4 Doelgroepenvervoer/Valys

Aan de orde is het VAO Doelgroepenvervoer/Valys (AO d.d. 16/02). 

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een kilometergrens van maximaal 600 kilometer geldt voor het standaard Valysvervoer, het zogeheten persoonlijk kilometerbudget (pkb); 

constaterende dat de Valysgebruiker ongeveer €0,20 per kilometer betaalt als hij of zij bovenregionaal reist (en daarmee hetzelfde betaalt als iemand zonder een beperking zou betalen voor een treinreis) en dat dit ineens €1,22 per kilometer (!) wordt als de kilometergrens wordt overschreden; 

van mening dat gelijkwaardigheid betekent dat mensen met of zonder beperking hetzelfde betalen voor het openbaar vervoer; 

constaterende dat de rolstoeltoegankelijkheid van onze stations nog zeer te wensen overlaat, daar op slechts 107 van de 400 stations assistentie geboden wordt bij in en uit de trein gaan; 

van mening dat het individueel registreren van de gebruikte kilometers onnodig tot administratieve lasten leidt en bovendien ongewenst is in het kader van de privacy van de gebruiker, temeer omdat een treinreiziger ook niet op last van de overheid hoeft te administreren waar hij of zij naartoe gaat; 

constaterende dat het macrobudget voor Valys zo'n 60 miljoen euro bedraagt en dat elk jaar ongeveer 1 miljoen euro gebruikt wordt voor de beoordeling of mensen een hoger pkb krijgen; 

constaterende dat slechts 1,5% van de Valysgebruikers meer kilometers wenst te gebruiken en dat 1,5% van 60 miljoen euro minder dan 1 miljoen euro betreft en het pkb in principe budgetneutraal afgeschaft zou moeten kunnen worden; 

van mening dat gelijkwaardigheid ook betekent dat Valysgebruikers op dezelfde tijdstippen van het Valysvervoer gebruik kunnen maken als gebruikers van het reguliere openbaar vervoer en niet slechts beperkt tussen 9.00 uur en 21.00 uur; 

verzoekt de regering, de kilometergrens en de administratie en registratie van kilometers voor het Valysvervoer met persoonlijk kilometerbudget op te heffen, omdat mensen met of zonder beperking gelijkwaardig zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 130 (25847). 

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Ik vervang mijn collega Mona Keijzer, die deel heeft genomen aan het algemeen overleg. Naar aanleiding van dat overleg dienen wij twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering niet voornemens is om verdiepend onderzoek uit te voeren naar de tarieven voor het vervoer van en naar dagbesteding in de Wlz; 

constaterende dat het eerste onderzoek laat zien dat de veiligheid in geding kan zijn, er minder keuze is tussen vormen van dagbesteding en dat dit financieel ten koste gaat van andere vormen van Wlz-zorg; 

verzoekt de regering, de NZa een verdiepend onderzoek te laten uitvoeren naar het vervoer van en naar dagbesteding in de Wlz en de Tweede Kamer hier voor de begrotingsbehandeling 2018 over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 131 (25847). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat coördinatie in het doelgroepenvervoer noodzakelijk is om gelden efficiënt en doeltreffend te besteden; 

overwegende dat ook leerlingenvervoer van groot belang is hiervoor; 

roept de regering op om bij haar coördinerende rol bij het opstellen van het actieprogramma ook het leerlingenvervoer en daarmee ook de staatssecretaris van OCW te betrekken, zoals de staatssecretaris van I en M ook daarbij betrokken zal worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 132 (25847). 

Ik schors de vergadering kort opdat de staatssecretaris de moties kan ontvangen en daarover zijn oordeel kan geven. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 130 over de begrenzing van de kilometerbeprijzing. Daarover hebben wij in het debat uitvoerig gesproken. Nu is de situatie dat we, na een discussie van jaren over hoe we het Valys-vervoer organiseren — er werd steeds gediscussieerd over budgetoverschrijding en de vraag of het budget toereikend was — een begrenzing hebben van 600 kilometer. Voor 99% van de mensen is dat aantal toereikend. Daar waar dat van toepassing is, wordt een hogere kilometervergoeding gegeven. Dit werkt nu goed. Het opheffen van de kilometerbegrenzing en het aanpassen van de tarieven zou weer leiden tot een regeling met een open eind, waarover we elke keer met elkaar in gesprek moeten gaan om de vraag te beantwoorden of er aanpassingen moeten worden gedaan. Ik ben daar niet voor. 

We hebben wel met elkaar afgesproken dat we nagaan of we het systeem verder kunnen optimaliseren. De prijzen liggen qua hoogte tussen de prijzen van het openbaar vervoer en die van het taxivervoer. Dat is dus alleszins redelijk. Ik ontraad de Kamer dan ook om de motie aan te nemen. 

Mevrouw Agema (PVV):

Het is heel jammer dat de staatssecretaris dit zegt, vooral voor de mensen die gebruik willen maken van het kilometerbudget. De staatssecretaris geeft aan dat slechts 1% van de mensen meer kilometers zou willen gebruiken. Voor die groep wordt dan een hele administratie opgetuigd die ongeveer dat bedrag zou kosten. De staatssecretaris is heel erg bang voor een openeindregeling van 1 miljoen euro, terwijl de enige openeindregeling in dit land volgens mij de regeling voor de instroom van asielzoekers is. 

Staatssecretaris Van Rijn:

De budgettaire effecten van een openeindregeling zijn niet in te schatten. De constatering is dat iedereen nu ongeveer met zijn budget uitkomt, met uitzondering van 1,5% van de groep. En als je de grenzen openlaat, is het voor ons moeilijk om de effecten daarvan in te schatten. 

Ook over de motie op stuk nr. 131 hebben wij in het debat uitvoerig gesproken. Ik heb ervoor gepleit niet naar een onderdeel van de tarieven te kijken maar naar het gehele tarief te kijken. Wat de openbaar vervoerstarieven betreft vindt in de huidige situatie ook substitutie plaats: instellingen houden over op het ene onderdeel van het tarief en zij komen tekort op het andere deel van het tarief. Daarom is het nodig om naar het totaal te kijken en dat gebeurt dus. De NZa is bezig met het doen van onderzoek naar het brede tarief. De Kamer zal te zijner tijd worden geïnformeerd over de uitkomsten. Ik ontraad de Kamer dan ook om deze motie aan te nemen. 

In de motie op stuk nr. 132 worden wij opgeroepen om ook het leerlingenvervoer erbij te betrekken en daarmee de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het is inderdaad mijn intentie om de integraliteit van het vervoer zo breed mogelijk te bekijken, inclusief de bijdrage die het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap daaraan zou kunnen leveren. Ik beschouw de motie dan ook als ondersteuning van beleid en laat het geven van een oordeel daarover aan de Kamer. 

De heer Van Helvert (CDA):

Ik begrijp dat dit de intentie is van de staatssecretaris en dat hij het oordeel aan de Kamer laat. Als de staatssecretaris de motie overneemt, hoeven we daarover niet te stemmen, maar ik weet niet of dat voor hem verschil maakt. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik heb daar geen bezwaar tegen. 

De voorzitter:

Ik constateer dat niemand bezwaar maakt tegen het overnemen van de motie. 

De motie-Van Helvert/Keijzer (25847, nr. 132) is overgenomen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De overige twee moties zullen morgen in stemming worden gebracht. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven