4 Personeel Defensie

Aan de orde is het VAO Personeel Defensie (AO d.d. 28/06). 

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Fijn dat u bij ons bent op deze laatste dag. Er zijn zes deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste is mevrouw Popken van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Zij komt even oefenen voor haar maidenspeech die op het programma staat voor 11.10 uur. Graag enige stilte in de zaal, dan kunnen we goed luisteren naar mevrouw Popken. 

Mevrouw Popken (PVV):

Voorzitter. Ik wil graag twee moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) is ontstaan door een landelijke reorganisatie waarbij meerdere beveiligingsdiensten binnen het ministerie van Defensie zijn samengevoegd; 

constaterende dat aan personeel van DBBO afkomstig uit verschillende krijgsmachtonderdelen niet op dezelfde wijze functioneel leeftijdsontslag wordt verleend; 

overwegende dat de regering evengoed verantwoordelijk is voor het Defensiepersoneel van DBBO als voor het overige Defensiepersoneel; 

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat voor DBBO-Defensiepersoneel eenzelfde regeling omtrent het functioneel leeftijdsontslag zal gelden en/of op dezelfde wijze op DBBO-personeel zal worden toegepast en de dekking hiervoor te zoeken binnen de rijksbegroting, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Popken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 101 (34550-X). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat door het verhogen van de AOW-leeftijd een AOW-gat is ontstaan bij het Defensiepersoneel; 

overwegende dat dit AOW-gat gecompenseerd wordt tot 90% van het netto-inkomen dat zij zouden hebben ontvangen als de AOW-leeftijd nog steeds 65 jaar zou zijn geweest; 

verzoekt de regering, zo snel mogelijk, doch uiterlijk voor het einde van het jaar, met een oplossing te komen om het AOW-gat volledig voor de volle 100% te compenseren voor burgers en militairen en de dekking hiervoor binnen de rijksbegroting te zoeken, en niet vanuit het arbeidsvoorwaardenbudget, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Popken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 102 (34550-X). 

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Naar aanleiding van ons laatste AO Personeel hebben we onze zorgen geuit over het nog steeds vastzitten van een nieuwe cao. Vandaar toch de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het personeel van Defensie al ruim vier jaar zonder een nieuwe cao zit; 

overwegende dat een nieuwe cao van belang is om problemen op te lossen met betrekking tot loonontwikkeling, opleidingsbudgetten, doorstroommogelijkheden en pensioenvoorwaarden; 

overwegende dat het ontbreken van een nieuwe cao ook de bedrijfsvoering van Defensie kan verlammen, bijvoorbeeld doordat reorganisaties niet door kunnen gaan; 

overwegende dat het overleg tussen Defensie en de centrales van overheidspersoneel al diverse malen is geklapt de afgelopen jaren, leidend tot diverse protestacties van het Defensiepersoneel; 

constaterende dat er geen vooruitzicht is op het bereiken van een akkoord binnen afzienbare tijd; 

verzoekt de regering, een bemiddelaar in te schakelen die als onafhankelijke, neutrale partij kan bemiddelen in het conflict tussen Defensie en de centrales van het overheidspersoneel, zodat binnen afzienbare tijd alsnog een nieuwe cao kan worden afgesloten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 103 (34550-X). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Wij hebben uitvoerig met de minister gedebatteerd over de stand van de organisatie van het personeel bij Defensie. Dat liegt er niet om. De minister heeft een groot probleem met het personeel, en een groot probleem met de veiligheid. Ik dien op twee punten een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid in het recent gepubliceerde rapport over het dodelijke schietincident in Ossendrecht drie aanbevelingen heeft gedaan, namelijk dat er op korte termijn een veilig schiethuis moet komen, dat hiaten in veiligheidskritische voorschriften moeten worden opgeheven en dat onderzocht moet worden in hoeverre de geconstateerde problemen bij het incident in Ossendrecht indicatief zijn voor de veiligheidscultuur binnen Defensie; 

verzoekt de regering, voor zover dat nog niet is gebeurd, per direct over te gaan tot uitvoering van deze aanbevelingen; 

verzoekt de regering tevens, het onderzoek naar de mate waarin het ongeval in Ossendrecht symptomatisch is voor de bestaande veiligheidscultuur binnen delen van de Defensieorganisatie door een onafhankelijke partij uit te laten voeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 104 (34550-X). 

Mevrouw Karabulut (SP):

De tweede motie gaat over het WAO-gat, dat onrechtvaardig is en gebaseerd is op het in mijn ogen verkeerde politieke besluit om de AOW-leeftijd versneld te doen verhogen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Defensie het AOW-gat voor oud-Defensiemedewerkers en oud-burgermedewerkers compenseert voor ten minste 90% van het netto-inkomen dat zij zouden hebben ontvangen als de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd nog steeds 65 zouden zijn geweest; 

constaterende dat deze compensatie (deels) ten koste gaat van het actief dienende personeel van Defensie; 

verzoekt de regering, alsnog over te gaan tot 100% compensatie, zonder dat dit ten koste gaat van het actief dienende personeel; 

roept de minister op, zo snel mogelijk over te gaan tot uitkering van de compensatieregeling, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 105 (34550-X). 

Mevrouw Popken heeft een vraag. Eén vraag. 

Mevrouw Popken (PVV):

Mijn partij heeft een debat aangevraagd in deze Kamer over het onderwerp van de eerste motie. Dat debat is toegekend en wordt gevoerd na het reces, wanneer het rapport van de minister er is. Ik zou mevrouw Karabulut dus willen vragen om haar motie aan te houden totdat we dat debat hebben gevoerd. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik snap dat, maar ik denk dat dat niet zo'n goed idee is, omdat, zoals de minister overigens in het debat zelf al aangaf, het oppakken en uitvoeren van de aanbevelingen gisteren al had moeten gebeuren. We gaan er uiteraard nog uitvoerig inhoudelijk over debatteren, maar één onderdeel, namelijk een onafhankelijk onderzoek naar de vraag of het symptomatisch is, wil ik de minister alvast meegeven. Dan kan zij ons tegen die tijd rapporteren over de stand. 

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik steun het betoog van mijn collega Popken, omdat het zo zonde is. We vinden namelijk echt allemaal dat we het er uitgebreid over moeten hebben. Daarna kunnen we natuurlijk eindeloos moties indienen waarmee we de minister op pad sturen om de aanbevelingen goed te implementeren. Het zou prettig zijn als mevrouw Karabulut de motie aanhoudt, zodat we het debat eerst breder met elkaar kunnen aangaan. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Het een sluit het ander niet uit. Natuurlijk gaan we hierover uitvoerig debatteren, maar zoals ik al zei, moeten we niet nog maanden gaan wachten tot deze aanbevelingen worden opgepakt, dus tot na het zomerreces en misschien tot een nieuw kabinet en een nieuwe minister. Dat geldt met name voor het onderzoek naar de vraag of het symptomatisch is. Als de minister daarmee begint, kunnen we daar na het debat direct mee aan de slag. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik begrijp dat mevrouw Karabulut de laatste spreker is van de zijde van de Kamer. We gaan luisteren naar de minister. 

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de ingediende moties en de gemaakte opmerkingen. 

De motie-Popken op stuk nr. 101 gaat over de DBBO, de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie. Het debat dat wij hierover onlangs hebben gevoerd in een AO Personeel, ga ik hier niet herhalen. Ik blijf wel in lijn met wat ik daarin zei, namelijk dat er toen met goede redenen een hoeveelheid afspraken is gemaakt. Die afspraken gaan we nu, ook in het kader van rechtszekerheid en bestuurlijke continuïteit, niet zomaar terugdraaien. Deze motie moet ik dus ontraden. Overigens ben ik niet van de school van de ongedekte cheques. Als er dus een motie wordt ingediend waaraan een prijskaartje hangt, dan hoop ik dat de Kamer ook bereid is om zelf te zoeken naar een dekking. 

Dat geldt eigenlijk ook voor de volgende motie, de motie-Popken op stuk nr. 102 over de AOW-leeftijd. We hebben ook daarover bijzonder vaak met elkaar gesproken. Dat was terecht, want het was een heel lang proces, maar we hebben nu een uitspraak, ook van de Centrale Raad van Beroep. In die uitspraak wordt de regeling toereikend geacht. De Centrale Raad van Beroep is niet zomaar een organisatie. Met andere woorden: ook deze motie is niet alleen niet gedekt, maar ook niet in lijn met wat ik daarover eerder zei. Ik begrijp natuurlijk wel dat mevrouw Popken zeer begaan is met het proces, dat buitengewoon veel impact heeft gehad op heel veel mensen bij Defensie. Ook deze motie wil ik dus ontraden. 

Ik kom op de motie-Belhaj op stuk nr. 103. Ik heb vorige week tijdens het AO Personeel nog duidelijk aangegeven dat ik ook zeer gebrand ben op het sluiten van een akkoord. Let op: in september 2015 is er wel een deelakkoord gesloten, waarin ook 5,05% loonontwikkeling zat. Af en toe moeten we dus ook even terug naar: wat ligt er allemaal wel, wat is reeds besloten en waar gingen we ook alweer naartoe? Ik heb tijdens het debat aangegeven dat ik het aantrekken van een mediator of bemiddelaar helemaal niet uitsluit, maar ik acht het echt iets voor de overlegtafel. Ik vind de betrokkenheid van de Kamer in brede zin zeer sympathiek, maar zij weet dat het arbeidsvoorwaardenproces echt iets is tussen werkgever en werknemer. Ik herhaal dus dat ik een bemiddelaar niet uitsluit, maar ik zou deze motie als zodanig willen ontraden. 

De motie-Karabulut op stuk nr. 104 gaat over het OVV-rapport. Ik ben duidelijk geweest over het een-op-een overnemen van de aanbevelingen daaruit en over de urgentie van het uitvoeren ervan. Ik heb er ook op gewezen dat zowel het OM als de OVV onafhankelijke onderzoeken heeft uitgevoerd en dat wij vanuit Defensie bezig zijn met een eigen onderzoek, waarvoor de onderzoeken van de OVV en het OM als input dienen. Dat zal ook leiden tot een beleidsreactie. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer daarover tussentijds wordt bijgepraat, zodat zij een volledig beeld heeft. Maar het nogmaals instellen van een onafhankelijk onderzoek lijkt me nou niet de weg voorwaarts. Daarom wil ik deze motie ontraden. En ik moet mevrouw Popken en mevrouw Belhaj ook helemaal gelijk geven. Er is niet voor niets, maar met reden een debat aangevraagd. Wij zullen hierover dus nog volop met elkaar het gesprek voeren. Overigens heb ook ik de urgentie — die spreekt ook uit het rapport — goed verstaan, want de conclusies zijn glashelder en nopen tot actie. 

Mevrouw Popken (PVV):

Mijn vraag ziet op mijn eigen motie met het verzoek om het ontstane AOW-gat op te vullen. Ik zou deze motie willen aanhouden. Hoewel ik vind dat er lang genoeg onderhandeld is en dat er liever nog vandaag dan morgen verkiezingen uitgeschreven kunnen worden, heb ik toch de hoop dat hier een oplossing voor wordt gevonden aan de onderhandelingstafel. Ik houd de motie dus aan tot september. En dan zien we wel weer. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Popken stel ik voor, haar motie (34550-X, nr. 102) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Hennis-Plasschaert:

Dat is duidelijk. Nogmaals, ik ontraad de motie-Karabulut op stuk nr. 104. 

Dan kom ik op de motie-Karabulut op stuk nr. 105. Ook die heeft betrekking op het AOW-gat. Ik herhaal wat ik daar eerder over zei. Deze motie zou ik ook willen ontraden. 

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit debat. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat wij vanavond zullen stemmen over deze moties. 

Naar boven