14 Leraren, onderwijsarbeidsmarkt en initiatiefnota-Bruins

Aan de orde is het VAO Leraren, onderwijsarbeidsmarkt en lerarenopleidingen en Initiatiefnota van het lid Bruins: "Kerels voor de klas, onderwijsmaatregelen die goed zijn voor jongens én meisjes" (AO d.d. 08/02).

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ongetwijfeld gaan zij de taken onderling verdelen.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Meenen van D66. Ik herhaal de spelregels voor vandaag en morgen bij de VAO's: maximaal twee minuten, inclusief de indiening van moties, die bij voorkeur kort en krachtig zijn, én geen rare Engelse termen bevatten.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat docenten in het vmbo bevoegd moeten zijn om les te geven in de nieuwe vmbo-profielen en hiervoor extra scholing benodigd is;

overwegende dat er wel ruimte is in de cao voor studieverlof, maar dat dit gericht is op normaal onderhoud van het beroep en niet op scholing vanwege grote beleidswijzigingen;

overwegende dat docenten er in de praktijk tegen aanlopen dat er niet voldoende ruimte en tijd beschikbaar is voor studieverlof en vervangingskosten;

van mening dat het onwenselijk is als vmbo-docenten niet voldoende zijn geschoold voor de nieuwe vmbo-profielen, omdat deze wijziging in de klas vorm moet krijgen;

verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre docenten in staat worden gesteld om extra scholing te volgen en in hoeverre dit leidt tot extra werkdruk onder vmbo-docenten, en indien nodig een regeling te treffen om belemmeringen weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 237 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat pabogediplomeerden frequent worden ingezet in de gehele onderbouw van het vmbo, maar niet bevoegd zijn om les te geven in de gehele vmbo-onderbouw;

van mening dat deze docenten op basis van hun ervaring en pedagogische en didactische vaardigheden wel van nadrukkelijke meerwaarde zijn in de brede onderbouw van het vmbo, zoals ook door het onderwijsveld wordt benadrukt;

constaterende dat de Kamer in 2014 een motie (30079, nr. 44) heeft aangenomen die de regering verzoekt om te komen tot verkort bijscholingsaanbod voor pabogediplomeerden om bevoegd les te geven in de onderbouw van het vmbo;

constaterende dat het plan van de Onderwijscoöperatie, Vereniging Hogescholen en VO-raad alleen een oplossing biedt voor pabogediplomeerde docenten die lesgeven in de onderbouw basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg;

constaterende dat vmbo-scholen met brede brugklassen waarin alle leerwegen in de onderbouw bij elkaar zitten, geen gebruik kunnen maken van de verkorte na- en bijscholing, net zomin als scholen voor vso en praktijkonderwijs;

verzoekt de regering om, in nauw overleg met de vo-sector, de regeling voor docenten die de pabo hebben afgerond en over enige mate van werkervaring beschikken, uit te breiden naar leraren die lesgeven in brede brugklassen vmbo en de onderbouw gemengde en/of theoretische leerweg van het vmbo, om hun zo de mogelijkheid te bieden om als bevoegd docent in het vmbo te gaan werken;

verzoekt de regering voorts, te onderzoeken op welke manier ook voor leraren in het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs verkort bijscholingsaanbod voor pabogediplomeerden kan worden ontwikkeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 238 (27923).

De heer Van Meenen (D66):

Ja, soms zijn de dingen ingewikkeld, voorzitter.

De voorzitter:

Tja, dat noemen wij een korte motie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat meer zijinstromers nodig zijn om een dreigend tekort aan docenten primair onderwijs te voorkomen;

overwegende dat de huidige subsidie zijinstroom van €20.000 niet kostendekkend is voor de extra salariskosten gedurende de periode dat de zijinstromer begeleid wordt door een bevoegde leraar;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat vanuit financieel oogpunt nodig is om de regeling subsidie zijinstroom kostendekkend voor scholen te maken en hierover rond de zomer aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Ypma, Rog en Duisenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 239 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de eindtoets een beperkt beeld van de mogelijkheden van een leerling geeft, niet bedoeld en ontwikkeld is om de kwaliteit van het onderwijs van een school te meten en onvoldoende recht doet aan de inzet van scholen om passend onderwijs te realiseren;

verzoekt de regering:

  • -met voorstellen te komen om de eindtoets minder bepalend te laten zijn voor de beoordeling van basisscholen;

  • -de individuele ontwikkeling van het kind, observaties en gesprekken met het team juist een grotere rol te laten spelen;

  • -te onderzoeken of hier een wetswijziging voor nodig is en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 240 (27923).

De voorzitter:

Hebt u nog meer moties?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb er nog twee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het beroep van leraar basisonderwijs niet is opgenomen op de kansberoepenlijst van het UWV omdat er op nationaal niveau op dit moment nog geen tekort is;

constaterende dat in sommige regio's nu al een groot tekort is aan leerkrachten voor het basisonderwijs;

overwegende dat verhuizen over grote afstand voor veel mensen geen optie is vanwege sociale en economische binding;

verzoekt de regering om te onderzoeken of generiek, dan wel specifiek voor leraar basisonderwijs, een regionale kansberoepenlijst kan leiden tot efficiëntere inzet van scholingsvouchers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 241 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een grote vraag is naar fulltimebanen in het basisonderwijs door de mannelijke leerkrachten;

overwegende dat op dit moment 70% van de mannen werkzaam in het basisonderwijs een fulltimebaan heeft en 80% van de vrouwen een deeltijdbaan;

van mening dat veel mannen hun interesse om te werken in het basisonderwijs verliezen als ze niet fulltime kunnen werken;

constaterende dat het basisonderwijs op dit moment drijft op deeltijdbanen en de mogelijkheden om fulltime aan de slag te gaan beperkt zijn;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de PO-Raad, bonden en werkgevers om tot afspraken te komen over meer fulltime banen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 242 (27923).

De heer Duisenberg (VVD):

Ik heb een vraag over de vierde motie van de heer Bruins, over de fulltimebanen. Ik vraag me af of deze motie niet overlapt met een toezegging van de staatssecretaris tijdens het algemeen overleg. De staatssecretaris heeft tijdens het algemeen overleg toegezegd om hierop in te gaan in een brief over lerarentekorten. Deze brief komt in maart. In het debat is er ingegaan op vier scenario's om de lerarentekorten op te lossen, waaronder ook die fulltimebanen. Dit is gebaseerd op het rapport van het CAOP. Volgens mij zit dit dus in die toezegging. Deze motie is daar dan een deeltje van, maar er is dus nogal sprake van overlap.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb die toezegging niet zo hard gehoord in het AO, maar als de staatssecretaris dit vandaag nog een keer kan bevestigen, wil ik best overwegen om mijn laatste motie in te trekken.

De voorzitter:

Dat wachten we af. Dank u zeer. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken. O nee, mevrouw Ypma is er ook nog. Er gaat iets ernstig fout en het ligt aan mij. Ik geef het woord aan mevrouw Ypma.

Mevrouw Ypma (PvdA):

Excuus aanvaard, voorzitter. Leraren verdienen meer waardering en meer tijd en ruimte om hun werk te kunnen doen. Het is een prachtig beroep maar er wordt keihard gewerkt. Daarom hebben we met de motie-Grashoff/Ypma verzocht om voor 15 februari te komen met een plan van aanpak om de tekorten te voorkomen. Aangezien die datum van 15 februari inmiddels is verstreken, is mijn vraag aan het kabinet wanneer dat plan van aanpak er komt.

Daarnaast dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het mbo vakmensen uit de beroepspraktijk vaak een waardevolle meerwaarde hebben voor de aansluiting op de arbeidsmarkt, doordat zij een betere voeling hebben met actuele ontwikkelingen in de alledaagse beroepspraktijk;

voorts constaterende dat voor zulke vakmensen de overstap naar het leraarschap in het beroepsonderwijs te vaak wordt geblokkeerd door onderwijsbevoegdheidseisen waaraan zij (nog) niet voldoen;

van oordeel dat ook in het mbo vrijstellingen bij de bevoegdheidseisen de garantie niet mogen aantasten dat vakinhoudelijk en didactisch bekwame docenten het lerarenberoep uitoefenen;

overwegende dat de uitsluiting van onbevoegde docenten van de lerarenbeurs een voor instellingen en betrokken docenten onwenselijke financiële drempel opwerpt voor de inschakeling van zulke vakmensen uit de beroepspraktijk in het mbo;

verzoekt de regering om het via de lerarenbeurs beter mogelijk te maken dat nu nog onbevoegde vakmensen uit de beroepspraktijk de verwerving van hun onderwijsbevoegdheid kunnen bekostigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243 (27923).

Mevrouw Ypma (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter, voor dit prachtige debat!

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, al was het maar zodat beide bewindslieden onderling de taken kunnen verdelen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik begin bij de motie-Bruins c.s. op stuk nr. 239. Daarin wordt de regering gevraagd om te onderzoeken wat vanuit financieel oogpunt nodig is om de regeling subsidie zijinstroom kostendekkend voor scholen te maken en hierover rond de zomer aan de Kamer te rapporteren. Ik vind dit een sympathieke motie. Als de Kamer het mij toestaat, ben ik bereid om de motie over te nemen, want ook wij zien de zijinstroom als een belangrijke oplossingsrichting voor het terugdringen van het lerarentekort. In het overleg met de sociale partners is niet aan de orde geweest dat het budget per p.o.-school ontoereikend zou zijn. Ik ben graag bereid om een onderzoek te starten — dat wil ik wel samen met de sociale partners doen — naar de motieven van potentiële leraren en naar de barrières die zij ervaren om als zij-instromer in het onderwijs aan het werk te gaan. Daarbij willen we ook de belemmeringen die scholen ervaren meenemen. Ik denk alleen dat ik daar iets meer tijd voor nodig heb. Ik verwacht dat de uitkomsten van dit onderzoek in het najaar bekend worden. Met die kanttekening ben ik graag bereid om de motie over te nemen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik ben graag bereid om de minister iets meer tijd te geven als we kunnen afspreken dat dit potentiële knelpunt expliciet aan de orde zal komen in dat onderzoek.

De voorzitter:

Er gaat hier iets mis. Het punt is dit. De minister heeft gezegd dat zij de motie wil overnemen. Als zij haar overneemt, neemt zij déze motie over. Daar staat in: voor de zomer. De minister is met u gaan onderhandelen en u zegt dat het akkoord is, maar dan moet u de motie wijzigen. De Kamer moet van mij aannemen dat dat de goede wijziging is. Als er geen probleem is met die wijziging, kan de minister de gewijzigde motie overnemen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Daartoe ben ik bereid.

De voorzitter:

De motie-Bruins c.s. (27923, nr. 239) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat meer zijinstromers nodig zijn om een dreigend tekort aan docenten primair onderwijs te voorkomen;

overwegende dat de huidige subsidie zijinstroom van €20.000 niet kostendekkend is voor de extra salariskosten gedurende de periode dat de zij-instromer begeleid wordt door een bevoegde leraar;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat vanuit financieel oogpunt nodig is om de regeling subsidie zijinstroom kostendekkend voor scholen te maken en hierover aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 244, was nr. 239 (27923).

Heeft iemand bezwaar tegen de wijziging van de motie in de zin die de minister heeft voorgesteld? Ik zie dat dit niet het geval is.

De gewijzigde motie-Bruins c.s. (27923, nr. 244, was nr. 239) is overgenomen.

Minister Bussemaker:

Dan kom ik op de motie-Bruins/Rog op stuk nr. 241. In deze motie wordt de regering verzocht om te onderzoeken of generiek dan wel specifiek voor leraar basisonderwijs een regionale kansberoepenlijst kan leiden tot efficiëntere inzet van scholingsvouchers.

De kansberoepenlijst richt zich op een landelijk en actueel tekort in bepaalde beroepssectoren en is niet bedoeld voor scholing in beroepen waarvan in de toekomst een tekort aan werknemers wordt verwacht. In de reactie op de initiatiefnota van de ChristenUnie "Kerels voor de klas" is al toegezegd om met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te gaan praten. Dit gesprek moet nog worden gevoerd, en ik wil daar eigenlijk niet op vooruitlopen. Ik kan ook niet de toezegging doen dat het beroep van leraar wordt opgenomen in de lijst, want de kansberoepenlijst valt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van SZW. Ik wil overigens ook niet vooruitlopen op de verdere discussie over scholingsvouchers. Ik heb eerder dit jaar tegen de Kamer gezegd dat dit later dit jaar weer aan de orde zal komen. Deze motie ontraad ik dus.

De voorzitter:

Mijnheer Bruins, hebt u een vraag over het toch vrij glasheldere oordeel van de minister?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb een nadere toelichting omdat ik denk dat de minister de motie anders interpreteert dan wat er staat. In deze motie wordt niet meer gevraagd om leraar basisonderwijs op te nemen als kansberoep, zoals ik in het debat nog deed. In de motie doe ik de minister alleen een gratis idee aan de hand voor haar collega van SZW, die immers ook deel uitmaakt van het kabinet, om te bekijken of het nuttig en efficiënt is om te komen tot regionale kansberoepenlijsten in plaats van nationale kansberoepenlijsten. Zo kunnen beroepen waar regionaal een tekort aan is, bij regionale UWV-kantoren op de lijst komen. Ik zou het waarderen als dat idee onderzocht kan worden, en dat is waar in deze motie om gevraagd wordt.

De voorzitter:

Geeft deze nadere toelichting de minister aanleiding tot een ander oordeel?

Minister Bussemaker:

Het klinkt natuurlijk heel sympathiek, want waarom zou je iets niet willen onderzoeken, maar via een omweg betekent dit wel dat ik zou gaan bepalen dat er bij die kansberoepenlijst van SZW opeens een heel andere benadering gekozen zou worden. Dat vind ik echt onwenselijk. Ik blijf dus bij mijn oordeel en ik ontraad de motie.

Dan kom ik op de motie-Ypma op stuk nr. 243. Mevrouw Ypma vroeg ook wanneer het plan van aanpak naar de Kamer wordt gestuurd. Ik ga ervan uit dat dat binnen afzienbare tijd is, dus binnen enkele weken.

In de motie-Ypma wordt de regering verzocht om het via de lerarenbeurs beter mogelijk te maken dat onbevoegde vakmensen uit de beroepspraktijk de verwerving van hun onderwijsbevoegdheid kunnen bekostigen. Ik vind het net als mevrouw Ypma belangrijk dat wij vakmensen kunnen interesseren voor het vak van leraar en dat de weg daarnaartoe aantrekkelijk is. Ik denk ook dat wij hetzelfde doel hebben, maar ik moet toch zeggen dat de door mevrouw Ypma geschetste weg via de lerarenbeurs naar mijn idee niet de juiste is.

Die beurs is namelijk expliciet gericht op bevoegde leraren van p.o., vo, mbo en hbo, zodat zij een masteropleiding kunnen volgen of een extra bacheloropleiding. Een route die onbevoegde leraren van p.o., vo en mbo in staat stelt om hun bevoegdheid te behalen is de regeling zij-instroom. Vakmensen uit de beroepspraktijk kunnen ook gebruikmaken van de regeling zij-instroom om hiermee een pedagogisch-didactisch getuigschrift te halen.

Ik ben voornemens om samen met de sociale partners onderzoek te doen naar de motieven en de ervaren barrières van zij-instromers. Ik verwees daar al naar bij een andere motie. Op verschillende manieren probeer ik de wegen naar het leraarschap voor vakmensen aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld doordat ze zonder aanstelling op een school een tweedegraads lerarenopleiding kunnen volgen tegen het wettelijke collegegeld, en doordat er lerarenopleidingen zijn die vrijstellingen en maatwerk bieden. Ook op regionaal niveau proberen we van alles te stimuleren, bijvoorbeeld in de pilotregio Brabant, waar lerarenopleidingen, scholen en bedrijfsleven samenwerken bij de zogenoemde "circulaire carrières" die we samen met Doekle Terpstra als aanjager van het Techniekpact ontwikkeld hebben. Ik moet deze motie dus uiteindelijk toch ontraden, omdat dit een enorme verandering van de benadering van de lerarenbeurs zou betekenen. Ik zeg er echter wel bij dat ik het van harte eens ben met de wens om meer vakmensen te interesseren voor het onderwijs. Wij treffen hier naar mijn idee echter al de nodige maatregelen voor, zoals we dat ook al deels gedaan hebben.

Mevrouw Ypma (PvdA):

Met deze toelichting kan ik deze motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Ypma (27923, nr. 243) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris, die de overige moties van commentaar zal voorzien.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Dat zijn er een viertal. Ik begin met de motie van de heren Van Meenen en Van Dijk op stuk nr. 237, waarin om een onderzoek wordt gevraagd. Ik denk dat die motie overbodig is. Bij het begin van de invoering van profielen is heel erg goed inzichtelijk gemaakt wat dit zou betekenen in termen van scholing van de huidige vmbo-docenten. Voor heel veel betreft het dan wat korte bij- en nascholing, gericht op bekwaamheidsonderhoud. Daarbij moet je denken aan één à twee dagen en dat past prima binnen de tijd en de middelen die scholen krijgen zodat leraren hun vak kunnen bijhouden. Naast dat bekwaamheidsonderhoud moet ongeveer een derde van de 4.500 leraren in beroepsgerichte vakken zich bijscholen om hun bevoegdheid te halen voor de nieuwe profielen. Maar ook in de kosten daarvan wordt voorzien. Er is nu een tijdelijke regeling voor een aantal opleidingstrajecten die reeds van start zijn. Er komt een structurele regeling vanaf de zomer 2017.

De voorzitter:

En uw oordeel?

Staatssecretaris Dekker:

Overbodig, dus ontraden.

De heer Van Meenen (D66):

In de motie wordt expliciet onderscheid gemaakt tussen de kosten van de scholing en de tijd die ervoor nodig is. De kosten worden inderdaad vergoed, maar de tijd die ervoor nodig is, ontbreekt bij de docenten. Dat hoor ik heel veel in het veld. Mijn vraag is om daarnaar te kijken. Het gaat dus niet over de kosten van de scholing, maar over de tijd.

Staatssecretaris Dekker:

Ook daarvoor geldt dat scholen en docenten de tijd hebben tot 2021 om in die scholing te voorzien. Dat kan dus verspreid worden over een aantal jaren, waardoor het in mijn ogen allemaal binnen de daarvoor beschikbare tijd valt. Bovendien hebben scholen bovenop de kosten die wij voor de opleiding vergoeden, ook nog wat extra geld gekregen om in hun eigen organisatie te voorzien. Daar zou het in mijn ogen mee te doen moeten zijn, behalve misschien voor één categorie, namelijk voor de docenten die ook nu al niet bevoegd zijn. Ik zou het heel erg gek vinden als wij nu gaan meebetalen aan hun vervanging. Zonder de invoering van deze profielen was dat namelijk ook niet het geval geweest.

De voorzitter:

Kort en goed, u blijft bij uw standpunt.

De heer Van Meenen (D66):

Met dat laatste ben ik het eens, maar deze motie gaat niet over die categorie onbevoegdheden.

De voorzitter:

Wat is nu de bedoeling? Wilt u net zolang in discussie met de staatssecretaris tot u gelijk krijgt?

De heer Van Meenen (D66):

Ja.

De voorzitter:

Of hebt u zijn standpunt gehoord en ziet u het wel bij de stemmingen?

De heer Van Meenen (D66):

De staatssecretaris geeft een interpretatie aan de motie en zegt dat het bijvoorbeeld zou gaan om onbevoegde docenten. Die interpretatie bestrijd ik. Dat wil ik graag even helder hebben voor de Handelingen, als u daar geen bezwaar tegen hebt.

De voorzitter:

Nu niet.

De heer Van Meenen (D66):

Gelukkig.

De voorzitter:

Maar hebt u nog een vraag?

De heer Van Meenen (D66):

Ja.

De voorzitter:

Ga uw gang.

De heer Van Meenen (D66):

Als dat dus niet het geval is en het dus niet gaat over die categorie, vraag ik de staatssecretaris opnieuw om een oordeel. Vanuit het veld komen er wel degelijk nogal wat geluiden over werkdruk en over mensen die er blijkbaar geen tijd voor krijgen. Ik verzoek de staatssecretaris om daar wel degelijk naar te kijken.

Staatssecretaris Dekker:

Dit hebben wij ook bij de start van de invoering uitvoerig met elkaar besproken, ook met de VO-raad. Er is extra geld voor vrijgemaakt. Natuurlijk vraagt dat ook van leerkrachten om er de komende jaren wat tijd in te steken. In mijn ogen voorzien de cao's erin dat docenten tijd en ruimte krijgen voor bij- en nascholing. Dat moet voldoende zijn.

De voorzitter:

Ik was daarnet wat kortaf, maar dat wil ik even uitleggen. U kent allemaal de agenda van vandaag, van vanavond, van morgen, van morgenmiddag, van morgenavond. Als u allemaal een beetje meewerkt ... Het is prima dat er nog vragen zijn, maar laten wij het een beetje compact houden. Anders worden we echt knettergek.

Staatssecretaris Dekker:

Ik kom op de motie op stuk nr. 240 van de heer Bruins en mevrouw Ypma. Die motie zou ik om een aantal redenen echt willen ontraden. Om te beginnen hebben we net een stap gezet naar het vernieuwde toezicht, waarin ook die eindtoets minder belangrijk is gemaakt. Ik geloof dat we net een paar maanden bezig zijn. Om nu al te zeggen dat het weer allemaal anders moet, zou ik echt onverstandig vinden. Het onderwijs wordt helemaal gek als wij verandering op verandering stapelen. Het tweede is dat het enorme consequenties zou hebben voor de inspectie als wij zouden doen wat hierin wordt gevraagd. De inspectie gebruikt namelijk de eindtoetsgegevens als risico-indicator. Daarom hoeft de inspectie niet ieder jaar op de stoep van iedere school te gaan staan, maar kan zij gewoon kijken of er aparte veranderingen zijn in de eindopbrengsten van basisscholen, waardoor er een alarmbelletje afgaat. Is dat zo, dan kan zij het gesprek met de basisschool aangaan, van: wat gebeurt hier nu? Als een school een goed verhaal heeft waarom de scores op de eindtoets teruglopen, bijvoorbeeld dat er meer zorgleerlingen zijn of dat er andere goede redenen zijn, dan houdt de inspectie daar gewoon rekening mee. Als je zegt: je mag daar niet meer naar kijken, dan wordt het een heel ander verhaal. Dat kan betekenen dat scholen gewoon door het ijs zakken en niet meer in beeld zijn bij de inspectie. Dat is niet in het belang van de leerlingen en daarom wil ik deze motie ontraden.

Tot slot de motie op stuk nr. 242.

De voorzitter:

U hebt de motie op stuk nr. 238 nog niet behandeld.

Staatssecretaris Dekker:

U hebt gelijk. Ik ga naar de motie op stuk nr. 238. Ik wil de heer Van Meenen eigenlijk vragen om die motie aan te houden. Hij loopt in deze motie vooruit op een onderzoek dat ik laat uitvoeren samen met de leraaropleiding, de VO-raad en de bonden, om te bezien of er ook aan docenten die lesgeven in GL en TL aanvullende eisen gesteld moeten worden. Voor KB en BB is het inmiddels geregeld. Ik zou heel graag dat onderzoek even willen afwachten. We hebben voor het BB en KB ...

De voorzitter:

De heer Van Meenen haast zich naar de interruptiemicrofoon. Hij heeft de vorige boodschap volgens mij goed begrepen.

De heer Van Meenen (D66):

Aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn motie (27923, nr. 238) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Wij gaan door naar de motie op stuk nr. 242.

Staatssecretaris Dekker:

Misschien dat de motie op stuk nr. 242 ook heel kort kan. De heer Duisenberg had gelijk in het debat dat hij had met de heer Bruins: ik heb in het algemeen overleg al toegezegd dat ik dit ga doen. Dus wellicht is dat voldoende voor de heer Bruins om zijn motie in te trekken.

De voorzitter:

Mijnheer Bruins van de ChristenUnie, er wordt een verzoek gedaan aan u. De heer Duisenberg eerst.

De heer Duisenberg (VVD):

Dank voor die beantwoording. Die brief zou dan in maart komen, zie ik in de toezeggingen staan. In de toezeggingen staat ook dat er voor de zomer een onderzoek komt naar het loongebouw in de onderwijssector, en in oktober, november komt er een plan van aanpak inzake de carrièreperspectieven. Nu vraag ik mij af, en een aantal collega's, waaronder de heer Bruins, met mij, of die onderzoeken en brieven dan het p.o. én het vo betreffen en of zaken zoals het loongebouw daarin niet alleen los van elkaar worden bekeken, maar ook in relatie tot elkaar.

Staatssecretaris Dekker:

Het antwoord is ja.

De voorzitter:

Dan gaat de heer Bruins zijn motie waarschijnlijk intrekken.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dat is juist, voorzitter.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Bruins (27923, nr. 242) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de beantwoording. Ik dank beide bewindslieden van harte daarvoor. De staatssecretaris heeft een vrije middag en mag weg, en de minister moet blijven voor het volgende onderwerp.

Naar boven