Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 97, item 36 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 97, item 36 |
Aan de orde is het VAO Voortgangsrapportage passend onderwijs (AO d.d. 05/07).
De voorzitter:
Ik breng in herinnering dat dit een hele reeks VAO's is op de laatste dag. Bij de beantwoording van de staatssecretaris laat ik in principe alleen een vraag toe van degene die de motie heeft ingediend.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Kwint namens de SP.
De heer Kwint (SP):
Voorzitter. Ik zal het kort houden, met twee moties en een klaagzang. De eerste motie gaat over de financiering van het speciaal onderwijs aan kinderen met een ernstige meervoudige beperking.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de combinatie van zorg en onderwijs noodzakelijk is voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking (emb) om onderwijs te kunnen volgen;
van mening dat juist op deze scholen zowel financieel als organisatorisch het onderscheid tussen onderwijs en zorg vaak op zijn best diffuus is;
verzoekt de regering, het onderwijs aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking afzonderlijk en landelijk te financieren, vergelijkbaar met de clusters 1en 2, en de uitvoeringsafspraken in overleg met het onderwijsveld uit te werken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
De tweede motie is heel lang.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in samenwerkingsverbanden met een positieve verevening sprake is van een stijging van het aantal leerlingen dat onderwijs volgt in het (voortgezet) speciaal onderwijs in tegenstelling tot samenwerkingsverbanden met een negatieve verevening, waar sprake is van een daling;
constaterende dat de Algemene Rekenkamer in zijn rapport erop wijst dat daar waar samenwerkingsverbanden en schoolbesturen onder druk van financiële invloeden, zoals verevening of leerlingenkrimp, keuzes zouden maken die indruisen tegen de doelstellingen van passend onderwijs, dit onopgemerkt blijft als zij zich niet specifiek hoeven te verantwoorden over onderwerpen die voor passend onderwijs belangrijk zijn en die inzicht geven in de doelbereiking van dat beleid;
verzoekt de regering, voorstellen te doen waardoor samenwerkingsverbanden beter verantwoorden of de besluiten die zij nemen in het belang van de leerling zijn of dat er ook financiële afwegingen aan ten grondslag liggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
Dan kom ik op het onderwijsachterstandenbeleid dat immers ook een relatie heeft met passend onderwijs. Ik kan mij toch niet aan de indruk onttrekken dat we hier enigszins aan het lijntje worden gehouden. Vier weken geleden hebben wij vragen gesteld. Iedereen wist dat wij daarop antwoord wilden hebben en dat wij die antwoorden voor het reces wilden hebben, zodat er een uitspraak van de Kamer kon komen. Het heeft immers consequenties voor volgend jaar. Na drie keer navragen krijg je op de laatste dag voor het reces te horen "Ja doei, dat gaan we niet doen, fijne zomer en tot september!" Dat is wat mij betreft geen manier van doen. Waarom horen wij vandaag pas dat een verzoek dat er al vier weken ligt en waarvan we allemaal weten dat we daar nog verder over willen praten, ineens niet te halen is? Maar goed, ik hoop maar dat de meerderheid durft te kiezen voor de motie die dit ongedaan maakt. Tot mijn verbazing zag ik dat deze motie van de heer Snels van GroenLinks ineens ook was ondertekend door de PvdA.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik wil twee moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de verschillende samenwerkingsverbanden passend onderwijs op verschillende manieren wordt omgegaan met de bekostiging van leerlingen met een ernstig meervoudige beperking (emb);
overwegende dat dit ertoe leidt dat sommige leerlingen en scholen met veel emb-leerlingen ernstig in de knel komen;
verzoekt de regering, in overleg met betrokkenen een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheid en wenselijkheid om op verantwoorde wijze kinderen met een ernstig meervoudige beperking apart te bekostigen, en de Kamer voor de begrotingsbehandeling over de uitkomsten hiervan te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat samenwerkingsverbanden zelf bepalen wat het niveau van basisondersteuning is dat alle scholen binnen dit verband moeten aanbieden;
overwegende dat dit leidt tot verschillen tussen samenwerkingsregio's, wat er weer toe kan leiden dat er ingewikkelde en onduidelijke situaties ontstaan, vooral in het grensgebied van verschillende regio's;
overwegende dat het niet zou moeten uitmaken waar je woont, voor welke ondersteuning wordt geboden op school;
overwegende dat een landelijk vastgestelde basisondersteuning duidelijkheid kan bieden op welke ondersteuningsvragen minimaal een aanbod beschikbaar moet zijn, en ook meer mogelijkheden biedt om op lerarenopleidingen hierop in te spelen;
verzoekt de regering, de effecten van de regionale verschillen in basisondersteuning voor leerlingen, ouders, leraren en scholen in kaart te brengen, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik zie dat de heer Kwint wil interrumperen. Houdt u het kort, mijnheer Kwint, want we gaan vandaag niet uitvoerig het debat overdoen.
De heer Kwint (SP):
Dat snap ik, voorzitter. Als ik de motie van de heer Van Meenen zo hoor, dan weet hij het toch al? Hij constateert in zijn motie een hele hoop problemen die vanuit het heilige systeem komen. Dan heeft hij toch geen onderzoek nodig?
De heer Van Meenen (D66):
Ja, je kunt hier snel vinden dat je het zelf weet. Dat denk ik ook vaak hoor, eerlijk gezegd. Maar dan blijkt het vaak toch nog nodig om het even vast te stellen. En soms blijken de dingen dan toch nog net anders te zijn dan in iedere geval ik denk. Ik verwijs kortheidshalve maar naar het debat dat wij hierover gisteren hebben gevoerd.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Het idee achter passend onderwijs wordt gesteund door GroenLinks. Maar nog te veel leerlingen lopen tegen barrières op waardoor ze niet de juiste ondersteuning krijgen en niet het juiste onderwijs op maat krijgen. Volgens GroenLinks zou een landelijk niveau van basisondersteuning voor meer duidelijkheid zorgen voor ouders, leerlingen en leraren. Wat ons betreft hoeft er geen onderzoek te worden gedaan, maar wij zijn ervoor dat er een landelijk niveau van basisondersteuning wordt vastgesteld. Daarom dien ik, mede namens de heer Kwint van de SP, de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er momenteel een grote variatie is bij scholen als het gaat om de zorgvraag waaraan ze kunnen voldoen;
overwegende dat het ontbreken van landelijke criteria voor basisondersteuning kan leiden tot rechtsongelijkheid tussen regio's en scholen, en tevens leidt tot onduidelijkheid en onzekerheid voor ouders, docenten en leerlingen;
verzoekt de regering, samen met samenwerkingsverbanden een landelijke norm voor basisondersteuning op te stellen waaraan iedere schoollocatie binnen een samenwerkingsverband moet voldoen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Helaas blijkt ook in het passend onderwijs de vrijwillige ouderbijdrage niet altijd even vrijwillig te zijn. Samen met de SP is de PvdA van mening dat noodzakelijke extra begeleiding van kinderen nooit voor rekening van hun ouders mag komen. Omdat wij signalen krijgen dat dat toch gebeurt, dien ik hierbij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel dat passend onderwijs moet worden gerekend tot het primaire proces dat van overheidswege wordt bekostigd;
constaterende dat scholen nog te vaak kosten voor noodzakelijke extra ondersteuning van een kind afwentelen op ouders;
overwegende dat passend onderwijs niet mag verworden tot een voorrecht voor kinderen met ouders die dit kunnen bekostigen;
verzoekt de regering, scholen en samenwerkingsverbanden die kosten van zulke noodzakelijke extra ondersteuning afwentelen op de ouders hierop te laten aanspreken door de inspectie en bij voortduren van zulke praktijken bekostigingssancties te treffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Ik dien één motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet tot een onafhankelijk toezicht wil komen bij ieder samenwerkingsverband;
overwegende dat de uitvoering van passend onderwijs thans gebukt gaat onder veel bestuurlijke drukte en de middelen die voor extra ondersteuning en zorg beschikbaar zijn zo veel mogelijk terecht dienen te komen bij kinderen met extra ondersteuningsbehoefte;
verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat het onafhankelijke toezicht op de samenwerkingsverbanden niet gepaard gaat met extra geld voor overhead en dus geen extra middelen onttrokken worden aan de ondersteuning of zorg aan leerlingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ter afronding van het mooie overleg dat wij gisteren hebben gehad wil ik twee moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van cruciaal belang is dat de beoordeling van de leerresultaten van scholen zo veel mogelijk recht doet aan de omstandigheden waarmee scholen geconfronteerd worden;
constaterende dat het huidige model voor de beoordeling van leerresultaten op grond van uitsluitend het opleidingsniveau van ouders evident tekortschiet, dat inmiddels een alternatief CBS-model beschikbaar is en dat een herziening van de beoordeling van leerresultaten niet afhankelijk is van de bekostiging van scholen op basis van de gewichtenregeling;
verzoekt de regering, zo snel mogelijk en onafhankelijk van besluitvorming over de gewichtenregeling te komen tot een nieuwe beoordelingssystematiek van leerresultaten die meer recht doet aan de situatie waarmee scholen geconfronteerd worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inspectie niet alleen in stimulerende zin samenwerkingsverbanden aan dient te spreken op de organisatie van het intern toezicht, maar dat op grond van de bestaande wetgeving ook handhavend moet worden toegezien op het waarborgen van onafhankelijk intern toezicht;
verzoekt de regering, te waarborgen dat het intern toezicht van samenwerkingsverbanden voldoet aan de wettelijke eisen, waarbij voor de onafhankelijkheid van het intern toezicht in beginsel niet vereist is dat toezichthouders afkomstig zijn uit de kring buiten het samenwerkingsverband dan wel dat zij persoonlijk of zakelijk geen enkele betrokkenheid mogen hebben bij het samenwerkingsverband,
en gaat over tot de orde van de dag.
Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik schors een kort moment, totdat de staatssecretaris beschikt over de teksten van alle ingediende moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor zijn reactie op de moties.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. De heer Kwint vroeg hoe het nou zat met de onderwijsachterstandsmiddelen en de vragen die daarover nog beantwoord moeten worden. Ik heb daar vanmiddag een brief over gestuurd: om die vragen goed te kunnen beantwoorden, moet voor een deel nog besluitvorming in de ministerraad plaatsvinden. Zodra dat is afgerond, ontvangt de Kamer van ons de antwoorden op die vragen.
De heer Kwint (SP):
Dit is al vier weken geleden. De ministerraad is toch niet eens per maand? De staatssecretaris snapt toch dat het, op het moment dat wij een vervolg op dat debat willen, verstandig is om dat te doen voordat we hier met zijn allen twee maanden de deuren dichttrekken?
Staatssecretaris Dekker:
Ja, maar het is ook niet zo dat, als hier dermate gedetailleerde schriftelijke vragen binnenkomen, die onmiddellijk leiden tot extra agendapunten in de ministerraad. Wij moeten binnenkort in de ministerraad nog een aantal besluiten nemen. Als we dat gedaan hebben — ik weet ook niet wat het resultaat daarvan is — dan kunnen we de vragen van de heer Kwint beantwoorden.
De heer Kwint (SP):
In dat geval ben ik in ieder geval blij dat onze vragen het tot aan de ministerraad gered hebben. Ik hoop dan maar dat we na de zomer kunnen constateren dat ze tot een verandering van het beleid hebben geleid.
Staatssecretaris Dekker:
Ik kom op de moties. In zijn eerste motie, de motie op stuk nr. 245, vraagt de heer Kwint om nu al een deel van de doelgroep die extra zorg ontvangt, apart te zetten, met een heel aparte systematiek en financiering. Ik ben daar niet voor, want dan ga je eigenlijk terug naar het oude systeem, waarbij het risico bestaat op heel veel afschuiven. Deze motie ontraad ik dus.
Tegenover zijn tweede motie, de motie op stuk nr. 246, sta ik sympathieker. Ik kijk even naar de heer Kwint. Hij stelt zijn vraag naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer, waarin wordt gezegd: we kunnen dat nu niet goed volgen. Ik vind ook dat er beter verantwoording over moet worden afgelegd, maar in het dictum staat: "of dat er ook financiële afwegingen aan ten grondslag liggen". Bij ieder besluit dat je neemt, is er ook een financiële grondslag. Het geld groeit niet tot in de hemel. Als de indieners er nu "primair" van maken — daar gaat het volgens mij om: je kijkt of het een passend aanbod is en je kijkt niet naar de portemonnee — dan kan ik er een eind in meegaan.
De heer Kwint (SP):
Volgens mij bedoelen we hetzelfde en willen we beter in kaart krijgen in hoeverre financiële afwegingen leidend zijn en voor het belang van het kind gaan. Zo mag u de motie interpreteren wat mij betreft.
Staatssecretaris Dekker:
Over het interpreteren van moties hebben we een proces afgesproken: dat doen we niet meer. Ik vraag u om het woordje "ook" te vervangen door "primair". Dan kan ik er heel goed mee uit de voeten, dan kan ik de motie overnemen.
De heer Kwint (SP):
Ik ga even een woordje erbij krabbelen, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Kwint gaat zijn motie wijzigen. Wat wordt uw oordeel dan, staatssecretaris?
Staatssecretaris Dekker:
Dan zou ik haar kunnen overnemen. Als de rest van de Kamer zegt eerst de wijziging te willen zien, wil ik het oordeel aan de Kamer laten.
De voorzitter:
Ik moet nu toch even vragen of iemand zich verzet tegen het overnemen van de aangepaste motie op stuk nr. 246. Het woordje "ook" wordt vervangen door "primair". Ik stel vast dat niemand daar bezwaar tegen heeft.
De voorzitter:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in samenwerkingsverbanden met een positieve verevening sprake is van een stijging van het aantal leerlingen dat onderwijs volgt in het (voortgezet) speciaal onderwijs in tegenstelling tot samenwerkingsverbanden met een negatieve verevening, waar sprake is van een daling;
constaterende dat de Algemene Rekenkamer in zijn rapport erop wijst dat daar waar samenwerkingsverbanden en schoolbesturen onder druk van financiële invloeden, zoals verevening of leerlingenkrimp, keuzes zouden maken die indruisen tegen de doelstellingen van passend onderwijs, dit onopgemerkt blijft als zij zich niet specifiek hoeven te verantwoorden over onderwerpen die voor passend onderwijs belangrijk zijn en die inzicht geven in de doelbereiking van dat beleid;
verzoekt de regering, voorstellen te doen waardoor samenwerkingsverbanden beter verantwoorden of de besluiten die zij nemen in het belang van de leerling zijn of dat er primair financiële afwegingen aan ten grondslag liggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Staatssecretaris Dekker:
De motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 247 gaat minder ver dan de oorspronkelijke motie van de heer Kwint. Het gaat over hetzelfde vraagstuk, maar er wordt vooral gevraagd om de uitvoerbaarheid en de wenselijkheid van een en ander in kaart te brengen. Dat lijkt me zinnig om in de toekomst een meer geïnformeerd debat te kunnen voeren. Ik doe dat dan ook graag, in samenwerking met mijn collega van VWS, want het zit heel erg op dat snijvlak. Ik kan deze motie ook overnemen.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft aangegeven de motie op stuk nr. 247 te willen overnemen. Is daartegen bezwaar bij een of meer leden? Dat is niet het geval.
De voorzitter:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de verschillende samenwerkingsverbanden passend onderwijs op verschillende manieren wordt omgegaan met de bekostiging van leerlingen met een ernstig meervoudige beperking (emb);
overwegende dat dit ertoe leidt dat sommige leerlingen en scholen met veel emb-leerlingen ernstig in de knel komen;
verzoekt de regering, in overleg met betrokkenen een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheid en wenselijkheid om op verantwoorde wijze kinderen met een ernstig meervoudige beperking apart te bekostigen, en de Kamer zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor de begrotingsbehandeling, over de uitkomsten hiervan te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Staatssecretaris Dekker:
Ik kom op de motie op stuk nr. 248. Daarin kan ik ook een eind meegaan. Waar de termijn in de vorige motie al vrij ambitieus was en ik niet helemaal weet of we het voor de begroting gaan halen, weet ik hier dat we dit niet gaan halen. Dit vraagt echt om empirisch onderzoek in het land. Daar hebben we meer tijd voor nodig dan de tijd die nog rest tot de begrotingsbehandeling. Ik kijk naar de heer Van Meenen. Als u mij de ruimte geeft tot de voortgangsrapportage in het voorjaar van 2018, kan ik er een heel eind in meegaan.
De heer Van Meenen (D66):
De voortgangsrapportage in december, bedoelt u?
Staatssecretaris Dekker:
Nee, die in het voorjaar van 2018. Dit is echt een omvangrijk onderzoek. Vaak moet je dat Europees aanbesteden en dan ben je al drie maanden verder. Daar lopen we praktisch tegenaan als we het goed willen doen.
De heer Van Meenen (D66):
Ik zoek even naar een nieuw dictum. Mag ik ervan maken: "zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk bij de voortgangsrapportage"?
Staatssecretaris Dekker:
Daar kan ik me goed in vinden.
De heer Van Meenen (D66):
Het zal niet veel uitmaken in de praktijk, maar daar kan ik mee thuiskomen.
De voorzitter:
Het dictum wordt dus: "zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk bij de voortgangsrapportage in het voorjaar".
Staatssecretaris Dekker:
Ja, de voortgangsrapportage in het voorjaar van 2018.
De voorzitter:
En wat is het oordeel van de staatssecretaris?
Staatssecretaris Dekker:
Dan kan ik de motie overnemen.
De heer Van Meenen (D66):
Even voor de helderheid: moet er nog een gewijzigde motie komen of is het goed zo?
De voorzitter:
Het kan hier ter plekke bij de griffier. De staatssecretaris heeft aangegeven de gewijzigde motie te willen overnemen. Is daartegen bezwaar bij een of meer leden?
De heer Kwint (SP):
Ja.
De voorzitter:
Dan komt de motie alsnog in stemming.
Staatssecretaris Dekker:
Dan is het: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Met "oordeel Kamer".
De voorzitter:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat samenwerkingsverbanden zelf bepalen wat het niveau van basisondersteuning is dat alle scholen binnen dit verband moeten aanbieden;
overwegende dat dit leidt tot verschillen tussen samenwerkingsregio's, wat er weer toe kan leiden dat er ingewikkelde en onduidelijke situaties ontstaan, vooral in het grensgebied van verschillende regio's;
overwegende dat het niet zou moeten uitmaken waar je woont, voor welke ondersteuning wordt geboden op school;
overwegende dat een landelijk vastgestelde basisondersteuning duidelijkheid kan bieden op welke ondersteuningsvragen minimaal een aanbod beschikbaar moet zijn, en ook meer mogelijkheden biedt om op lerarenopleidingen hierop in te spelen;
verzoekt de regering, de effecten van de regionale verschillen in basisondersteuning voor leerlingen, ouders, leraren en scholen in kaart te brengen en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk bij de voortgangsrapportage in het voorjaar, te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Dekker:
We hebben steeds twee moties die erg op elkaar lijken, waarbij in de ene wordt gevraagd om onderzoek en ik daarin een heel eind mee kan gaan. In de motie van mevrouw Westerveld op stuk nr. 249 staat eigenlijk: we wachten het onderzoek niet af, we willen het nu geregeld hebben. Dat lijkt me niet verstandig en daarom ontraad ik de motie.
Ik kom op de motie-Van den Hul/Kwint op stuk nr. 250. Ik ben het daar volledig mee eens. Het is misschien ook wel goed als de Kamer nog een keer zo'n signaal afgeeft. Ik kan de motie overnemen, als u dat op prijs stelt.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft aangegeven de motie te willen overnemen. Is er daartegen bezwaar bij een of meer leden? Dat is niet het geval.
Staatssecretaris Dekker:
De volgende motie is de motie-Rog op stuk nr. 251. Ik ga even aan wat verwachtingsmanagement doen in de richting van de heer Rog. Het is inderdaad niet de bedoeling dat dit leidt tot heel veel overhead, maar laten we wel wezen: een betere verantwoording vraagt ook wel iets van verslaglegging. Dat is wel iets wat moet gebeuren en daarbij moeten er geen bakken geld worden onttrokken aan de zorg voor leerlingen. We zijn er altijd heel erg kien op dat dit zo efficiënt en zo zuinig mogelijk gebeurt, maar het heeft wel wat voeten in de aarde om tot een betere verantwoording te komen. Als u mij die ruimte geeft, als u zegt "dat begrijp ik, maar de motie roept op tot zo min mogelijk", dan zou ik daar prima mee uit de voeten kunnen. Ik kan het oordeel over deze motie dan aan de Kamer laten.
Ik kom op de motie-Bisschop/Bruins op stuk nr. 252. We hebben daar van de week een debatje over gevoerd. Toen werd mij duidelijk waar de heer Bisschop naartoe wilde gaan. Ik ben eens gaan informeren bij de inspectie en ik heb gevraagd of je die twee kunt losknippen. Ideaal is het niet, maar het zou in theorie kunnen. Ik hoop ook dat de hele bekostigingsdiscussie zo snel mogelijk wordt afgerond, maar los daarvan zouden we deze stap kunnen zetten. Ik zou dus ook deze motie kunnen overnemen.
De voorzitter:
U kent de formule inmiddels: de staatssecretaris heeft aangegeven de motie te willen overnemen. Is er daartegen bezwaar bij een of meer leden? Dat is niet het geval.
Staatssecretaris Dekker:
Tot slot kom ik op de motie-Bisschop/Rog op stuk nr. 253. Dat is een wat listige motie. Wat in het dictum wordt gevraagd, is wat de wet net nu feitelijk vraagt en waar alle samenwerkingsverbanden dan ook aan moeten voldoen. Je zou dus kunnen zeggen: deze motie is overbodig en daarom ontraad ik haar. Volgens mij wil een groot deel van de Kamer echter bekijken hoe dit in de praktijk uitpakt, ook omdat de ARK er wat over heeft gezegd en de motie van mevrouw Becker door een grote meerderheid is aangenomen. Dit is in de praktijk immers juist een pijnpunt gebleken. Maar ook met die uitleg erbij ontraad ik deze motie, want ik kan geen uitvoering geven aan twee moties die elkaar tegenspreken. Linksom of rechtsom, ik weet niet of u het nog volgt, voorzitter, maar het advies over deze motie is in ieder geval negatief.
De heer Bisschop (SGP):
Laat ik eens kijken of ik de staatssecretaris tot een salomonsoordeel kan brengen. Als de staatssecretaris deze motie nu gewoon interpreteert als een nadere invulling van de motie die mevrouw Becker aangenomen heeft gekregen en als hij nu eens aangeeft in welke richting hij het verder wil uitwerken. We weten allemaal dat dit een knelpunt is. Ik zou zeggen dat dit voor de staatssecretaris een soort ei van Columbus zou kunnen zijn, als het niet een salomonsoordeel is.
Staatssecretaris Dekker:
Ik waardeer het dat de heer Bisschop altijd constructief meedenkt, maar ik ga toch niet mee in deze gedachte, want dan ben je eigenlijk heel snel klaar met die verkenning. Dit is juist het pijnpunt. Er wordt gezegd: het klopt in de praktijk formeel allemaal, maar we zien nu dat de ene bestuurder toezicht houdt op de andere bestuurder en dat dit in de belangen die spelen soms niet helemaal goed voelt. Ik heb geen pasklare oplossing hoe je het wel zou moeten doen, maar als je niet eerst kijkt naar de fundamentele vraag of dit ook niet anders georganiseerd zou kunnen worden, dan veeg je eigenlijk een heel groot deel van mogelijke oplossingen direct van tafel. Dat zou ik echt doodzonde vinden. Dat moeten we volgens mij niet doen. Ik blijf dus bij mijn oordeel en ik ontraad de motie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt vanavond aan het eind van de vergadering gestemd. Ik dank de staatssecretaris van OCW voor zijn komst naar de Kamer. Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik, alvorens we doorgaan met het volgende debat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Voorzitter: Arib
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-97-36.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.