mensen die niet uit de Oekraïne komen en die bovendien asiel aanvragen. Dat is niet hetzelfde als dat ze vluchteling zijn.
De motie op stuk nr. 2841 van de heer Kuzu hoef ik volgens mij geen appreciatie te geven.
Dan de motie op stuk nr. 2842 van mevrouw Kuik c.s. Wij zijn bezig met het programma Oekraïne. Daar hebben we ook een directeur-generaal Oekraïne voor aangesteld. Die doet materieel datgene waar mevrouw Kuik het over heeft. Volgens mij moeten we de dg nu niet gaan hernoemen tot ambassadeur. Hij is gewoon directeur-generaal Oekraïne. Hij pakt wel alle zaken mee die in de motie worden genoemd. Als zodanig ontraad ik de motie dus. Maar als het gaat om de taken, dan ligt dat nadrukkelijk wel bij de dg Oekraïne.
De voorzitter:
Heel kort, de heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Deze appreciatie gaat denk ik over de motie op stuk nr. 2843, maar we waren nog bij 2842: even voor de volgorde.
Staatssecretaris Van der Burg:
Nu snap ik ook de bewegingen die mevrouw Kuik maakte. Ik snapte niet wat ze bedoelde met 2842, 2843. Excuses, dit was de motie op stuk nr. 2843.
De voorzitter:
2843. Dan gaan we nu naar de motie op stuk nr. 2842.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja. De motie op stuk nr. 2842 gaat over de Floriadeterreinen, zeg ik eventjes gemakshalve. Daarvan zeg ik: we zijn nu aan het kijken, niet alleen vanuit mijn portefeuille, maar ook met de heer De Jonge en zijn ambtenaren, waar wij het Rijksvastgoedbedrijf inzetten. Ik zou het niet zo concreet willen maken als het hier staat met betrekking tot de Floriadeterreinen, et cetera. Daarom heb ik wat moeite met deze motie. Dat heb ik niet vanwege het feit dat wij niet gewoon alles aan het inventariseren zijn. U maakt het hier alleen wel heel erg uitvoerend in plaats van kaderstellend.
De voorzitter:
En dus?
Staatssecretaris Van der Burg:
Ontraad ik die tot nu toe.
Mevrouw Kuik (CDA):
Daarom staat er ook "bijvoorbeeld". Het is een optie. Het is een idee dat we in de motie meegeven.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, maar ik kijk uiteindelijk natuurlijk wel naar de tekst in de motie op stuk nr. 2842. Hij staat dus niet in de overwegingen, maar in het verzoek. Daarom zeg ik: nee, dan maakt u het te concreet. Als u zegt "kijk naar alle mogelijkheden die er zijn om dit eventueel te regelen", dan is dat wat anders. Maar voorlopig lees ik deze tekst.
De voorzitter:
Ja. De motie op stuk nr. 2844.
Staatssecretaris Van der Burg:
De motie op stuk nr. 2844 is de motie-Podt/Ceder. Gemakshalve geef ik die gewoon oordeel Kamer, om u een plezier te doen door het kort te houden.
Dan de motie op stuk nr. 2845. Dat is de motie-Eerdmans. Daarin wordt verzocht om af te zien van een dwingend instrumentarium voor de opvang van asielzoekers. We hebben twee categorieën. De eerste categorie is de Oekraïners. Bij de Oekraïners is de noodwet ingegaan. Sommigen van u spraken over "het kabinet is voornemens"; nee, de noodwet ís afgelopen 1 april ingegaan. De noodwet komt nog langs de Eerste en Tweede Kamer om te kijken of u het daarmee eens bent. Maar ze is op dit moment al geldend. Daarin liggen de taak en de bevoegdheid voor Oekraïners nu bij de gemeenten.
Er komt deze week een antwoord over een dwingend instrumentarium voor de niet-Oekraïense asielzoekers. Dat heb ik al aangegeven naar aanleiding van de vraag die was gesteld door mevrouw Podt. Ik ben op dit moment dus negatief over deze motie. Ik zeg er wel meteen bij: het is de wens van de veiligheidsregio's en van de commissarissen van de Koning, die is verwoord in die brief. Maar ik ben dus negatief over de motie op stuk nr. 2845.
De voorzitter:
En dus is ze ontraden?
Staatssecretaris Van der Burg:
Excuus: ontraden natuurlijk.
De motie op stuk nr. 2846 betreft het verzoek om Algerije zo snel mogelijk toe te voegen aan de lijst met veilige herkomstlanden. Ook over die motie heb ik een negatief en dus ontradend preadvies, omdat dat niet een kwestie is van een besluit hier in de Kamer of van een discussie tussen u en mij. Daarvoor heb ik criteria op basis van landeninformatie die we vanuit Buitenlandse Zaken krijgen. We volgen dus ook gewoon de procedurerichtlijnen van de Europese Unie. In die zin is dat dus niet een direct politiek besluit. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 2846.
De motie op stuk nr. 2847 is ook van de heer Eerdmans en verzoekt de regering nog deze maand aanvullende maatregelen te treffen om veiligelanders terug te kunnen sturen. Dat kan niet. Uitgeprocedeerde asielzoekers kunnen we proberen terug te sturen. Veiligelanders hebben recht om een asielprocedure in te gaan. Als ze uitgeprocedeerd zijn — daar kom ik zo op in het kader van de motie van de heer Brekelmans — dan moeten we kijken hoe we ze zo snel mogelijk kunnen uitzetten. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 2847 van de heer Eerdmans.
Dan kom ik te spreken over de motie op stuk nr. 2848 van de heer Ceder. Die motie laat ik oordeel Kamer, want ik ben het eens met de oproep die de heer Ceder hierin doet. Hij gaf in zijn woorden ook nog heel nadrukkelijk aan dat verleiden over het algemeen … Dat de wortel beter werkt dan de stok, om maar even bij dit spreekwoord te blijven. Dat ben ik met de heer Ceder eens. Richting mevrouw Piri zeg ik — voordat zij mij een vraag stelt — dat we daarbij natuurlijk wel altijd zaken als mensenrechten en de gevolgen daarvan nadrukkelijk in de gaten houden.
De voorzitter:
U heeft uw interruptie al gehad, mevrouw Piri.
Staatssecretaris Van der Burg:
Dat hoopte ik, voorzitter, maar het werkt helaas bij u niet zo.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik heb hierover een hele korte vraag, want we weten dat er al maanden gesprekken zijn tussen de Marokkaanse regering en de Nederlandse regering, met name op dit vraagstuk. Nog steeds is er uitstel gevraagd voor de beantwoording van die vragen door de staatssecretaris. We krijgen hier dus wel al oordeel Kamer, terwijl we niet weten wat die afspraken zijn. Zou u dus vaart kunnen maken met die brief?
Staatssecretaris Van der Burg:
Vaart maken, ja, maar wat de heer Ceder hier zegt is: kijk of je in plaats van de stok de wortel kunt gebruiken en ga intensieve contacten aan. Daar zou mevrouw Piri het volgens mij mee eens kunnen zijn, binnen de kanttekeningen van mevrouw Piri die ik ook gehoord heb.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2849.
Staatssecretaris Van der Burg:
Daar heb ik materieel natuurlijk al op gereageerd toen ik het had over de moties van de heer Eerdmans. Die krijgt dus "ontraden".
Dan krijgen we de motie op stuk nr. 2850 van mevrouw Kröger. Daarvoor geldt hetzelfde als wat ik heb gezegd over de motie van de heer Kuzu, waarvan ik het nummer even kwijt ben. Dat moet de motie op stuk nr. 2840 zijn geweest. Het zijn juridisch niet dezelfde groepen, want Oekraïners vallen onder de tijdelijke richtlijn en mochten hier ook al zijn voordat de oorlog uitbrak. Het is dus niet hetzelfde.
De voorzitter:
En dus is de motie …
Staatssecretaris Van der Burg:
Ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, kort, puntig.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De motie stelt ook niet dat het juridisch dezelfde groepen zijn. De motie stelt dat beide groepen hetzelfde recht op opvang hebben. Beide groepen hebben recht op opvang.
Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, beide groepen hebben recht op opvang, maar ze hebben niet recht op dezelfde voorzieningen.
De voorzitter:
Prima. De motie op stuk nr. 2851.
Staatssecretaris Van der Burg:
De motie op stuk nr. 2851 is van de heer Brekelmans. Ik kan deze oordeel Kamer geven, want ik ben het eens met datgene wat erin staat. Dit moeten we zeker gaan doen.
De motie op stuk nr. 2852 van de heer Van Dijk verzoekt de regering hierbij te streven naar zo veel mogelijk draagvlak alsmede naar een eerlijke verdeling van vluchtelingen over rijke en arme gemeenten. Op dit moment kunnen we dat niet binnen de huidige kaders die we hebben. U zegt "vluchtelingen", maar ik neem aan dat u asielzoekers bedoelt, want vluchtelingen zijn statushouders en statushouders worden verdeeld op basis van quota. Bedoeld zal dus zijn "asielzoekers". Daarvoor geldt dat het op dit moment moet gebeuren op basis van vrijwilligheid. Mocht er een dwingend instrumentarium komen, dan is dat het moment om deze motie — zo zou ik het bijna zeggen — opnieuw in stemming te brengen. Nu zou ik de motie ontraden.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, kort, puntig.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar in de eerste considerans, zoals dat heet, wordt juist expliciet verwezen naar die noodwetgeving. De motie gaat dus over noodwetgeving.
Staatssecretaris Van der Burg:
De noodwetgeving is alleen van toepassing op Oekraïners en niet op anderen. Als het om Oekraïners gaat, hebben alle gemeenten in Nederland via de noodwetgeving afgelopen vrijdag de verplichting gekregen, rijk of arm. Die is dus al uitgevoerd, nog voordat die werd ingediend.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2853.
Staatssecretaris Van der Burg:
De motie op stuk nr. 2853 is ook van de heer Van Dijk. Die gaat over kwetsbare jezidi's. Ik voel zeer veel sympathie voor de groep jezidi's. U weet dat wij op dit moment een quotum hebben van 500 UNHCR's, als ik het even zo oneerbiedig mag zeggen. Daar kunnen jezidi's ook onder vallen. Dat zou het dan ook moeten zijn. Zoals de motie nu is geformuleerd, moet ik haar dus ontraden.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over deze moties. Tot zover dit debat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-68-31.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.