14 Inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren ( 35010 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren. Ik heet de beide staatssecretarissen, de leden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op andere wijze volgen van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Nijkerken-de Haan van de fractie van de VVD.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Voorzitter, dank u wel. De economische crisis heeft veel gevraagd van mensen en gezinnen. We hebben er samen hard voor gewerkt om de economie weer op te bouwen, en met succes. Maar voor sommige gezinnen met kinderen is en blijft het best een uitdaging om alle ballen, ook de financiële ballen, in de lucht te houden. De VVD is dan ook zeer verheugd dat we, zoals we in het regeerakkoord hebben afgesproken, nu vooral de gezinnen met een middeninkomen die tijdens de zware jaren de broekriem hard hebben moeten aanhalen, met dit voorstel weer wat lucht kunnen geven.

Naast de recente verhoging van de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag gaan fors meer gezinnen recht krijgen op een hoger kindgebonden budget, omdat we het punt waarop de afbouw van het kindgebonden budget begint, aanzienlijk verhogen. Concreet betekent dit dat gezinnen ongeveer €975 extra per jaar gaan ontvangen. Ook krijgen veel gezinnen opnieuw of voor het eerst recht op kindgebonden budget. Dan gaat het gemiddeld om zo'n €600 per jaar. Dat is natuurlijk goed nieuws, maar dat brengt mij wel op het punt van de uitvoering. De VVD-fractie is hier wel bezorgd over en niet zonder reden. Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting van de kindregelingen, alsook het onverklaarbaar hoge niet-gebruiken van het kindgebonden budget, is immers gebleken dat er in de uitvoering van het kindgebonden budget iets in het verleden goed mis is gegaan. Hierdoor hebben ouders die recht hadden op het kindgebonden budget, niet gekregen waar ze wel recht op hadden. Juist op het punt van de uitvoering heeft mijn fractie bij de behandeling van de wet in 2007 al haar zorgen geuit, maar zij werd door de toenmalige minister voor Jeugd en Gezin ervan verzekerd dat de verwachting was dat eventuele problemen in de uitvoering beperkt zouden zijn. Ik denk dat de huidige staatssecretaris, met de kennis van nu, daar anders tegenaan kijkt, maar dat hoor ik graag van haar.

Hoe kan het nu dat het zo mis is gegaan met de uitvoering? De wettekst was toch klip-en-klaar? Legt de uitvoeringsdienst, in dit geval de Belastingdienst/Toeslagen, de wet dan niet ter controle naast het gebouwde systeem? Maar vooral: hoe voorkomen we dat we in de toekomst opnieuw voor zo'n onaangename verrassing komen te staan?

In de brief schrijft de staatssecretaris dat momenteel onderzocht wordt hoe de hersteloperatie vormgegeven kan worden. De VVD vindt het belangrijk dat deze hersteloperatie zorgvuldig plaatsvindt, maar wil ouders er ook duidelijkheid over kunnen geven of zij wel of geen recht hebben op een eventuele terugbetaling. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel tijd er nodig is voor dit onderzoek?

Voorzitter. Door de geconstateerde problemen bij de uitvoering bleek er vervolgens ook een financieel gat te zitten in het voorliggende wetsvoorstel. De staatssecretaris heeft dit structurele probleem inmiddels opgelost via een nota van wijziging. De VVD is blij dat er een oplossing is gevonden. Via deze weg blijft de doelstelling van de wet behouden. Meer ouders krijgen recht op een kindgebonden budget. Dat is goed nieuws voor al die gezinnen die in de hectiek van alledag alle ballen in de lucht houden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat dit een interruptie oproept bij de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Is de VVD ook blij dat deze tegemoetkoming voor middeninkomens en de fout die in de uitvoering gemaakt is uiteindelijk betaald worden door alleenstaande ouders en minima?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Het is natuurlijk nooit leuk als je een omissie moet herstellen, maar ik ben er blij mee dat we uiteindelijk een oplossing hebben gevonden binnen de regeling waarmee we die evenredig over iedereen verdelen. Van alle slechte oplossingen was dit nog de beste.

De heer Kwint (SP):

Ik zou werkelijk waar geen slechtere oplossing kunnen bedenken. Alleenstaande ouders, minima en gezinnen tot een modaal inkomen, dus degenen die het geld het hardst kunnen gebruiken, zijn degenen die nu een minnetje achter hun inkomen zien staan. Waarom? Niet omdat zij het fout hebben gedaan en niet omdat er in hun situatie iets verandert, maar omdat er weer iets fout is gegaan bij de Belastingdienst. Waarom moet een alleenstaande moeder betalen voor het geblunder van de Belastingdienst?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Wij hebben gezocht naar een oplossing. Die heeft de staatssecretaris op deze manier gevonden. Dat is een oplossing waar wij achter kunnen staan, omdat het doel van het wetsvoorstel was om met name ook de middeninkomens op dit moment een keer een extraatje te geven, waar we in het verleden altijd met name hebben gekeken naar de ondersteuning van ouders met een minimuminkomen. We hebben nu gekeken naar het evenredig verdelen van de pijn. Die is er; daar loop ik niet voor weg. Maar dit is een oplossing waar wij achter kunnen staan.

De voorzitter:

Ik geef aan dat ik graag wil dat alle interrupties het liefst in tweeën zijn en niet in drieën.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

De VVD en mevrouw Nijkerk ... Nijkijker ... Kijken ...

De voorzitter:

Nijkerken-de Haan.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Een moeilijke naam.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Nijkerken-de Haan. Excuus. U zit er al wat langer, voorzitter; ik moet er even inkomen. Mevrouw Nijkerken-de Haan geeft terecht aan dat we een crisis hebben gehad waar mensen flink onder hebben geleden, en dat het nu tijd wordt dat we de groep die gebruik kan maken van het kindgebonden budget groter maken. Dat is hartstikke goed. Dat ondersteunen wij ook. Maar dan wordt er een grote fout gemaakt en moet die worden hersteld. Dat kost geld. En dat wordt opgelost met een dekking die neerkomt bij mensen met een laag, klein inkomen en bij alleenstaande ouders. Dat is toch niet uit te leggen?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij komt de oplossing terecht bij alle groepen ouders. Dus ja, die komt ook terecht bij mensen met een minimuminkomen, maar ook de mensen met een middeninkomen worden hier evenredig door geraakt.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

In de nota van wijziging staat een mooi tabelletje. Daarin wordt aangegeven dat mensen met een minimuminkomen er 0,4% op achteruitgaan in 2020 — dat is ongeveer €100 per jaar; dat is flink als je een klein inkomen hebt — en dat één tot anderhalf keer modaal 2,2% in de plus staat. Ik zie dus niet helemaal de eerlijke verdeling. Is er bij de VVD ruimte om tijdens dit debat te kijken of we dit anders kunnen verdelen? Want ik ben van de overtuiging dat dit helemaal geen dekking nodig heeft. Dit is gewoon een tegenvaller voor het kabinet. Die moet je niet neerleggen bij lage inkomens; die moet het kabinet gewoon netjes zelf oplossen.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik zie die ruimte in dit debat niet. Ik denk dat de oplossing die er ligt een goede is. Daarbij aanvullend: wij kijken in augustus altijd opnieuw hoe het totale beleid, al het beleid dat we hier met elkaar bespreken, neerslaat op verschillende inkomensgroepen. Dat hebben we altijd gedaan en dat zal ook dit jaar gebeuren. Dan zullen we daar opnieuw naar kijken.

De voorzitter:

Ik zie ook een interruptie van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb een hele simpele vraag. Vindt de VVD niet dat als de overheid een fout maakt, de overheid dat ook moet oplossen?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Volgens mij zijn we met elkaar de overheid. We hebben gezocht naar een oplossing, en die hebben we gevonden binnen dit wetsvoorstel. We laten die op die manier ook evenredig binnen het wetsvoorstel landen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan zal ik proberen het iets duidelijker te maken. Vindt de VVD dat we, als er vanuit de overheid een fout wordt gemaakt, mensen in het land die daardoor gedupeerd worden, dat moeten laten oplossen, zoals nu gebeurt?

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):

Ik verval in herhaling, denk ik. Ik denk dat er gekozen is voor een oplossing binnen het wetsvoorstel. Ik heb net ook aan de heer Gijs van Dijk aangegeven dat we in augustus, zoals we dat ieder jaar doen, kijken wat het effect is van het totale beleid dat we hier met elkaar afspreken. Als blijkt dat er dan enorme verschillen zijn, gaan we kijken hoe we het daar oplossen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord nu aan de heer Kwint van de fractie van de SP. Hij heeft aangegeven vijftien minuten spreektijd te willen. Het hoeft niet, zeg ik.

De heer Kwint (SP):

We zullen zien hoe het loopt, voorzitter.

Voorzitter. Iets later dan gepland behandelen we dan toch deze wet. De reden was dat we een briefje gekregen met de mededeling dat door de staatssecretarissen een probleempje ontdekt was rondom het kindgebonden budget. Wat bleek? Het gaat hier om een debacle van een kleine 0,5 miljard. 400.000 ouders hadden recht op geld en hadden dat automatisch moeten krijgen, maar hebben dat niet gekregen, want — je kunt het ondertussen al raden — het rammelde bij de Belastingdienst. De ICT rammelde bij de Belastingdienst. Niet al even; nee, al jarenlang. Sterker nog, al vanaf de invoering van het kindgebonden budget in 2008. In 2012 werd het systeem aangepast en zijn alle data van voor die tijd verdwenen. Ouders kunnen dus fluiten naar een deel van het geld waar ze wel recht op hadden gehad, alsof het leven voor veel jonge ouders niet al duur genoeg is.

Ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen. De laatste discussie die ik met de staatssecretaris had over de Belastingdienst, ging over het al dan niet direct financieren van kinderopvang. Het kabinet heeft 20 miljoen euro geïnvesteerd in het voortraject van een wet om te kijken naar: kan dat niet makkelijker en moeten wij dat niet direct gaan financieren? Uiteindelijk heeft het kabinet dit ingetrokken. Waarom? Niet vanwege de goede dingen die het wetsvoorstel wel zou kunnen bereiken, namelijk het terugbrengen van problematische naheffingen waardoor mensen in de schulden komen, maar omdat een grote stelselwijziging grote risico's met zich mee zou brengen en omdat het daarom beter zou zijn om de uitvoering hiervan bij de Belastingdienst te laten liggen en niet te verplaatsen naar DUO.

De eerste vraag van de SP is dan ook een vrij korte: vindt het kabinet dit nog steeds? Vindt het kabinet nog steeds dat de Belastingdienst de geëigende instantie is om nu met de kinderopvangtoeslag aan de slag te gaan? Of kunnen wij dat beter alsnog naar DUO verschuiven? Wat betekent dit voor het verbetertraject dat ons beloofd is? Want hoe kan een fout in ICT tien jaar lang onzichtbaar blijven? Als er op mijn computer wat fout gaat, heb ik het meestal vrij snel door. En wat betekent dit voor andere geautomatiseerde projecten bij de Belastingdienst? Welke garanties hebben we dat we de komende tijd niet nog meer van dit soort astronomische tegenvallers gaan tegenkomen? Ik ben benieuwd naar de reactie van staatssecretaris Snel hierop; dank overigens dat u de moeite heeft genomen om aanwezig te zijn bij dit debat. Dat wordt gewaardeerd. Nogmaals, het kabinet had de kans om de Belastingdienst te ontlasten en de kinderopvangtoeslag richting DUO te schuiven. Daar heeft hij niet voor gekozen. Gaat dat nu veranderen? Zou het niet verstandiger zijn om de Belastingdienst alsnog te ontlasten en daarmee ook de ouders te ontlasten?

Later vanavond gaat het nog uitgebreider over de Belastingdienst, maar ik kan het niet nalaten, want dit staat in een langere traditie. Die traditie is niet veroorzaakt door de medewerkers van de Belastingdienst, die met emmers heen en weer rennen onder een lekkend dak, maar komt al voort uit de tijd van staatssecretaris Wiebes door de politieke keuzes van opeenvolgende kabinetten-Rutte. De Belastingdienst kan simpelweg niet meer doen wat hij zou moeten doen. We hebben de staatssecretaris enkele weken geleden hier gezien over de belastingaangiften van bedrijven, die van het ene bakje naar het andere bakje gaan. Daar gaat het vanavond over, maar er moet me toch iets van het hart. Als je te veel toeslag krijgt, dan gaat de zweep erover. Dan wordt een heel traject ingezet en dan zal er niet snel gerust worden voordat jij de te veel gekregen toeslag terug moet betalen. De Belastingdienst moest zelfs door de rechter op de vingers worden getikt voor de manier waarop er soms gejaagd is op mensen die te veel toeslag hebben gekregen. Ondertussen blijven verdachte aangiften van bedrijven liggen. Ziet het kabinet deze tegenstrijdigheid? Dat is toch gewoon een vorm van rechtsongelijkheid? Omdat je met de beperkte capaciteit die je hebt — want de Belastingdienst heeft een te beperkte capaciteit — te druk bent met jagen op mensen die iets te veel hebben gekregen, komen bedrijven met verdachte aangiften weg met heen-en-weergeschuif tussen bakjes. En ouders die uiteindelijk te weinig hebben gehad en die meer kindgebonden budget hadden moeten ontvangen en dat niet hebben gehad, krijgen maar tot vijf jaar terug. Naar de rest kunnen ze fluiten. Natuurlijk geef je alsnog geld aan die ouders. Die mensen hadden recht op dat geld en dat dat nu gebeurt, is niet meer dan logisch. Ze hebben namelijk jarenlang iets niet gekregen wat ze wel hadden moeten krijgen. Maar ik viel bijna letterlijk van mijn stoel toen ik las hoe het kabinet deze maatregel denkt te gaan betalen. De heer Van Dijk zei er net ook al wat over. De overheid maakt een fout en hoe gaan we dat betalen? Door het kindgebonden budget niet te indexeren. Ouders hebben te weinig geld gekregen en dat gaan we compenseren, want zo hoort dat, door ouders minder geld te geven.

Het wordt niet beter, want deze klassieke sigaar uit eigen doos heeft niet voor elke ouder dezelfde gevolgen, in weerwil van wat de VVD net zei. Ik zou zeggen: pak het tabelletje uit de nota van wijziging er nog eens bij, dan zie je dat de inkomensverschillen nogal anders zijn. De gevolgen zijn extra zuur als je het toch al niet zo makkelijk hebt, bijvoorbeeld voor minima, alleenstaande ouders en gezinnen tot een modaal inkomen. Het zal niemand hier verbazen dat wij als SP de keuzes in dit wetsvoorstel sowieso graag anders hadden gemaakt. We hebben nog wel wat amendementen liggen daarvoor, die ik van harte kan aanbevelen. Ondanks dat mensen er met wat minder geld niet op vooruit zouden gaan door deze wet, zouden ze er in ieder geval niet op achteruitgaan. Maar oeps, foutje bij de Belastingdienst in uw nadeel. Bijkomstigheid? Juist de laagste inkomens komen nu in de min terecht. Waarom? Omdat zij betalen voor het oplossen van de blunders van de Belastingdienst. Laat dat gewoon even inhoudelijk op je inwerken. Bedrijven komen mogelijk weg met allerlei belastingconstructies omdat ze tussen bakjes heen en weer geschoven worden, maar minima betalen de rekening om de rotzooi bij de Belastingdienst op te ruimen. Dat is toch krankzinnig? De bende die staatssecretaris Wiebes heeft achtergelaten — u kent hem misschien wel van de energienota — wordt aan het einde van de dag betaald door een alleenstaande moeder die al moeite heeft om het einde van de maand te halen. Wie heeft dat bedacht? Wie heeft bedacht dat dit een acceptabele oplossing is? Wat is er rechtvaardig aan de keuze die hier gemaakt is? Wat kunnen alleenstaande ouders of werkende armen eraan doen dat de Belastingdienst zijn eigen processen niet op orde heeft? Ik zou zeggen: kabinet, pas dat aan. Zo niet, dan hoop ik dat de Kamer bereid is om dat te doen.

Waarom haal je bijvoorbeeld de dekking voor het niet-gebruik in de afgelopen tien jaar niet uit het verlagen van de inkomensgrens en het verhogen van het afbouwpercentage, zodat de groep die recht heeft op het kindgebonden budget niet alleen maar nog groter wordt aan de bovenkant, maar men er ook aan de onderkant van profiteert? Niemand gaat er dan op achteruit. En de groep die recht krijgt op het kindgebonden budget wordt nog altijd groter.

De oorspronkelijke doelstelling van het kindgebonden budget was het geven van een tegemoetkoming in de kosten van kinderen, maar dan wel via een draagkrachtbeginsel, dus inkomensafhankelijk. Het kindgebonden budget was namelijk bedacht omdat het voordeel dat je via allerlei belastingconstructies zou hebben, niet van toepassing is op mensen met de allerlaagste inkomens, omdat die vaak niet onder bepaalde regelingen vielen. Dat was het idee van het kindgebonden budget: een specifiek probleem oplossen voor alleenstaande ouders en alleenverdieners op het niveau van het minimumloon.

Maar het wetsvoorstel waarover we het vandaag hebben, wil het kindgebonden budget ook aan werkende ouders met middeninkomens geven, zodat zij in hun persoonlijke leven ervaren dat het beter gaat, aldus de toelichting bij de wet. Dat is op zich een nobel streven. Sterker nog, het is hard nodig en actueler dan ooit, zou ik zeggen. We hebben allemaal onze energierekening gezien in januari. Praktisch niemand voelt dat het beter gaat en dan is het toch wel fijn om wat extra geld te hebben. We kunnen wel wat positief nieuws gebruiken. Maar wat betekent dit voor de oorspronkelijke doelgroep van het kindgebonden budget? De SP heeft het Nibud onderzoek laten doen. Daaruit blijkt dat de grootste tekorten bij paren met oudere kinderen en/of meer dan twee kinderen zitten. Naarmate het inkomen lager is, worden de tekorten zelfs groter, tot enkele honderden euro's per maand. Laat ook deze groep meeprofiteren van de cadeautjes die worden uitgedeeld, zou ik zeggen. Waarom gebruikt het kabinet niet op z'n minst een deel van het budget, van de 500 miljoen die extra naar het kindgebonden budget gaat, om deze groepen uit de min te helpen? Dat zou toch wel het allerminste moeten zijn?

Laat ik wat suggesties meegeven. Waarom verhogen we de bedragen voor bijvoorbeeld het derde kind of het extra bedrag voor oudere kinderen niet? Als SP pleiten we ervoor dat iedereen erop vooruitgaat, maar met een klein voorstel binnen deze wet kunnen we voor de groep die het het meeste nodig heeft een groot verschil maken. Als u straks even in uw mailbox kijkt, ziet u daar een amendement voor; van harte aanbevolen. Als we de inkomensgrens voor paren met €1.500 minder verhogen, dan kunnen we de 52 miljoen die we daarmee verdienen juist inzetten voor de groepen die het het meest nodig hebben.

Dan een ander punt. U heeft het vanochtend misschien meegekregen op RTL: samen met de SGP stellen wij een reparatie voor die al veel eerder had moeten gebeuren, op een punt waarbij wij al langer met de SGP optrekken. U weet dat de SP het helemaal niks vindt dat wij studenten hebben opgezadeld met een schuldenstelsel: onnodig, oliedom, slecht voor de kansen in het onderwijs. Daar hebben we het vandaag toevallig niet over. Wel hebben we het erover dat bij de invoering van het stelsel niets geregeld is voor ouders van jonge studerende kinderen. Onder het oude stelsel verloor je je kinderbijslag, maar dat werd gecompenseerd omdat je kind studiefinanciering kreeg. Nu verlies je nog steeds je kinderbijslag, maar mag je kind een lening afsluiten. De kinderbijslag kwam niet terug. Dat vinden wij gek, en niet alleen wij, maar ook de SGP, en de ambtenaren op het ministerie zelf ook, aangezien ze bij een beleidsdoorlichting er zelf over begonnen. Zij waren de inspiratie om samen met de SGP tot een amendement te komen. Als dezelfde ambtenaren die constateren dat het toch maar raar is dat dit gebeurd is, ook het preadvies van het amendement voor hun rekening nemen, heb ik er alle vertrouwen in dat wij vandaag voor die ouders een mooie stap kunnen maken.

Afsluitend. De SP wil dat dit kabinet niet het eigen geblunder gaat verhalen op mensen die het geld hartstikke hard nodig hebben. Voor deze mensen is het kindgebonden budget ooit in het leven geroepen. Deze mensen moeten elke euro omdraaien en kunnen bovendien helemaal niks doen aan het permanente geschutter bij de overheid. Het is niet hun fout dat de ICT bij de Belastingdienst de boel in het honderd liet lopen. Zij kunnen daar niks aan doen. Laat ze daar dan ook niet voor opdraaien. Daarom een derde amendement. Als ik het in mijn eentje voor het zeggen had, waren de percentages daarin nog een stuk radicaler geweest. Het enige wat dit amendement doet, is ervoor zorgen dat indexatie vanaf 2020 gewoon doorgang vindt. Wij doen dat door iets aan het afbouwpercentage te doen. Mensen gaan er nog steeds op vooruit, maar op deze manier zorgen we er in ieder geval voor dat de mensen die recht hebben op het kindgebonden budget niet gaan betalen voor het geblunder bij de overheid, en zeker niet de mensen die dat het hardst nodig hebben: de alleenstaande ouders, de minima en de mensen tot een modaal inkomen. Zij moeten niet degenen zijn die de rekening betalen voor jarenlange chaos bij ons. Ik mag toch hopen dat ten minste dit vandaag voor Kamer en kabinet niet te veel gevraagd is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Ik geef het woord aan de heer Peters van de fractie van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Er zijn vast boeken over geschreven, maar soms bekruipt mij het gevoel dat we zulke complexe systemen gebruikt hebben dat de mens niet eens meer geschikt is voor de systemen. Omdat bijna alles met alles samenhangt, zien we door de bomen het bos niet meer en valt het ook niet meteen op wanneer iets helemaal niet gaat zoals we hadden gehoopt of gedacht.

Na deze verzuchting het volgende. Voor het CDA is inkomensondersteuning voor ouders met kinderen van groot belang. We zijn dus heel blij met het voorliggende wetsvoorstel. Meer gezinnen krijgen recht op ondersteuning en die ondersteuning wordt ook iets hoger. Dat lijkt me heel goed nieuws. Dat is goed nieuws voor iedereen. Of je het nu bekijkt door de bril van kansengelijkheid, door de bril van gezinspartijen of gewoon als inkomensondersteuning voor lage en middeninkomens: dit is voor iedereen goed. De Raad van State heeft geen opmerkingen over dit wetsvoorstel en is tevreden. De Belastingdienst heeft een positieve uitvoeringstoets. Ik zou bijna zeggen: wat wil een mens nog meer? Het geeft reden tot grote tevredenheid.

Voorzitter. Hoe sneu is het dan eigenlijk dat zelfs dit goede nieuws overschaduwt dreigt te worden door een uitvoeringsfout van de Belastingdienst in het verleden. Dat was een groot probleem, een probleem waar niemand weet van had, maar voor mensen nu is het niet echt een probleem. Sterker nog, mensen krijgen een onverwachte meevaller ter waarde van een paar honderd miljoen. Mijn buurman zei vanmorgen tegen mij: dus, René, als ik het goed begrijp, krijg ik straks geld terug waar ik niet meer op gerekend had? Ik zei: ja, dat klopt. Hij zei: geef me meer van die problemen.

Voorzitter. Toch nog een paar vragen hierover. Is de Belastingdienst nu in staat om de juiste mensen te lokaliseren en alle praktische problemen ook op te lossen, van bijvoorbeeld echtscheidingen — wie krijgt de meevaller? — tot verhuizingen naar het buitenland? En komen mensen die een leuk extraatje krijgen nu niet ineens in de problemen met bijvoorbeeld toeslagen?

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Kwint volgens mij over uw vorige punt nog een opmerking heeft.

De heer Peters (CDA):

Ik zie het ook.

De heer Kwint (SP):

Nou, er zit een soort continue lijn in, dus kan ik op elk willekeurig moment inbreken. Ik ben heel blij voor de buurman van de heer Peters, maar het geld dat hij terugkrijgt wordt straks betaald door alleenstaande ouders, door minima; die gaan er op achteruit. U zegt dat het goed nieuws is voor iedereen. In de nota van wijziging is een glashelder tabelletje opgenomen waarin staat: alleenstaande ouders -0,9, minima -0,3 en minima tot modaal -0,6. Dat zit allemaal tussen de -0,3 en de -0,9. Zij zijn degenen die het cadeautje voor de buurman betalen. Wat vindt het CDA daarvan?

De heer Peters (CDA):

Dat heeft de heer Kwint niet goed begrepen. We hebben een incidenteel gat van 500 miljoen en daar is nog niet eens dekking voor; die gaat nog komen en daar moeten we nog met z'n allen over spreken, wat we hier waarschijnlijk ook wel gaan doen. En daar ging dit over. Wat u zegt, is dat we ook structureel een tekort hadden van ongeveer 50 miljoen. Dat zal je gelet op de begrotingsregels helaas moeten oplossen binnen het wetsvoorstel. Dat kunnen we mooi vinden of niet mooi vinden, maar zo zijn wel de spelregels die we hebben opgesteld. Ik heb er over nagedacht maar van alle lelijke oplossingen die ik kan bedenken, is dit misschien wel de minst lelijke.

De heer Kwint (SP):

Dat zei de VVD ook al; het zal een harmonieus overleg geweest zijn. Is het binnen een wetsvoorstel dat primair ooit bedacht is om aan minima met kinderen inkomensondersteuning te geven, de best denkbare oplossing dat minima, alleenstaande ouders tot aan modaal in de min komen? Als dit de best denkbare oplossing is die de coalitie kon bedenken, dan zou ik zeggen: nodig mij ook uit de volgende keer, want ik heb wel wat betere ideeën.

De heer Peters (CDA):

Voor de coalitieonderhandelingen was u in aanvang ook uitgenodigd en daar was het niet nodig. Er is een totaalplaatje waarbij we kijken hoe we omgaan met de inkomens in dit land. Ik ben niet tot achter de komma bij de onderhandelingen over het regeerakkoord geweest, maar in dat hele pakket zit ook dit. Dus als je aan de ene knop gaat schuiven ga je ook aan de andere knop schuiven. U kent al die modellen wel. Dus zo gaat het ongeveer. Er ligt nu een voorstel dat ontzettend goed is voor vrijwel iedereen. Wat in het verleden onterecht niet is uitgekeerd — u heeft er ook een punt van gemaakt, heel goed — gaat gewoon gerepareerd worden. Dat is voor mensen ook heel fijn. Waar dat geld vandaan moet komen, weten we nog niet, maar daar zullen we vast hier nog over komen te spreken. Maar voor dit structurele punt zeggen de begrotingsregels: we moeten iets doen binnen het wetsvoorstel. Dan kun je met allerlei knoppen gaan schuiven, maar dan is dit van alle lelijke toch de minst lelijke. Ik kan er niets anders van maken. Als u na de volgende verkiezingen ook mee aan tafel komt, dan zullen we kijken wat er kan. Ik kan er nu echter niets anders van maken.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik wil de heer Peters graag helpen, want volgens mij laat de coalitie zich te veel dwingen door Financiën, dat zegt: dit zijn de begrotingsregels. Er is echter geen sprake van een beleidswijziging, dit is gewoon een fout. Er is gewoon sprake van een tegenvaller. Wat de coalitie nu doet, is braaf achter Financiën aan lopen en zeggen: dit moeten we in onze eigen begroting zien te dekken. Nee, dit is een tegenvaller. Laten we een andere dekking zoeken. Is de heer Peters daartoe bereid?

De heer Peters (CDA):

Nee. Als de heer Van Dijk het voor het zeggen heeft dan is hij de baas van Financiën erbij, maar we hebben de begrotingsregels en daar hoort dit bij. Ik kan er niks anders van maken. Ik kan die regels niet buigen, tenminste ik kan dat niet.

De voorzitter:

Tot slot de heer Van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dit is een tegenvaller, dit is geen nieuw beleid. Als we er vanuit de lijn van het CDA van uitgaan dat we een dekking moeten vinden, is er dan bij het CDA ruimte om dat op een andere manier te doen? Want nu worden alleenstaande ouders en mensen met de laagste inkomens geraakt.

De heer Peters (CDA):

We hebben binnen de coalitie uitgebreid en heel lang gekeken hoe we dit kunnen doen en ik kan niet anders dan tot de conclusie komen dat dit is wat het moet zijn.

De voorzitter:

Gaat u door.

De heer Peters (CDA):

Ik vind het verstandig niet verder terug te gaan dan tot 2013, omdat het anders uitvoeringstechnisch helemaal niet haalbaar zou zijn.

Voorzitter. Dan die dekking. We hebben het er net al over gehad. Het incidentele probleem van 50 miljoen door minder niet-gebruik van de regeling wordt opgelost door het eenmalig niet-indexeren. Ik vind dat van alle lelijke oplossingen waarschijnlijk nog de minst lelijke, en geloof me: we hebben binnen de coalitie echt gekeken naar andere oplossingen. Ik heb nog wel wat comfort nodig rondom de koopkrachteffecten van deze maatregel en hoe dat in elkaar zit. Ik overweeg een motie op dit punt. Voor de dekking van het incidentele probleem is nog geen oplossing bedacht. Daar loop ik hier dus ook echt niet verder op vooruit.

Voorzitter. Een regeerakkoord sluit je niet zomaar. Het CDA is blij met dit onderdeel en zeker met de wet die voor ons ligt. Het is gewoon goed dat ook ouders met middeninkomens financieel tegemoetgekomen worden. Ik heb nog drie vragen. Ten eerste, dit kindgebonden budget krijgen mensen automatisch. Dat weet de Belastingdienst blijkbaar omdat mensen ook andere toeslagen krijgen. Ik begrijp dat sommige middeninkomens nu wel recht hebben op het kindgebonden budget, maar dat het kan voorkomen dat ze verder geen toeslagen ontvangen. In dat geval hebben ze wel recht maar geen automatische toegang. Mijn vraag is dan: heb ik dat goed begrepen? En wat gaat de staatssecretaris dan doen om deze regeling bij deze specifieke groep onder de aandacht te brengen en te houden en ervoor te zorgen dat we niet over een paar jaar weer een probleem hebben met het niet-gebruik van deze regeling?

De volgende vraag betreft ouders die in Nederland werken maar van wie de kinderen in het buitenland verblijven. Het lijkt mij niet de bedoeling dat de Nederlandse belastingbetaler het hebben van kinderen in Bulgarije, Roemenië of pak 'm beet Polen gaat sponsoren. In het regeerakkoord wordt gesproken over het woonlandbeginsel. Hoe schat de staatssecretaris de slagingskans daarvan in? Hoe gaat de staatssecretaris sowieso verder om met dit gegeven?

De voorgestelde regeling verandert het risico op misbruik niet. Ik noem bijvoorbeeld het risico dat arbeidsmigranten zich bij vertrek uit Nederland niet uitschrijven bij de gemeente. Wordt hier voldoende rekening mee gehouden? Want ik kan me de krantenkoppen al voorstellen! Kan de staatssecretaris aangeven hoe hierop getoetst wordt en hoe hierop gehandhaafd gaat worden?

Voorzitter, tot slot. Het CDA is blij met deze wet. Mensen met kinderen krijgen een steuntje in de rug. Dat is prettig en dat is ook nodig. Het is bovendien een wet met geen enkel probleem volgens de Raad van State. En er worden ook geen uitvoeringsproblemen voor de Belastingdienst verwacht. Dat is gewoon goed nieuws, en echt voor iedereen. Wat betreft het verleden heeft het CDA er vertrouwen in dat dit op een fatsoenlijke manier wordt opgelost. Mensen krijgen een onverwachte meevaller en voor hen is het, zoals de buurman vanmorgen zei: geef mij nog meer van die problemen!

Dank u wel.

De heer Stoffer (SGP):

Ik heb een vraag aan de heer Peters. De heer Kwint heeft zojuist al aangekondigd dat de SGP en de SP samen een amendement hebben ingediend. Ik ben eigenlijk heel benieuwd wat de heer Peters daarvan vindt.

De heer Peters (CDA):

In de woorden van de heer Kwint: ook het CDA was niet blij met de afschaffing van de beurs. Dat zult u begrijpen. Wij zien ook het probleem van deze groep. Ik ben het dus eens met de constatering dat er een probleem is, dat u terecht benadrukt en dat ook opgelost zal moeten worden. Alleen, ik wil het niet halen uit dekking vanuit deze Wet op het kindgebonden budget. Daar ben ik net zo blij mee, dat heb ik ook gezegd. Dus we zullen er in een later stadium wat mij betreft over moeten praten hoe we het gaan doen. Want ik ben het eens met uw punt, ik ben het eens met uw analyse; ik ben het alleen niet eens met uw dekkingsvoorstel. Het is financieel geen heel groot probleem.

De heer Stoffer (SGP):

Ik ben blij met de ene kant, dat de heer Peters ook aangeeft "dit is een probleem, maar het moet opgelost worden". Ik ben er niet blij mee dat de dekking niet gesteund wordt, maar ik begrijp dat de heer Peters wel zegt: "hoe dan ook, dit moet opgelost worden". Klopt dat?

De voorzitter:

Dat gaan we horen.

De heer Peters (CDA):

Dat klopt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zie ik dat er nog een interruptie is van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ik ben bekend met het standpunt van het CDA over het leenstelsel. Dat delen wij volgens mij. Maar ik ben dan wel benieuwd ... Dat stelsel bestaat al een paar jaar. Tot nu toe is het nog niet gelukt om tot een oplossing te komen. Op welke termijn mogen wij dan de voorstellen van het CDA, inclusief dekking, hoe dit opgelost gaat worden tegemoetzien? Want ik vind eerlijk gezegd een wet waarbij het gaat over kindgebonden budget en kinderbijslag best een natuurlijk moment.

De heer Peters (CDA):

Het is toch een wonderlijke figuur. Meneer Kwint komt met een amendement. Ik zeg: "Ik deel de achtergrond, maar de dekking alleen niet." En dan zegt u: "Wanneer zie ik uw voorstel? Dan kan ik dat afschieten." Of mee instemmen, dat maakt niet uit. Laten we het gewoon zo doen en het op tafel leggen met z'n allen. We vragen dadelijk aan de staatssecretaris: "Dit is een probleem; ziet u dekking of voorstellen hoe we dit kunnen doen?" Ik wil het ook zien. Ik wil er best over nadenken, het kan me niet schelen wanneer, maar ik heb zo ook niks.

De voorzitter:

Ten slotte.

De heer Kwint (SP):

Het kan onze fractie eigenlijk wél schelen wanneer, want die ouders zitten nu in de problemen en volgens mij delen wij die analyse. Ik ben graag bereid om te kijken of er een andere dekking te vinden is, maar dit lijkt mij wel het moment, nu we het over deze wetswijziging hebben, om hier nu een stap in te maken, aangezien het precies om het kinderbijslagvraagstuk gaat.

De heer Peters (CDA):

Dat denk ik niet. Ik wil het niet dekken uit dit kindgebonden budget en ik vind ook dat wij een coalitieakkoord hebben en een coalitie waarmee ik dit ook moet gaan bespreken. Dit kan ik hier niet even bij wijze van spreken tussen de soep en de aardappelen door doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee geef ik het woord aan de heer Edgar Mulder van de fractie van de PVV.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Voorzitter. Al jaren draait de economie goed. Er is een begrotingsoverschot van vele miljarden. Bedrijfswinsten zijn enorm gestegen, maar de gewone burger merkt dit niet in zijn portemonnee. Sterker, door verkeerde politieke keuzes gaat de koopkracht erop achteruit.

Voorzitter. Dáárom moet deze coalitie allerlei fiscale heffingen en toeslagen gebruiken om het eigen beleid een beetje bij te sturen. Hoe gek wil je het hebben? En zo blijft het oerwoud van toeslagen, regelingen en heffingen groeien. Vandaag maken we het systeem wéér iets ingewikkelder.

Voorzitter. De gewone burger begrijpt het nu al niet meer. Er ontstaan steeds vaker problemen met terugbetaling van toeslagen door fouten in de berekening. Ook de mensen aan de BelastingTelefoon kunnen het vaak niet meer uitleggen. En nu blijkt ook nog dat de ICT-systemen van de Belastingdienst zelf het niet aankunnen.

We gaan het vanavond nog hebben over ándere problemen bij de Belastingdienst, maar dat er iets goed fout zit, lijkt mij niet meer te ontkennen. En de gehele oppositie steunde vorig jaar de motie-Van Dijck om de dienst een groot project te maken. Dat was in mei 2018. Het minste wat je kan doen, is vaststellen dat het sindsdien niet echt beter is geworden, zelfs heel veel erger. De erf- en schenkbelastingproblemen, de wijziging op de dieselauto's, het kindgebonden budget nu, het niet-controleren van Vpb-aangiften, de omzetbelasting, de Douane, ga maar door. En laten we vanavond, stel ik voor, ook met dit debat in ons achterhoofd dat voorstel opnieuw bespreken.

Voorzitter. Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor de kosten van kinderen, bedoeld om gezinnen met lage en middeninkomens te ondersteunen. Door de keuze van dit kabinet voor Afrika en multinationals heeft de gewone Nederlander een koopkrachtprobleem. Die gezinnen moesten ook al de EU- en bankencrisis betalen. Zij hebben het echt zwaar. Zij verdienen meer dan alleen het voorstel van vandaag, maar hebben dat geld wel echt nodig. Daarom zal de PVV dit voorstel steunen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Raemakers van de fractie van D66.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat gezinnen met lage en middeninkomens een inkomensafhankelijke tegemoetkoming krijgen in de kosten van kinderen. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt het punt, waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget voor paren begint, flink verhoogd. Zo zijn er ouders die een hoger kindgebonden budget krijgen en ouders die voor het eerst in aanmerking komen voor een kindgebonden budget. En ik ben blij dat we hier vandaag staan om deze maatregel uit het regeerakkoord te realiseren. Hiermee kunnen we mensen met lage en middeninkomens met kinderen onder de 18 jaar ontzien. Goed nieuws dus voor mensen in het zogenaamde spitsuur van het leven. Dan is alles al duur genoeg: schoolkosten, sportclubs, kleding, de hypotheek et cetera. Het is goed dat we 500 miljoen euro extra aan het kindgebonden budget geven, voor al die ouders maar vooral ook voor al die kinderen.

Voorzitter. Helaas werden we de afgelopen week ook onaangenaam verrast met vervelend nieuws over ouders die jarenlang hun kindgebonden budget zijn misgelopen. Ik ben blij dat de staatssecretaris dit probleem meteen bij de kop heeft gepakt en dat die ouders ook allemaal gecompenseerd gaan worden voor die jaren. Maar het liefst had natuurlijk ook D66 gezien dat in 2020 gewoon geïndexeerd kon worden. Daarom heb ik ook een aantal vragen.

Deze vervelende omissie is pas laat aan het licht gekomen. Honderdduizenden ouders hebben aanvankelijk niet gekregen waar ze jarenlang wel recht op hadden. Hoe heeft deze situatie ruim tien jaar voort kunnen bestaan? Ik vraag de staatssecretaris van SZW: hoelang wist zij al van deze omissie? Hoelang was dit nu precies bekend? En welke checks-and- balances bouwt de staatssecretaris van SZW, maar misschien ook de staatssecretaris van Financiën, in om dit soort omissies in de toekomst te voorkomen? Want het stond gewoon in de wet; de wetstekst was heel duidelijk en toch ging het mis. Hoe gaan we dit nou met z'n allen voorkomen?

Voorzitter. Dit kabinet heeft het belang van het kind en het belang van gelijke kansen voor iedereen, vanaf de start, hoog in het vaandel staan. Dit kabinet zorgt daarom voor hogere kinderopvangtoeslag, voor hogere kinderbijslag, voor meer geld voor kinderen in armoede. Met dit wetsvoorstel zorgt het dus ook voor fors meer kindgebonden budget. Met alles bij elkaar geven we onze kinderen meer kansen voor een betere toekomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raemakers. Ik zie een interruptie en kijk wie er het eerst naar de microfoon gaat. Dat is de heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Ik kan het hardst lopen, voorzitter. Nee, geintje. Ik heb een vraag voor de heer Raemakers. Ik heb zojuist ook dezelfde vraag gesteld aan de heer Peters van het CDA. Wat vindt de heer Raemakers van die groep van 22.500 ouders met kinderen van 16 of 17 jaar in het hoger onderwijs, die enorm teleurgesteld zijn en die tekortgedaan worden? Vindt u ook dat het opgelost moet worden, dus wat vindt u van het amendement dat de SP en de SGP samen hebben ingediend?

De heer Raemakers (D66):

Dank voor deze vraag. Ik heb natuurlijk net ook de discussie even waargenomen. Ik zat me wel net te bedenken: we hebben natuurlijk de studiefinanciering niet meer zoals we die vroeger hadden. Dat geldt ook voor die kinderen van 16 en 17 jaar. Maar we hebben natuurlijk voor kinderen die ouders hebben met een wat lager inkomen wel nog steeds de aanvullende beurs. Sterker nog, die aanvullende beurs is ook verhoogd. Ik weet niet of dat ook een oplossing biedt voor deze groep; dat is waar ik direct aan zat te denken. Dus de studiefinanciering is afgeschaft, maar er is wel een aanvullende beurs; die is hoger geworden. En voor de rest hebben we natuurlijk wel afspraken in het regeerakkoord, en daar wil D66 zich aan houden.

De heer Stoffer (SGP):

Ik denk dat de oplossing die de heer Raemakers biedt, niet de oplossing is. Oftewel, dit komt deze groep ouders niet ten goede. Vindt hij dat dit probleem moet worden opgelost? Dat lijkt mij een hele concrete vraag. Vindt u dat dit probleem moet worden opgelost? Daar zou ik graag een concreet antwoord op hebben.

De heer Raemakers (D66):

Ik vind dat lastig om te zeggen, omdat we heel veel geld aan het kindgebonden budget geven en je natuurlijk ergens de knip moet zetten aan wie je dat geld gaat geven. Daarover zijn afspraken gemaakt bij het regeerakkoord. Daar staat ook de handtekening van D66 onder. De SGP en de SP zeggen nu dat zij een iets andere verdeling willen. Ik wil natuurlijk serieus kijken naar ieder amendement en iedere motie, maar ik ben wel gebonden aan de afspraken uit het regeerakkoord.

De voorzitter:

Meneer Stoffer, ik heb net aangegeven dat ik wil dat alle interrupties in tweeën gaan en niet in drieën.

De heer Stoffer (SGP):

Als ik dit antwoord hoor, concludeer ik alleen maar dat D66 dit onrecht niet wil oplossen. Dat is geen vraag, maar een constatering.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

En best slim gedaan, voorzitter, om alsnog een derde poging te doen.

De voorzitter:

Ik zou zeggen: het is geen uitnodiging.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Nee, nee, zeker niet.

D66 is terecht ook blij. Er komt extra geld bij voor mensen die dat hartstikke hard nodig hebben in het spitsuur van het leven. Alleen moet de fout bij de overheid nu worden opgelost door mensen met een laag inkomen — dat zie je ook terug in het tabelletje — en alleenstaande ouders. Is er bij D66 ruimte om naar andere vormen van dekking te kijken?

De heer Raemakers (D66):

Ik heb in het debat ook meegekregen dat een aantal sprekers zegt: er is een fout bij de overheid en de mensen draaien daar nu voor op. Ik wil er wel even op wijzen dat die 50 miljoen euro, die we inderdaad moeten zoeken, niet in een zwart gat gaat bij de overheid en dat het geld weg is. Nee, die 50 miljoen euro krijgen ouders met kinderen ook echt met terugwerkende kracht terug. Ze krijgen alsnog het geld waarop ze recht krijgen en dat ze toen niet hebben gekregen. Wij zeggen dus niet: er is een probleem bij de overheid; nu hebben we lekker 50 miljoen gevonden en niemand gaat ervan profiteren. De heer Peters wees er ook al op dat mensen echt nog geld gaan krijgen uit 2014 of 2018. Daarmee kunnen we dus mensen helpen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik vind dit een hele sympathieke poging van de heer Raemakers. Hij zegt dat er ook mensen van gaan profiteren. Ja, dat klopt, want er wordt geld geschoven van de ene naar de andere groep. Juist de groep die we niet willen treffen, die het al moeilijk heeft, zouden we moeten ontzien. Daar zoek ik nu ruimte voor, want dat gebeurt nu wel door de keuze die de coalitie en het kabinet maken. Is D66 bereid om naar andere varianten te kijken?

De heer Raemakers (D66):

Ik heb het amendement van de PvdA gemist, maar dat gaat u kennelijk zo meteen nog indienen. Ik ben altijd bereid om daarnaar te kijken, maar zoals ik al eerder zei, hecht ik eraan om vast te houden aan de afspraken uit het regeerakkoord. Ik vind ook dat wij hier met elkaar ooit een wet hebben afgesproken die in de praktijk niet goed is uitgevoerd. De ouders die daardoor geld hebben gemist waarop ze wel recht hadden ... Ja, goed, de wet is gewoon de wet. Aan die twee uitgangspunten zal ik vasthouden. Daarnaast ben ik bereid om ieder voorstel van de Partij van de Arbeid serieus te nemen.

De heer Kwint (SP):

Nou ligt er al een voorstel van mijn hand, waarmee we eigenlijk zeggen: wanneer de afbouw begint, trekken we iets terug. Dan gaan al die groepen er nog steeds op vooruit, maar dan verdeel je het iets anders. Dan zorg je er in ieder geval voor dat de alleenstaande moeders en de minima die al moeite hebben om het einde van de maand te halen, niet inleveren. Ze hoeven geen bakken met geld te krijgen, maar: niet inleveren. Dat zou toch het minste moeten zijn wat we vandaag zouden moeten kunnen regelen?

De heer Raemakers (D66):

De heer Kwint zei in zijn termijn: als ik het alleen voor het zeggen had, dan waren de percentages nog hoger. De heer Kwint heeft drie amendementen ingediend. Ik pak het amendement op stuk nr. 9 en dat op stuk nr. 11 er even bij. In het amendement op stuk nr. 9 wordt 6,75% vervangen door 7,05%. Bij het amendement op stuk nr. 11 wordt datzelfde percentage voor een ander doel vervangen door 7,25%. Kortom, meneer Kwint heeft het nog niet alleen voor het zeggen, maar hij stelt wel voor om het geld dubbel uit te geven. Dat kan niet. Ik wil de heer Kwint dus eigenlijk ook vragen wat hij nu echt voorstelt: gaat hij voor het amendement op stuk nr. 9 of voor het amendement op stuk nr. 11? Of wil hij het geld doormidden knippen of zo? Ik weet dus ook niet zo goed waar de SP staat in dezen.

De voorzitter:

Het is niet gebruikelijk om bij een interruptie "de andersom" te doen, maar ik geef nu toch het woord aan de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Bovendien is het gewoon een ongelooflijk mistgordijn om niets te hoeven zeggen over: gaan we nou geld weghalen bij alleenstaande moeders of niet? Dat was volgens mij de vraag. Ik wil het natuurlijk best uitleggen. Ik heb inderdaad meerdere voorstellen gedaan en dan werkt het zo dat als je die in losse voorstellen scheidt, je altijd rekent vanaf het percentage dat er op dat moment is. Dat klopt. Op het moment dat ze allebei aangenomen worden, dan heeft de Kamer, denk ik, a een heel verstandig besluit genomen en b dan doen we daar nog een schepje bovenop. Volgens mij is dat niet zo ingewikkeld.

Wij willen een paar dingen doen. Wij willen iets doen voor de kinderen van 16 en 17, die nu geen studiefinanciering meer krijgen, en wij willen iets doen om die indexering ongedaan te maken. Dat kunt u allemaal in de toelichting lezen en volgens mij is er dus niet zo heel veel onduidelijkheid.

De voorzitter:

Maar volgens mij staat u daar om een vervolgvraag te stellen.

De heer Kwint (SP):

Precies! Wat gaan we doen met die alleenstaande ouders die straks inleveren?

De heer Raemakers (D66):

Het klopt inderdaad dat er in 2020 niet geïndexeerd wordt en dat is bijzonder vervelend. Zoals ik ook in mijn bijdrage heb aangegeven, hadden we het liefst wel geïndexeerd, maar dan moeten we wel ergens financiële ruimte vinden. Los daarvan wil ik ook wel via deze weg aan de staatssecretaris vragen of zij ook oog heeft voor die mensen aan de onderkant. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat de effecten daar niet te hard neerslaan? Mevrouw Nijkerken wees er eerder deze avond al op dat wij in augustus, september de nieuwe inkomensbeelden gaan zien. Voor mijn fractie zou het in ieder geval heel belangrijk zijn dat we ook echt oog hebben voor die mensen aan de onderkant. In die zin ben ik het helemaal met de heer Kwint eens.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hebben in verschillende debatten op vragen vanuit de oppositiepartijen van de coalitiepartijen gehoord: we houden ons vast aan het regeerakkoord. Dat is vaak een hele mooie manier om niet inhoudelijk te hoeven reageren op vragen. We hebben het nu natuurlijk over een wetswijziging, maar zeker ook over een fout die is gemaakt door de overheid die niet was voorzien in het regeerakkoord. Daarover zijn al een aantal vragen gesteld, maar ik zou de heer Raemakers toch ook zelf willen vragen hoe hij daarnaar kijkt. Hoe gaat de coalitie reageren? Ik zou eigenlijk een inhoudelijk antwoord van de heer Raemakers willen hebben op de vragen die hier door verschillende mensen al zijn gesteld.

De heer Raemakers (D66):

En welke vraag wilt u dan precies nog beantwoord zien?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Hoe we dit gaan oplossen. Hoe gaan we ervoor zorgen dat er geen mensen die dat geld nodig hebben, gedupeerd worden? Die fout waarover we nu spreken, staat niet in het regeerakkoord.

De heer Raemakers (D66):

Die fout, waarover ik nu spreek, die 50 miljoen, staat inderdaad niet in het regeerakkoord. Maar ik wijs er dan ook in de richting van mevrouw Westerveld nogmaals op dat dat geld echt niet verdwijnt. Ouders die recht hadden op geld maar dat niet gekregen hebben, krijgen dat geld nu alsnog wel. Dus als dat de vraag is, zegt D66: dat probleem gaan we oplossen. Wij gaan ervoor zorgen dat ouders die recht hadden op een bedrag maar dat niet gekregen hebben, allemaal alsnog hun geld krijgen. Daar staan we voor.

De voorzitter:

Ik vrees dat u ook niet meer een ... Nog één keer dan, omdat er eerst een vraag aan u werd gesteld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het is mooi dat ouders geld krijgen, maar dat wordt betaald door andere ouders. Daar gaat het om! We schuiven met geld en dat is niet terecht. Ik zou de heer Raemakers willen vragen of hij vindt dat als de overheid een fout maakt, die fout opgelost moet worden door de overheid en niet door een andere groep ouders.

De heer Raemakers (D66):

Nu wordt het toch een wat semantische discussie, want de overheid zijn we natuurlijk allemaal. Het is niet zo dat we nog ergens overheidsgeld hebben liggen dat niet door mensen is opgebracht. Dus iedere oplossing door als politiek met geld te schuiven gaat inderdaad ten koste van iemand anders. Maar het is dus niet zo dat dan alleen de overheid maar minder inkomen heeft en dat er verder niemand in het land last van heeft. De overheid zijn wij met z'n allen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee bent u aan het einde gekomen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. In vier jaar repareren we wat in de acht jaar daarvoor is scheefgegroeid en dat is geen sinecure. En toch doet het kabinet dat met het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken. Stel je voor dat je in de jaren 2010-2017 een alleenverdienersgezin runde met een modaal inkomen, dan ben je in die acht jaar ruim 3% koopkracht kwijtgeraakt. En dat was niet het gevolg van een natuurramp, maar van bewust beleid. Enerzijds beleid om de koopkracht van de minima wel te stutten en dat van middeninkomens niet en anderzijds beleid om arbeidsparticipatie via fiscale kortingen maximaal te prikkelen.

Ik noem u een paar andere categorieën huishoudens om de gevolgen hiervan te laten zien. Alleenstaande ouders, ook met een modaal inkomen, zijn er niet 3% op achteruitgegaan zoals de eenverdieners, maar ruim 7% op vooruit. Alleenstaande ouders met een minimumloon zijn er zelfs meer dan 16% op vooruitgegaan, waardoor de bizarre situatie is ontstaan dat alleenstaande ouders met een minimumloon onder de streep meer inkomen overhouden dan huishoudens met één modaal inkomen. Anders gezegd: puur fiscaal gezien zou een alleenverdiener met kinderen beter kunnen scheiden, waarbij beide ouders ten minste één kind onder hun hoede nemen.

Voorzitter. Dit is natuurlijk geen aanbeveling van de ChristenUnie-fractie om te gaan scheiden en het is ook geen gratis belastingtip, maar het geeft wel aan hoe ruimhartig de inkomensondersteuning aan de onderkant van het inkomensgebouw kan uitpakken in verhouding tot huishoudens die van één modaal inkomen moeten rondkomen.

Als je alleen al deze gegevens op je laat inwerken, dan kan ik niet anders dan heel blij zijn met dit wetsvoorstel. Het biedt een broodnodige correctie op de eerste acht jaar van dit decennium met een slimme oplossing. Door het afbouwpunt voor paren te verleggen, krijgen eindelijk die huishoudens met kinderen en een inkomen tussen een en anderhalf keer modaal een financieel steuntje in de rug. Eindelijk! Mag het een keer? Huishoudens in deze inkomensrange moeten in dit land hun financiële boontjes helemaal zelf doppen. Geen recht op huurtoeslag als je in een huurwoning woont, geen recht op zorgtoeslag, geen profijt van de hypotheekrenteaftrek.

Daarom ben ik blij dat gezinnen met kinderen en twee ouders tussen een en anderhalf keer modaal door dit wetsvoorstel ook eens een positief inkomenseffect tegemoet kunnen zien. Ik vind het zo mooi om te zien dat na jaren van overigens terechte aandacht voor de koopkracht van minima er nu ook inzet is voor Jan Modaal, voor ploeterende gezinnen met gewone inkomens. Het is mooi om te zien dat een eenverdiener op modaal met twee kinderen er door dit wetsvoorstel in een keer net zo veel op vooruitgaat als hij er de afgelopen acht jaar op achteruit is gegaan. Dit wetsvoorstel verlaagt de marginale druk nog eens voor gezinnen met kinderen tussen minimumloon en modaal. Dus van iedere euro die je meer verdient houd je meer over. Dit wetsvoorstel biedt met name deze gezinnen wat meer lucht, wat meer financiële ademruimte. Kortom, niet een wet uit het ChristenUnie-paradijs, maar wel een mooi compromis van de coalitie waar mijn fractie aan deelneemt. Natuurlijk had het voorstel nog mooier gekund, bijvoorbeeld door het afbouwpunt te verleggen tot het punt waar het het afbouwtraject voor de alleenstaande ouder raakt. Maar ja, dan had dit voorstel nog zeker het dubbele gekost. Hoeveel extra middelen had het eigenlijk gevergd, is mijn vraag aan een van de staatssecretarissen.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel is onderdeel van de extra impuls voor kindregelingen van dit kabinet. Niet alleen gaat er meer geld naar het kindgebonden budget, maar ook naar de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag gaan extra middelen. In totaal kwam er door het regeerakkoord structureel bijna 1 miljard bij voor gezinnen met kinderen. Natuurlijk, ik geef het toe. Ik baal ook van die tergende tegenvaller die de afgelopen week is opgedoken, die overigens volstrekt losstaat van dit wetsvoorstel en van de afspraken in het coalitieakkoord. Maar ja, hij is er wel en hij moet wel opgelost worden.

Voorzitter. Natuurlijk word ik ook niet blij van de gekozen oplossing, maar mijn fractie accepteert deze wel. Het eenmalig niet indexeren van het kindgebonden budget is een lelijke, maar wel effectieve oplossing. Dat het overschot van 10 miljoen wordt benut om het afbouwpunt nog iets hoger te leggen, vindt mijn fractie een goede geste naar de gezinnen die het betreft.

Voorzitter. Deze episode roept de vraag op waarom het regime bij de diverse toeslagen verschilt. Er had ook gekozen kunnen worden voor een wetsaanpassing waarmee het kindgebonden budget in de pas ging lopen met de andere toeslagen. Vanuit burgers geredeneerd — daar sta ik hier voor — is het juist weer voor te stellen dat het bij de andere toeslagen ook gaat zoals het bij het kindgebonden budget had moeten gaan. Kan de staatssecretaris hierop reageren?

Voorzitter, dan nog een vraag over het kindgebonden budget en mensen die in Nederland wonen en net over de grens werken, bijvoorbeeld Duitsland. Die hebben geen recht op het kindgebonden budget vanwege de Europese coördinatieregels, die bepalen dat het werkland bevoegd is voor de sociale zekerheid.

Hoe staat het in dit kader met de uitvoering van de moties van mijn collega's Van der Graaf en Van der Molen? Ik vraag dat in dit debat omdat onder andere een casus met het kindgebonden budget aanleiding was voor deze moties. Je zult immers maar als alleenstaande ouder in een krimpregio aan de grens wonen en net over de grens werk vinden. Dan ben je ongewild mooi de pineut, omdat in dat geval de Duitse kindregelingen net wat minder ruimhartig zijn.

Voorzitter. Ondanks het gedoe met de tegenvaller blijft dit wetsvoorstel een mooie bouwsteen in het bouwwerk van het regeerakkoord en een belangrijke steun in de rug voor veel gezinnen. Natuurlijk hebben we, als het gaat om rechtvaardige belastingheffing en inkomensondersteuning, echt nog wel wat te wensen over, maar het verleggen van het afbouwpunt in het kindgebonden budget voor paren voegt ontegenzeggelijk rechtvaardigheid toe in de uitkomsten van het inkomstenbeleid. Als ik denk aan alle gezinnen die ondanks al hun gesappel van de afgelopen jaren onder de streep ternauwernood een minimuminkomen overhielden, dan kan ik niet anders dan dankbaar zijn voor dit mooie compromis.

Voorzitter. Ik roep beide staatssecretarissen op om voortvarend met de uitvoering van dit wetsvoorstel aan de slag te gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Meneer Bruins, u heeft een interruptie van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Die op het eind een beetje in de war raakte. U zei uiteindelijk "als ik denk aan al die gezinnen die op het minimum hebben gesappeld", maar dat zijn nou net de mensen die door uw wijzigingsvoorstel gaan inleveren. U zegt: die hebben er in de afgelopen jaren 7% of 8% bij gekregen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

16%, meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

€1.600 bruto per maand! Meneer Bruins doet alsof mensen op het bestaansminimum in een polonaise door de straat moeten gaan. Hoe is die keuze tot stand gekomen? Het gaat om een bedrag van €1.600 bruto per maand. Dan zeg je toch niet: als we met een tegenvaller worden geconfronteerd, dan halen we daar een procentje vanaf?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Meneer Kwint moet niet proberen om wiskundige spelletjes met mij te spelen. Een procent omhoog is hetzelfde als een procent omlaag.

De voorzitter:

Maar het is nu aan u om te antwoorden, want daarna heeft hij nog maar één kans om een vraag te stellen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik geef alleen aan dat hij een wiskundig spelletje met mij speelt. Dat moet hij niet doen.

De voorzitter:

Oké. De heer Kwint.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Als hij het niet doorheeft, is het nog erger.

De heer Kwint (SP):

Ik snap niet zo goed welk spelletje. Mijn vraag is heel simpel: waarom is een doelgroep die €1.600 bruto per maand verdient voor de ChristenUnie een verstandige dekkingspost voor een tegenvaller bij de Belastingdienst?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb net de context van dit wetsvoorstel geschetst. Ik heb gezegd: vergeet niet dat de rollen in het afgelopen jaar helemaal omgedraaid waren. Alleenstaande ouders op het minimum hebben in de periode 2010 tot en met 2017 meer dan 16% inkomensgroei gezien, terwijl alleenverdieners met een modaal inkomen er ruim 3% op achteruitgingen. Tegen die achtergrond is de oplossing die nu gekozen wordt, te verdedigen.

De heer Stoffer (SGP):

De heer Bruins sprak over het ChristenUnieparadijs. Ik ga ervan uit — dat zijn wij vast samen eens — dat dat ook het SGP-paradijs is. Toen hadden we die problemen niet, want er waren nog geen kinderen.

(Gelach)

De heer Stoffer (SGP):

Volgens mij klopt dit. Dit is toelachen.

Maar in deze tijdsperiode hebben we die problemen natuurlijk wel. Gelukkig hebben we ook het kindgebonden budget. Ik ben het met de heer Bruins eens dat alles wat nu voorligt, er heel mooi uitziet. Maar u heeft ook gehoord dat zowel de SP als de SGP gezamenlijk geconstateerd hebben dat er ergens een stukje onrecht is, namelijk voor ouders met kinderen van 16 à 17 jaar die in het hoger onderwijs terechtkomen. Zij hebben dan geen recht meer op kinderbijslag en eventueel op het kindgebonden budget. Ik ken de ChristenUnie als een partij die altijd graag onrecht uit de wereld helpt, zeker als daar opties toe zijn. Dus mijn vraag is eigenlijk wat de ChristenUnie van het amendement vindt dat de SP en de SGP samen hebben ingediend.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik deel het gevoel van onrecht dat de heer Stoffer hier naar voren brengt. Ouders van kinderen van 16 of 17 jaar die gaan studeren, krijgen geen kinderbijslag meer. Sinds het leenstelsel is ingevoerd, krijgen die kinderen ook geen basisbeurs meer. Dat is onrechtvaardig. Het irriteert me dat dat nog steeds niet is opgelost. Ik wil dat graag helpen oplossen, maar niet bij de wetsbehandeling over het kindgebonden budget, want ik vind dat we dat niet uit kindregelingen moeten gaan halen.

De heer Stoffer (SGP):

Ik ben natuurlijk blij dat ik, net als bij het CDA, ook hier constateer dat er in ieder geval gewerkt moet worden aan het probleem. Maar de financiële oplossing die wij voorstellen, is er blijkbaar niet. Ik ben benieuwd of de heer Bruins ook via deze vraag aan het kabinet zou willen voorleggen of er andere opties zijn om aan dit onrecht tegemoet te komen.

De voorzitter:

We gaan het zien.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik wil de vraag best doorspelen. Dan moeten we op zoek naar 32 miljoen. Dat bedrag moet wat mij betreft in ieder geval buiten de kindregelingen worden gezocht, want als ChristenUnie zeg ik: blijf met je handen van gezinnen af in dit land. Ik weet dat de SGP daar ook voor staat. Dan moeten we dus 32 miljoen zoeken. Ik zou zeggen: laten we dat op een ander moment doen, op andere momenten in de begrotingscyclus en bij andere begrotingen. Maar ik sta net als de heer Stoffer te popelen om dit probleem op te lossen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Gijs van Dijk van de fractie van de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Toen ik dit wetsvoorstel zag, had ik bijna het gevoel van "ik moet slingers meenemen voor het kabinet en voor de coalitie", want dit is gewoon een hartstikke goed voorstel. Dat mag ook weleens gezegd worden, want wij als PvdA kijken altijd kritisch naar alle plannen van dit kabinet — dat weet de coalitie ook — maar dit is heel goed. Het is heel goed dat we in tijden dat het weer beter gaat, gezinnen financieel gezien ondersteunen. Dat geldt zeker voor gezinnen met jonge kinderen, want het is gewoon een hartstikke zware tijd. Verschillende Kamerleden weten dat ook. Ik zie de heer Wiersma al knikken. Het is een zware tijd, waarin je moet alles combineren en het leven ook gewoon duur is. De zorg is duur. De energie is duur. Je huis is duur, of je nou een hypotheek hebt of een huis huurt. Je moet alles met elkaar combineren. Dan is het hartstikke fijn dat je ook financieel wordt gestut. Het is dus terecht dat de coalitie ervoor kiest om de groep groter te maken, want dan hebben we het bijvoorbeeld over de leraar, die hier ook gebruik van kan maken en ook zou moeten maken.

Tot dan was het eigenlijk goed nieuws. De slingers waren bijna opgehangen. Totdat de fout bij de overheid en bij de Belastingdienst werd geconstateerd. Dat is natuurlijk heel naar, en dat moet gewoon worden opgelost. Het is al even bij de interrupties gebleken: wij zijn er absoluut tegenstander van om dat bij de lage inkomens en bij alleenstaande ouders neer te leggen. Dat maakt dit debat moeilijk. Er ligt hier een wetsvoorstel, waarvan ook de Partij van de Arbeid zegt "hartstikke goed, dat ondersteunen we", maar tegelijkertijd wordt een fout die is gemaakt, neergelegd bij die groep waar wij juist voor zouden moeten staan en die juist die steun van ons allen nodig heeft. Ik roep het kabinet dan ook op om een andere dekking te zoeken.

Mijn stelling is ook dat het een tegenvaller is en helemaal geen beleidswijziging. Ik zou ook graag van de staatssecretaris van Financiën horen dat het gewoon een tegenvaller is en dat het eigenlijk gek is dat er nu dekking wordt gezocht omdat er sprake zou zijn van een beleidswijziging. Volgens mij is er geen sprake van een beleidswijziging.

Ik ga toch ook even in op de tegemoetkoming. Dit gaat over die fout: een grote groep mensen heeft tien jaar lang geen gebruik kunnen maken van het kindgebonden budget. Waarom is ervoor gekozen om maar vijf jaar terug te kijken? Die fout was er eigenlijk al bij de invoering in 2008. Waarom krijgen niet alle ouders de mogelijkheid om het geld waar ze recht op hadden, terug te krijgen? Is het wellicht mogelijk om een soort meldsysteem te maken, zoals eerder is gedaan bij de tegemoetkoming bij het Dagloonbesluit WW? Ik begrijp dat het voor de groep tussen 2008 en 2013 gewoon moeilijker is, omdat de gegevens minder op orde zijn, maar is het kabinet misschien bereid om aan te bieden dat mensen die tussen 2008 en 2013 wellicht recht hadden gehad op het kindgebonden budget, daar zelf melding van kunnen maken bij de Belastingdienst, zodat zij ook gewoon krijgen waar zij recht op hadden? En wil het kabinet dat dan ook op de website te zetten en dat actief communiceren?

Er wordt dus een grote groep gecompenseerd, en dan komen er ook vaak nieuwe problemen om de hoek kijken. Want wat zijn de gevolgen voor ouders als zij de compensatie terugkrijgen? Uit welke bedragen kan de compensatie bestaan? Krijgen zij dit in termijnen? Bij welk jaarinkomen komt deze compensatie terecht? Komt dit in één jaar terecht en wordt dat ook belastingtechnisch zo gedaan? Heeft het dan ook gevolgen voor andere toeslagen, en dan met name de huurtoeslag? Het zou namelijk kunnen dat je dan in één keer weer met andere toeslagen in de problemen komt. Kortom, de vraag aan het kabinet is: hoe zorgen we ervoor dat er geen andere nadelige effecten komen voor ouders die het kindgebonden budget waar ze recht op hadden, krijgen gecompenseerd? Dat is ook de vraag aan de staatssecretaris: ontstaan hierdoor wellicht nieuwe schuldenproblemen?

Voorzitter. Dan over de oplossing die het kabinet en de coalitie kiezen om die 50 miljoen in de toekomst te dekken. Ze kiezen ervoor om in 2020 niet te indexeren. Ik zei het al: ouders met de laagste inkomens gaan er dan op achteruit, met ongeveer €100 per jaar voor de laagste inkomens. Ook alleenstaande ouders, die het vaak ook niet ruim hebben en veel problemen kennen, gaan erop achteruit. Wat ons betreft is er geen dekking nodig. Daar hoor ik ook graag de staatssecretaris over. Is dit niet gewoon een tegenvaller? Zo hebben wij onze begrotingsregels toch niet met elkaar afgesproken? Waarom worden ouders met de laagste inkomens de dupe van fouten van de overheid? Waarom wordt de overgebleven 10 miljoen — door het niet indexeren in 2020 wordt 60 miljoen bespaard — ook nog eens gebruikt voor de middeninkomens en niet voor de lagere inkomens?

Kortom, het kabinet heeft geld over. Vorig jaar werd er zelfs 3 miljard in de staatsschuld gekieperd. Het blijkt ook lastig om alle overschotten die het kabinet heeft, gewoon uit te geven. Is het kabinet bereid om met een goede wet de nadelige effecten voor de lage inkomens en alleenstaande ouders weg te nemen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. De wetswijziging die vandaag voorligt, is voor GroenLinks geen spannend punt. In ons eigen verkiezingsprogramma hebben we verdergaande plannen met het kindgebonden budget. Wat GroenLinks betreft worden de kinderbijslag en het kindgebonden budget samengevoegd tot één regeling, die afhankelijk is van iemands inkomen. Het bevat misschien niet de slingers van de PvdA, maar we kunnen ons wel heel goed vinden in deze stap vooruit.

Het echte politieke debat van vandaag gaat natuurlijk over de fout die de Belastingdienst heeft gemaakt bij de toekenning van het kindgebonden budget. In het nieuws werd dit mooi neergezet: als een meevaller voor ouders. We hoorden daar ook het CDA en D66 over. Dat is een mooi frame, maar het is natuurlijk geen meevaller. Het gaat hier om geld dat mensen nodig hebben om rond te komen, maar dat ze niet hebben gekregen, tien jaar lang. Dat kan ook zomaar tot problemen hebben geleid. Mijn collega's en ik hebben het in verschillende debatten regelmatig over de rol van de overheid bij het veroorzaken van schulden. Dit is weer een typisch voorbeeld daarvan. Ik wil de staatssecretarissen daarom vragen: hebben we in beeld hoeveel van de 300.000 tot 400.000 gedupeerden in de financiële problemen zijn gekomen doordat ze de afgelopen jaren geen kindgebonden budget hebben ontvangen? In de brief lezen we dat het na 2015 gaat om gemiddeld €1.000 per jaar. Zijn er ook gezinnen die nog veel grotere bedragen zijn misgelopen? Wat is de verdeling? Zijn er hele grote verschillen?

Voorzitter. Het siert de staatssecretarissen wel dat ze hiermee zelf naar de Kamer zijn gekomen en dat ze ons goed hebben geïnformeerd over de problemen. Mijn fractie blijft zich wel afvragen hoe het kan dat we zo lang dat hoge percentage van niet-gebruik voor lief hebben genomen. Graag zou ik daar straks een reactie op willen.

Dan het vervolg. Het is goed dat deze fout wordt hersteld en dat ouders alsnog een kindgebonden budget zullen ontvangen. GroenLinks is natuurlijk wel reuze benieuwd waar het kabinet die 445 miljoen vandaan gaat halen. Kunnen we daar straks meer informatie over krijgen?

Voorzitter. Mijn fractie vindt het niet kunnen dat de nabetaling meetelt voor het vermogen. Want dit zou kunnen betekenen dat iemand met een bijstandsuitkering die nu alsnog een nabetaling krijgt, daarop gekort wordt. Dat terwijl dit echt een fout is — we zeiden het al eerder — die door de overheid zelf is gemaakt. Dan worden deze mensen dus dubbel gestraft. Is het mogelijk om voor deze groepen, die dus in de problemen kunnen komen, een uitzondering te maken?

Voorzitter. Waar mijn fractie nog meer moeite heeft, is de manier waarop wordt omgegaan met de afname van het niet-gebruik in de toekomst. Daar gingen net al de verschillende interruptiedebatjes over. Simpel gezegd: omdat deze fout nu wordt hersteld, is de verwachting dat meer mensen gebruik zullen gaan maken van het kindgebonden budget. Dat is niet meer dan logisch. Dat gaat ook meer geld kosten, dat is ook logisch. Maar wat heel onlogisch is, is dat dat betaald moet worden door de ontvangers zelf; dat door een fout van de Belastingdienst het kindgebonden budget nu niet wordt geïndexeerd. Ik vind dat raar en ook niet eerlijk. Het kindgebonden budget wordt niet voor niets ieder jaar geïndexeerd. Indexeren houdt in dat het bedrag wordt aangepast aan de prijsstijgingen. Dat wordt gedaan omdat het dan in de praktijk evenveel waard blijft. Door niet te indexeren gaat deze groep ouders er feitelijk op achteruit.

Ik kan mij niet voorstellen dat er niet ergens op die enorme begroting van Sociale Zaken een pot is met 50 miljoen waaruit we dat kunnen dekken. Ik vind het belachelijk dat ouders hier nu zelf de dupe van worden. Ik vraag de staatssecretaris om hiervoor een andere dekking te zoeken. Er zijn een aantal amendementen ingediend door de SP en daar zullen we zeker naar kijken. Dat lijken ons in eerste instantie goede suggesties.

Zoals we al zeiden: fouten die door de overheid zijn gemaakt, moeten wat GroenLinks betreft ook door de overheid opgelost worden. Wij zijn heel benieuwd naar de reactie van de staatssecretarissen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Stoffer van de fractie van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Stel: je dochter is 16 of 17 jaar. Ik kan het me gelukkig nog niet voorstellen; de oudste wordt volgende week pas 12, maar stel nu eens dat dit wel het geval is. Ze heeft net haar havodiploma gehaald, maar nog geen idee welke vervolgstudie ze gaat doen. Wordt het een mbo-opleiding, een hbo-opleiding of een overstap naar het vwo? Je zou willen dat dit een inhoudelijke keuze is, dat je om inhoudelijke redenen die keus maakt en dat de motivatie daarbij de doorslag geeft, maar dat je niet om financiële redenen een bepaalde keuze moet maken.

Toch is dat precies wat er kan gebeuren. Het zit namelijk zo: kies je voor die hbo-opleiding dan verliezen je ouders kinderbijslag, mogelijk kindgebonden budget en alleenstaande ouders verliezen daarbovenop ook de alleenstaande-ouderkop, en alleen maar omdat je dochter zogenaamd recht krijgt op studiefinanciering. Dat dat in de meeste gevallen een lening is, wordt buiten beschouwing gelaten. Die rekening voor de ouders kan in de duizenden euro's lopen. Bij de kinderbijslag hebben we het over €1.200, bij het kindgebonden budget maximaal €1.100 en bij de alleenstaande-ouderkop tot €3.000. Dat is het maximum, gemiddeld hebben we het over zo'n €1.400.

Met de introductie van het leenstelsel werd het recht op kinderbijslag en kindgebonden budget ingewisseld voor het recht op een lening, en dat voor kinderen die nog niet eens volwassen zijn. Zelfs als er wel recht op is op een aanvullende beurs voor lage inkomens, biedt dat onvoldoende soelaas. Ieder jaar worden 22.500 ouders hiermee geconfronteerd en in de meeste gevallen onverwacht. De meeste ouders denken simpelweg: mijn kind is nog niet volwassen en dus heb ik recht op kindregelingen.

Zo mailde ons in de afgelopen periode een vader van een tweeling in Harderwijk. De ene zoon is begonnen op het hbo en de ander volgt 6 vwo. Dan is het toch niet uit te leggen dat voor de een de kinderbijslag wordt gestopt en deze voor de ander doorloopt? In een land met gelijke rechten zou dat toch onmogelijk moeten zijn?

Of een kind nu een vroege leerling is, de havo heeft afgerond of een klas over heeft geslagen, het resultaat is een forse financiële strop. De SGP vraagt de staatssecretaris dan ook om niet langer onderscheid te maken naar vervolgopleiding, maar de heldere lijn te kiezen van de volwassen leeftijd van 18 jaar. Tot nu toe is ons voorstel steeds afgewezen vanwege de financiële consequenties, maar nu er bijna 500 miljoen extra wordt uitgetrokken voor het kindgebonden budget, zou de SGP heel graag zien dat dit probleem gerepareerd wordt.

Daarom hebben wij samen met de SP een amendement ingediend. De afspraken in het regeerakkoord blijven naar onze mening overeind, want het afbouwpunt voor paren blijft verhoogd met €16.750. Het enige wat we aanpassen is dat die afbouw iets sneller afloopt: van 6,75% naar 7,05%. We hopen dan ook op steun van de hele Kamer. We hebben zojuist in interruptiedebatjes gemerkt dat het probleem onderkend wordt, en dat velen graag een oplossing zien, maar dat er toch in een andere oplossingsrichting gedacht wordt dan wij voorstellen. Nou, daar staan we open voor. Dus we horen straks ook graag van de staatssecretaris hoe zij tegen ons amendement aankijkt, het amendement van de SP en de SGP, maar ook hoe zij tegen de oplossingsrichtingen aankijkt. En als die anders zijn, dan staan de heer Kwint en ik daar uiteraard graag voor open.

Voorzitter, ik zie dat de heer Bruins een interruptie wil plegen. Zal ik even stoppen?

De voorzitter:

Nou, ik wilde hem net het woord geven! Maar u mag ook helpen met voorzitten. Ik geef de heer Bruins het woord.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Zonet hadden de heer Stoffer en ik al even een debatje. Ik ken ook het probleem dat hij zeer terecht aansnijdt, namelijk van kinderen van 16, 17 jaar in die situatie. Hij stelt voor om het afbouwpercentage te verhogen voor het kindgebonden budget voor paren. Maar daarmee wordt de marginale druk voor paren in die salarisrange wel groter dan voor alleenstaanden. Heeft hij ook laten doorrekenen hoeveel de marginale druk zou toenemen in procenten?

De heer Stoffer (SGP):

Nee, dat hebben we niet gedaan. Als je kijkt naar de inkomensrange, dan heb je het over een inkomensrange van zo'n €66.000 tot €76.000. Dus het is wat dat betreft echt heel beperkt. Ik heb niet die doorrekening laten doen, maar uitgaande van de bedragen die ik noem, kun je wat dat betreft uitgaan van een heel beperkt percentage.

De voorzitter:

Dat is blijkbaar voldoende voor de heer Bruins. Dan geef ik het woord aan de heer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

We kennen de SGP natuurlijk als een partij die opkomt voor het gezin — dat is heel duidelijk. Maar we kennen de SGP ook als een partij van de financiële discipline: je kunt een euro maar één keer uitgeven, en niet twee keer. Nu heeft de heer Stoffer met de heer Kwint een amendement ingediend om geld ergens aan uit te geven. Dat is het voorstel dat de SGP hier doet. Maar de heer Kwint stelt met een ander amendement voor om hetzelfde geld nóg een keer uit te geven. Zegt de SGP: dat is prima, want je kunt dat geld twee keer uitgeven? Of zegt de SGP vanavond: we doen maar één voorstel, namelijk om het één keer uit te geven?

De heer Stoffer (SGP):

Er is maar één amendement van de SGP en de SP samen. En u kent de SGP inderdaad: wij geven geld geen twee keer uit, want dan ga je gewoon failliet en dat moet je niet doen.

Goed, dan ga ik verder naar het eigenlijke wetsvoorstel. Het voorliggende wetsvoorstel betekent namelijk goed nieuws voor gezinnen en middeninkomens. Laten we daar ook gewoon heel duidelijk en helder over zijn: het is een mooi en goed wetsvoorstel.

Voorzitter. Het begin van de crisis is inmiddels ruim tien jaar geleden. Maar als je mensen in Nederland vraagt wanneer het nou weer beter ging in Nederland, dan is er nog een hele grote groep, zeker onder die middeninkomens, die daar geen antwoord op heeft. Ik denk dat dit wel een eerste aanzet is: mensen, ook de middeninkomens, de basis van ons Nederland, krijgen hiermee weer het gevoel dat het weer een stukje beter met ze gaat. Wat dat betreft is het heel mooi. Dus heel goed dat het zoet die middeninkomens nu ook bereikt.

Inhoudelijk — laten we ook eerlijk zijn — is het wetsvoorstel niet zo heel erg spannend. Er is gekozen voor eenvoud, en dat is mooi. Het afbouwpunt wordt verhoogd, en verder blijft eigenlijk alles hetzelfde.

De SGP zal het voorstel dan ook steunen, maar we hebben naast het eerder genoemde punt nog één punt ter verbetering. Dat gaat ook over kinderen die nog geen 18 jaar zijn en die bijverdiensten hebben. En ik vind het altijd goed als kinderen al jong beginnen met een baantje en met werken, want dan merken ze dat als je werkt, je ook iets extra's te besteden hebt. Dat vind ik altijd goed voor de toekomst. Maar als je te veel bijverdient als kind, dan verliezen ouders de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Als een kind het heel handig heeft aangepakt en een bedrijf heeft waar hij veel geld mee verdient, dan hebben wij daar niet zo heel veel moeite mee. Maar dat verlies van kinderbijslag en kindgebonden budget begint al bij bijverdiensten van €1.300 per kwartaal. Dan heb je het over een goeie €400 per maand. Dat vinden wij toch niet echt enorm veel. Dus onze vraag aan de staatssecretaris is ook of er gekeken zou kunnen worden naar die bijverdiengrens. En zou er in ieder geval gekeken kunnen worden of ouders niet meer in gaan leveren aan kindregelingen enzovoort dan wat hun kind aan zuurverdiende centjes heeft verdiend? Want dat zou zomaar het geval kunnen zijn. Dus ook hier zegt de SGP: werk moet lonen, en laat dat ook in dit geval zo zijn. We zijn erg benieuwd hoe de staatssecretaris daartegen aankijkt.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Dan schors ik de vergadering voor een kwartier. Dat is mij gevraagd. Dat betekent dat we om net iets over vijf beginnen met de beantwoording van de twee staatssecretarissen. Dank u wel.

De vergadering wordt van 16.49 uur tot 17.06 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik zie dat de leden langzamerhand weer binnenkomen. We hebben twee bewindspersonen: staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Snel van Financiën. Ik geef als eerste het woord aan staatssecretaris Van Ark.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Ik zou met een aantal algemene lijnen willen beginnen. Daarna wil ik kijken naar het herstel van wat geconstateerd is. Vervolgens behandel ik enkele vragen over de uitvoering en een aantal overige zaken.

Zoals meerdere Kamerleden ook constateerden, ben ik blij dat we vandaag, hoewel er enige vertraging was, toch het wetsvoorstel kunnen behandelen. Je zou kunnen zeggen dat we er na een aantal economisch zware jaren weer beter voorstaan. De economie groeit, de werkgelegenheid trekt aan, de werkloosheid daalt en de overheidsfinanciën komen op orde. Maar Nederland moet niet alleen vooruitgaan in statistieken; Nederlanders moeten dat zelf ook ervaren. En nog steeds denken veel mensen: prachtig, al die goede economische cijfers, maar ze gelden nog niet voor mij. Het is mijn doel en dat van het kabinet — en ik proef het ook hier in de Kamer — om een sterk land nog beter te maken voor iedereen, nadrukkelijk ook voor mensen die nu het gevoel hebben dat de overheid er niet meer voor hen is.

Specifiek voor gezinnen neemt het kabinet verschillende maatregelen. Met ingang van 2019 is de kinderbijslag verhoogd met €88 per kind per jaar. Daarmee is een intensivering van 250 miljoen euro gemoeid. Ook ontvangen werkende ouders vanaf 2019 meer kinderopvangtoeslag. Daarbij gaat het eveneens over 250 miljoen euro. En met het nu voorliggende wetsvoorstel trekt het kabinet daarnaast vanaf 2020 bijna 500 miljoen euro extra uit om ouders verder te ondersteunen. Waar het inkomensbeleid in de afgelopen jaren vooral gericht was op het ondersteunen van de laagste inkomens, kiest het kabinet ervoor om ook de middengroepen, de werkende ouders, verder te ondersteunen, zodat mensen ook in hun persoonlijke leven ervaren dat het beter gaat.

Met het kindgebonden budget ontvangen ouders met lage en middeninkomens een inkomensafhankelijke financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen. Op dit moment ontvangen zo'n 675.000 mensen een toeslag. Met het voorliggende wetsvoorstel, inclusief de nota van wijziging waar ik straks ook nog wat over wil zeggen, wordt met ingang van 2020 het punt verhoogd waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget begint voor paren. Deze verhoging geldt alleen voor paren. Voor alleenstaanden verandert er met dit wetsvoorstel niets. Zij ontvangen door de alleenstaande-ouderkop nu al een hoger kindgebonden budget, en dat blijft ook zo.

Door deze verhoging zal een groot deel van de ouderparen die nu al een kindgebonden budget ontvangen, meer toeslag ontvangen. Dan gaat het om zo'n 320.000 paren. Zij zullen gemiddeld zo'n €990 per jaar meer ontvangen. Daarnaast is er een groep ouderparen die door het wetsvoorstel recht krijgt of opnieuw recht krijgt op het kindgebonden budget. Dan gaat het om zo'n 294.000 ouderparen. Zij zullen gemiddeld zo'n €610 per jaar ontvangen. Vooral ouderparen met een inkomen tussen een en anderhalf keer modaal, de middeninkomens dus, gaan er door deze maatregel op vooruit. Van alle eenverdieners met kinderen gaat 60% er door de maatregel op vooruit.

Voorzitter. Ik vind het van belang dat rechthebbende ouders dat hogere kindgebonden budget ook daadwerkelijk ontvangen. Zoals uw Kamer weet, is dat in het verleden niet in alle gevallen gegaan zoals de wetgever destijds heeft beoogd. In mijn brief van 21 januari en de beantwoording op uw vragen deze week hebben staatssecretaris Snel en ik uw Kamer geïnformeerd over de onvolkomenheid in de uitvoering van het kindgebonden budget. De Belastingdienst Toeslagen zal onvolkomenheden over de periode 2013-2017 herstellen, zodat betreffende ouders over deze periode alsnog het kindgebonden budget krijgen dat hun op basis van hun aanspraak toekomt.

Ik zal straks in reactie op de vraag van de heer Kwint wat meer zeggen over die datum. De toeslagjaren 2018 en 2019 zijn nog niet afgesloten, dus het alsnog toekennen aan rechthebbenden over deze jaren wordt in het reguliere proces meegenomen.

Voor wat betreft de toekomst heeft de Belastingdienst Toeslagen aangegeven dat de omissie voor de invoering van het wetsvoorstel wordt opgelost, waardoor ouderparen en ook alleenstaande ouders voor het toeslagjaar 2020 het kindgebonden budget automatisch toegekend krijgen als er ook sprake is van een andere toeslag. Dat geldt ook voor de ouders waarvan in het verleden het kindgebonden budget is stopgezet. Als gevolg van het aanpassen van de uitvoeringsprocessen gaan nog meer ouders kindgebonden budget ontvangen. Dit zijn ouders die nu geen kindgebonden budget ontvangen, maar er wel recht op hebben. Voor hen betekent het dus een welkome tegemoetkoming en een toename van het inkomen. Dit betreft ouders in alle inkomensklassen en huishoudtypen: alleenstaanden, ouderparen en alleenverdieners. Het niet-gebruik zal naar verwachting afnemen. Dat is mooi, dat is winst. Het betekent ook dat de structurele uitgaven voor het kindgebonden budget hoger zijn dan waarmee is geraamd. In een nota van wijziging is daarom geregeld dat in 2020 eenmalig geen indexering zal plaatsvinden. Op die manier dragen alle ouders iets bij aan het feit dat meer ouders een toeslag ontvangen.

Voorzitter. Samengevat: het wetsvoorstel wat er lag, zou behandeld worden. Toen verscheen de omissie naar aanleiding van het constateren van het niet-gebruik. Ik heb gemeend de Kamer daarvan spoedig in kennis te stellen, omdat we dat wetsvoorstel gingen behandelen. Het oplossen van het niet-gebruik heeft wel een structurele doorwerking. Die heb ik gemeend op te lossen met de nota van wijziging die nu voorligt.

Voorzitter. Dit was mijn inleiding. Ik zou graag continueren met het herstel van de onvolkomendheid.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Komt de staatssecretaris later nog terug op de verdeling van de nota van wijzigingen, op de inkomenseffecten per groep daarvan? Of was dat onderdeel van de inleiding en is dit daarmee afgerond?

Staatssecretaris Van Ark:

Zeker niet. Ik heb alle vragen genoteerd. Ik wil ook graag rechtdoen aan de vragen en er zo veel mogelijk specifiek met de beantwoording op ingaan.

Mevrouw Nijkerken-de Haan vroeg naar het verleden, ook de heer Raemakers, mevrouw Westerveld en anderen deden dat. Mevrouw Nijkerken-de Haan zei dat bij de invoering van het kindgebonden budget werd gesteld dat eventuele problemen in de uitvoering beperkt zouden zijn. Hoe kijk je daar nu tegen aan? Het kindgebonden budget is in essentie een relatief eenvoudige toeslag. Het kent weinig grondslagen: inkomen, vermogen, huishoudsamenstelling, aantal kinderen en leeftijd van de kinderen. In zijn algemeenheid wordt het kindgebonden budget om die reden als goed uitvoerbaar beschouwd. Dat was bij de invoering van het kindgebonden budget destijds ook de achtergrond van de inschatting van de uitvoerbaarheid. De nu geconstateerde omissie heeft niet zozeer te maken met de complexiteit van de uitvoering. Wel is bij de bouw van het ICT-systeem waarmee het kindgebonden budget wordt verstrekt, achteraf gezien, een onjuist uitgangspunt gehanteerd. Dat wordt in de loop van het jaar hersteld

De heer Gijs van Dijk vroeg of mensen nu alsnog gaan ontvangen waar ze recht op hebben. Hij vroeg ook naar de periode waarvoor gekozen is in de brief die ik van de week ook aan de Kamer heb gezonden. Het voorstel is dat de Belastingdienst over de periode 2013-2017 zal gaan herstellen, zodat de betreffende ouders over deze periode alsnog het kindgebonden budget krijgen waar ze aanspraak op hebben conform de wet. Zoals ik in mijn inleiding al aangaf, zijn de toeslagjaren 2018 en 2019 nog niet afgesloten, dus die worden in het reguliere proces meegenomen. Ik denk dat collega Snel er straks ook nog iets over zal zeggen. De Belastingdienst Toeslagen onderzoekt momenteel hoe aan die hersteloperatie vorm kan worden gegeven.

Hoe kom je nou tot zo'n termijn van vijf jaar? Ik kan oprecht zeggen dat dit best een dilemma is. Meerdere Kamerleden refereerden hier al aan. Als je tien jaar teruggaat met iets wat je had kunnen krijgen, zou je zeggen dat je ook die termijn pakt om terug te kijken. Tegelijkertijd zijn er ook situaties denkbaar waarin je, als je verder teruggaat, zou zeggen: hoe ga je dat dan regelen? Als mensen bijvoorbeeld gescheiden zijn, of verhuisd zijn of als er vervelende dingen hebben plaatsgevonden in een systeem, los ook van de uitvoerbaarheid van het systeem. Dat zijn allemaal zaken waarmee gerekend moet worden. Dat geldt ook voor de periode vanaf 2013, maar hoe verder je teruggaat in de tijd, hoe lastiger dat wordt. Daarnaast is er sprake geweest van wijziging van ICT-systemen waardoor het ook lastiger wordt om verder terug te kijken. Daar zal de staatssecretaris van Financiën misschien nog wat over zeggen. Ook weten we uit jurisprudentie en uit juridische adviezen die we hebben ingewonnen dat een periode van vijf jaar teruggaan een redelijke termijn is.

Maar ik wil dit toch maar gezegd hebben, omdat ik me heel goed kan voorstellen dat er gevoelens zijn over die termijn. Ik herken de onderliggende dilemma's, maar ook in het kader van de uitvoerbaarheid heb ik gemeend de periode tot aan 2013 te moeten nemen. Dit heb ik ook aan de Kamer laten weten.

De voorzitter:

Dat roept een interruptie op van de heer Van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik denk dat we zo met de staatssecretaris van Financiën gaan bekijken wat die compensatie allemaal voor gevolgen heeft, en welke mogelijke problemen ontstaan met bijvoorbeeld de huurtoeslag. Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Dat recht geldt vanaf 2008. Ik besef dat het steeds ingewikkelder wordt, maar zou het niet mogelijk zijn dat je, zoals bij het Dagloonbesluit WW, een soort meldsysteem maakt voor mensen die aangeven hier recht op te hebben gehad, zodat zij zich zelf kunnen melden? Is dit niet mogelijk, in plaats van een compensatieregeling voor de hele groep? Want die is wellicht moeilijker terug te vinden.

Staatssecretaris Van Ark:

Het is van een andere orde omdat je praat over complexe processen inzake systemen die er niet meer zijn. Het moet ook controleerbaar en uitvoerbaar zijn. Het is wat dat betreft oprecht een dilemma. Maar die periode van vijf jaar vind ik een redelijke termijn, dus ik ben niet voornemens om daar een meldpunt voor in te richten.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik zit nog met een ander punt. Het recht bestond vanaf 2008. Straks gaat dit wellicht ook leiden tot zaken van mensen die terecht zeggen: "Ik heb hier gewoon recht op gehad, en door de overheid heb ik hier geen gebruik van kunnen maken, dus ik ga alsnog mijn recht halen." Dan zitten we aan allerlei zaken vast en zal uiteindelijk blijken dat we een en ander alsnog moeten toestaan. Ik zou dat graag voor willen zijn en alsnog de staatssecretaris willen oproepen om daarover in ieder geval openheid te geven. Anders kan ik de staatssecretaris voorspellen dat we rechtszaken gaan krijgen, net zoals we dat eerder hebben gehad met andere zaken.

Staatssecretaris Van Ark:

ik begrijp die waarschuwing. Het is ook lastig als de ratio strijdt met het rechtvaardigheidsgevoel. Ik heb juridisch advies hierover laten inwinnen, omdat ik het echt van belang vind om het recht te laten gelden. Maar ik moet tegelijkertijd ook vooruitkijken en ervoor zorgen dat het in redelijkheid gebeurt. Dat heeft mij tot dit besluit gebracht.

Voorzitter. Ik kom bij de vraag van de heer Kwint, die de thematiek aanhaalde — dat deed hij ook in interruptiedebatten met collega's — dat de alleenstaanden en lage inkomens "de prijs hiervoor betalen". Het kindgebonden budget is bedoeld om gezinnen met kinderen te ondersteunen. Dat is, zoals u weet, niet goed gegaan en daarom hebben we die hersteloperatie moeten toepassen. Het zijn inderdaad — dat heb ik ook aangegeven in de tabel — met name de alleenstaande ouders en lagere inkomens die in die tabel het effect daarvan gemarkeerd zien.

Toch acht ik dit een gerechtvaardigde keuze, als je naar het totaalplaatje kijkt van de regelingen die er zijn om verschillende inkomensgroepen te ondersteunen. Ik noemde net al de alleenstaande-ouderkop die alleenstaande ouders ontvangen als toeslag. Dat is ook een aanzienlijk bedrag, zo'n €3.139. Zo zijn er nog meer regelingen, zoals bijvoorbeeld de kinderbijslag waar ik net aan refereerde en die is verhoogd. Dat is voor alle ouders op een gelijke wijze gebeurd, waardoor er in relatieve zin meer bij de minima is terechtgekomen.

Natuurlijk behandelen wij hier het wetsvoorstel over het kindgebonden budget, maar dit is één van de regelingen die er zijn om het ondersteunen van mensen te verzorgen. Alles in ogenschouw nemend denk ik daarom dat dit een redelijk voorstel is, temeer daar dit wetsvoorstel vooral ook beoogde om de middeninkomens te ondersteunen. Overigens is er, zo hoorde ik van verschillende Kamerleden, altijd een moment in het jaar waarop we breed naar de koopkracht kijken. Dat kan natuurlijk niet ten tijde van de behandeling van dit wetsvoorstel, maar dat is iets wat het kabinet altijd doet.

De heer Kwint (SP):

Dit is wat we binnen mijn fractie ook wel de "energienotaverdediging" noemen. Er zijn ook heel veel andere regelingen en als je die allemaal bij elkaar optelt, zal je zien dat het heel erg goed wordt. Dan blijkt later of dat wel of niet zo is, en dan blijkt het vaak tegen te vallen. Het is toch wonderlijk dat er met een wetswijziging van een regeling die specifiek bedoeld is voor lage inkomens en middeninkomens — dat is de reden waarom het kindgebonden budget ooit in het leven is geroepen en waarom we hier überhaupt aan begonnen zijn — 500 miljoen extra naar gezinnen gaat en dat het uiteindelijke koopkrachteffect voor minima, mensen tot een modaal inkomen en alleenstaande ouders negatief is. Je hoeft volgens mij niet een socialist als ik te zijn om daar vraagtekens bij te zetten.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Als ik hier een verhaal zou vertellen van één vogel in de hand en tien in de lucht, zou ik de redenatie van de heer Kwint zeker kunnen volgen. Ik heb een aantal vogels in de hand, regelingen waar we de afgelopen tijd al flink op hebben ingezet en die daadwerkelijk vooral in relatieve zin zijn neergeslagen bij mensen met een minimuminkomen. Dat is aantoonbaar te onderbouwen en direct te zien op de rekening. Het bedrag waarmee de kinderbijslag is verhoogd, boven de €80, is voor iedereen hetzelfde. Dat slaat dus in relatieve zin juist meer neer.

Bij de kinderopvangtoeslag, een regeling waar de heer Kwint ook aan refereerde, betalen de lage inkomens slechts 4% van de kosten. 96% van de kosten van kinderopvang wordt vergoed. Dat is voor hogere inkomens heel anders. Ik snap zelf ook de teleurstelling van de Kamer over dit wetsvoorstel. Ik had ook liever gehad dat we geen omissie hadden gehad en dat we het oorspronkelijke wetsvoorstel hadden kunnen houden. Dat konden we niet. Ik vind het ook van belang om te zorgen dat de boel goed geregeld is en in de steigers staat voor de toekomst. Dan vind ik het gerechtvaardigd om binnen het totaalpalet aan regelingen dit voor mijn kap te nemen, te meer daar ik weet dat we verderop in het jaar een integrale afweging maken over de koopkracht, waarbij zeker altijd ook naar de minima wordt gekeken.

De voorzitter:

Ten slotte de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Dat er naar gekeken wordt, is natuurlijk geen enkele garantie. Het klopt inderdaad: de kinderbijslag is omhoog gegaan. De groepen die er met dit wetsvoorstel wel goed uitkomen, van anderhalf tot tweemaal modaal, hebben overigens precies hetzelfde bedrag gekregen. De redenering van de staatssecretaris kun je ook omdraaien. Gezien de ontstaansgeschiedenis en het doel van het kindgebonden budget, is het toch extreem onlogisch om een tegenvaller — want dat was dit — op deze manier te verwerken in een nota van wijziging?

Staatssecretaris Van Ark:

Bij tegenslag kun je twee dingen doen: je kunt wegkijken of je kunt het bij de kop pakken. Wij hebben dit bij de kop gepakt en dat is niet makkelijk. Het doel van dit wetsvoorstel was om, daar waar de afgelopen tijd al veel was ingezet op het ondersteunen van minima, met dit wetsvoorstel de middeninkomens een stimulans te geven. Juist zij hebben het immers de afgelopen jaren zwaar voor de kiezen gehad. Dat betekent ook iets voor de oplossing die je erbij haalt als je een probleem bij de kop pakt. En omdat ik ook in het brede spectrum verantwoordelijk ben, en dus zicht heb op de regelingen die er zijn om mensen te ondersteunen in hun inkomen, vind ik het gerechtvaardigd om deze afweging te maken. Dat laat voor dit separate wetsvoorstel inderdaad een min zien. Op andere wetsvoorstellen, die al geëffectueerd zijn zodat het geen vogels in de lucht zijn maar echt vogels in de hand, staan er plussen. Dat maakt het voor mij een rechtvaardige afweging. Daarbij stel ik ook nog eens dat we in brede zin kijken naar de koopkracht, waarbij altijd ook goed naar de minima wordt gekeken. Dat is dan inderdaad de vogel in de lucht, maar die komt elk jaar voorbij en die pakken we elk jaar uit de lucht.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. De heer Gijs van Dijk zei: dit is een tegenvaller. Die hoeven we eigenlijk niet bij dit wetsvoorstel op te lossen. Dat zou bij de voorjaarsbesluitvorming moeten gebeuren. In alle transparantie: voor heel veel mensen is het bericht dat zij hebben gekregen een meevaller. Ze krijgen mogelijk nog geld na. Voor de overheidsfinanciën is dat een tegenvaller die inderdaad bij de voorjaarsbesluitvorming integraal afgewogen zal moeten worden. Ik zeg er eerlijk bij: dat kan inderdaad ook binnen het SZW-domein zijn. Maar dat is regulier en dat gebeurt elk jaar.

De reden dat die tegenvaller aan het licht is gekomen, is het zoeken naar de achtergrond van het niet-gebruik. Niet-gebruik van zo'n 12% in een automatisch toe te kennen toeslag is hoog. Het oplossen van de verzilveringsproblematiek zorgt ervoor dat er in de toekomst meer gebruik van gemaakt gaat worden; meer dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. Dat is structureel. Ik vind het dan niet meer dan eerlijk om dat nu voor mijn kap te nemen. Anders weet ik dat ik volgend jaar bij de Kamer kom met een tekort van 50 miljoen, terwijl er volgend jaar ook mensen zullen zijn die dat geld keihard nodig hebben. Dat heeft gemaakt dat ik voor wat betreft het incidentele geld de begrotingsregels volg zoals de heer Van Dijk die terecht aangeeft, maar dat hier in structurele zin inderdaad sprake is van iets wat opgelost moest worden.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dit gaat inderdaad om de begrotingsregels, maar de automatische toekenning zat al in de wet. Er is geen sprake van beleidswijziging. De wet wordt gewoon op de juiste manier uitgevoerd, waardoor de kosten hoger zijn. Dat is een tegenvaller. Dat is volgens mij de reden. Dit komt dan in het voorjaar inderdaad bij het hele kabinet terecht. Het kan dan ook weer bij SZW neerslaan. De staatssecretaris hoeft het dan hier niet op te lossen, omdat er feitelijk geen beleidswijziging plaatsvindt.

Staatssecretaris Van Ark:

Soms is het best lastig. De begrotingsregels zijn gewoon spelregels die we met elkaar hebben afgesproken. Als het niet-gebruik daalt, moet je dat oplossen. Je maakt een regeling en hoopt dat die voor 100% gebruikt wordt. Eigenlijk tart het je rechtvaardigheidsgevoel als je bedenkt dat je meer moet uitgeven als de regeling helemaal gebruikt wordt. Maar dat is feitelijk wel de spelregel die we met elkaar hebben afgesproken. Omdat ik geen problemen wil doorschuiven naar de toekomst en niet alvast vooruit wil lopen op allerlei rode cijfers in de toekomst, vind ik het van belang om dit nu op te lossen. Dat geldt zeker omdat ik weet dat de incidentele tegenvaller in de orde van grootte zoals ik die aan de Kamer heb laten weten — en dat is echt fors geld — ook nog moet oplossen. Daarvoor moet ik ook al naar de voorjaarsbesluitvorming.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:

Mevrouw Westerveld en ook de heer Kwint vroegen waarom nou voor niet-indexeren is gekozen. Ik heb daar net ook al even met de heer Kwint over van gedachten gewisseld. Maar misschien toch nog even over een aantal andere opties, die wel voorlagen. Je zou ook het afbouwpercentage kunnen verhogen. Een verhoging van het afbouwpercentage gaat gepaard met negatieve arbeidsmarkteffecten; de zogeheten hogere marginale druk. Je zou de ALO-kop kunnen verlagen. Dat is het geld dat alleenstaande ouders krijgen. Het risico op armoede is voor kinderen van alleenstaande ouders echter relatief groot. Het verlagen van de ALO-kop vergroot dus dat risico. Je zou een harde grens kunnen hanteren van bijvoorbeeld €55.000. Dat was ook een suggestie van de SP. Maar daarbij heb je ineens een forse inkomensachteruitgang als je net over dat bedrag heen gaat. Dat vind ik niet wenselijk. Ik ken bovendien de zorgen van de Kamer als het gaat om nabetaling en navorderingen. Dit zal leiden tot meer navorderingen. Dan zou je de inkomensgrens voor paren minder kunnen verhogen, bijvoorbeeld van €16.500 naar €15.000. Daarop zou mijn reactie zijn: we willen ons juist richten op de middeninkomens. Omdat we in de afgelopen jaren al flink hebben ingezet op het ondersteunen van de laagste inkomens en dat ook blijven doen, kiezen we er bij deze regeling specifiek voor om het op deze manier te doen. Voorzitter ...

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Vooral die laatste zin roept bij mij toch wel een vraag op, want eigenlijk zegt de staatssecretaris: we hebben de afgelopen jaren de minimuminkomens eigenlijk al op een aantal plekken geholpen en daarom kiezen wij voor de middeninkomens. Tegelijkertijd ligt er bij ons een voorstel voor waaruit blijkt dat de groep die het bedrag eigenlijk het hardste nodig heeft, er nu het minst op vooruitgaat. Ik zou de staatssecretaris dan willen vragen of er ook inhoudelijke redenen zijn om te zeggen: wij kiezen voor die middeninkomens en niet voor de lagere inkomens.

Staatssecretaris Van Ark:

Ook in de nota naar aanleiding van het verslag is daarover het een en ander aangegeven. Maar kijkend naar wat er de afgelopen jaren is gebeurd, in het dragen van de financiële crisis maar ook in het uitgavenpatroon, zie je dat er bij noodzakelijke maatregelen heel vaak gekeken wordt naar de middeninkomen. Dat gebeurt juist om ervoor te zorgen dat de mensen die op het minimumniveau zitten, niet door het ijs zakken. De afgelopen jaren hebben we veel gevraagd van mensen met een middeninkomen en het kabinet heeft gemeend — ik vind dat een goede zaak — om juist zo'n inzet te plegen dat ook de mensen die een middeninkomen hebben, denken: de overheid is er ook voor mij; ze weten mij niet alleen te vinden op het moment dat het slecht gaat, maar ook op het moment dat het beter gaat. We doen het zo, omdat dat nu kan, doordat we niet alleen deze maatregel nemen maar ook nog vele andere.

Ik ben voorzichtig met regelingen op het minimumloon en daaromheen. Ik heb bijvoorbeeld de doorlichting van de kindrekeningen naar de Kamer gestuurd. Uit het onderzoek bleek dat alleenstaande ouders op het minimumniveau eigenlijk veel meer gecompenseerd kregen in geld dan dat ze kosten hebben voor kinderen. Dat is voor mij dan geen reden om te zeggen: dat ga ik eens drastisch verminderen. Nee, dan zeg ik: het strookt niet met de beelden, de ervaringen die we hebben en de verhalen die ik hoor als ik er met mensen over praat, en daarom ga ik er verder onderzoek naar doen. Dus het is niet zo dat ik erop uit ben om regelingen rondom minimuminkomens soberder te maken. In het specifieke geval dat nu voorligt, acht ik het gerechtvaardigd, omdat het onderdeel is van een palet en juist ook omdat dit wetsvoorstel erop gericht is om middeninkomens te ondersteunen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Maar we hebben al die verschillende regelingen, en specifiek deze regeling, om juist de mensen met een minimuminkomen te helpen. Is de staatssecretaris het dan met mij eens dat het op z'n minst vreemd is dat deze groep er niet op vooruitgaat? Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze erop achteruitgaat.

Staatssecretaris Van Ark:

Wat we doen, is een jaar niet indexeren. Het bedrag blijft natuurlijk hetzelfde, maar laten we eerlijk zijn: het leven wordt duurder en als je hetzelfde bedrag krijgt, ga je erop achteruit. Ik ben daar ook heel transparant over geweest. Het was ook niet het oorspronkelijke wetsvoorstel en het moge daarom duidelijk zijn dat het niet bovenaan het lijstje stond als "dat gaan we eens even doen". Op het moment dat je een probleem hebt, moet je het ook oplossen. Je gaat dan — ik heb het er net ook met de heer Kwint over gehad — kijken naar de doelstellingen. Wat willen we bereiken? We willen de middeninkomens, de mensen die de afgelopen jaren veel hebben moeten laten, die ondersteuning geven. Ik vind het gerechtvaardigd, juist ook omdat we de kinderbijslag hebben verhoogd, we met de kinderopvangtoeslag aan de slag zijn gegaan, we actief inzetten op armoedebeleid en we met regelingen als de ALO-kop en de toeslagen aan forse inkomensondersteuning doen voor mensen op het minimumniveau. Word ik er blij van? Nee. Was het nodig de fout te herstellen? Ja. Gezien het totaalplaatje is dit, denk ik, gerechtvaardigd.

De heer Raemakers (D66):

Ik heb even een vraag over die ALO-kop. Het gaat inderdaad over alleenstaanden en die hebben het vaak nog zwaarder. De staatssecretaris noemde ook terecht dat er risico op armoede is, juist bij die groep. Maar de staatssecretaris gaf net ook aan dat dit voor haar nu geen reden is om daar iets mee te doen, maar dat zij er wel onderzoek naar wil doen. Kan de staatssecretaris toelichten waar zij op dit moment precies onderzoek naar wil gaan doen?

Staatssecretaris Van Ark:

In de doorlichting van de kindregelingen is een aantal zaken naar voren gekomen. Thematiek die hier ook in het debat een plek had, bijvoorbeeld de problematiek van de 16- en 17-jarigen en de bijverdienregeling in de kindertoeslag. Maar het was ook een constatering van de wetenschappers dat, als je kijkt naar de regelingen en naar de kosten die mensen maken voor kinderen, er één groep is die, als je op papier kijkt, significant meer gecompenseerd zou krijgen dan ze kosten hebben. Dat zijn alleenstaande ouders met een minimuminkomen. Maar als je dat afzet tegen de verhalen van de mensen die wij met z'n allen spreken en de ervaringen die wij van hen horen, dan zou het nogal een boude constatering zijn om te zeggen: dat zien we op papier, dus dat gaan we eens aanpakken. Ik heb dat voorbeeld gebruikt om mevrouw Westerveld aan te geven dat ik heel terughoudend ben als het gaat om het aanpakken van regelingen ingeval van mensen die op het minimumniveau zitten. Juist daarom heb ik in dit geval ook gezegd: ik ga nader onderzoek doen, want dit gegeven strookt niet met ervaringen en met wat ik in gesprekken van mensen hoor.

De voorzitter:

De heer Raemakers, ten slotte.

De heer Raemakers (D66):

De positie van die alleenstaande is voor D66 inderdaad heel belangrijk, dus ik ben blij dat de staatssecretaris dat nogmaals benadrukt, maar ik blijf me dan wel afvragen wat er in dat onderzoek nog moet worden onderzocht. We horen inderdaad vaak mensen die zeggen: we zitten echt in de armoede, we zitten echt in de problemen. Als je dan naar de beleidsdoorlichting kijkt, dan staat daar inderdaad in: ze worden eigenlijk meer dan kostendekkend gecompenseerd. Dus ik ben er hartstikke voor om te kijken hoe we die groep beter kunnen helpen, misschien ook met andere regelingen, maar ik ben ook, net als de staatssecretaris, heel terughoudend om te zeggen: die moeten we dan gaan korten. Volgens mij moeten we dat juist niet willen en moeten we kijken hoe we ook die alleenstaande beter gaan helpen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mag ik zowel de leden als de staatssecretaris vragen om korter te vragen en te antwoorden? Anders beginnen we fors uit de tijd te lopen. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Ik zal proberen mijn antwoorden wat samen te voegen. Ik heb veel al in interrupties gezegd. De heer Peters vroeg wat ik ga doen om het niet-gebruik naar beneden te krijgen. Met het aanpassen van de uitvoeringsprocessen bij de Belastingdienst is het mijn verwachting dat het niet-gebruik omlaag gaat, dus dat ongeveer 70.000 extra ouders kindgebonden budget gaan ontvangen. Dat zijn ouderparen die daar recht op krijgen als gevolg van het wetsvoorstel, die zelf een aanvraag moeten doen. En het zijn ouders die zelf een aanvraag moeten doen omdat zij geen andere toeslag ontvangen. Die laatsten worden actief benaderd. Mogelijk gaat de collega daar straks ook nog even op in, maar de Belastingdienst zal hen ook benaderen via een brief. Als het aantal aanvragen achterblijft bij de verwachtingen die we hebben, dan volgt er in ieder geval een tweede brief. Ik zal de uitvoering blijven volgen.

Dan vroeg de heer Peters wat te doen met ouders die wel in Nederland werken, maar kinderen hebben die in het buitenland op school zitten, en waarom we het woonlandbeginsel niet toepassen. Als je kinderbijslag, kindgebonden budget, naar landen buiten Europa exporteert, waar het leven goedkoper is, dan geldt het woonlandbeginsel, dat de hoogte van de regeling aanpast aan de kosten voor levensonderhoud in het betreffende land. Maar binnen Europa hebben we ook — anderen refereerden daaraan — de coördinatieverordening sociale zekerheid. Die verzet zich tegen toepassing van dat woonlandbeginsel. Wij hebben ons ingezet om hierin verandering aan te brengen, maar de minister — want het is ook de portefeuille van de minister van Sociale Zaken — heeft u vorig jaar laten weten dat dat nog niet gelukt is. Er zijn namelijk nog maar vier andere landen in Europa die voorstander zijn van het woonlandbeginsel. Maar we blijven er wel naar streven om het exportbeleid ten aanzien van de kindregelingen te wijzigen.

De heer Peters (CDA):

Ik begrijp wel dat veel landen het daar niet mee eens zijn natuurlijk. Als je kinderen in Roemenië hebt en je werkt hier en krijgt ze gesponsord, zeg maar, door de Nederlandse overheid, dan zouden ze andersom niet blij zijn. Ik heb een technische vraag. Hoe vaak komt het andersom voor, dat Nederlanders in het buitenland werken en dat de geldstroom vanuit het buitenland naar Nederland komt? Ik denk namelijk heel weinig, en als het andersom niet hoeft, vraag ik mij af waarom het dan deze kant op wél moet.

Staatssecretaris Van Ark:

Deze heb ik niet helemaal paraat, dus daar wil ik graag even op terugkomen in tweede termijn, als dat kan.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u door.

Staatssecretaris Van Ark:

Dan vroeg de heer Peters ook hoe je nou zorgt voor tijdige stopzetting bij vertrek uit Nederland, om ongewenste situaties te voorkomen. Het is natuurlijk van belang om het risico van misbruik te voorkomen. Voor het vaststellen van het recht is er dus altijd contact van de SVB met het zusterorgaan in het buitenland en worden gegevens over werken en wonen in Europa gecontroleerd. De Belastingdienst onderzoekt de partner en het eventuele inkomen in het buitenland. Door de Belastingdienst en de SVB wordt bovendien onderzoek gedaan als er een signaal is, bijvoorbeeld als via de gegevensuitwisseling uit de polisadministratie blijkt dat iemand niet meer in loondienst werkt. Ook kan er via uitwisseling met zorgverzekeraars of via het zusterorgaan in het buitenland een signaal komen als iemand aanspraak maakt op een uitkering in het buitenland.

Daarnaast kijk ik momenteel, in vervolg op de eerder genoemde beleidsdoorlichting, samen met de Belastingdienst Toeslagen en de SVB hoe we het uitvoeringsproces voor buitenlandgevallen verder kunnen verbeteren. Er is ook nog een aangenomen motie-Wiersma om de sociale zekerheid door te lichten op fraudegevoeligheid. Ik verwacht uw Kamer hierover na de zomer te kunnen informeren.

De heer Peters (CDA):

Heel kort. Kijk, ik zit niet te wachten op weer persberichten zoals er zijn geweest over mensen uit Polen die dan zeggen: weet je wat, ik ga allang weer terug en ik hoor het niet. Ik zou, als dat kan, iets meer comfort toch wel fijn vinden: wat gaat daar nou mee gebeuren? Dat antwoord hoeft misschien niet nu, maar dan krijg ik het graag schriftelijk: hoe doe je het nou precies? Want het gaat dadelijk gewoon gebeuren, en dan zitten we hier weer met de gebakken peren.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ben laatst ook nog op werkbezoek geweest om te kijken hoe die handhaving en het controleren in het buitenland gaan. Daar wordt echt veel inzet op gepleegd. Waar de praktijk tekortschiet, kijken we ook wat we eraan kunnen doen. Ik wil zeker in tweede termijn een wat meer volledige opsomming geven in antwoord op de vraag van de heer Peters, maar ik kan in ieder geval al aangeven dat het onderwerp mijn warme belangstelling heeft, omdat ik het gewoon echt van groot belang vind dat onze voorzieningen daar terechtkomen waar ze horen.

Voorzitter. De heer Bruins vroeg naar de alleenstaande ouders in de grensregio's. Ik denk dat hij vooral juist wél wil dat die voorzieningen bij die ouders terechtkomen. Het klopt inderdaad dat een alleenstaande die in het buitenland werkt, niet in Nederland verzekerd is. Deze situatie komt bijvoorbeeld ook voor in Duitsland. Dit komt voort uit de werking van het Unierecht. Op dit moment loopt een procedure bij het Hof van Justitie. Zowel de SVB als SZW zijn in afwachting van een arrest dat daaruit voortkomt. Op dit moment kan ik daar dus helaas nog niks over zeggen.

De heer Bruins vroeg ook nog waarom er verschillende regimes zijn voor de verschillende toeslagen. Eigenlijk zou je zo veel mogelijk ook automatisch moeten toekennen; dat is natuurlijk best heel mooi, en er wordt ook vaak door adviesorganen aan gerefereerd. Bij het kindgebonden budget is er destijds voor gekozen om mensen zo min mogelijk te belasten. Voor de meeste mensen beschikt de Belastingdienst daadwerkelijk over alle gegevens die nodig zijn om op basis van de gegevens van andere toeslagen het kindgebonden budget te kunnen verstrekken. Voor de andere toeslagen heeft de Belastingdienst niet alle benodigde gegevens om de toeslag te kunnen toekennen.

Dan vroeg de heer Stoffer naar de bijverdiengrens in de kinderbijslag. Is die nog actueel? De bijverdiengrens bedraagt €1.296 per kwartaal. Die hoogte is gekoppeld aan het basisbedrag voor de kinderbijslag. Die bijverdiengrens is eigenlijk best een beetje een vreemd element in de kinderbijslag, omdat die verder onafhankelijk is van het inkomen van de ouders. Dan is het eigenlijk vreemd als hij wel afhankelijk is van het inkomen van het kind. In specifieke situaties leidt de hoogte van de bijverdiengrens ook tot knelpunten. Door de invoering van de alleenstaandeouderkop kan het bedrag dat wordt gekort vergelijkbaar zijn, maar het kan zelfs hoger zijn dan de inkomsten. Ook als je bijvoorbeeld inzoomt op jongeren die een bbl-opleiding doen en die een cao-conforme beloning krijgen, zie je dat het, afhankelijk van de omvang van de werkweek, boven de bijverdiengrens kan liggen. Deze problematiek heb ik ook geconstateerd in de beleidsdoorlichting kindregelingen die ik eind vorig jaar aan de Kamer heb gezonden. De Kamer heeft aangegeven deze beleidsdoorlichting en deze thematiek in het eerstvolgende algemeen overleg te willen bespreken. Ik zou dat ook graag doen, omdat ik denk dat het wetsvoorstel dat nu voorligt niet het geëigende instrumentarium biedt om hiervoor een oplossing aan te geven.

De voorzitter:

Maar de heer Bruins wil het er ook nu al over hebben.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik ga even een minuutje terug, mevrouw de voorzitter. Toen ging het over de twee moties over de grensregio, en de kindregelingen in Duitsland en Nederland. Het antwoord was: er loopt een rechtszaak, dus ik kan er nu eigenlijk niets over zeggen. Maar de twee moties waar ik op doelde, van collega mevrouw Van der Graaf, zeggen eigenlijk: maak eens inzichtelijk wat de effecten zijn en doe eens een regiocheck. En ik vroeg hoe het met de uitvoering van die moties staat. Het antwoord moet misschien net iets anders zijn dan: er loopt een rechtszaak.

Staatssecretaris Van Ark:

Dat klopt. Als ik het goed heb, gaat het over de motie bij de commissie Binnenlandse Zaken.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ja, precies.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ben daarbij betrokken vanuit de grensarbeidsmarktregio's. Ik zal even checken wat daarbij de stand van zaken is en kom daar in de tweede termijn op terug.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gekomen aan het einde van haar eerste termijn. Maar wellicht is het handig als zij nog een oordeel geeft over de amendementen. Er zijn drie amendementen.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dat wil ik zeker doen. Ik heb inderdaad drie amendementen ontvangen. Ik begin met het amendement op stuk nr. 9. Dat is het amendement van de leden Kwint en Stoffer. Ik moet even kijken, want ik had dit eigenlijk in de tweede termijn willen doen. Dat amendement ziet toe op het uitbreiden van de toegang van ouders van minderjarigen tot de kinderbijslag, ongeacht de keuze van de opleiding van hun kind. Dit is hier al een aantal keren voorbijgekomen. Dit amendement sluit ook aan bij de bevindingen uit de beleidsdoorlichting tegemoetkoming ouders. Daarin is vastgesteld dat de eisen aan 16- en 17-jarigen binnen een regeling zonder verdere voorwaarden aan het inkomen van de ouders vragen kan oproepen. Daarbij ging het overigens ook over de zogenaamde bijverdiengrens, waar we het zojuist over hadden. Dit voorstel wordt gedekt uit een verhoging van het afbouwpercentage. Dat leidt tot een hogere marginale druk. Het is een beperkte verhoging, maar zij is er wel. Ik vind het doel van het amendement sympathiek. En ik hoop dat u uit mijn woord kunt opmaken dat ik vind dat de thematiek en het probleem, die in de beleidsdoorlichting werden aangesneden, ook in de verhalen zoals die werden gebracht door de heer Kwint en de heer Stoffer, daadwerkelijk goed op tafel worden gelegd. Ik zou in ieder geval willen aansluiten bij het voorstel van de Kamer om over deze beleidsdoorlichting in het eerstvolgend algemeen overleg te spreken. Ik acht dit wetsvoorstel niet het geschikte wetsvoorstel om deze thematiek op te lossen.

De voorzitter:

Daarmee wordt het amendement ontraden. Ik geef het woord aan de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ik ben sowieso blij dat het kabinet de problematiek onderkent. Maar dit probleem bestaat al enige tijd; het is al van de invoering van het leenstelsel. Tot nu toe is het telkens niet gelukt om daar iets aan te veranderen via een motie. Er ligt nu een wetsvoorstel rondom kindregelingen. We zullen het erover eens kunnen worden dat de kinderbijslag een kindregeling is, en daar gaat het hier over. Waarom is dit dus eigenlijk geen goed moment?

Staatssecretaris Van Ark:

We praten nu over het wetsvoorstel over kindgebonden budget. Dat wetsvoorstel heeft een heel duidelijk doel. Daarover is in de coalitie bij het regeerakkoord overeenstemming bereikt, vanuit verschillende doelstellingen. Die overeenstemming is op een dusdanig gedetailleerde manier bereikt dat zelfs het bedrag waarmee we gaan afbouwen, precies in het regeerakkoord staat. Het is daarom van belang om die afspraak ook daadwerkelijk om te zetten in wetgeving. Dat laat onverlet dat de problematiek die hier wordt aangesneden, wel degelijk ook bestaat en ook relevant is. Ik denk dat we het wetsvoorstel dat nu voorligt, en dat tot doel heeft om de middeninkomens, en vooral ook paren, daadwerkelijk te ondersteunen, nu handen en voeten moeten geven, en dat we die twee zaken niet door elkaar moeten laten lopen.

De heer Kwint (SP):

Met alle respect; de staatssecretaris haalt nu dingen door elkaar. In het regeerakkoord staat een bedrag. Ons amendement raakt niet aan dat bedrag. Ons amendement raakt aan het afbouwpercentage. Ja, natuurlijk heeft dat ook consequenties voor mensen. Maar dit met een beroep op het regeerakkoord terzijde schuiven, is ons, of althans mij iets te makkelijk.

Daarmee samenhangend het volgende. Op het moment dat er een algemeen overleg komt, kunnen wij het erover eens zijn en erkennen wij het probleem. Dan wordt er een motie ingediend en dan reageert het kabinet waarschijnlijk met "ja, u moet met dekking komen". Hier ligt dekking. Hier ligt een concreet voorstel: de ene kindregeling voor de andere. Het raakt niet aan het regeerakkoord. Ik ben nog steeds niet zo overtuigd van de redenen waarom dit geen goed moment is.

Staatssecretaris Van Ark:

Het is niet zo dat ik de ene kindregeling voor de andere kan nemen. Wat we nu hebben voorliggen, is de Wet op het kindgebonden budget, met een specifieke doelstelling. Het amendement van de heer Kwint en de heer Stoffer, hoe sympathiek ook, leidt tot een hogere marginale druk en draagt dus in mindere mate bij aan het doel van de wet dan de variant die ik heb voorgesteld. Dat maakt dat ik het op dit moment ontraad, ook omdat ik vind dat we dat niet in dit wetsvoorstel moeten oplossen.

De heer Stoffer (SGP):

Ik probeer een beetje te luisteren. Ik kan me best iets voorstellen bij de argumentatie die de staatssecretaris naar voren brengt. Maar hoor ik in die woorden ook zoveel als "niet bij deze wet, maar we lossen het wel op"?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik zie een problematiek die niet alleen vanuit de Kamer al een aantal keren is aangedragen, maar die nu ook blijkt uit de beleidsdoorlichting. Die is overigens breder, want die gaat ook over de bijverdiengrens. Er zijn dus twee problemen naar boven gekomen. Problemen zijn er om op te lossen. Tegelijkertijd zijn we al heel veel problemen aan het oplossen. Een van die problemen was dat in de afgelopen jaren de middeninkomens vooral hebben moeten betalen en nu wat gaan krijgen. Ik wil niet de ene oplossing voor het andere probleem gaan gebruiken. Dat is wat ik hier zeg. Het past niet om een voorschot te nemen op oplossingen voordat die gezekerd zijn, dus dat zal ik niet doen. Maar ik waardeer wel dat het probleem nu heel duidelijk op tafel ligt.

De voorzitter:

Dan de overige twee amendementen.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Ik heb nog een amendement van de heer Kwint waarin het startpunt waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget voor paren wordt verhoogd met €15.000 in plaats van €16.750. Dat is de reden dat ik dit amendement ontraad, want dat is een afspraak die we met elkaar hebben gemaakt.

De voorzitter:

Dat was het amendement op stuk nr. 10. En het amendement op stuk nr. 11?

Staatssecretaris Van Ark:

Het amendement op stuk nr. 11. Overigens waardering voor het indienen van de amendementen, want het zijn voorstellen met dekking. Dit amendement ziet op het niet-indexeren maar het wijzigen van het afbouwpercentage. Dat betekent negatieve arbeidsmarkteffecten en daar kies ik niet voor. Daarom ontraad ik dit amendement ook.

De voorzitter:

Ook dat is: ontraden. Ik zie een interruptie van de heer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):

Ik wachtte even tot de staatssecretaris aan het einde van haar betoog was. Een van mijn vragen is blijven liggen. Ik heb namelijk gevraagd hoelang het ministerie van SZW al op de hoogte was van die fout van 50 miljoen en hoe we dat voor de toekomst kunnen voorkomen. Ik heb dat nog niet heel duidelijk gehoord in de eerste termijn.

Staatssecretaris Van Ark:

In de tijd waarin het oorspronkelijke systeem is gebouwd, werden er bijvoorbeeld nog geen uitvoeringstoetsen gedaan. Een groot verschil met vroeger is dat we nu bij een wijziging van een wet of een regeling ook een uitvoeringstoets doen. Dan vragen we aan de Belastingdienst: dit is wat we graag willen doen; kunnen jullie dat maken? Dan zeggen ze ook hoe ze dat gaan doen en dan kunnen we ook controleren of dat ook daadwerkelijk is wat we hebben gevraagd. Ten tijde van de bouw van dit systeem was dat nog geen praktijk. Ik denk dat dat een belangrijke oorzaak is van hoe dit heeft kunnen gebeuren. Daar zit gelijk ook het leergeld in dat we hebben betaald. Tegenwoordig doen we het ook anders.

De voorzitter:

Ten slotte.

De heer Raemakers (D66):

Maar dan vraag ik me toch het volgende af. Onder verantwoordelijkheid van SZW moet een wet worden uitgevoerd. Daar staan een aantal elementen in. Hoe kan het dan dat die elementen überhaupt niet in de praktijk worden gebracht? Dan gaat het misschien al ergens voor de uitvoeringstoets mis. Zou de staatssecretaris kunnen aangeven hoe zij dat in de toekomst anders gaat doen? Beter opletten op de wetten? Ik weet het niet, maar misschien is dat een suggestie?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik krijg veel uitvoeringstoetsen langs waarin klip-en-klaar wordt aangegeven hoe de wetgeving in ICT-systemen wordt doorgevoerd. Dan kun je het ook controleren. Maar als je er met z'n allen van overtuigd bent dat een wet is ingevoerd in een systeem en je hebt die check niet gedaan of niet kunnen doen, dan kan zoiets ontstaan. Ik heb in de schriftelijke beantwoording ook aangegeven dat er bijvoorbeeld zeker in het eerste jaar toen er veel aandacht voor was, ook veel aanvragen waren. Het leek ogenschijnlijk — dat was dus fout — goed te gaan. Omdat daarna het nieuwe systeem op het oude was geënt, is er geen belletje gaan rinkelen. Ik kan geen garanties geven dat er nooit meer een fout wordt gemaakt of dat dit nooit meer gebeurt, maar ik denk dat juist door de afspraken die we nu hebben, door echt met uitvoeringstoetsen te werken, heel veel van deze problemen in ieder geval voorkomen kunnen worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Financiën.

Staatssecretaris Snel:

Voorzitter, dank u wel. Dank aan uw Kamer dat ik hier nog bij dit debat kon aanschuiven vanmiddag. Ik denk dat de meeste vragen, die eigenlijk gingen over de nieuwe regeling voor het kindgebonden budget en het vooruitkijken, door collega Van Ark zijn beantwoord. Ik denk dat mijn rol vooral in het volgende zat. Hoe kon nou ergens in 2008 dat moment ontstaan dat er wetgeving wordt gemaakt en wordt omgezet in uitvoering en dat dat vervolgens — een aantal vragen van de Kamerleden gingen daar ook over — eigenlijk tien jaar lang niemand blijkt op te vallen? Dat is op zich best opmerkelijk. Dat geef ik meteen toe.

Een van de verklaringen kwam hier al naar voren. Het heeft inderdaad te maken met het feit dat er in het verleden geen uitvoeringstoetsen werden gedaan. Dat kan nooit de hele verklaring zijn, want zelfs als er al een uitvoeringstoets was geweest en die had gezegd "de uitvoering is prima, maar niet conform wetgeving", dan had je nog steeds ergens een belletje moeten hebben gehad dat zei: dat is grappig; het ziet er perfect uit, maar het is net niet goed. Sterker nog — en dan kijken we even verder — in alle volgende wetswijzigingen die we in de jaren daarna hebben gedaan, is er tot en met de memories van toelichting aangegeven dat in die gevallen waar nu dat automatisme geen opgeld deed, ouders dat budget ook gewoon moesten aanvragen. Er zijn ook telefoontjes geweest bij de BelastingTelefoon, met de vraag: heb ik daar recht op, en hoe moet dat? Er werd dan keurig volgens het script antwoord gegeven: ja, u heeft gewoon recht op die toeslag; u moet die aanvragen. Het is in die zin een systeemfout.

Daarom probeer ik ook een heel klein beetje weg te blijven bij sommige suggesties, die vooral van de heer Kwint kwamen, over "de puinhopen bij de dienst". We zullen het vanavond vast nog wel ergens anders over hebben, maar hier is dus niet de hele tijd door maar geblunder geweest, in de zin van "soms wel en soms niet". Er is een systeemfout gemaakt, en die is eigenlijk heel consequent doorgevoerd, zonder dat beleidsmakers, wetgevers en toetsers dat doorhadden. Dat is niet fraai. Dat hebben collega Van Ark en ik volgens mij ook meteen gezegd. We zijn blij dat we erachter zijn gekomen. En dit gaan we dus oplossen, want dit mag niet meer gebeuren.

Kunnen we garanties geven dat dit nooit meer gebeurt? Waarschijnlijk niet, maar de kans daarop is wel kleiner, want de manier waarop we vijftien jaar geleden met wetgeving en uitvoeringstoetsen omgingen, is echt wel anders dan nu. De uitvoering en de wetgeving staan veel meer bij elkaar. Ze worden in dezelfde keten opgenomen. Er zijn veel meer checks-and-balances. De heer Raemakers vroeg daarnaar. Laten we dus hopen dat we zo slim en goed zijn met z'n allen dat we dat niet meer krijgen, maar echte garanties op dat punt zijn uiteraard niet te geven. Daarmee geef ik eigenlijk tegelijkertijd antwoord op een paar vragen. Hoe kon het nou? Waarom duurde het zo lang? Omdat iedereen dacht dat het conform de wet was. Wij hebben uiteindelijk bij een check ontdekt waarom het niet-gebruik zo hoog bleef. Wij zijn er toen achter gekomen dat de hele uitvoeringspraktijk, waar iedereen achter leek te staan, niet conform de wetgeving uit 2008 was. En daar zijn we waar we nu zijn.

Vervolgens komen er een aantal andere vragen. Hoe gaan we dat nu herstellen? Dat is denk ik een van de belangrijkste vragen. Mevrouw Nijkerken had daar nog een vraag over. Dat is niet zo ontzettend simpel. Laat ik het zo zeggen. Ik heb het net al uitgelegd: het ligt er een beetje aan in welk systeem je zit. Als je een paar jaar terugkijkt, dan hebben we eenzelfde systeem dat een aantal jaren actief is, en dan kunnen we vrij veel terughalen. Daarvan hebben we echt het idee dat we met een beetje moeite kunnen nagaan wie nog recht zouden moeten hebben en hoe we die dus ook kunnen bedienen. Dat wordt lastiger naarmate we verder teruggaan in de tijd. Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat allerlei dingen veranderd kunnen zijn. Ik geloof dat de heer Peters dat ook zei. Gezinnen zijn anders samengesteld. Mensen zijn misschien naar het buitenland geweest en terug. Dus naarmate we verder teruggaan in de tijd, is het aantal veranderingen groter, maar is ook de aansluiting in de systemen lastiger te maken.

Dat neemt overigens niet weg — daarbij kijk ik de heer Van Dijk aan — dat, hoewel het lastig is, daarmee de rechten van deze mensen zijn komen te vervallen. Wij kunnen zeggen — die beleidskeuze maken we nu — dat we vijf jaar teruggaan. Dat kunnen we goed en dat lijkt ook redelijk om te doen, gezien andere juridische uitspraken. Dat wil niet zeggen dat er een individueel geval kan zijn waarin iemand zegt: ik had er gewoon recht op, maar ik heb het niet gekregen en ik wil het hebben. Het zou ook maar zomaar kunnen dat als dat voor de rechter komt, er wordt gezegd: u had daar recht op, dus u moet het krijgen. Als dat eenmaal gebeurt, kan dat misschien ook wel twee keer gebeuren, of honderd keer, of duizend keer. Daarom denk ik dat het goed was wat collega Van Ark zei: we moeten dit beseffen. Tegelijkertijd weten we ook dat als we echt met terugwerkende kracht proberen te kijken wat er ergens in 2008 of 2009 gebeurde, de kans dat we dat helemaal kunnen reconstrueren en dat daar ook voldoende feitenmateriaal voor is, kleiner is. Dat is wat lastiger, maar niet onmogelijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank voor deze antwoorden van de staatssecretaris. Omdat het tot 2013 relatief makkelijker is, zou de lijn wellicht toch kunnen zijn om daarvoor een meldsysteem te maken voor individuele personen die zeggen: ik had dat recht, ik heb dat recht nog steeds en ik ga in gesprek met de Belastingdienst om te kijken of dat kan worden teruggehaald. Daar moet je wel een opening laten. Anders voorspel ik — de staatssecretaris zegt dat ook — dat de mensen het via de rechter gaan proberen te halen, waarna ze het waarschijnlijk ook krijgen.

Staatssecretaris Snel:

Die keuze is niet gemaakt. Dat is net uitgelegd door mijn collega Van Ark. Ik zeg alleen het volgende. Dat is het punt dat u maakt, en daar heeft u gelijk in. Als er een individueel recht bestond dat kan worden bewezen omdat er goede gegevens zijn die te checken zijn — er moet een soort counterveiling systeem zijn van ons om te kunnen zeggen: u had daar gelijk in — is het inderdaad niet onmogelijk dat die mensen hun gelijk gaan halen. Dan moeten we ze ook geven waar ze recht op hebben.

De voorzitter:

Gaat u door.

Staatssecretaris Snel:

Dan was er de vraag over de hersteloperatie. Ik heb net toegelicht wat we doen, hoe ingewikkeld dat is en hoe dat in de tijd zit. Mevrouw Nijkerken vroeg daar ook naar. We proberen op dit moment te kijken hoe we dat het beste technisch kunnen uitvoeren, welke systemen we daarvoor nodig hebben en of we er ook voldoende zekerheid aan kunnen geven dat we het goed hebben. Ik ben van plan om voor de zomer alle doelgroepen die we dan in beeld hebben, te inventariseren en de benodigde acties die wij moeten ondernemen, aan uw Kamer mee te geven. Als het gaat zoals wij nu denken dat het kan gaan, beginnen we meteen in 2019 met de herstelacties. Die lopen in ieder geval door tot in 2020 en eventueel — het moet nog blijken hoe ingewikkeld het is — tot in 2021. Eén ding is duidelijk: we moeten dit niet al te gehaast doen. We moeten het echt heel goed weten. Als er een recht is voor mensen, moeten we ook kijken of dat goed zit. Het is belangrijk en ik sta er helemaal achter, maar we moeten oppassen dat we niet allemaal hopen dat dit in een maand gebeurd is. Misschien hoopt u dat ook niet, voorzitter, maar mocht dit het geval zijn, probeer ik dat hierbij even uit te leggen.

Dan waren er nog een aantal iets specifiekere vragen. Hoeveel tijd ik nodig heb voor het onderzoek, heb ik net aangegeven.

De heer Kwint zei: nu weer blijkt dat de dienst iets niet goed doet, moet de kinderopvangtoeslag dan nog wel door hem worden uitgevoerd? Ik heb aangegeven dat ik niet denk dat dit dossier heel veel te maken had met de dossiers die we bijvoorbeeld vanavond gaan bespreken. Dit is echt een systeemfout. We denken dat het kgb dat we nu voorstellen, ook in de nieuwe situatie goed uitvoerbaar is. Het kabinet is overigens van mening dat de uitvoerbaarheid van de kinderopvangtoeslag bij Belastingdienst Toeslagen in goede handen is. Sterker nog, als je kijkt naar bijvoorbeeld foutenmarges in die regeling en de kunde van de Belastingdienst om beter te bevoorschotten dan in het verleden, zie je eigenlijk dat de kinderopvangtoeslag zeker niet de slechtste is als het gaat om doeltreffendheid van de regeling. Het kabinet heeft er denk ik goed aan gedaan om ervoor te kiezen om die bij de Belastingdienst te houden. Nogmaals, de ontwerpfout waar we het zojuist over hadden, heeft niks te maken met het vraagstuk van de kinderopvangtoeslag, laat staan met de ICT-vraagstukken die we bij de Belastingdienst hebben.

De heer Kwint (SP):

De staatssecretaris verdient een compliment voor zijn optimisme. "We hebben niet tien jaar lang fouten gemaakt, maar we hebben gewoon één fout tien jaar lang doorgezet" werd net gezegd. En nu is het: nou ja, de kinderopvangtoeslag is niet eens de slechtste binnen de Belastingdienst.

De voorzitter:

En de vraag?

De heer Kwint (SP):

Er is een heel uitgebreid afwegingstraject aan voorafgegaan. Zou het niet beter bij DUO kunnen zitten? Zou je niet ook de kans dat mensen in schulden terechtkomen, kunnen verkleinen door kinderopvang direct te gaan financieren? Als de problemen met de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst zo klein waren en als het in de uitvoering zo goed gaat, waarom is er dan 20 miljoen in een voorbereidingstraject gestoken om dat überhaupt te onderzoeken?

Staatssecretaris Snel:

Dat zijn vast hele goede vragen, maar die horen meer thuis in een debat over de kinderopvangtoeslag. Ik probeer juist aan te geven dat er eigenlijk geen relatie is tussen waar we het vandaag over hebben en de kinderopvangtoeslag; niet qua ICT, niet qua uitvoering en eigenlijk ook niet zo goed beleidsinhoudelijk. Nogmaals, het kabinet heeft om andere redenen er uiteindelijk voor gekozen dat de uitvoering van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst Toeslagen zal moeten blijven en daar goed geborgd is.

De heer Van Dijk vroeg hoe het precies zit met die herstelbetalingen bij andere toeslagen. Het is in ieder geval goed om te weten dat het uit te keren bedrag bij een kindgebonden budget over de oudere jaren niet gezien wordt als inkomen, dus niet meetelt in de inkomenstoets. Het kan zijn dat je het krijgt en dat daardoor het vermogen zodanig toeneemt dat de vermogenstoets bij sommige toeslagen geraakt wordt. Dat kan, maar dat is veel indirecter dan wanneer je inkomen zou moeten worden meegenomen.

De vraag van de heer Raemakers over die tien jaar heb ik al beantwoord.

De heer Van Dijk vroeg waarom het onmogelijk is om langer dan vijf jaar terug te kijken. Daarover heb ik net al iets gezegd. Het is niet onmogelijk maar technisch ingewikkeld. Het is alleen makkelijker voor de eerste vijf jaar, omdat we sinds 2012 dat systeem hebben, dus dat vanaf het toeslagjaar 2013 allemaal kunnen volgen. Daarover heb ik net al wat gezegd.

De heer Petersen vroeg naar het niet-gebruik. Collega Van Ark heeft zojuist aangegeven hoe dat zat, inclusief een brief. In de toekomst gaan we kijken hoe dat zit en dan gaan we een brief sturen, zodat we sneller weten of het beleid wel of niet succesvol is.

Daarmee ben ik aan het eind van mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Hartelijk dank daarvoor. Daarmee zijn we inderdaad aan het einde gekomen van de eerste termijn van de bewindspersonen. O, ik zie nog een interruptie van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Volgens mij zijn een paar vragen niet beantwoord, maar ik twijfel even bij welke bewindspersoon deze thuishoren. We hebben gevraagd of we ook weten of er gezinnen of mensen zijn die flink in de financiële problemen gekomen zijn omdat zij de afgelopen jaren niet de toeslagen hebben gekregen waar zij recht op hadden. Is daar überhaupt iets over bekend?

We hebben ook gevraagd of we weten wat de verdeling is. Er is in de brief sprake van gemiddelden die mensen niet hebben gekregen, maar weten we iets van de verdeling? Met een gemiddelde kan je als individu alle kanten op.

Staatssecretaris Snel:

Misschien is het goed om op beide vragen in tweede termijn terug te komen. Ik denk dat als we kijken naar wat we hebben, we wel iets van een idee hebben, omdat we weten voor wie die regeling bedoeld was. Je kan kijken bij welke inkomensgroepen dat gebeurt. Is dat modaal, anderhalf keer modaal of twee keer modaal? We kunnen kijken of we dat doen. Het is met geld altijd ingewikkeld of mensen in financiële problemen komen, want dat is vaak door een combinatie van dingen. Ik denk dat het heel moeilijk is om dat een-op-een terug te zien, zelfs als ik zeg dat we ernaar gaan kijken, dus ik denk dat die eerste vraag lastig is. Over de tweede vraag zal ik kijken of ik er in tweede termijn iets over kan zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we over naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De heer Wiersma ziet af van de tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Kwint van de fractie van de SP, die zich dat niet laat ontnemen.

De heer Kwint (SP):

Het is al met al een vrij teleurstellend debat. We hebben hier vier coalitiepartijen bij elkaar die de gelukkige keuze hebben gemaakt dat zij 500 miljoen extra te verdelen hebben aan kindgebonden budget. Dat is een belangrijke ondersteuning voor gezinnen die wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Allemaal zeggen ze hetzelfde: dit was de best mogelijke uitkomst. Ik vind het werkelijk een prestatie van formaat om 500 miljoen weg te mogen geven, en vervolgens met een voorstel te komen waarmee alleenstaande minima tot aan modaal in de min komen te staan en tegelijk te zeggen dat dit de best mogelijke uitkomst is. Er waren natuurlijk 100 andere uitkomsten mogelijk geweest. En ik neem zelfs aan dat van die 100 er uit m'n hoofd toch zeker zo'n 80 beter waren geweest dan deze.

Er liggen wijzigingsvoorstellen, waar genoeg over is gezegd. Dat zijn wijzigingsvoorstellen — dat wil ik ook nog even benadrukken — die dus niet raken aan het regeerakkoord. Het regeerakkoord heeft het over "de hoogte van het bedrag", en niet over het afbouwpercentage. Een van de amendementen raakt daar overigens wel aan, maar dat zou dan wederom een hele verstandige aanpassing van het regeerakkoord zijn. Dat schijnt in te zijn tegenwoordig.

Staatssecretaris Snel zegt dat er geen garanties zijn dat er elders niet ook dingen fout gaan. Ik vind het volkomen logisch dat hij dat zegt, want dat soort garanties kun je nooit geven. Mijn vraag was wel iets specifieker, namelijk: zou de soort fout die is gemaakt bij het kindgebonden budget, ook een reden moeten zijn om naar andere regelingen te gaan kijken? Moet er naar andere, soortgelijke regelingen worden gekeken, waarbij misschien soortgelijke ICT-problemen of inhoudelijke problemen leven, zodat we in de toekomst niet nog een keer zo'n debat hoeven te hebben?

En ten slotte, de studenten en de ouders. Ik vind het wonderlijk hoe het de Kamer al een paar jaar lang telkens niet lukt om een geschikt moment te vinden om het daarover te hebben en het daarover eens te worden. Er is altijd een beter moment. Dat is een beetje wat ik vroeger had toen ik mijn kamer moest opruimen: morgen was altijd beter dan vandaag. Maar ik heb ook de meerderheid van de Kamerleden gehoord. Zij zeggen dit niet de geschikte wet daarvoor te vinden. Ik kom uit de tijd dat er nog fatsoenlijk rekenonderwijs was, dus dan kan ik ook tellen en dan zie ik de meerderheid die de heer Stoffer en ik in gedachten hadden toch langzamerhand achter de horizon verdwijnen. Maar ik hoor wel heel veel mensen zeggen dat ze het probleem onderkennen. Ze zeggen: dit moet nu wel echt een keer gebeuren. Om te voorkomen dat we binnenkort weer een debat hebben waarin we zeggen dat het het verkeerde moment is en dat we er misschien in de toekomst maar eens een keer wat aan moeten gaan doen, hebben wij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ouders van ongeveer 22.500 studenten die vroeger recht hadden op studiefinanciering nog steeds geen recht krijgen op kinderbijslag en kindgebonden budget;

overwegende dat ambtenaren van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de beleidsdoorlichting tegemoetkoming ouders pleiten voor vereenvoudiging en heroverweging van deze bepaling in de Algemene Kinderbijslagwet;

verzoekt de regering bij de Voorjaarsnota met een voorstel te komen om ouders van studenten die vroeger recht hadden op studiefinanciering wel recht te geven op kinderbijslag en kindgebonden budget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Stoffer en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (35010).

Hartelijk dank, meneer Kwint. Dan gaan we naar de heer Peters van de fractie van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben eigenlijk wél heel tevreden. Ik ben tevreden over het wetsvoorstel en over het feit dat we heel veel meer mensen een steuntje in de rug gaan geven. Ik kan ook leven met het dekkingsvoorstel, zoals gezegd.

Ik heb wel in eerste termijn één vraag gesteld waarop ik een antwoord heb gekregen dat mij eigenlijk niet helemaal beviel. Dat betrof het woonlandbeginsel. De staatssecretaris heeft aangegeven dat we misschien wel delen dat het een goed idee zou zijn, maar dat het op dit moment niet lukt. Ik had eigenlijk een motie voorbereid, maar ik vraag nu om een toezegging: maak heel erg duidelijk aan mij waarom het dan niet kan. En onderzoek daarna wat dan misschien allemaal wél mogelijk is, en informeer de Kamer daarover. Wat is er mogelijk om dit te doen?

Dan heb ik nog een motie over de inkomenseffecten, zoals ik heb aangekondigd in eerste termijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door een systeemfout in de uitvoering van het kindgebonden budget de afgelopen jaren niet aan alle ouders die daar recht op hadden, automatisch is uitgekeerd;

voorts constaterende dat door een hersteloperatie het kindgebonden budget met terugwerkende kracht wordt uitgekeerd aan ouders die hier sinds 2013 recht op hadden, maar het niet hebben gekregen;

verzoekt de regering bij de meting van de koopkrachteffecten expliciet aandacht te hebben voor de structurele en incidentele hersteloperatie van de systeemfout met betrekking tot de uitvoering van de Wet op het kindgebonden budget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (35010).

De heer Peters (CDA):

Ik ben benieuwd naar het antwoord in tweede termijn van de staatssecretaris over het woonlandbeginsel. En ik hoop op een reactie, ook van de minister, door middel van een brief.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Peters. De heer Raemakers ziet af van een inbreng in tweede termijn. Dat geldt ook voor de heer Bruins. Het woord is aan Gijs van Dijk van de fractie van de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Ik begon met de slingers voor dit mooie wetsvoorstel, maar door de fout die tien jaar lang is gemaakt, is er een heel nadelig effect ontstaan voor mensen met een laag inkomen en voor alleenstaande ouders. Daarom valt het oordeel van de Partij van de Arbeid over dit wetsvoorstel negatief uit. Wij vinden het hartstikke goed om middengroepen te ondersteunen, maar dat mag nooit ten koste gaan van mensen met een laag inkomen of alleenstaande ouders. Dus laat ik daar alvast duidelijk over zijn.

Wij voorzien nog een ander probleem. Daar hebben we het ook met de twee staatssecretarissen over gehad. Dat betreft de mensen die wel recht hadden op dat kindgebonden budget tussen 2008 en 2013. Wij vinden dat die ook hun recht zouden moeten krijgen. Dus ik kom met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds de invoering van de Wet op het kindgebonden budget in 2008 de automatische toekenning niet heeft gewerkt;

constaterende dat er nu alleen een compensatie komt vanaf 2013 en de misgelopen inkomsten van de jaren daarvoor niet worden gecompenseerd;

overwegende dat deze compensatie voor ouders die het kindgebonden budget behoren te krijgen, een zeer gewenste en noodzakelijke aanvulling is;

van mening dat ouders zeker moeten zijn van een betrouwbare overheid en zij niet de dupe mogen zijn van fouten door de Belastingdienst;

verzoekt de regering een meldsysteem in te richten waarbij gedupeerde ouders die nu niet gecompenseerd worden voor de jaren 2008-2013, zelf bij de Belastingdienst kunnen aankloppen om hun rechtmatige tegemoetkoming te ontvangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (35010).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan kijk ik naar mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. In eerste instantie vonden wij het wetsvoorstel een stap in de goede richting, hoewel GroenLinks het graag anders had gezien. Wij zijn voorstander van één regeling die de kinderbijslag en het kindgebonden budget samenvoegt en die het inkomensafhankelijk maakt. Dat zit er niet in. Zoals gezegd, het wetsvoorstel is een stap in de goede richting, maar tegelijkertijd zijn wij heel kritisch over een fout van de Belastingdienst. Daar hebben we in eerste termijn ook vragen over gesteld. Wat wij niet acceptabel vinden, is dat deze nabetaling ook mee gaat tellen voor het vermogen, omdat dat eventuele negatieve consequenties kan hebben voor mensen die bijvoorbeeld een bijstandsuitkering hebben. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen door een fout van de overheid kindgebonden budget hebben misgelopen;

constaterende dat gedupeerden dit budget alsnog zullen ontvangen, maar dat deze nabetaling mogelijk van invloed is op andere inkomensregelingen waarbij vermogen meetelt;

van mening dat het onwenselijk is dat gedupeerden door deze nabetaling mogelijk gekort worden op een andere uitkering;

verzoekt de regering zorg te dragen dat de nabetaling geen overige financiële effecten zal hebben op de hoogte van andere uitkeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (35010).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Ten slotte geef ik het woord aan de heer Stoffer van de fractie van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik dank beide staatssecretarissen voor de beantwoording van de vragen. De heer Kwint gaf aan dat hij niet zo erg tevreden was, enzovoorts. Laat ik zeggen: wij hebben wel samen het een en ander ingediend, maar ik ben best wél heel tevreden over de wet die nu voorligt. Dat wil ik ook gelijk neerzetten: de slingers, zoals de heer Van Dijk aangaf, hangen er dan wel niet, maar de vlag hangt er al. En wat ons betreft mag dat ook voor deze wet.

Er zijn nog wel twee dingen om op te lossen. Dat is allereerst het onrecht dat ouders met 16- en 17-jarigen in het hoger onderwijs wordt aangedaan. Vandaar ook de motie die de heer Kwint en ik samen hebben ingediend. Mijn voorganger appte mij zojuist al dat hij er in het verleden ook al mee bezig was. Nou, ik zit hier inmiddels al bijna een jaar. Het wordt dus gewoon tijd dat we dat oplossen. Ik ben benieuwd wat de rest van de Kamer daarvan vindt.

Het andere punt betreft de bijverdienregeling. Wat dat betreft, kan ik me goed vinden in datgene wat de staatssecretaris aangaf, namelijk om dat bij een eerstvolgend AO op te pakken. Ik ga ervan uit dat we er dan ook gewoon uitkomen. En, zo niet, dan hebben we de ruimte om dan weer een motie in te dienen. Die heb ik nu dus ook niet bij me.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. Wat leuk dat ons debat door uw voorganger nog steeds wordt gevolgd.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Dan schors ik de vergadering. Zo meteen gaan we verder met de oordelen van de staatssecretarissen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Ik heb nog een aantal vragen openstaan. Te beginnen met een vraag van mevrouw Westerveld naar de meest voorkomende groep. Ik heb in ieder geval in de brief een opsomming gegeven. De meest voorkomende groep is een huishouden met twee partners, twee à drie kinderen en een huishoudinkomen van een à twee keer modaal. Dat laat onverlet, zoals de staatssecretaris van Financiën ook aangaf, dat wij nog een aantal onderzoeken gaan doen naar de doelgroep.

De heer Bruins vroeg naar de grensregio's en de relatie met de uitvoering van de motie "grenswerk". Ik heb nog niet kunnen achterhalen wat de stand van de uitvoering van die motie is. Ik zal daar schriftelijk op terugkomen, want de primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij een ander departement.

De heer Peters vroeg hoe we kunnen voorkomen dat we in frauduleuze toestanden terechtkomen. Na de zomer ontvangt uw Kamer de signaleringsbrief over fraudefenomenen; dit onderwerp is van de week ook in het AO SUWI aan de orde geweest. In die brief zal ik ook ingaan op deze vraag. Overigens heeft de SVB voor het verstrekken van kinderbijslag naar het buitenland altijd contact met het zusterorgaan om de situatie te verifiëren.

Ook vroeg de heer Peters hoe vaak het nu andersom voorkomt, dus dat mensen een uitkering hebben in een ander land, wat aangevuld wordt door Nederland. Die vraag refereert ook aan de coördinatieverordening die een aantal voorrangsregels kent. Het land waar het kind woont en de ouder werkt, gaat voor het land waar de andere ouder werkt. Om met het voorbeeld van de heer Peters te spreken: als de ene ouder met het kind in Roemenië woont en de andere ouder in Nederland werkt, betaalt Roemenië de kinderbijslag uit en vult Nederland aan.

De heer Peters heeft een aantal vragen gesteld over het woonlandbeginsel die ik zeker herken uit de discussies die mijn collega de minister van Sociale Zaken daarover voert. Op dit moment kennen we een onderscheid tussen landen binnen Europa en landen buiten Europa. Het mag helder zijn wat de inzet is van het kabinetsbeleid. Het mag ook duidelijk zijn dat dat lastig is, gezien hoe dit qua besluitvorming loopt in de Europese Unie. Ik moet realistisch zijn over de haalbaarheid op dit moment. Dat laat onverlet dat we hiervoor blijven knokken.

De heer Peters (CDA):

Dat begrijp ik en dat mag ik ook hopen. Mijn vraag is eigenlijk heel simpel. Als ik door m'n oogharen heen kijk, zoals ze dat zo mooi zeggen, zie ik nauwelijks geld van andere landen deze kant opkomen vanwege allerlei regelingen, maar andersom blijkbaar wel. Daar kunnen we niets aan doen, want dat wil Europa niet. Nou snap ik wel dat Europa dat niet wil, juist omdat die financieringsstromen die kant opgaan. Dat vind ik niet akkoord. Ik heb gevraagd om een brief, heel duidelijk, met een uitleg waarom dat niet kan en wat er onderzocht wordt op dit moment om te zorgen dat het wel kan. Ik begrijp dat u en de minister zich er hard voor maken, maar ik wil ook horen hoe u dat dan doet.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik zal dit ook navragen bij mijn collega de minister; het is zijn portefeuille.

Ik kom aan de moties. De motie-Kwint c.s. op stuk nr. 12 gaat over de ouders van de ongeveer 22.500 studenten die vroeger recht hadden op studiefinanciering, maar nu niet meer op de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Ik begrijp dat de heer Stoffer ook op dit punt in een lange traditie staat. Ik moet de motie toch ontraden. Dat heeft te maken met de ontijdigheid ervan. Uw Kamer heeft aangegeven deze motie graag te willen bespreken in een algemeen overleg. Als ik u vraag de motie aan te houden, vind ik dat ik eigenlijk al een voorschot neem op iets wat ik nu niet kan doen, zoals ik ook in het debat heb aangegeven. Ik denk dat we met elkaar zouden kunnen constateren dat het heel goed is dat het probleem nu op tafel ligt en dat we aan de hand van de beleidsdoorlichting hebben afgesproken om erover te spreken. Maar ik vind dat dat op dat moment moet gebeuren en daarom ontraad ik de motie.

De motie van de heer Peters laat ik aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Volgens mij hebben we al heel veel argumenten gewisseld, meneer Kwint. Misschien nog een hele korte vraag, dan.

De heer Kwint (SP):

Wanneer zou de motie niet ontijdig zijn?

De voorzitter:

Dat was een heel korte vraag. Ja, dat snap ik. Voelt u zich niet aangemoedigd om verder te gaan.

Staatssecretaris Van Ark:

Bij een motie die over zo'n aangelegen punt gaat, zou ik de Kamer in ieder geval de suggestie willen doen dat het onderwerp niet zo maar weer van de radar verdwijnt. Maar ik vind ook dat je niet aan loze beloftes moet doen. Zo lang er geen dekking is, ga ik daar geen beloftes over doen. Dus zo lang is het ontijdig.

Voorzitter. Ik zal wat versnellen. De motie-Peters op stuk nr. 13 laat ik aan het oordeel van de Kamer. Ik denk dat dat ook een goed moment is om integraal naar de koopkrachteffecten te kijken.

De motie op stuk nr. 14 van de heer Gijs van Dijk, hoe sympathiek ook, moet ik ontraden, omdat het veel complexiteit tot gevolg heeft en we nu aan de slag moeten met een regeling voor de afgelopen jaren.

De motie-Westerveld op stuk nr. 15 moet ik ontraden omdat de uitkeringen zoals die bestaan ook gewoon vermogenstoetsen hebben. Het is zo dat regelingen als deze daar een effect op hebben.

De voorzitter:

Een korte vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Met alle respect, maar we weten toch allemaal dat de overheid juist bij mensen die het heel moeilijk hebben, vaak voor de grootste problemen zorgt? We zien hier al weer gebeuren dat mensen een nabetaling krijgen, terwijl ze niet weten dat ze dat moeten melden aan de gemeente en dat ze daar vervolgens een boete voor krijgen. Zo zien we dat heel veel mensen, juist de mensen die een bijstandsuitkering krijgen, door deze regeling van de regen in de drup komen. Dat zit hier ook achter: we willen niet dat deze groep gedupeerd wordt. Nogmaals, we weten dat de overheid — met alle regels die er zijn — daar toch vaak de oorzaak van is.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik hoor in de woorden van mevrouw Westerveld iets dat mij ook aan het hart gaat. Maar we kunnen die informatievoorziening ook op een andere manier regelen. Ik kan namelijk wel gemeenten informeren dat deze actie gaande is, op het moment dat er nabetalingen zijn die een effect kunnen hebben op een uitkering. Zo kunnen zij er proactief met mensen die een uitkering hebben over spreken, zodat ze het kunnen regelen en er geen situaties achteraf ontstaan.

Ik las in de motie van mevrouw Westerveld dat zij wil dat een nabetaling geen effect heeft op de hoogte van andere uitkeringen. Aan dat aspect kan ik niet tegemoetkomen, en daarom heb ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, heel kort.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Maar het is toch heel raar dat we mensen nu geven waar ze recht op hadden, en dat ze daardoor vervolgens gedupeerd worden omdat ze daarna een nabetaling krijgen? Dan hebben we toch te maken met een groep mensen die hier helemaal geen baat bij heeft? Ik moet het anders zeggen, voorzitter. Dit zijn toch mensen die alsnog door de overheid getroffen worden, terwijl ze gewoon recht hebben op dit bedrag?

Staatssecretaris Van Ark:

Mijn voorstel zou zijn dat we nu starten met het onderzoeken van de doelgroep. Hoe kunnen we ze het beste benaderen? Er zullen zich problemen voordoen. Eén van de problemen die we tegenkomen, is bijvoorbeeld dat mensen een uitkering hebben en dat een nabetaling effect kan hebben op hun uitkering.

Zo zullen er ook andere problemen ontstaan. De staatssecretaris van Financiën heeft ook aangegeven de Kamer te informeren over de hersteloperaties. Ik wil in die zin wel realistisch zijn. We hebben een aantal regelingen waarvoor je vrijgesteld bent in de Participatiewet. Die zijn er, maar die zijn wel beperkt, en die hangen vaak samen met een medische oorzaak of omdat mensen een ongeluk hebben gehad.

Deze motie is van een andere orde, dus daarom geef ik nu aan dat ik hem ontraad. Maar ik denk dat we ook eens moeten bekijken welke problemen we allemaal op onze weg tegen gaan komen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beraadslagingen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties en de drie amendementen vinden plaats de dinsdag na het Krokusreces, dus dat is op 5 maart.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven