26 MIRT

Aan de orde is het VAO MIRT (AO d.d. 27/6).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO MIRT. Een hartelijk woord van welkom aan de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. We hebben zes sprekers van de zijde van de Kamer, die allemaal twee minuten spreektijd hebben. Als eerste geef ik graag het woord aan de heer Van Aalst van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Het woord is aan hem.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Grote woorden vorige week tijdens Prinsjesdag. De kranten stonden er vol van. Heel veel miljarden voor infrastructuur. Ik ben daar blij mee. Ik heb twee moties vandaag die wij vast gaan dekken met al die miljarden die de minister voor ons in petto heeft.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om een verkenning op te nemen in het volgende MIRT om de A4 aan de kant van Rotterdam door te trekken, waardoor er een extra uitvalsweg ontstaat voor Voorne-Putten in het algemeen en voor Spijkenisse in het bijzonder (A4-Zuid),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35000-A).

De heer Van Aalst (PVV):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de regio over een aanpak van het stuk A1-A35 tussen de knooppunten Azelo en Buren, en om de Kamer hierover te informeren voor het MIRT van het najaar 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35000-A).

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Geen woord te veel, dat waarderen we. Dan mevrouw Van der Graaf van de fractie van de ChristenUnie. Nee, meneer Amhaouch, u bent de laatste spreker.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, meneer de voorzitter, voor het woord. Het is alweer even geleden dat we over het MIRT hebben gesproken. Ook de ChristenUnie heeft een aantal moties voorbereid. De eerste komt tegemoet aan de zorgen van bewoners die veel geluidhinder hebben van wegen waarop verkeer langs hun woningen raast.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewoners meer overlast ervaren door verouderde geluidsschermen, toegenomen drukte op snelwegen en de hogere maximumsnelheid;

constaterende dat voor geluidsschermen bij bestaande woonkernen de Wet milieubeheer van kracht is, maar voor nieuwe situaties de strengere Wet geluidhinder;

overwegende dat Rijkswaterstaat op een aantal plekken plannen voor renovatie en vervanging van geluidsschermen heeft en dat er daarmee een kans ligt om de overlast samen met gemeenten en provincies terug te dringen;

verzoekt de regering in overleg te gaan met Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten om bij renovatie van geluidsschermen in een vroeg stadium met een plan te komen om de overlast voor bewoners te verminderen;

verzoekt de regering tevens bij het invoegen van de geluidswetgeving in het stelsel van de Omgevingswet de bescherming tegen geluidhinder voor bestaande woonkernen te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35000-A).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij het verkeersveilig maken van N-wegen en het spoor soms grootschalige bomenkap dreigt, waarbij soms sprake is van eeuwenoude bomen;

van mening dat grootschalige bomenkap moet worden voorkomen, vanwege de grote waarde voor het landschap en de luchtkwaliteit;

verzoekt de regering eerst alternatieven te benutten voor een veilige weginrichting en spoorveiligheid en bomenkap alleen in het uiterste geval in te zetten, en hierover in overleg te gaan met de provincies, gemeenten, ProRail en Rijkswaterstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Kröger en Sienot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35000-A).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

De laatste motie gaat over het belang van de regio.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Infrastructuurfonds wordt omgevormd tot Mobiliteitsfonds, waarin niet de modaliteit maar de mobiliteit centraal staat;

constaterende dat het kabinet stelt dat de omvorming gunstig uitpakt voor complexe, brede gebiedsopgaven in stedelijk gebied;

overwegende dat ook in de regio veel infrastructurele knelpunten zijn;

verzoekt de regering binnen de NMCA- en MIRT-systematiek en bij de vorming van het Mobiliteitsfonds de niet-stedelijke regio's een prominente plek te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35000-A).

Er is een vraag van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik heb een vraag aan mijn collega van de ChristenUnie over de laatste motie. Hoe ziet zij dat precies voor zich? De NMCA-systematiek is volgens mij vrij duidelijk. Ik hoor altijd van het ministerie dat met name de regio het ondergeschoven kindje wordt omdat ze volgens de NMCA-methode niet aan bod komen. Dat moet op een andere manier. Hoe ziet de ChristenUnie dat dan voor zich?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Daarom verzoek ik de regering om dat mee te nemen. We constateren dat complexe gebiedsopgaven in stedelijke regio's beter uit de verf komen. De heer Van Aalst, komende uit de regio, zal het met mij eens zijn dat er in de regio ook knelpunten zijn. De ChristenUnie wil graag dat we zoeken naar een manier waarop ook die knelpunten goed naar voren komen, zodat we ook die kunnen aanpakken.

De voorzitter:

Heel goed. Afrondend, de heer Van Aalst, kort, puntig.

De heer Van Aalst (PVV):

Dus ik begrijp dat de ChristenUnie in ieder geval wel wil afwijken van de NMCA-methode?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

De oproep uit de motie is duidelijk. Ik geef het kabinet nu de ruimte om daarmee bezig te gaan.

De voorzitter:

Dan de heer Jetten van D66.

De heer Jetten (D66):

Voorzitter. Het is druk op onze wegen en in ons ov. Daarom is het goed dat dit kabinet 2 miljard extra uittrekt voor de bereikbaarheid van Nederland. De minister is druk aan de slag gegaan met de belangrijkste knelpunten in ons wegennet en de staatssecretaris werkt met de regio's aan een goede verdeling van de extra gelden die we voor spoor hebben uitgetrokken.

Specifiek voor dat punt spoor heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de NMCA blijkt dat er knelpunten zitten in de capaciteit op de trajecten Helmond-Eindhoven en Zwolle-Arnhem;

overwegende dat aanpassingen van de infrastructuur kunnen leiden tot een verbetering van de dienstregeling;

overwegende dat de betrokken regionale overheden bereid zijn tot cofinanciering;

verzoekt de regering om met ProRail en de betrokken regionale overheden in kaart te brengen welke investeringen mogelijk zijn om de dienstregeling op de trajecten Helmond-Eindhoven en de IJssellijn (Zwolle-Arnhem) te verbeteren;

verzoekt de regering voorts de Kamer hierover dit najaar te informeren zodat bij het notaoverleg MIRT vervolgstappen kunnen worden bepaald,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jetten, Van der Graaf, Amhaouch en Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35000-A).

De heer Jetten (D66):

Voorzitter, tot slot. We zien dat de drukte in de bereikbaarheid zich voor een deel concentreert in de stedelijke gebieden, waar we de komende jaren ook een forse woningbouwopgave hebben. De fractie van D66 kijkt uit naar de voorstellen van beide bewindspersonen om met de regionale overheden extra financiering te vinden, bijvoorbeeld samen met pensioenfondsen en andere partijen met beschikbare budgetten om te investeren. We gaan ervan uit dat bij de najaarsronde van MIRT er ook meer duidelijkheid komt over hoe dit kabinet samen met de metropoolregio's de bereikbaarheid gaat verbeteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Remco Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie. Die betreft een betere dienstregeling voor de trajecten Sneek-Leeuwarden en Zwolle-Enschede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met enkele verbeteringen en uitbreidingen in de infrastructuur de dienstregeling op de trajecten Sneek-Leeuwarden (kwartierdienst in de spits) en Zwolle-Enschede (snellere reistijd sneltrein) kan worden verbeterd;

overwegende dat regionale overheden bereid zijn tot cofinanciering;

verzoekt de regering met de betrokken regionale overheden voorbereidingen te treffen, zodat in de MIRT-najaarsronde 2018 op basis van cofinanciering tot besluitvorming kan worden gekomen over de trajecten Sneek-Leeuwarden en Zwolle-Enschede,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra, Ziengs, Van der Graaf, Jetten en Amhaouch.

Zij krijgt nr. 11 (35000-A).

De heer Remco Dijkstra (VVD):

En dan een vraag, voorzitter. We weten dat er bij het regeerakkoord extra geld bij is gekomen: 2 miljard incidenteel en 100 miljoen per jaar structureel. We kijken op meerdere jaren en projecten kosten ook gewoon veel tijd om te realiseren, maar toch heb ik wel wat zorgen. In het regeerakkoord hebben namelijk we een behoorlijk aantal wegen genoemd. Ik vraag me af of we voldoende geld hebben om die projecten allemaal uit te voeren. Als ik kijk naar de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse, dan kunnen we heel veel van die projecten gelukkig doen. De top 10 sowieso en de top 20, inderdaad, maar in de top 30 beginnen echt wat gaten te vallen. Volgens mij hebben we onvoldoende geld. Het lijkt me dus verstandig om te kijken hoe we meer geld kunnen mobiliseren of beschikbaar maken. Als ik daarbij besef dat dagelijks ongeveer zes, zeven keer zoveel mensen met de auto reizen als met het ov, dan moeten we inderdaad wat met die gelden doen en ze daar inzetten waar ze het meest effect hebben voor je euro en voor de mobiliteit. Als de minister nu al aangeeft dat ze onvoldoende geld heeft voor een A50, bijvoorbeeld van Oss naar Nijmegen en andersom, en de A4-Zuid, zoals de heer Van Aalst en ik ook graag willen, Rotterdam richting Brabant, dan moeten we echt gaan nadenken hoe we extra middelen gaan mobiliseren om Nederland in beweging te houden, want we weten allemaal met elkaar dat ondanks alle investeringen de filedruk zal toenemen. Dat moeten we echt het hoofd bieden, want dat is schadelijk voor onze economie.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik hoor mijn collega Dijkstra van de VVD inderdaad dingen zeggen. We horen wel vaker dat de VVD beloftes doet die ze niet helemaal nakomen. Ik was ook al tot de conclusie gekomen dat het lijstje dat nu naast het regeerakkoord ligt met wat er aan infrastructuur bij zou komen, niet gehaald gaat worden. Er gaat dus weer ingeleverd worden. U heeft het over extra investeringen. Ik heb de afgelopen periodes alleen maar gezien dat er bezuinigd is. Nu komt er toevallig weer een inhaalslag van 2 miljard. Wat gaat de VVD nu doen om extra geld vrij te maken voor bijvoorbeeld de A4-Zuid en te zorgen dat we dat soort projecten wel vlot kunnen trekken?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik wil net als u extra geld voor infrastructuur, zeker voor wegen. Ik zie ook de behoeften in de Randstad. Daar zijn extra wegen misschien wat lastiger, maar een hele mooie lightrailverbinding zie ik zeker zitten. Ik zie ook de bouwopgave. Ik denk dat we met elkaar moeten kijken hoe we de urgentie van de fileproblematiek en de drukte omhoog kunnen brengen, zowel op het platteland als in de Randstad, en hoe we er met elkaar voor kunnen zorgen dat er bij een volgend kabinet extra geld beschikbaar komt en misschien tussentijds ook. Nu ben ik heel erg blij met de extra gelden die we hebben. Laten we die zo optimaal mogelijk inzetten aan de hand van objectieve criteria als filezwaarte. Maar er moet zeker geld bij; ik kan me vinden in uw pleidooi.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik heb nog één korte tweede vraag hierover. Ik hoor meneer Dijkstra van de VVD zeggen dat hij eigenlijk wil gaan investeren naar het gebruik van de modaliteit. Daar zijn wij ook voor. Als we constateren dat meer mensen met de auto gaan dan met het ov, dan is het misschien verstandig om het geld te investeren in asfalt. Begrijp ik het goed dat ik de VVD dan aan mijn zijde vind?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben een groot voorstander van daar investeren waar het het meeste zin heeft. Ik denk dat er nog wat behoorlijk wat asfalt, met name breder asfalt maar ook nieuw asfalt, bij kan. Laten we kijken hoe we met creatieve, slimme maatregelen op korte termijn resultaten kunnen boeken, maar voor de langere termijn is er absoluut meer geld nodig om Nederland in beweging te houden. Dat geldt voor alle modaliteiten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een drietal moties, dus ik ga snel aan de slag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ter voorbereiding van de ombouw van het MIRT naar een Mobiliteitsfonds ook de analyse-instrumenten, zoals de NMCA, een update behoeven;

overwegende dat het bredewelvaartsbegrip een integrale benadering biedt, waarbij ook klimaat, gezondheid en andere maatschappelijke baten een belangrijke rol spelen;

verzoekt de regering om voor de ombouw van het MIRT naar een moderner Mobiliteitsfonds ook de nodige aanpassingen in modellen en onderzoeksvragen uit te werken waarin het streven naar een brede welvaart verankerd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (35000-A).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord erkent dat de vraag naar woningen enorm is toegenomen en dat de Nationale woonagenda de ambitie voor het bijbouwen van 700.000 woningen tot 2025 neerlegt;

constaterende dat zowel de minister van Binnenlandse Zaken als de minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeeft dat woningbouw en mobiliteit goed op elkaar afgestemd moeten worden;

overwegende dat de Nationale woonagenda stelt dat het vergroten van de plancapaciteit niet los kan worden gezien van bereikbaarheidsvraagstukken en de middelen die daarvoor beschikbaar zijn;

overwegende dat deze woningbouw extra mobiliteit creëert en het niet zo kan zijn dat er eerst nieuwe woningen gebouwd worden en er pas daarna gekeken wordt naar de oplossingen van het mobiliteitsprobleem dat dit veroorzaakt;

verzoekt het kabinet om de besteding van infrastructuurgelden en de geplande woningbouw te koppelen en stevig te verankeren;

verzoekt het kabinet tevens om bij grootschalige (woning)bouwprojecten afspraken te maken over oplossingen voor de extra mobiliteit die gegenereerd wordt door die bouwprojecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (35000-A).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Tot slot een motie over de internationale trein.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de CO2-uitstoot van de luchtvaart nog steeds groeit;

overwegende dat een studie van het KiM aantoont dat treinen op korte afstanden binnen Europa een goed alternatief kunnen zijn voor het vliegtuig;

overwegende dat deze studie nog niet heeft geschetst met welke investeringen ook additionele bestemmingen per trein aantrekkelijk te bereizen worden;

verzoekt de regering om scenario's uit te werken voor de investeringen die nodig zijn om de trein te kunnen laten concurreren op de belangrijkste Europese bestemmingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (35000-A).

Er is een vraag van de heer Jetten.

De heer Jetten (D66):

Ik heb een vraag over die laatste motie. Ik denk dat wij het er inmiddels bijna Kamerbreed over eens zijn dat we de trein aantrekkelijker moeten maken ten opzichte van het vliegtuig. Nou heeft deze Kamer in mei 2018 al een motie aangenomen die ook door mevrouw Kröger is ondertekend die het kabinet verzoekt om scenario's uit te werken voor hogesnelheidsverbindingen naar de belangrijkste bestemmingen binnen Europa vanaf Schiphol. Wat voegt deze motie daar nog aan toe? Kunnen we niet veel beter beide bewindspersonen hierop aanspreken, in die zin dat we zo snel mogelijk de plannen willen die we al gevraagd hebben, in plaats van dat we daar elke maand een nieuwe motie over indienen?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank voor deze vraag. Ik dien deze motie in naar aanleiding van de gedachtewisseling in het debat. Daar kwam de vraag of wij inzichtelijk kunnen krijgen met welk type investeringen je welke mogelijkheden krijgt. Het gaat namelijk om veel geld, deels ook Europees geld. Ik heb niet de toezegging gehoord dat dat, ook met het financiële plaatje daaraan, nu wordt uitgezocht. Als de staatssecretaris nu aangeeft dat dat wel degelijk onderdeel is van de uitvoering van de eerdere motie, dan zal ik de motie aanhouden.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik begrijp de vraag zoals verwoord in de motie van mevrouw Kröger. We hebben ambities om meer mensen in de trein te krijgen dan in de vliegtuigen. Maar u verwijst zelf naar het KiM-rapport. Daarin staat iets over de dertien populaire bestemmingen en over de grote bedragen in dat kader. Mede op uw verzoek wordt er eind dit jaar, begin volgend jaar een AO Internationaal spoor gehouden. Ik stel dus voor om dan het debat te voeren, en dan ook het KiM-rapport te agenderen en te bekijken welke informatie we nog tekortkomen. Want ik ben het met u eens dat er duidelijkheid moet komen, ook gezien de maatschappelijke discussie. Heel veel mensen vragen zich af: kan het morgen al? Ik denk dat het terecht is om over het antwoord te discussiëren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank voor de suggestie. Ik hoor graag eerst de reactie van de staatssecretaris, maar op zich kan ik me voorstellen dat we als Kamer eerst beter in kaart brengen welke informatie we ontberen. Ik merk dat we vaak praten vanuit het huidige MIRT-budget, terwijl we misschien zouden moeten kijken naar wat we Europees als budget nodig hebben om die omslag te maken. Daar horen dan ook de verschillende scenario's bij. Dat zullen bedragen zijn die wellicht niet op korte termijn beschikbaar zijn, maar dan hebben we als Kamer wel een beeld waar we het over hebben.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik heb een vraag. In haar tweede motie koppelt mevrouw Kröger woningbouw aan infrastructuur. Die combinatie is verstandig. Zij doet dat zonder te zeggen: dit moet het zijn. Dat kan dus van alles zijn. Maar in uw derde motie kiest u heel bewust voor de trein, voor snelle verbindingen tussen grote steden. Bent u dan ook bereid om te kijken naar bijvoorbeeld de bus? Voor een tientje rijd je naar Brussel, voor €20 ben je in Parijs et cetera. Wilt u ook de busverbindingen daarin meenemen? Want die zijn natuurlijk vele malen goedkoper dan de trein die vastzit aan zijn spoor.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik denk dat het inderdaad goed zou zijn voor het internationale vervoer om ook de bus serieus mee te wegen. De reden dat de trein vaak concurreert met het vliegverkeer is natuurlijk dat je daar hetzelfde gemaksniveau kunt bereiken. Maar het zou inderdaad goed zijn om ook de bus daarin mee te nemen.

Dank u wel.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Steeds meer mensen kiezen voor de trein. Dat geldt niet alleen voor de Randstad, voor de grote steden, maar dat geldt ook voor de regio in het land. Met name in Zuidoost-Nederland pakken ook steeds meer jongeren de trein. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Noordelijke Maaslijn (Venray-Nijmegen) de laatste jaren een forse reizigersgroei heeft doorgemaakt, waardoor het met name in de spits erg druk is in de trein;

overwegende dat de drukte in de spits dermate ingrijpend is dat reizigers op het perron achterblijven vanwege overvolle treinen, hetgeen onacceptabel is;

overwegende dat prognoses uitwijzen dat het de komende tijd nóg drukker zal worden;

overwegende dat per september 2018 Beter Benutten-maatregelen ingaan om de spitsproblematiek op de Noordelijke Maaslijn aan te pakken;

verzoekt de regering om de effecten van de Beter Benutten-maatregelen op de Noordelijke Maaslijn (Venray-Nijmegen), die per september 2018 ingaan, te monitoren en de Kamer hierover in de MIRT-voorjaarsronde 2019 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Ziengs, Jetten en Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (35000-A).

Kunnen de minister en de staatssecretaris meteen recenseren? Dat is niet het geval. Ik schors tot 17.00 uur en dan gaan we luisteren naar het commentaar.

De vergadering wordt van 16.48 uur tot 17.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel voorzitter. Ik heb niet echt specifieke vragen meer gehoord, dus begin ik gelijk maar met de moties. De eerste, op stuk nr. 5, is van de PVV en gaat over het doortrekken van de A4-Zuid. Die motie moet ik ontraden. Het is een terugkerende wens, die al vaker is geuit in de Kamer. Maar het gaat hier om een heel duur project: tussen een half en een heel miljard, om het zo maar te zeggen. Uit de eerder uitgevoerde MIRT-onderzoeken is het niet als top-of-the-billproject naar voren gekomen. Ik houd me aan de prioriteiten van het regeerakkoord, dus moet ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik doe één vraag per motie. Het woord is aan de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Heel kort, voorzitter. Ik heb de minister toch echt de afgelopen dagen op de radio horen zeggen dat ze dit een geweldig plan vindt. Het wordt volgens mij ook unaniem gedragen door de gemeenteraad daar. Zou ze deze verkenning niet op zich willen nemen? Alleen de verkenning kost volgens mij niet heel veel geld. Dan kunnen we in ieder geval een stap zetten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

We hebben met elkaar de afspraak gemaakt dat er zicht moet zijn op 75% van de financiering voordat je een verkenning kunt starten. Dit gaat om zulke grote bedragen dat ik hiertoe geen mogelijkheid zie in de begroting, ook niet met de extra 2 miljard, want die hebben we al belegd.

Dan de motie op stuk nr. 6, ook van de heer Van Aalst. Die verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de regio over een aanpak van het stuk A1/A35 tussen de knooppunten Azelo en Buren en om de Kamer daarover te informeren voor het MIRT van het najaar van dit jaar. Deze motie kan ik "oordeel Kamer" geven.

Dan de motie op stuk nr. 7, van mevrouw De Graaf.

De voorzitter:

Van der Graaf.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Van der Graaf. Het staat hier verkeerd opgeschreven. Daarvan kan ik zeggen dat ik mevrouw Van der Graaf twee varianten wil voorleggen. Zij spreekt namelijk twee verzoeken uit aan de regering. Het eerste is om in overleg te gaan met Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten om bij renovatie van geluidsschermen in een vroeg stadium met een plan te komen om de overlast voor bewoners te verminderen. Daarvan kan ik, mede namens de staatssecretaris, volmondig zeggen dat we "oordeel Kamer" geven. Maar u voegt er nog een tweede verzoek aan toe, namelijk om bij het invoegen van de geluidswetgeving in het stelsel van de Omgevingswet de bescherming tegen geluidhinder voor bestaande woonkernen te verbeteren. Dat is eigenlijk een ander debat. U spreekt daar binnenkort ook nog met de staatssecretaris over, dus ik zou voor nu willen vragen om dat deel uit het dictum te halen, dan kunnen we voor de rest van de motie "oordeel Kamer" geven. Ik weet niet of mevrouw Van der Graaf daartoe bereid is?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik had het graag gelijk geregeld, maar ik sta ervoor op om dit op een later moment alsnog voor elkaar te krijgen. Ik neem de suggestie dus over.

De voorzitter:

Dan zien wij uit naar een gewijzigde motie-Van der Graaf/Sienot op stuk nr. 7.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 8. Die is ook van mevrouw Van der Graaf. Die vraagt om afspraken te maken met provincies, ProRail en Rijkswaterstaat om bij het veilig maken van wegen alleen in het uiterste geval bomen te kappen. Die wil ik ook graag "oordeel Kamer" geven.

Dan de motie op stuk nr. 9. Die verzoekt de regering om binnen de NMCA- en MIRT-systematiek en bij de vorming van het Mobiliteitsfonds de niet-stedelijke regio's een prominente plek te geven. Als ik de motie zo mag uitleggen dat mevrouw Van der Graaf met "prominente" niet bedoelt dat ze belangrijker zijn dan anderen, kan ik "oordeel Kamer" geven. Het gaat erom dat de regio's serieus aan bod komen. Ik neem aan dat u het zo bedoelt. Dan kan ik de motie "oordeel Kamer" geven.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf knikt, dus dat is het geval.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 12. Ik denk dat het handig is om het niet om en om te doen maar dat ik mijn moties achter elkaar doe. Die motie is van mevrouw Kröger en vraagt om brede welvaart mee te nemen in de NMCA. Tijdens het algemeen overleg MIRT van 27 juni heb ik u toegezegd om hierop terug te komen in de kabinetsreactie op het Rli-rapport. Die reactie krijgt u van mij in oktober, dus ik zou willen vragen of u de motie wilt aanhouden totdat die reactie binnen is.

De voorzitter:

Dat is een vraag, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Mijn wedervraag zou dan eigenlijk zijn: is het niet zo dat deze motie het goed verankeren van het belang van de brede welvaart in die reactie op het Rli-rapport wellicht nog extra benadrukt, en dus ook vraagt of dat in die kabinetsreactie steviger terugkomt?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik zou daarop willen zeggen: wacht u toch alstublieft even de reactie af. Wellicht ziet u dan dat we daar al op een goede manier mee omgegaan zijn en dat de motie overbodig is. Dat zou ook nog kunnen. De kabinetsreactie op het Rli-rapport is vrij breed en we hebben dat nog niet helemaal afgehandeld. Ik wil dus toch het verzoek aan mevrouw Kröger herhalen om de motie aan te houden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan zal ik haar aanhouden. Ik ben heel benieuwd.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (35000-A, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de laatste motie die ik zal behandelen. Dat is de motie op stuk nr. 13, ook van mevrouw Kröger. Die spreekt over mobiliteitsvoorzieningen en de bouwopgave, die integraal moeten worden opgepakt binnen het MIRT. Daarvan kan ik zeggen: dat doen we nu al binnen het MIRT. Die motie kan ik dus ontraden, want die is niet nodig.

De voorzitter:

Heel goed. Dan is het woord aan de staatssecretaris. Nee, er is nog een vraag van mevrouw Kröger. Is dat een vraag aan de minister?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, dat is een vraag aan de minister.

De voorzitter:

Dan moeten we weer even een scènewisseling doen, want de staatssecretaris stond al klaar. Sorry hoor.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Sorry, ik had sneller moeten zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat het in dit geval erg weinig uitmaakt. De staatssecretaris had deze vraag waarschijnlijk ook kunnen beantwoorden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Oké. Nou, dat laat ik aan de bewindslieden. Het gaat me eigenlijk om het tweede stuk van de motie.

De voorzitter:

Van welke motie?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Sorry, van de motie op stuk nr. 13. Daarin wordt verzocht om bij grootschalige woningbouwprojecten afspraken te maken om ervoor te zorgen dat er oplossingen zijn voor de extra mobiliteit die gegenereerd wordt. Daar voorziet de MIRT-systematiek als zodanig nu niet in. Dit speelt dus aan de woningbouwkant.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan niet anders zeggen dan dat we dat nu integraal afwegen met gemeenten, provincies en het Rijk samen. Ik kan natuurlijk niet helemaal op de stoel van die andere partners gaan zitten. Volgens mij doen we het nu al, voor zover dat mogelijk is. Als het gaat om de toekomst van het mobiliteitsfonds gaan we alles weer tegen het licht houden met elkaar. Maar volgens mij is het nu goed verankerd. Het is niet voor niks dat collega Ollongren altijd aanwezig is bij de afspraken met de regio, bij de MIRT-overleggen. Zo kan zij van die kant de woningbouwopgaveafweging goed meenemen.

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we alsnog luisteren naar de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dank u wel, voorzitter. Ik had de moties op de stukken nrs. 10, 11, 14 en 15. Volgens mij hebben we ze dan allemaal gehad. Nog even in de richting van mevrouw Van der Graaf: er komt binnenkort een aanvullingswet op de Omgevingswet over geluid naar de Kamer. Daarin kunnen we de vragen die bij u leven met elkaar bespreken.

De motie op stuk nr. 10 over capaciteitsknelpunten op de IJssellijn en in Brabant verzoekt de regering om met ProRail en de betrokken regionale overheden in kaart te brengen welke investeringen nodig zijn om de dienstregeling op de trajecten Helmond-Eindhoven en IJssellijn te verbeteren. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik met ProRail en de regio ga kijken welke maatregelen genomen kunnen worden ten aanzien van deze toekomstige knelpunten, dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 11 over een betere dienstregeling Sneek-Leeuwarden en Zwolle-Enschede. Dat is een motie van de heer Dijkstra. Ik herken inderdaad deze trajecten. Bij Sneek-Leeuwarden gaat het om de financiering van een tussenoplossing voor de realisatie van een kwartiersdienst in de spits. Bij Zwolle-Enschede zijn de perrons te smal. Ik wacht even het definitieve actuele overzicht van de regionale knelpunten op het spoor af. Ik verwacht dat dat begin oktober gereed is. Ik bespreek dat dan in de Bestuurlijke Overleggen MIRT van 21 en 22 november met de regio's. Ik zal in dat BO MIRT met de betrokken regionale overheden nagaan of we op basis van cofinanciering tot een afspraak hierover kunnen komen. Ik ben dus bereid om met de regio te kijken of we die oplossing kunnen vinden. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De indiener was mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie. Zeg ik dat goed? Ja.

De voorzitter:

Waarom zegt u dat nog even?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Anders is het iemand van de PVV. Dat is niet het geval.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Oké. Dit was de motie waarvan u de eerste ondertekenaar was, maar mevrouw Van der Graaf is inderdaad een van de medeondertekenaars.

Dan de motie op stuk nr. 14 van mevrouw Kröger over meer ambitie met internationale treinen. Die hebben we zeker. Het verzoek is om de investeringen in beeld te brengen. Ik zei al dat we zeker meer ambitie hebben, want voor de zomer heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over mijn ambities ten aanzien van internationale treinreizen. Ik ben natuurlijk ook heel blij met de brede steun daarvoor in de Kamer; er zijn al een aantal moties over ingediend. Het KiM zegt: kijk naar verschillende elementen; kijk naar kosten, tijd en comfort. Dat zijn de zaken die hierbij van belang zijn, net als zorgen dat het goed aansluit op elkaar. Dat betekent ook dat de trein op die manier een beter alternatief is voor doorvliegen. Ook de bus, die de heer Dijkstra zojuist noemde, kan voor korte ritten soms een heel goede aansluiting zijn op het vliegtuig. Samen met het spoor en de luchtvaartsector werk ik daarom aan een concreet actieplan op deze punten. Dat gaat dus verder dan alleen de kosten van investeren. Je moet ook kijken naar ticketing, dus echt naar de breedte. Ik zal u hier voor het kerstreces over informeren. Ik zou mevrouw Kröger daarom willen vragen om de motie nog even aan te houden totdat we die brief hebben gestuurd en totdat u dat ziet. Dan kunt u beoordelen of u nog behoefte heeft aan aanvullende informatie. Anders zou ik de motie nu moeten ontraden, omdat we al bezig zijn, maar wellicht wilt u de toets nog even doen als het actieplan er ligt.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger knikt ja.

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (35000-A, nr. 14) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De motie op stuk nr. 15 over de spitsproblematiek tussen Venray en Nijmegen, ingediend door de heer Amhaouch en anderen, is de laatste motie voor mij. De motie verzoekt de regering om de effecten van de Beter Benutten-maatregelen op de Noordelijke Maaslijn te monitoren en de Kamer hierover in de MIRT-voorjaarsronde van 2019 te informeren. Er zijn inderdaad een aantal nieuwe afspraken gemaakt over het verlichten van de problematiek, bijvoorbeeld door de aanpassing van aanvangstijden van colleges. Net als de indieners ben ik heel benieuwd naar deze effecten. Ik ben dus graag bereid om de Kamer hierover te informeren bij de MIRT-voorjaarsronde van 2019. Ik laat het oordeel over aan de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik moet nog even aangeven dat datgene wat meneer Dijkstra zojuist bedoelde, betrekking heeft op de motie op stuk nr. 11. Daar staat "De Graaf" onder, maar dat moet dus "Van der Graaf" zijn. Dat is de mevrouw van de ChristenUnie. Dat moet ik voor de Handelingen vastleggen.

Hartelijk dank aan de minister en de staatssecretaris.

Naar boven