8 Ruimtelijke Ordening

Aan de orde is het VAO Ruimtelijke Ordening (AO d.d. 26/01). 

De voorzitter:

Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Smaling namens de fractie van de SP. U gaat heel snel praten, denk ik. 

De heer Smaling (SP):

Ja, voorzitter. Ik ga echt helemaal los, want het is de laatste keer dat ik met deze minister in de plenaire zaal zal spreken in deze kabinetsperiode. Dus dat is bijzonder. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat, in tegenstelling tot de aankondiging in de Beleidsnota Drinkwater, het kabinet geen nationale grondwaterreserves inclusief bijbehorend beschermingsregime aanwijst; 

overwegende dat provincies verantwoordelijk zijn voor vergunningverlening en bescherming van bronnen voor drinkwatervoorziening en dat beleid vastgelegd wordt in provinciale verordeningen; 

overwegende dat het Rijk inbreekt op de provinciale afweging van belangenweging van drinkwater en mijnbouw door in de Structuurvisie Ondergrond te stellen dat het bij mijnbouwwetvergunningen het provinciale beleid alleen zal volgen als het het daarmee eens is; 

verzoekt de regering, bij vergunningverlening voor mijnbouw zonder voorbehoud het provinciale beleid voor beschermingsgebieden van drinkwater te volgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 86 (33118). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie voor de m.e.r.) aangeeft dat het milieueffectrapport behorend bij de Structuurvisie Ondergrond (Strong) niet geschikt is als milieuonderbouwing voor een besluit over Strong in de huidige vorm en dat met name de reikwijdte van Strong niet voldoende helder is; 

verzoekt de regering, tegemoet te komen aan de bezwaren van de Commissie voor de m.e.r., 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 87 (33118). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de Structuurvisie Ondergrond (Strong) een kader biedt waarbinnen mijnbouwactiviteiten en drinkwaterwinning ruimtelijk met elkaar in verband worden gebracht, maar nog geen handvatten biedt om als afwegingskader te dienen; 

overwegende dat commerciële winning van schaliegas tot 2023 niet aan de orde is en dat de planMER voor de periode daarna winning uitsluit voor aangewezen gebieden; 

verzoekt de regering, in Strong op te nemen dat schaliegaswinning voor het gehele Nederlandse grondgebied wordt uitgesloten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 88 (33118). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de Structuurvisie Ondergrond (Strong) omgevingsmanagement wordt geïntroduceerd; 

constaterende dat dit bestaat uit het samenbinden van belanghebbenden, het zo vroeg mogelijk betrekken van de omgeving, transparantie en vertrouwen, een gezamenlijke verantwoordelijkheid en maatwerk; 

verzoekt de regering, deze werkwijze onmiddellijk na vaststelling van Strong in te laten gaan en toe te passen op alle boven- en ondergrondse energieprojecten die impact hebben op de ruimtelijke ordening, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 89 (33118). 

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Vermue namens de fractie van de Partij van de Arbeid. 

Mevrouw Vermue (PvdA):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat bouwen op of aan primaire waterkeringen ongewenst is en dat we onze kust niet met steeds meer bebouwing moeten belasten; 

overwegende dat er weinig draagvlak is voor het project Brouwerseiland onder de lokale bevolking; 

constaterende dat de rijksoverheid medewerking dient te verlenen door middel van de verkoop en/of het in erfpacht uitgeven van de benodigde gronden; 

verzoekt de regering, geen verdere medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van het project Brouwerseiland, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermue en Albert de Vries. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 90 (33118). 

We wachten nu even totdat de minister alle moties heeft gekregen. Ik schors de vergadering voor een aantal minuten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister van Infrastructuur en Milieu voor haar oordeel over de ingediende moties. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. In de motie-Smaling op stuk nr. 86 wordt de regering verzocht bij vergunningverlening voor mijnbouw zonder voorbehoud het provinciale beleid voor beschermingsgebieden van drinkwater te volgen. Het provinciale beleid voor drinkwater wordt in beginsel gevolgd, maar de afweging voor mijnbouw vindt plaats op projectniveau door de minister van EZ. De minister van EZ heeft dus de mogelijkheid om een nationaal belang te hebben waardoor er een ander besluit genomen wordt. Dit vindt uiteraard plaats in goed overleg met andere overheden, maar dit betekent dat ik de motie niet kan volgen. Daarom moet ik deze ontraden. 

In de motie op stuk nr. 87 verzoekt de heer Smaling de regering, tegemoet te komen aan de bezwaren van de Commissie voor de m.e.r. Ik ontraad ook deze motie. De ministeries van I en M en EZ hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorlopige advies van de Commissie voor de m.e.r. en met de commissie afgesproken dat de ministeries binnen een termijn van zes weken op het voorlopige advies zullen reageren. Zij zullen ook een aanvulling op het plan MER aan de commissie doen toekomen. Op basis daarvan brengt de commissie een definitief advies uit, dat wordt betrokken bij de afronding van de definitieve Structuurvisie Ondergrond. Die wordt naar verwachting deze zomer naar de Tweede Kamer gezonden. Het is dus niet verstandig om nu een besluit te nemen op basis van een voorlopig advies. Het is beter om de procedure te doorlopen om tot een definitief besluit te komen. Daarom ontraad ik de motie. 

De heer Smaling (SP):

Dan zal ik mijn tweede motie aanhouden. Nu is namelijk duidelijk wat het proces is. Er is wel sprake van een soort combinatie tussen de eerste en de tweede motie. Het gaat om een wezenlijke kwestie, die ook in de commentaren op de Structuurvisie Ondergrond naar voren is gekomen, namelijk dat de afweging tussen mijnbouwactiviteiten enerzijds en drinkwaterwinning anderzijds, ongelijkwaardig is. Er gaan verschillende bevoegde gezagen over. Dat heb ik met name in de eerste motie naar voren proberen te brengen. Is de minister het met mij eens dat er nog wel werk aan de winkel is voor deze structuurvisie? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Het hangt ervan af hoe je naar andere bevoegde gezagen kijkt. U kent mij als een minister die zeer veel belang hecht aan gemeentelijke en provinciale autonomie op allerlei terreinen. Ik ben niet centralistisch ingesteld, in tegenstelling tot sommige anderen. Ik geloof dus dat overheden heel goed hun bevoegdheden naast elkaar kunnen uitoefenen. Als er strijdige belangen zijn, moet je die met elkaar bespreken. Als wij bijvoorbeeld een structuurvisie maken waarin wij nationale belangen vastleggen, hebben die niet automatisch een juridische doorwerking. Er moet meer plaatsvinden om dat gerealiseerd te krijgen. Die zaken neem je bij water op in bijvoorbeeld een bestuursakkoord, om zo die doorwerking te regelen. Ik ben er dus niet bang voor dat de bevoegdheden bij verschillende overheden zullen leiden tot slechter beleid. Ik denk juist dat het heel goed is om de bevoegdheden daar te leggen waar ze op dat moment het beste thuishoren. 

De heer Smaling (SP):

Er zit toch een ongelijkheid tussen de twee groepen functies van het landelijk gebied. Ik heb er toch wel moeite mee, ook naar aanleiding van het commentaar dat je kunt lezen rond de Commissie voor de m.e.r. Begrippen als "kansen", "effecten" en "risico's" zijn gewoon niet goed genoeg gedefinieerd. Dat kun je echt niet hebben als de Mijnbouwwet en dergelijke gaan hangen aan deze structuurvisie. Daar gaan we onze vingers aan branden. Ik wil daar toch nog een keer aandacht voor vragen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is ook goed. Het is een terecht punt dat zaken verder verbeterd moeten worden. De Commissie voor de m.e.r. heeft ernaar gekeken en stelt dat het op een aantal punten onvoldoende beschreven is. Dat trekken wij ons ook aan. Daarom kijken we ernaar en komen we met aanvullende beschrijvingen voor het plan MER. Op zichzelf is het terecht. Je vraagt niet voor niets aan een commissie om kritisch te kijken naar je eigen stukken en om te bekijken of er nog ergens gaten liggen. Daarover verschillen we volgens mij niet van mening. We zullen bekijken hoe we er aanpassingen in kunnen doen. De drinkwaterbevoegdheden liggen echter bij de provincies, die er op veel meer vlakken en op veel meer momenten mee te maken hebben. De mijnbouwactiviteiten liggen bij de minister van EZ. Dat zijn verschillende overheden, maar dat zie ik, regarderend de motie op stuk nr. 86, niet als een probleem. 

De voorzitter:

Voor de Handelingen nog even het volgende. 

Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn motie (33118, nr. 87) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan kom ik op de motie van de heer Smaling op stuk nr. 88 over schaliegas. Ik ken de politieke voorkeuren van de heer Smaling op dit punt maar ik ontraad de motie. Het kabinet heeft specifiek ten aanzien van schaliegas in de ontwerp-Structuurvisie Ondergrond opgenomen dat commerciële schaliegasboringen en/of winning van schaliegas tot 2023 niet aan de orde is. Of het op langere termijn noodzakelijk is, weten we nog niet. Dat zal natuurlijk afhangen van het tempo en de richting van de energietransitie. Ook geopolitieke overwegingen spelen een rol. In ieder geval is ook voor de toekomst ten aanzien van bepaalde gebieden de winning van schaliegas uitgesloten. Ik noem het stedelijk gebied, Natura 2000, grote wateren, drinkwaterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en daaromheen liggende boringsvrije zones. Dus ten aanzien van een heleboel plekken hebben we al gezegd dat het daar gewoon niet gaat gebeuren. Op dit moment is er een deel van het land waarvan we dat niet gezegd hebben en waarvoor we het nu ook al niet moeten vastleggen. Als er dan in de toekomst gekozen wordt om het daar wel te doen, zal er per plek weer een totale procedure gevoerd moeten worden om te kijken of het mogelijk en verantwoord is. Dus er is geen aanleiding en ook geen urgentie op dit moment om vooruitlopend op het voorgaande een besluit te nemen over hoe in de toekomst met schaliegas om te gaan in de rest van ons land. Dus ik ontraad deze motie. 

De motie van de heer Smaling op stuk nr. 89 verzoekt de regering onmiddellijk na vaststelling van STRONG het omgevingsmanagement toe te passen op alle boven- en ondergrondse energieprojecten die impact hebben op de ruimtelijke ordening. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid. Ik verwijs ook naar een brief die daarover gestuurd is. Ik ben zelf groot voorstander van deze vormen van omgevingsmanagement. Ik neem de motie dan ook over, althans als de Kamer dat toestaat. 

De voorzitter:

Mij blijkt dat er geen bezwaar bestaat tegen het overnemen van deze motie. Deze komt daarom ook niet meer in stemming. 

De motie-Smaling (33118, nr. 89) is overgenomen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 90 van mevrouw Vermue en de heer Albert de Vries. Ik ontraad deze motie, waarbij ik maar meteen aangeef wat in dit kader de rol van de rijksoverheid is. De rijksoverheid kan niet handelen in afwijking van het recht. Het betreft hier een project waartoe elders door andere overheden besloten wordt. De enige rol die het Rijk heeft is om te kijken of er een ontheffing verleend kan worden omdat de bouw plaatsvindt in de nabijheid van een dam. Dan gaat die ontheffing over veiligheid, beheer en innovatie. Ik moet er nog een besluit over nemen maar ik ga niet bij voorbaat zeggen dat ik mijn medewerking niet zal verlenen, omdat ik ook vind dat je moet kijken of het in het kader van veiligheid, beheer en innovatie niet mogelijk is om dit project te realiseren. Dat ten eerste. Ten tweede weet ik dat dit een groot project is en dat er mensen nu bezwaar tegen hebben. Tegelijkertijd zijn er partijen die het heel graag gerealiseerd willen zien worden. Er wordt meer natuur en biodiversiteit gecreëerd dan op dit moment duidelijk is. Daar gaat het vaak niet over, meer over de huisjes die erbij komen. Er zijn ook partijen, zoals Staatsbosbeheer, die juist zeggen: regering, neem een positief besluit. Ik ontraad de motie omdat die mij vraagt om bij voorbaat geen medewerking te verlenen. Ik zal het gewoon afwegen op basis van de wettelijke kaders die we hebben of we wel of geen ontheffing verlenen. 

Mevrouw Vermue (PvdA):

Zoals zij zelf aangeeft, is de minister wel in staat om die ontheffingsverlening te weigeren. Hoe kijkt zij in het licht van het Kustpact, dat gisteren is ondertekend, aan tegen de lopende projecten, in verhouding tot de afspraken die met Zeeland zijn gemaakt? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

In het Kustpact is heel duidelijk afgesproken dat alle pijplijnprojecten gewoon mogen doorgaan. Dit is een pijplijnproject categorie 2. De provincie heeft inmiddels ontheffing verleend. De natuur- en milieuorganisaties en de provincie hebben, geloof ik, een "agree to disagree" met elkaar afgesproken omdat het een pijplijnproject betreft. Het Rijk moet ook zorgvuldig handelen. Ik moet handelen binnen het recht en het recht geeft aan dat ik een ontheffing kan verlenen mits er geen problemen zijn met betrekking tot veiligheid, beheer en innovatie. Daar zal ik op toetsen. Ik ga dus niet afwijkend van het Kustpact dat we net hebben afgesproken, zeggen: het is weliswaar een pijplijnproject, maar ik doe het maar niet meer. 

Mevrouw Vermue (PvdA):

Ik heb nog een aanvullende vraag. Wanneer verwacht de minister daar dan een uitspraak over te kunnen doen? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik verwacht dat ik daar vrij snel een uitspraak over zal kunnen doen, en misschien wel binnen enkele weken. Ik moet even kijken wat de juridische consequenties daarvan zijn. Ik ontraad dus echt met klem de motie, omdat die gewoon indruist tegen wat wij als Rijk aan zeggenschap hierover hebben. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik bedank de minister voor haar oordeel over de moties. Ik bedank de collega's voor hun inbreng. De stemmingen over de ingediende moties zullen morgen plaatshebben. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven