6 Importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland

Aan de orde is het debat over het importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland.

De voorzitter:

Aan de orde is een debat over het importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland. Ik geef de heer Laçin graag het woord.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. In Nederland hanteren we strenge milieuregels, en dat is maar goed ook. Het beschermen van ons milieu, en daarmee onze gezondheid, is wat de SP betreft altijd prioriteit nummer één. Toch constateren we dat ons milieu het zwaar te verduren heeft onder druk van het grootkapitaal en winstmaximalisatie. Het is aantrekkelijk en makkelijk om allerlei soorten chemische troep te dumpen in het milieu. Beerput Nederland gaf een inkijk in het wegmengen van chemische stoffen in stookolie, die vervolgens door tankers gedumpt wordt in het water. We hebben regelmatig debatten over Chemours en het lozen van GenX, dat inmiddels op veel plekken opduikt en in ons drinkwater zit. Plastics en andere soorten zwerfafval komen in het milieu terecht en kosten jaarlijks duizenden dieren het leven. Asbest is al 25 jaar verboden, maar duikt toch op in bijvoorbeeld make-up. Jaarlijks eist het nog steeds ruim 500 dodelijke slachtoffers.

En alsof dat niet genoeg is, halen baggerbedrijven al jaren miljoenen tonnen aan vervuilde grond en slib uit het buitenland om deze te storten in voormalige zandwinputten in ons land. Daar maken we ons grote zorgen over, en wij zijn niet de enigen. Bewoners van Culemborg, West Maas en Waal en andere gemeenten maken zich zorgen en zijn boos. Een informatieavond in Dreumel over de verondieping van de Vonkerplas zorgde voor een opkomst van honderden bewoners. Ook verschillende milieudeskundigen uitten hun zorgen. Daarom is het goed en noodzakelijk dat we dit debat met elkaar voeren. Signalen over soortgelijke situaties bereiken ons vanuit verschillende delen van het land. De zwemplas in de Rosandepolder tussen Arnhem en Oosterbeek en de Koornwaardplas in Den Bosch zijn hier ook voorbeelden van. Ik wil de staatssecretaris vragen in hoeveel gevallen er de afgelopen tien jaar is verondiept, waar deze verondiepingen hebben plaatsgevonden en in welke van deze gevallen er vervuilde grond uit het buitenland is geïmporteerd.

Afgelopen dinsdag werd bekend dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek instelt omdat de vervuilde grond waarmee de nieuwe zeedijk bij Perkpolder in Zeeuws-Vlaanderen is aangelegd, niet voldoet aan de voorwaarden en vervuilder is dan blijkt uit de documenten. Ook Rijkswaterstaat geeft toe dat er iets heel erg is misgegaan. Denkt de staatssecretaris dat dit een incident is of dat er meerdere situaties in het land zijn waarbij de grond toch vervuilder blijkt te zijn dan in de documenten staat? Wat gebeurt er met het bedrijf dat de vervuilde grond heeft geïmporteerd en gestort? Staat dat bedrijf nu onder verhoogd toezicht? Zijn er boetes uitgedeeld? Hoe voorkomen we dat dit bedrijf doorgaat met dit soort praktijken?

Voorzitter. In de beantwoording van de schriftelijke vragen en in de brief die gisteren is verstuurd, stelt de staatssecretaris dat het Besluit bodemkwaliteit de bodem en het oppervlaktewater moet beschermen. Wordt in dat Besluit bodemkwaliteit ook rekening gehouden met het feit dat gebiedsvreemd materiaal ongewenste effecten kan hebben? Aanwezigheid van grote hoeveelheden kalk kan bijvoorbeeld leiden tot een verhoogde pH-waarde in het water. Wat weet de staatssecretaris hiervan en hoe voorkomen we dit soort effecten?

De SP West Maas en Waal heeft lokaal vragen gesteld over het project Over de Maas en kreeg als antwoord daarop dat het Besluit bodemkwaliteit bepaalde vervuilde bodemstoffen toestaat. Daarom ben ik blij om te lezen dat de staatssecretaris in haar brief van gisteren schrijft dat zij de kaders van de huidige wet en regels gaat evalueren en gaat onderzoeken of het beperken van bodemvreemd materiaal nodig is. Is de staatssecretaris het met ons eens dat verondiepen alleen moet gebeuren als het echt een toegevoegde waarde heeft, dat het zo veel mogelijk moet gebeuren met schone grond uit de omgeving zelf en dat bewoners inspraak moeten hebben op het proces dat hun directe leefomgeving raakt? Kan de staatssecretaris ons meer vertellen over haar plannen en het tijdpad dat ze daarbij in gedachten heeft?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan de heer Ziengs van de VVD.

De heer Ziengs (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Als je als burger iets wil gaan verbouwen aan je huis en er een stukje grond afgegraven moet worden, dan wordt er kennelijk altijd een verklaring van je verwacht over wat er in die grond zit. Dan denken we altijd dat we een schoongrondverklaring krijgen maar achteraf blijkt dat schone grond niet echt bestaat. Er zit altijd wel iets in maar daar hebben we met elkaar natuurlijk wel waarden over afgesproken. Dan is het moeilijk uit te leggen dat er vervuilde grond in diepe gaten gestort wordt in Nederland en dan is het ook goed voor te stellen dat bewoners in die omgeving zich af gaan vragen wat we hier met elkaar aan het doen zijn. In de jaren veertig, vijftig, zestig, zeventig en zelfs tot in de jaren tachtig is er met de kennis van toen heel veel afval gedumpt en gestort, ook met vergunningen, waar we later de wrange vruchten van geplukt hebben en zelfs nog plukken. Denk aan asbest en dergelijke. Ik heb begrepen dat er in Nederland 600.000 locaties zijn waar in ieder geval in het verleden iets heeft plaatsgevonden. Ik zou graag van de staatssecretaris weten of zij nog iets kan zeggen over het plan dat ooit gelanceerd is om dit richting 2030 in beeld te hebben en onder controle te hebben.

Met de kennis van toen hebben we ook gedacht dat als we die gaten gingen vullen, de natuur er een plus door kreeg. Inmiddels zijn we wel zover dat we weten dat niet altijd in dit soort gevallen die natuur daadwerkelijk een plus krijgt, hoewel de bedoelingen er wel waren. De zorgen die wij ook in onze fractie daarover besproken hebben en de vragen die mij daarover intern gesteld zijn, zie ik gelukkig voorzien van een antwoord, ook in de brief die de staatssecretaris heeft gestuurd. Die brief geeft heel veel hoop, want die geeft in ieder geval ook antwoorden op eigenlijk alles wat er dan in je opkomt. Maar toch heb ik er nog een aantal aanvullende vragen over.

De voorzitter:

Maar eerst heeft de heer Van Aalst een vraag aan u.

De heer Van Aalst (PVV):

Een vraag aan mijn collega van de VVD. Hoe oordeelt de VVD met de kennis van toen, dat asbesthoudende producten niet in grond thuishoren, over de situatie die momenteel ontstaat in Hof van Twente, waarin nieuwe grond wordt aangevoerd die niet schoon is en nog steeds asbest bevat?

De heer Ziengs (VVD):

We hebben hier geen asbestdebat op dit moment, maar ik kan me zo goed voorstellen dat je, als je een proces in gang brengt waarbij je het voornemen hebt om grond te vervangen waar asbest in zit en je vervangt die vervolgens door grond waar alsnog weer asbest in zit, je moet gaan afvragen of je daarmee water naar de zee aan het dragen bent. Ik denk dat ik daarmee voldoende toelichting geef.

De voorzitter:

Dank. U gaat verder met uw betoog.

De heer Ziengs (VVD):

De vraag is door collega Laçin in een wat andere vorm al gesteld, maar ook onze fractie is eigenlijk benieuwd of de plaatsen waar deze stortingen allemaal hebben plaatsgevonden in beeld zijn, of ook geregistreerd wordt wat er in die grond zit en wat de herkomst van die grond is. Misschien kan de staatssecretaris ook hierbij aangeven aan wat voor vervuiling we dan moeten denken. De staatssecretaris geeft in haar brief ook aan dat ze een evaluatie gaat houden. Op welke termijn kunnen we deze evaluatie verwachten en op welke termijn denkt de staatssecretaris dat ze de bevindingen en de mogelijke aanpassingen die ze dan wellicht wil gaan presenteren aan de Kamer kan laten toekomen?

Vooropstaat in ieder geval voor de VVD-fractie dat die onrust bij de bevolking moet worden weggenomen. Er moeten duidelijke waarborgen zijn als er uiteindelijk een vergunning wordt gegeven, want veiligheid en gezondheid staan ook bij de VVD-fractie voorop.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Van mijn moeder heb ik geleerd dat je je eigen troep moet opruimen. Dat lijkt logisch, maar helaas is het vaak niet zo. Er zijn landeigenaren die de grond onder hun voeten verkopen en het ontstane gat vervolgens volstorten met de troep van iemand anders. Miljoenen euro's gaan hierin om. Dit lijkt een praktijk uit de vorige eeuw, maar helaas vindt dit nog steeds volop plaats.

Het uitgangspunt dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen afval geldt niet in Europa. De wetten van de markt gelden. En storten in Nederland blijkt heel erg aantrekkelijk te zijn, zoals het voorbeeld van de Redichemse Waard laat zien. Er wordt veel afgegraven in Nederland, dus genoeg plekken om te storten. Het ondiepen wordt vervolgens gerekend tot natuurherstel en zo lopen we het risico dat vervuild slib uit het buitenland kan worden weggewerkt. In de praktijk lijken er ook veel problemen te zijn rond de handhaving en dat is zorgelijk wat ons betreft.

De mogelijkheid om baggerspecie te storten in gaten is ooit bedacht zodat we onze eigen bagger konden opruimen, niet om Europese handel in gifgrond te faciliteren. We zien eigenlijk hetzelfde met de vuilverbranding. Is dit wat we echt willen? Willen we echt het afvoerputje van Europa worden voor afval? Is dit wat ons gaat brengen tot een circulaire economie?

Ook het beleid voor natuurherstel na zand-en grindafgraving is ongetwijfeld met de beste bedoelingen gemaakt, maar is het robuust genoeg? Is het opgewassen tegen de cowboys in de sector? Want we hebben in de praktijk te maken met cowboys, dat is duidelijk uit de voorbeelden.

De staatssecretaris lijkt deze zorgen te delen en daar ben ik blij om. Ze geeft in haar brief aan dat de kaders moeten worden geëvalueerd en mogelijk aangepast. Dat lijkt ons echt van groot belang. Ook ik vraag, net als mijn collega's: op welke termijn gaat dit gebeuren?

Van onze kant een voorzet. Wat ons betreft moet er voor elke put maatwerk komen. Een plan wat de beste invulling is voor de ecologie, het landschap en de omgeving. Ondiepen is niet altijd de beste oplossing. Bij oude afgravingen is vaak namelijk een nieuw ecosysteem ontstaan dat een eigen waarde heeft, zoals de put bij Culemborg die ik eerder benoemde inmiddels bewoond is door bevers en ijsvogels. Willen we dat echt volstorten met verontreinigde grond?

Bij nieuwe afgravingen zou dat plan vooraf moeten worden gemaakt. Er moet vooraf een plan zijn hoe de ecologie naderhand wordt hersteld. Desnoods moet dit met de winsten van de afgravingen worden bekostigd. Wat ons betreft moeten er veel strengere eisen en een betere handhaving komen voor de te storten bagger, niet alleen strenge toxicologische eisen maar ook: geen vermenging van grondsoorten die in een gebied niet thuishoren en niet meeslepen van invasieve soorten.

De maatschappelijke kosten van de impact van het storten van vervuilde grond moeten kunnen worden verhaald op de vervuiler. Dat zou kunnen middels een zorgplicht voor bedrijven. Zo zou je ze kunnen verplichten te betalen. Bedrijven die eerder betrokken waren bij fraude of andere onfrisse zaken, zouden moeten kunnen worden uitgesloten van dit soort handel. In de stukken wordt wederom een bedrijf genoemd waarover we het volgens mij een week geleden, bij het Beerput Nederland-debat, ook hadden. Ik krijg heel graag een reactie van de staatssecretaris op deze concrete suggesties en ik zie uit naar het debat.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan de heer Van Aalst namens de PVV.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat het altijd een beetje jammer is voor een debat dat we hier houden, als we twee dagen van tevoren een brief krijgen van in dit geval de staatssecretaris, die eigenlijk aangeeft dat ze het eigenlijk al deels eens is met de Kamer dat er wat moet gaan gebeuren. Dat is altijd een beetje een bom onder het debat.

Voorzitter. Baggerbedrijven halen sinds een aantal jaren op grote schaal vervuilde grond en slib uit het buitenland om dat vervolgens in voormalige zandwinputten langs de Nederlandse rivieren te storten. Dat blijkt niet zonder gevolgen. Inmiddels heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport het risico op bodemverontreiniging als het grootste risico in haar werkveld beoordeeld.

Voorzitter. Dit hele verhaal doet sterk denken aan de asbestsanering in het Twentse Goor, in Hof van Twente. Uit voorzorg zijn alle tuinen afgegraven, ongeacht de aanwezigheid van asbest. Dat is positief, maar vervuilde grond wordt vervolgens vermengd met schone grond, net zolang totdat het onder de norm valt, en wordt vervolgens weer teruggestort.

De voorzitter:

De heer Ziengs heeft een vraag.

De heer Ziengs (VVD):

Ja, voorzitter, die kwam bij me op naar aanleiding van het begin van het betoog van collega Van Aalst. Hij zegt dat er een brief van de staatssecretaris is binnengekomen, die eigenlijk een bom legt onder het debat. Volgens mij hebben we daar als Kamerleden ook een eigen verantwoordelijkheid in. Bij de regeling wordt heel vaak een debat aangevraagd op basis van de actualiteit. Dan proberen wij, ook de VVD-fractie, heel vaak te zeggen: vraag nou eerst om een brief, dan weet je ook daadwerkelijk of er uiteindelijk nog behoefte is aan een debat. Ik zou er dus toe willen oproepen om wellicht bij volgende regelingen eerst eens even te kijken of er ook daadwerkelijk materiaal onder ligt, zoals een reactie van het kabinet, alvorens er steun wordt gegeven aan een verzoek tot een debat. Dat scheelt een hoop tijd in deze Kamer.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik ben blij met deze wijze woorden van mijn collega van de VVD. We zijn het in dat opzicht helemaal eens dat het jammer is dat we nu een debat voeren, terwijl we waarschijnlijk binnenkort nieuwe richtlijnen en kaders krijgen van de staatssecretaris, waarover we dan vervolgens opnieuw met elkaar in debat gaan. Dat hadden we kunnen voorkomen, denk ik.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik zie dit debat toch vooral als een kans om de staatssecretaris mee te geven hoe die richtlijnen en kaders er zouden kunnen uitzien en welk ambitieniveau we daarin verwachten. Ik ben dus heel erg benieuwd naar de suggesties en ideeën van mijn collega Van Aalst. Wat zou het moeten zijn? Laten we deze kans daarvoor benutten in plaats van te spreken over een bom onder het debat omdat de staatssecretaris aangeeft dat ze iets wil gaan doen.

De heer Van Aalst (PVV):

Ten eerste ben ik blij dat de staatssecretaris wat wil gaan doen. Ik kom zo zeker terug op wat ik al wil meegeven. Alleen is het jammer dat we dat nu doen; volgens mij hadden we netjes in de goede volgorde moeten handelen en op het juiste moment met elkaar in debat moeten gaan. Ik vind het debat in dit geval wat overbodig.

Voorzitter. Zoals ik net al zei over het terugstorten van vervuilde grond, wordt ditzelfde principe nu toegepast bij het volstorten van de zandwinputten. Als je vieze grond maar voldoende bijmengt met schone, kom je vanzelf onder de norm uit. Dan handel je waarschijnlijk wel naar de letter van de wet, maar zeker niet naar de geest van de wet. De norm is bedoeld als uiterste grens. Bij overtreding daarvan kan een straf niet uitblijven. Door er net onder te gaan zitten, behandel je de norm als een streefwaarde. Dat gaat voorbij aan het feit dat iedere norm een minimalisatieplicht impliceert. Waarom heeft de staatssecretaris niet veel eerder ingegrepen door niet alleen de bovennorm, maar ook de minimalisatieplicht te handhaven? Bedrijven die een aanvraag indienen, hoeven nooit hun minimalisatiestrategie te verstrekken. Was het niet beter geweest om hier wel naar te vragen? Zo nee, waarom niet?

Voorzitter. Een bijkomende onrechtvaardigheid is dat hier grof geld aan wordt verdiend. Het buitenland betaalt baggerbedrijven om Nederlandse recreatie- en waterwingebieden als afvoerputje te gebruiken. Dan is het buitenland mooi van de troep af. Wat de PVV betreft mag de gezondheid van omwonenden nooit onnodig in gevaar worden gebracht, maar dat gebeurt nu wel. De overheid faciliteert bedrijven die die bovengrens opzoeken. Dit moet stoppen. Daarom roept de PVV de staatssecretaris op om een einde te maken aan het importeren van vervuilde grond middels een verbod. Is zij hiertoe bereid en zo ja, kan zij een termijn geven waarop dit gerealiseerd kan worden?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Het woord is aan mevrouw Van Eijs van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Zoals mijn collega de heer Sienot altijd zegt: wat niet in het water zit, hoef je er ook niet uit te halen.

Voorzitter, vandaag spreek ik ook namens collega Dik-Faber van de ChristenUnie.

Laat ik helder zijn. De wetgeving erover mag dan complex zijn, voor D66 is één ding duidelijk: vervuild slib hoort niet in onze natuur. Maar deze grond wordt nu grootschalig uit het buitenland gehaald. Dit was toch niet de bedoeling van onze wetgeving? Hoe kan het dat dit mogelijk is? Hoe zit het met het toezicht op de import van slib? Zijn de eisen net zo streng als bij Nederlands slib en is er wel voldoende controle? Heel zorgelijk is dat er soms zelfs afval vrijkomt. We vechten hard tegen de plasticsoep, maar keuren het ondertussen goed dat er grond met plastic afval in het water wordt gegooid. Hoe kan dat? Waarom moeten plastic en afval in de natuur gebracht worden? Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe zij dit probleem gaat aanpakken.

Waarom moet er überhaupt verondiept worden? In hoeverre is het verondiepen van een plas altijd nuttig? Bij een van mijn eerste werkbezoeken als Kamerlid bezocht ik de Redichemse Waard. Daar drong zich een vraag op. Als er sprake is van een goede recreatieve functie en een bijzonder ecosysteem, bestempelen we het deels volstorten van zo'n diepe plas dan niet veel te snel als nuttig?

"Bescherm, herstel en bevorder het duurzaam gebruik van ecosystemen. Tegen 2020 moeten we maatregelen invoeren om de invoer van invasieve uitheemse soorten in land- en waterecosystemen te beperken en hun impact op aanzienlijke wijze te beperken." Dit citaat komt uit het Sustainable Development Goal nummer 15. Ondanks dat Nederland deze doelen onderschrijft, lijkt ons beleid dat niet te doen. D66 maakt zich zorgen over de impact van dit slib op onze natuur. Ecologen waarschuwen voor het gebruik van gebiedsvreemd materiaal. Hebben we wel voldoende zicht op welk effect dit heeft op ecologie? Weten we zeker dat de inzet van deze grond altijd ten goede komt aan de natuur? Milieuchemicus Joop Harmsen waarschuwt ervoor dat buitenlandse grond kalkrijk kan zijn, hetgeen een negatieve invloed heeft op de waterkwaliteit. Ook kan het leiden tot meer algengroei. Is de inzet van buitenlandse grond wel geschikt voor Nederlandse ecosystemen? Hoe verhoudt deze slibstort zich tot plannen om er een recreatieplas van te maken?

Kortom, er is sprake van vervuiling met gebrekkige controle en er zijn risico's voor de ecologie. Is de staatssecretaris met D66 van mening dat de import van niet-gebiedseigen slib, dus buitenlands slib, ingeperkt zou moeten worden?

Rijkswaterstaat of het waterschap houdt toezicht of de grond voldoet aan de wettelijke eisen. Dat vind ik curieus. Ze zijn zowel toezichthouder als opdrachtgever en soms uitvoerder. Vindt de staatssecretaris dit een wenselijke rolverdeling? Heeft dit niet de schijn van belangenverstrengeling in zich?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Collega Van Eijs vraagt of er geen maatregelen moeten komen om de inzet van buitenlands slib in te perken. Zou daarnaast niet een oplossingsrichting kunnen zijn om naast toxicologische eisen ook ecologische eisen aan het slib te stellen? Dan kunnen we voorkomen dat we slib importeren met invasieve soorten en slib dat niet aansluit bij de ecologie van het gebied.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik denk dat dat heel goed zou passen in het streven van Nederland om invasieve soorten buiten de deur te houden en de ecosystemen zo goed mogelijk in stand te houden en misschien wel te verbeteren. Het lijkt mij logisch dat we ook naar dat aspect kijken.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dus u bent het ermee eens om naast de toxicologische eisen die nu al worden gesteld in de EVOA-richtlijn, ook ecologische eisen op te nemen, waarmee je bijvoorbeeld de invasieve soorten en de andere aspecten kunt meenemen?

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ja, en ik denk dat het dan heel goed is dat er, zoals u zelf in uw bijdrage al aangaf, misschien bij de ene plas wél kalkrijke grond kan worden gestort en bij de andere niet. We moeten heel zorgvuldig kijken naar wat we waar storten en wat dat voor effect heeft.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs, u vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Voorzitter. De vraag naar grond is groter dan het nationale aanbod. Dat is niet vreemd, want met het verslepen van grond is veel geld te verdienen, en baggerbedrijven lijken meer oog te hebben voor hun portemonnee dan voor de gevolgen voor de natuur. Is de staatssecretaris het eens met D66 dat hier sprake is van een verkeerde financiële prikkel?

De regel is nu dat de initiatiefnemer er maximaal tien jaar over mag doen om de herinrichting af te hebben. Dit verhoogt de vraag en de urgentie om buitenlands slib of vervuild slib te accepteren. Ziet de staatssecretaris een mogelijkheid om deze termijn van tien jaar op te rekken?

In 2009 werd op verzoek van de regering door de commissie-Verheijen advies uitgebracht over hoe de overheid het storten van vervuild slib in schone waterplassen moet aanpakken. Is de staatssecretaris, gezien de incidenten, van mening dat dit advies goed is overgenomen of ziet zij ruimte voor verbetering? In hoeverre zijn de huidige wettelijke normen streng genoeg? Als dit het resultaat is van de gestelde normen, mogen die wat D66 betreft worden aangescherpt.

Voorzitter, wat we niet in het water gooien, hoeven we er ook niet uit te halen. Laten we dat zo houden.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van Eijs. Tot slot is het woord aan de heer Von Martels van het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik houd mijn inbreng deels in de slipstream van mijn collega's, maar toch met een andere kijk op zaken, want dit onderwerp vergt enig historisch besef. Het is 2006 en de CDA-Kamerleden Bilder en Koppejan — wie kent ze niet? — waarschuwen voor de technische en maatschappelijke risico's bij het thema verondieping. Blijkbaar waren zij hun tijd ver vooruit, want om genoemde risico's enigszins te beperken is er pas in 2010 een handreiking voor de verondieping van diepe plassen opgesteld. Deze geeft stapsgewijs antwoord op de vraag hoe wij in Nederland zorgvuldig willen omgaan met het herinrichten van diepe plassen en het gebruik van grond en bagger hiervoor. Het lijkt er echter sterk op dat deze handreiking, zeker nadat er een Nota bodembeheer als onderdeel van het Besluit bodemkwaliteit volgde, volledig in de vergetelheid en op de achtergrond is geraakt. Of is de taak om in gemeentelijke bestemmingsplannen per plas aan te geven welke ontwikkeling gewenst of ongewenst is, misschien voor veel gemeenten veel te ingewikkeld? Of zijn initiatiefnemers de intentie van de handreiking vergeten? Dat laatste kan natuurlijk ook.

Wij zijn in ieder geval van mening dat een herijking op zijn plaats is. Even nog een passage uit die handreiking uit 2010: "Op verantwoorde wijze grond en bagger toepassen bij het herinrichten van diepe plassen is mogelijk. Hiervoor is een integrale benadering noodzakelijk door alle betrokken partijen, waarbij niet alleen gekeken wordt naar de bodem en het water, maar ook naar andere aspecten van de diepe plassen, zoals functies voor natuur, landbouw en recreatie. (...) Nederland heeft een goede kwaliteit van bodem en water nodig, nu en in de toekomst. Tegelijkertijd willen we de nuttige toepassing van grond en bagger stimuleren om zuinig om te gaan met grondstoffen. Bovendien worden de negatieve effecten van transport van grond en bagger over grotere afstanden voorkomen." Tot zover, allemaal uit 2010.

Als je dit leest, rijst natuurlijk direct de vraag: hoe is het mogelijk dat het importeren van slib en grond de laatste jaren toch zo massaal heeft plaatsgevonden? Waarom zijn de wijze adviezen toentertijd niet opgevolgd? Was dit namelijk wel gebeurd, dan hadden we deze discussie vandaag helemaal niet hoeven te voeren. Immers, de handreiking gaat uit van een gebiedsspecifieke benadering op basis van binnen het stroomgebied nuttig toe te passen aarde en slib. Daarnaast speelde het verkorten van transportafstanden een grote rol. In de praktijk zien we juist het tegenovergestelde gebeuren.

Het CDA is ervan overtuigd dat economie en ecologie prima hand in hand kunnen gaan, maar dat in een aantal recente voorbeelden, zoals in Culemborg, het commerciële belang de overhand heeft gekregen. Ik was dan ook blij met de brief van de staatssecretaris gisteren, waarin ze aangaf de zorgen te begrijpen en een evaluatie te willen instellen. In deze evaluatie zal in ieder geval gekeken moeten worden naar het percentage bodemvreemd materiaal. Het doel moet zijn om te onderzoeken of de bestaande kaders wel tot voldoende waarborgen leiden om de gewenste effecten te bereiken voor natuur en milieu.

Vanuit het CDA geven we graag nog een aantal aandachtspunten mee voor deze evaluatie. Wij begrijpen dat gemeenten een rol hebben rondom bestemmingen van specifieke plassen. Lukt het gemeenten voldoende om deze rol goed waar te maken? En welke kennis wordt er van gemeenten verwacht en is die in voldoende mate aanwezig? Wat kan de staatssecretaris doen om voldoende kennis te borgen? Kan de staatssecretaris in de evaluatie meenemen hoe de kwaliteit van de monsters bepaald wordt? Wie neemt de monsters af en hoe fraudegevoelig is dit? Kan de staatssecretaris in kaart brengen op welke locaties — en ik weet zeker dat de Redichemse Waard hierbij hoort — er sinds de handreiking slib gestort is en hoe dit proces verlopen is? Het lijkt ons wenselijk om in de uitwerking van de evaluatie rekening te houden met de ontwikkelingen rondom de Omgevingswet.

Ten slotte zou ik ook graag willen weten wanneer wij deze evaluatie kunnen verwachten. Overigens ben ik van mening dat dit onderwerp tot op de bodem moet worden uitgezocht.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk naar de staatssecretaris en schors de vergadering voor twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik hervat de vergadering. Aan de orde is een debat over het importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dank u wel, voorzitter. Toch goed om met elkaar nog eventjes te wisselen over dit onderwerp. Als je een rivier wilt verleggen en je hebt grond over, dan moet je dat ergens kwijt kunnen, en als je een zandwinput tot een mooi natuurgebied wilt maken, dan heb je daar grond voor nodig. Dat snappen we allemaal. Maar we willen niet dat er daarbij allerlei ongelukken gebeuren of perverse prikkels zijn, of dat we niet goed in de gaten hebben welke grond er nou op die plekken terechtkomt. Dus ik begrijp de zorgen van de Kamer. Veiligheid en gezondheid moeten vooropstaan, zei de heer Ziengs. Daar ben ik het helemaal mee eens. Volgens mij is dat ook in de breedte wat de Kamer in haar inbreng heeft gezegd. Kijk nou eens goed naar het regelgevende kader. Waarborgen we daarmee die veiligheid en die gezondheid voldoende? Er zijn nog een aantal specifieke vragen bij gesteld. Daar kom ik zo nog op terug.

Er zijn regels voor opgesteld. Het Besluit bodemkwaliteit bevat regels om die veiligheid en gezondheid te borgen, maar ik wil weten of die voldoende scherp zijn. Dan zal ik ook kijken naar eventuele financiële prikkels, zoals die genoemd werden. Als je grond gaat bijmengen, ontstaat er dan niet een prikkel om het toch anders te doen? Creëert de tienjaarstermijn geen aanzuigende werking van slib in het buitenland, terwijl we, als je daar gewoon goed naar kijkt, voldoende eigen materiaal zouden hebben, als die termijn niet zo scherp zou zijn? Daar ga ik naar kijken. Ik kom zo meteen op al die punten nog terug.

Als we het hebben over dit dossier, staan veiligheid en gezondheid voorop. We zijn altijd voorzichtig in deze Kamer met Europese koppen. Laten we hier ook voorzichtig zijn met Europese kuilen. Dus ik zal ook goed kijken naar wat de landen om ons heen doen aan regelgeving, zodat we het niet hier weer heel anders hebben georganiseerd, waardoor dat weer een prikkel zou kunnen zijn om het richting Nederland te sturen.

Er zijn heel veel suggesties gedaan om mee te nemen in de evaluatie. Dat zal ik ook graag doen. In aanvulling op wat ik in de brief heb gezegd, zou ik een aantal punten willen noemen waar ik in het bijzonder mee aan de slag wil. Een aantal van uw leden heeft aandacht gevraagd voor het bodemvreemde materiaal, zoals plastic. Mevrouw Van Eijs was het volgens mij die daarop inging. Zo kan het zijn dat we bij een ondieping in een keer zien dat er een heleboel plastic aanspoelt. Het ging over de 20%. De gemeente mag daar ook nog van afwijken. Ik vind echt dat we moeten of dat nou eigenlijk wenselijk is op deze manier. Dus heel specifiek zal ik gaan kijken naar die 20% bodemvreemd materiaal.

Ik ben zelf in de Uiterwaarden opgegroeid. Daar had je langs de Waal grote steenfabrieken. Die zijn op een gegeven moment gestopt met de activiteiten. Dan zie je een rivierontwikkeling. Dan wordt een stuk van het oude industrieterrein een nevengeul. Dan heb je de grond daar over. Daar zitten stukken baksteen in. Dat valt onder bodemvreemd materiaal, maar dat is heel wat anders dan dat je in een keer een heleboel plastic voorbij ziet komen. Daarom vind ik dat we daar echt nog eens heel scherp naar moeten kijken. Hoe zijn die definities? Hoe zit dat met die hoeveelheid? Hoe zit het met de mogelijkheden om daarvan af te wijken? Dat wil ik eens goed in kaart brengen.

Dan hebben we natuurlijk het punt van het toezicht op partijen, grond of bagger. Daar heeft ook een aantal van u vragen over gesteld. Hoe worden de meldingen beoordeeld? Worden er genoeg steekproeven gedaan? Hoe doen we dat met de nationale maar ook met de internationale transporten? Hoe zitten die accreditaties in elkaar? Allemaal punten waarvan ik denk: goed om daar eens naar te kijken. Worden er voldoende monsters genomen? Hebben we goed zicht op de normdocumenten in die certificerende instellingen in het buitenland? Allemaal punten waar ik naar wil gaan kijken in de evaluatie en die door uw Kamer genoemd zijn.

De heel concrete vraag was wie erop toeziet of er invasieve soorten in zitten, of dat bijvoorbeeld zo'n pH-waarde van de grond niet verstorend is bij toepassing in een plas op een bepaald punt. Rijkswaterstaat of het waterschap waaronder de ondieping valt, zien daarop toe. Als Rijkswaterstaat zelf de aannemer is — dat was ook een vraag van de heer Laçin — ziet de ILT toe op Rijkswaterstaat. Dus op zich hebben we dubbele petten daar voorkomen, maar het blijft in de breedte gewoon belangrijk om hier op het hele systeem scherp te zijn en te zien waar er nog aanleiding zou zijn om dat aan te scherpen.

De heer Laçin (SP):

Ik wilde even een vraag stellen over de steekproeven, die de staatssecretaris noemde. Want ik heb er een beetje onderzoek naar gedaan, en er is mij informatie aangereikt. Daaruit blijkt dat van ruim 2.500 scheepsladingen met ruim 3 miljoen ton buitenlandse grond, geen enkele steekproef van Rijkswaterstaat bekend is. Dat is de informatie die ik heb. Ik zou graag van de staatssecretaris willen horen of dat klopt. Zo niet, wat zijn dan de aantallen die zij heeft?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Zo word je soms door het grondige huiswerk van Kamerleden overvraagd om uit je hoofd te weten hoeveel steekproeven Rijkswaterstaat heeft gedaan. Ik zou me namelijk kunnen voorstellen dat het de ILT is die dat zou hebben gedaan, omdat die toeziet op de internationale transporten. Maar ik ben graag bereid om dit na te kijken. Ik zal kijken of ik in tweede termijn daar al antwoord op kan geven; anders zal ik kijken of ik bij de evaluatie en de brief daarover hierop kan terugkomen.

Dan was er ook nog de heel concrete vraag wie nou eigenlijk bepaalt of het nuttig genoeg is om zo'n plas te verondiepen. Mevrouw Kröger noemde een mooi voorbeeld, waarin er al ijsvogels en otters zitten. Ja, moet je dan nog wel gaan verondiepen? Rijkswaterstaat en het waterschap zien daarop toe. Er is dus altijd een toets op. Het is niet zo dat elke plas altijd verondiept moet worden. Er moet een plan gemaakt worden, het moet altijd goed zijn voor de ecologie, het moet netto positief zijn, maar Rijkswaterstaat en het waterschap zien daar ook op toe. Dat is de informatie die ik daarover heb.

Mevrouw Van Eijs (D66):

De staatssecretaris geeft aan dat Rijkswaterstaat en het waterschap daarop toezien. Dat is goed om te horen, maar in Culemborg weten we dat de lokale bevolking en ook de gemeenten daarover misschien ook weer een eigen mening hebben. Dus wordt daarin ook de mening van omwonenden of andere belanghebbenden meegenomen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Een heel terechte vraag. Dat is ook een van de punten waarnaar ik graag wil kijken. Op dit moment gaat het verondiepen via een melding. Ik zou dus eigenlijk als onderdeel van de evaluatie willen kijken of dat niet een vergunning zou moeten worden, omdat je dan meer inspraak kunt regelen en mensen meer zicht hebben op wat er gebeurt in hun omgeving. Dat is ook een van de punten die ik mee wil nemen in de evaluatie. Ik kan me namelijk voorstellen dat je niet voor elke grondverplaatsing meteen een hele vergunning nodig hebt. Maar als het om grootschalige projecten gaat, zou dat misschien wel aan de orde kunnen zijn. Dus ook dat is een van de punten die ik wil onderzoeken.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: mevrouw Kröger heeft een vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb toch nog een vraag over de ecologische impact. De staatssecretaris begon haar reactie met te zeggen dat veiligheid en gezondheid de parameters zijn waaraan de grond die we importeren moet voldoen. Nu blijkt dat in de afweging of er wel of niet ondiept wordt, ook ecologische voorwaarden worden gesteld. Waar ikzelf naar op zoek ben, is eigenlijk hoe naast veiligheid en gezondheid de impact op ecologie geborgd kan worden, zowel in de bagger die we importeren als in het besluit om te verondiepen. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Jazeker, voorzitter. Wanneer we een besluit nemen of je die baggerspecie in grond kunt inzetten om diepe plassen te ondiepen, moet het duidelijk bijdragen aan de natuurwaarden. Daar zit dus wel een link. Je ziet ook heel vaak dat het juist Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten zijn die vragen om een verondieping, omdat ze daarmee ergens een ecologische meerwaarde willen realiseren. Maar die toets is dus wel heel erg belangrijk. Mevrouw Kröger had ook de vraag gesteld over ecologische eisen, naast de chemische eisen die we stellen. Die zijn al onderdeel van de toets. Er worden dus al ecologische eisen gesteld bij de toetsing of het mag, ja of nee. Maar ik begrijp de vraag van mevrouw Kröger zo: als je kijkt naar de samenstelling van die grond, kijk je dan ook naar de ecologische effecten van het toepassen van deze grond op deze plek, en wat doet die verondieping überhaupt? Ik neem dat graag mee.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat is inderdaad precies waar we naar op zoek zijn, dat naast veiligheid en gezondheid die ecologische impact ook echt meegenomen wordt in de parameters van het beleid vanaf de eerste stap, en dat dat vervolgens doorwerkt, zowel in de bagger die geïmporteerd of gebruikt wordt als in het besluit om wel of niet te verondiepen. Ik hoop dat terug te zien in het beleid. Dank u wel.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Zeker. Dat raakt ook aan het volgende punt waar ik de Kamer in mee wilde nemen. Hoe meer en hoe beter we kunnen meten, hoe scherper we natuurlijk ook kunnen handhaven. Er is dus een verbeterd milieuhygiënisch toetsingskader in ontwikkeling. Dat zou met de Omgevingswet komen. Ik ben aan het kijken of we daar misschien toch niet iets in kunnen versnellen. Het moet natuurlijk eerst robuust zijn voordat we het kunnen toepassen, maar we kijken ook naar mogelijkheden om gebruik te maken van de technologische ontwikkelingen. We kijken naar de tienjaarstermijn om te voorkomen dat daar perverse prikkels van uit zouden gaan. De vergunning heb ik net al genoemd.

Dan was er nog gevraagd naar de rol van de gemeenten. Men vroeg of die voldoende kennis hebben. Ook daarbij zal ik kijken of er nog iets is wat we met kennis en kunde kunnen ondersteunen. Op zich hebben Rijkswaterstaat en de waterschappen vaak al die kennis, maar laten we ook kijken of het toepassen van die kennis ook genoeg gewaarborgd is in het overleg met de gemeenten en de verschillende rollen.

Dan de handreiking en het rapport van Verheijen. In 2009 heeft de commissie-Verheijen op verzoek van de regering een advies uitgebracht over hoe de overheid het storten moet aanpakken. De handreiking bevat een methode voor een integrale voorbereiding. Dat advies is op zich dus overgenomen. Bij de Omgevingswet zullen ook de laatste wetenschappelijke inzichten worden meegenomen, maar ik zal ook een evaluatie uitvoeren. Ik zal evalueren of de punten uit deze handreiking nou echt allemaal goed zijn meegenomen en of er toch nog aanleiding is om dingen anders of beter te verankeren.

De heer Von Martels (CDA):

Ik hoor allerlei interessante informatie, onder andere dat de staatssecretaris is opgegroeid in de omgeving van de uiterwaarden. Maar het gaat hier om andere waarden, namelijk die van natuur en milieu. We kunnen dit debat zo makkelijk maken als het eigenlijk is. In 2010 is de handreiking waar u het net over had, dat advies, nota bene van de regering gekomen. Waarom is dat niet gehandhaafd? Waarom zijn die actiepunten niet nageleefd? Daar gaat het mij om. Dan hadden we dit debat namelijk niet hoeven te voeren. Dat is de centrale vraag. Dan hoeft u ook in de toekomst niet meer na te denken over wat er allemaal moet gebeuren. De handreiking geeft daar al richting aan.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De handreiking is goed bekend bij zowel de initiatiefnemers als het bevoegd gezag. Bij alle initiatieven die na het verschijnen van de circulaire zijn gestart, is naar mijn informatie ook gewerkt overeenkomstig die circulaire. Dat maakt de invulling van de zorgplicht ook beter hanteerbaar, en heeft echt wel een kwaliteitsslag opgeleverd. Desalniettemin zien we op sommige plekken dat er bijvoorbeeld plastic aanspoelt op het strand. Dan vraag je je af of die 20% bodemvreemd materiaal nou iets is wat we op deze manier willen. Die handreiking is dus heel erg van belang. Die wordt gelukkig goed gehanteerd. Daar zullen we ook zeker op toe blijven zien. Tegelijkertijd zijn er een aantal punten die toch aanleiding geven om nog eens te evalueren of bijvoorbeeld de tienjaarstermijn geen aanzuigende werking richting het buitenland heeft die we niet zouden willen, et cetera. Maar de handreiking is cruciaal; daar legt u terecht de nadruk op.

De heer Von Martels (CDA):

Daarover verschillen we dan sterk van mening, dat die handreiking goed gehanteerd is. Het tegenovergestelde is gebeurd. De handreiking is niet ter hand genomen. Daardoor heeft dit zich de afgelopen jaren allemaal afgespeeld. Er is veel bagger uit het buitenland naar Nederland gekomen. In de handreiking stond juist dat dat moest worden voorkomen. Het is wel gebeurd. In die zin is die dus niet nagekomen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dan is de vraag altijd waardoor het op het door u genoemde specifieke punt toch op een andere manier gaat. Daarom denk ik dat het goed is om bijvoorbeeld die tienjaarstermijn even tegen het licht te houden, maar volgens mij kunnen we elkaar erin vinden dat we willen dat die handreiking heel goed wordt nageleefd. Laten we kijken welke prikkels er nu toe leiden dat dit misschien op bepaalde punten wel bekend is maar naar uw mening nog onvoldoende wordt nageleefd. Dat doen we absoluut.

De heer Laçin en de heer Ziengs vroegen in hoeveel gevallen en waar er is verdiept en hoeveel gevallen er zijn met grond uit het buitenland. Er zijn in totaal 55 verondiepingen in uitvoering en voorbereiding. Er is vanaf 2010 in totaal ongeveer 4 miljoen kubieke meter buitenlandse grond en bagger geïmporteerd. Dat is niet alleen voor de ondiepe plassen; dit zit ook in andere toepassingen. Alle toegepaste partijen worden centraal gemeld bij het Meldpunt bodemkwaliteit. De kwaliteit van het materiaal moet altijd voldoen aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Dat zijn de regels die we hebben. Nogmaals, ik heb gezegd dat ik vind dat er aanleiding is om die regels op een aantal punten nog eens tegen het licht te houden en ook om te kijken of ze in vergelijking met het buitenland strak genoeg zijn.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik hoor de staatssecretaris in de beantwoording vooral veel zeggen over de norm. De PVV heeft zojuist gevraagd of de staatssecretaris bereid is om bedrijven te dwingen naar nul. We begrijpen dat nul niet altijd haalbaar is, maar volgens mij zou dat de inspanningsverplichting moeten zijn van de bedrijven. In ieder geval moeten ze ook worden aangemoedigd in hoe ze hun best gaan doen om dat te realiseren, zodat wordt voorkomen dat de norm gewoon een streefwaarde wordt in plaats van dat het zo dicht mogelijk bij nul uitkomt.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De heer Van Aalst noemde heel specifiek de minimalisatieplicht. Je wilt eigenlijk zo min mogelijk in plaats van opvulling tot de norm. Dat is een van de punten die ik graag meeneem bij de evaluatie.

Voorzitter, ik hoop dat ik daarmee de vragen van de Kamer op dit moment heb kunnen beantwoorden.

De voorzitter:

Dat gaan we zien.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb naar aanleiding van de antwoorden nog een specifieke vraag over het bodemvreemd materiaal, met name plastics. In hoeverre neemt de staatssecretaris daarbij de groeiende wetenschappelijke kennis over het uiteenvallen van plastics in microplastics mee? Er is dus nog meer dan alleen grote stukken plastic. Het blijft ook echt op lange termijn in onze bodem, ons water et cetera.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat is een heel terecht aandachtspunt van mevrouw Kröger. Bij het nadenken over hoe we omgaan met die definitie en met die hoeveelheid bodemvreemd materiaal zullen we daar absoluut naar moeten kijken, want als je weet dat de plastics misschien niet meer zichtbaar zijn maar wel nog steeds in de bodem zitten en zich via het grondwater zouden kunnen verspreiden, heb je het toch over een andere problematiek dan als je denkt dat ze daar vastzitten. Dit zullen we dus meenemen. Dank voor deze alertering.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Zou het uitsluiten van plastic van het bodemvreemd materiaal, gelet op wat we nu weten over microplastics, niet de logische vervolgstap zijn? Want dan gaat het niet om bakstenen maar om plastics, waarbij altijd het risico van microplastics bestaat.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik ben bereid om dat te bekijken. Daarbij geef ik wel aan dat grond, zoals de heer Ziengs al zei, nooit honderd procent schoon is. Ik moet dus een winstwaarschuwing geven bij de vraag of we dit honderd procent kunnen uitsluiten en of dat reëel is, maar ik ben wel bereid om dit te bekijken als onderdeel van de evaluatie.

De heer Ziengs (VVD):

Ik heb in mijn inbreng ook een wat algemenere vraag gesteld. Ik kan me voorstellen dat de staatssecretaris daar op dit moment misschien nog geen antwoord op heeft. Ik doelde op in het verleden gestort afval. Op dat punt zijn kennelijk 600.000 plekken ooit in beeld gebracht. De bedoeling was om dat in de richting van 2030 in ieder geval onder controle te krijgen. Ik heb daar niet echt een antwoord op gekregen. Ik kan me ook voorstellen dat dat niet zo ineens kan, maar het zou wel fijn zijn om daar qua informatie eens iets over te ontvangen, misschien ook voor debatten die nog komen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ja, dat had ik inderdaad even moeten noemen. Een aantal van u heeft een vrij specifieke vraag gesteld over specifieke aantallen of specifieke locaties. We zullen kijken of we op die punten terug kunnen komen in de brief die ik u zal sturen, waarin ik ook zal ingaan op de algemene evaluatie, zoals ik die heb uitgelegd. Zeker het punt van de heer Ziengs zullen we daarbij meenemen. Ik dank hem voor het feit dat hij mij de ruimte geeft om dat op dat moment te doen.

De heer Laçin (SP):

Ik vroeg ook specifiek naar het voorval met de nieuwe zeedijk bij Perkpolder in Zeeuws-Vlaanderen. Daar is gebleken dat de gebruikte grond vervuilder is dan uit de documenten blijkt. Wat gebeurt er nu met die situatie? Is er een boete opgelegd en hoe voorkomen we dat dit soort praktijken van dit specifieke bedrijf vaker plaatsvindt? Kan de staatssecretaris daar wellicht nog iets over zeggen?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Volgens mij gaat dit over een onderwerp dat net van een andere orde is dan de verondieping van de plassen, waar we dit debat over voeren. Ik kan even kijken of ik in tweede termijn iets meer over de specifieke situatie in de Perkpolder kan zeggen tegen de heer Laçin. En anders ben ik graag bereid om daar nog schriftelijk op terug te komen.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van het kabinet. Dan gaan we door met de tweede termijn van de kant van de Kamer. Als eerste geef ik het woord aan de heer Laçin van de SP.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Ik heb, net als de staatssecretaris, het idee dat we allemaal een beetje dezelfde kant op willen. Ik hoor van alle kanten dat we moeten inperken en dat we maxima moeten stellen waar het kan. Ik ben blij dat de staatssecretaris een evaluatie gaat uitvoeren en vervolgens gaat kijken of er actualisatie nodig is. Wij zijn sterk van mening dat dat wel het geval is. Daarom dien ik graag één motie in om de staatssecretaris op weg te helpen bij die actualisatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afgelopen jaren miljoenen tonnen aan vervuilde grond en slib uit het buitenland zijn geïmporteerd en gedumpt in Nederland;

constaterende dat bewoners en milieudeskundigen zich zorgen maken over het verondiepen met vervuilde grond en slib;

overwegende dat de staatssecretaris aangeeft de kaders van huidige wetten en regels te gaan onderzoeken en indien nodig te actualiseren;

verzoekt de regering bij de evaluatie en actualisatie in te zetten op hergebruik van zo schoon mogelijke grond bij het verondiepen, indien beschikbaar uit de eigen omgeving, en om vervuilde grond en slib uit het buitenland maximaal te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 426 (27625).

Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw bijdrage? Dat is het geval. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het heldere beeld dat zij gaf van hoe zij de evaluatie gaat doen, een hoop toezeggingen over de zorg van de Tweede Kamer hierin meenemend. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ontginning van zand en grind grote gaten in het landschap achterlaat;

overwegende dat hierdoor maatschappelijke, ecologische en economische risico's en kansen ontstaan;

constaterende dat het bij de afgifte van een vergunning voor ontginning soms aan een plan voor de lange termijn en voor de situatie na de ontginning ontbreekt;

verzoekt de regering om samen met lagere overheden beleid en regelgeving te ontwikkelen die ervoor zorgen dat bij afgifte van een vergunning voor ontginning van zand en grind ook een plan wordt ontwikkeld voor de invulling na de ontginning, waarin de beste maatschappelijke en ecologische invulling wordt gekozen en waarbij deze zo nodig wordt bekostigd uit de winsten van de ontginning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 427 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het storten van bagger en grond in putten positieve en negatieve effecten kan hebben;

overwegende dat naast de toxicologische kwaliteit van de grond ook de grondsoort, samenstelling en biologische inhoud, zoals invasieve soorten, van invloed kunnen zijn;

verzoekt de regering om in de beleidsevaluatie tot nieuwe richtlijnen te komen, waarbij naast de toxicologische kwaliteit van te storten grond ook andere factoren die van invloed zijn op de ecologie en de kwaliteit van bodem en water worden meegewogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 428 (27625).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Het woord is nu aan mevrouw Van Eijs van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Voorzitter. Ik denk dat we vandaag een breed gedeeld gevoel in de Kamer hebben uitgesproken, namelijk het standpunt dat we allemaal niet blij zijn met de huidige praktijk. Ik ben blij met de toezeggingen van de staatssecretaris dat ze zoveel verschillende punten gaat meenemen in de evaluatie. Ik denk dat het een heel goede evaluatie gaat worden! Ik ben bijzonder blij dat ze gaat kijken hoe de financiële prikkels er misschien toch wat uitgehaald kunnen worden, onder andere met die tienjaarstermijn, en hoe we omwonenden kunnen meenemen in dit soort projecten.

De staatssecretaris heeft een toezegging gedaan over het plastic, maar ik dien toch de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het verondiepen van plassen op sommige plaatsen plastic afval is vrijgekomen;

overwegende dat plastic in onze leefomgeving schade toebrengt aan de natuur en we de plasticsoep juist willen tegengaan;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe plastic in slib kan worden voorkomen door regelgeving en/of handhaving, en de Kamer hier nader over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijs, Dik-Faber en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 429 (27625).

Tot slot is het woord aan de heer Von Martels.

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de intenties die zij heeft uitgesproken. Toch wil ik haar nog twee handreikingen meegeven in de vorm van twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van IenW een evaluatie uit gaat voeren naar de kaders rondom het inzetten van grond en baggerspecie om diepe plassen te kunnen verondiepen;

verzoekt de regering om in deze evaluatie in kaart te brengen op welke locaties sinds de handreiking slib is gestort of op korte termijn gestort gaat worden en hoe dit proces verlopen is, en hierbij in ieder geval de Redichemse Waard mee te nemen;

verzoekt daarnaast om in de evaluatie aandacht te besteden aan de invulling van de rol van gemeenten rondom bestemmingen van specifieke plassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 430 (27625).

De heer Von Martels (CDA):

De andere motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2010 een handreiking verondieping diepe plassen is opgesteld en dit stapsgewijs antwoord geeft op de vraag hoe wij in Nederland zorgvuldig om willen gaan met het herinrichten van diepe plassen en het gebruik van grond en bagger daarvoor;

constaterende dat we moeten voorkomen dat tijdens de evaluatie van de regering het wiel opnieuw uitgevonden moet worden;

verzoekt de regering om in de evaluatie te kijken in welke mate deze handreiking wordt gebruikt en naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie deze handreiking te herijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 431 (27625).

Dank. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk even naar de staatssecretaris. Zij moet in ieder geval alle moties ontvangen. Ik schors dus voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dank u wel, voorzitter. Als eerste de motie op stuk nr. 426 van de leden Laçin en Kröger. Zij verzoeken de regering om bij de evaluatie en actualisatie in te zetten op hergebruik van zo schoon mogelijke grond bij het verondiepen, indien beschikbaar uit de eigen omgeving, en om vervuilde grond en slib uit het buitenland maximaal te beperken. Op zich staat de inzet op maximaal beperken op gespannen voet met het vrijhandelsverkeer. Maar als ik de motie zo mag interpreteren dat ik ga kijken hoe ik het gebruik van de grond die in de omgeving aanwezig is, dus hergebruik, aantrekkelijker kan maken ten opzichte van import, dan ben ik graag bereid om dat te onderzoeken. Dan zou ik de motie over kunnen laten aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 426 krijgt oordeel Kamer. De heer Laçin heeft hier een vraag over.

De heer Laçin (SP):

Ik ben blij met het oordeel; laat ik dat vooropstellen. Het maximaal beperken lijkt ons heel goed, omdat je dan de import van vervuilde grond uit het buitenland inperkt. Ik dacht dat u ook iets in die richting in de brief had geschreven. Maar als u stelt dat u dit wilt bekijken en onderzoeken, kan ik daarmee leven en ben ik blij met het oordeel.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dank u wel. Ik wil inderdaad graag kijken hoe ik hergebruik aantrekkelijker kan maken ten opzichte van import. Als ik de motie zo mag interpreteren — en ik zie aan de heer Laçin en mevrouw Kröger dat dat het geval is — dan laat ik het oordeel over aan de Kamer.

De voorzitter:

Hier is toch ook nog een vraag over van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik zit nog even te twijfelen. Volgens mij zijn we het er redelijk Kamerbreed over eens dat we die vervuilde grond uit het buitenland niet willen. U geeft aan dat dat wel mogelijk moet zijn gezien de handelsvrijheid. Kunt u dat niet maximaal beperken door de wetgeving gewoon heel strak te maken en te handhaven? Volgens mij komt het dan niet meer binnen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik ga binnen de kaders die mij gesteld worden door het handhaven van het vrijhandelsverkeer kijken wat ik kan doen om hergebruik aantrekkelijker te maken ten opzichte van import. Maar daar zitten ook grenzen aan. Dat is wat ik in mijn oordeel over de motie heb willen aangeven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 427.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dan de motie op stuk nr. 427 van mevrouw Kröger en de heer Laçin. Terecht zegt die motie: als je iets gaat afgraven, maak dan ook een plan voor de ontwikkeling daarna. Ik kan ook bij deze motie voor een heel eind meegaan. Alleen het laatste punt "zo nodig wordt bekostigd uit de winsten van de ontginning" zou ik zo willen interpreteren dat ik kijk naar de mogelijkheden voor bekostiging door de ondernemer. Misschien zijn hier namelijk al dingen over geregeld. Ik zou nog even in contact kunnen treden met mevrouw Kröger, als ze dat wil, over de aanpassing van dat laatste zinnetje. Want "zo nodig wordt bekostigd uit de winsten van de ontginning" kan ik zo letterlijk niet ondersteunen.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, er wordt een suggestie voor een wijziging van het dictum gedaan.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, en die suggestie kan ik me goed voorstellen. Ik kan me dus ook voorstellen dat we hier een wijziging in maken, waarin het meer gaat over: omdat de mogelijkheid onderzocht wordt hoe bekostiging waar de winsten in meespelen plaats kan vinden.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

De ondernemer die een stuk afgraaft, heeft natuurlijk ook een verantwoordelijkheid. Dat is onderdeel van zijn onderneming. Laten we dus met elkaar kijken hoe dat stelsel in elkaar zit en wat we daarover dan nog zouden willen opnemen in de gewijzigde motie. Maar als je een afgraving doet, delen we de strekking dat het van belang is dat je ook een plan hebt voor daarna en dat de kosten terechtkomen bij degene die verantwoordelijk is. Misschien kunt u de motie nog op die manier aanpassen. Als we daarover tot overeenstemming komen, kan die ook oordeel Kamer krijgen. Ik denk dat dat gaat lukken als ik dit zo zie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 427 wordt langs de lijn zoals net gewisseld tussen de staatssecretaris en mevrouw Kröger gewijzigd en kan dan oordeel Kamer krijgen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dan vragen mevrouw Kröger en mevrouw Van Eijs in de motie op stuk nr. 428 om andere factoren die van invloed zijn op ecologie en kwaliteit van water en bodem mee te wegen. Ik ben bereid om dit mee te nemen in de evaluatie en te kijken wat de mogelijkheden zijn. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 428 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dan de motie op stuk nr. 429 van mevrouw Van Eijs. Als ik het zo mag interpreteren dat ik zo veel mogelijk ga kijken hoe plastic in slib kan worden voorkomen, dan kan ik het oordeel aan de Kamer overlaten. We moeten oppassen dat we niet te absoluut zijn, want het gaat om grote hoeveelheden grond. Zoals de heer Ziengs zei, is "absoluut schoon" een lastig begrip. Maar als ik de motie mag interpreteren als "zo veel mogelijk" dan ben ik bereid om dit mee te nemen in de evaluatie.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik zou de staatssecretaris nooit vragen om het onmogelijke te doen, dus wat mij betreft mag ze het interpreteren als: zo veel mogelijk.

De voorzitter:

Goed. De motie op stuk nr. 429 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Voorzitter. Dan de motie van de heer Von Martels van het CDA op stuk nr. 430, om in de evaluatie aandacht te besteden aan de invulling van de rol van gemeenten. Ook dit ben ik graag bereid om te doen. Ik zou de motie kunnen overnemen, of ik laat haar over aan het oordeel van Kamer.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de indiener. De motie kan worden overgenomen, tenzij er bij een van de leden bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Dan wordt de motie overgenomen en niet in stemming gebracht.

De motie-Von Martels (27625, nr. 430) is overgenomen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dan de volgende motie van de heer Von Martels, op stuk nr. 431, om in de evaluatie te kijken in welke mate deze handreiking al dan niet wordt gebruikt en naar aanleiding van de uitkomsten de handreiking eventueel te herijken. Voorzitter, ook die motie zou ik kunnen overnemen. En anders laat ik haar aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

Het voorstel is om de motie over te nemen. Is daar bezwaar tegen? Dat is niet het geval.

De motie-Von Martels (27625, nr. 431) is overgenomen.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ten slotte was er een vraag van de heer Laçin. Op de vraag van de heer Ziengs heb ik toegezegd dat we er in de brief over de evaluatie op terugkomen. De vraag van de heer Laçin ging concreet over Perkpolder. Is er een boete opgelegd? Ja, er is een bestuursrechtelijk traject. ILT heeft een last onder dwangsom opgelegd aan het bedrijf dat de TGG in Perkpolder heeft geleverd.

Voorzitter, daarmee ben ik aan het einde van mijn tweede termijn.

De voorzitter:

Hartelijk dank aan de staatssecretaris. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt aanstaande dinsdag gestemd.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 13.53 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven