9 Berekening "Financiering van de invoering van het basisinkomen"

Aan de orde is het VSO over de berekening "Financiering van de invoering van het basisinkomen" (34393, nr. 8). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid welkom. Het woord is aan de heer Klein. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Ik heb een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de regering in haar reactie van 2 december 2016 op de doorrekening van het basisinkomen door de Vrijzinnige Partij aangeeft de doorrekening van het CPB van het verkiezingsprogramma van de Vrijzinnige Partij af te wachten; 

overwegende dat het CPB in zijn analyse Keuzes in Kaart 2018-2021 aangeeft dat de resultaten van de beleidssimulaties van de zeer ingrijpende maatregel om het basisinkomen in te voeren "met meer dan de gebruikelijke onzekerheden zijn omringd"; 

verzoekt de regering, te onderzoeken, in aansluiting op de initiatiefnota over het basisinkomen (Kamerstuk 34393), hoe een basisinkomen mogelijk zou kunnen zijn met behulp van een onderzoeksopdracht aan het CPB en het SCP, waarin de financiële, de sociaal-economische en de gedragseffecten integraal worden meegenomen en waarbij een aantal scenario's rond de invoering en de hoogte van een onvoorwaardelijk basisinkomen worden onderzocht; 

verzoekt de regering voorts, de Tweede Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34393). 

De heer Ulenbelt (SP):

Of het Reglement van Orde moet zijn veranderd, maar volgens mij zijn er niet genoeg leden aanwezig om de indiening van de motie te ondersteunen. 

De voorzitter:

Er zijn, inclusief uw voorzitter, vijf leden aanwezig die de indiening van de motie hebben ondersteund. 

De heer Ulenbelt (SP):

O, u hebt ook meegedaan. Mooi. Dat is dan op het randje. 

De voorzitter:

Dat was inderdaad op het randje, maar dat hebben we vanmorgen al eerder aan de hand gehad. Het is net gelukt. 

Daarmee komt er een einde aan de inbreng van de zijde van de Kamer. Heeft de minister de motie al gekregen? 

Minister Asscher:

Ik heb de motie gehoord. 

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan de minister voor zijn oordeel over de motie. 

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik denk dat het Centraal Planbureau goed heeft laten zien hoe ingrijpend de gevolgen zijn. Om maar eens wat te noemen: een verlies van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van 6,5%. Ik denk niet dat er op dit moment een noodzaak is voor of een behoefte is aan een onderzoek zoals de heer Klein dat heeft voorgesteld. Ik ontraad dus de motie. 

De heer Klein (Klein):

Het gaat er even om dat in de brief van 2 december, waarin de minister een reactie heeft gegeven op de plannen, werd aangegeven dat hij de beleidsanalyse van het Centraal Planbureau zou afwachten. Het CPB geeft in zijn doorrekening aan dat er een aantal onzekerheden zijn, omdat het een aantal modelmatigheden niet kan verwerken, bijvoorbeeld waar het gaat om apparaatskortingen en om positieve gedragseffecten als gevolg van het invoeren van het basisinkomen. Die elementen kon het CPB niet meenemen. Het verzoek is om die elementen nu wel te laten meenemen. Dat is ook duidelijk geworden in de discussie die ik met het CPB heb gehad over het kunnen meenemen van die aspecten, buiten de kaders van Keuzes in Kaart. 

Minister Asscher:

Ik vind dat het Centraal Planbureau het keurig heeft onderzocht. Natuurlijk zijn er marges in de uitkomsten; dat is altijd het geval. Maar als blijkt dat er een verlies van werkgelegenheid van 5% is en dat er een verlies van de houdbaarheid van onze verzorgingsstaat van 6,5% is, geeft mij dat voldoende informatie om tot het oordeel te komen dat onze aanvankelijke bezwaren tegen het voorstel van de heer Klein nog steeds recht overeind staan. Om die reden heb ik geen behoefte aan nader onderzoek. 

De heer Klein (Klein):

Het gaat juist over de werkgelegenheid en de houdbaarheid van overheidsfinanciën. Wij gaan ervan uit dat daarbij geen sprake zal zijn van een tekort. Er zal een sterkere stijging van de werkgelegenheid zijn. Dat kan echter niet worden meegenomen in de modellen die het CPB op dit moment hanteert. Daarom doe ik het aanvullende verzoek om dit wel mee te nemen, zeker ook in relatie tot een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau, dat met name de gedragseffecten van de invoering van het basisinkomen kan berekenen en bepalen. Dat is dan in aanvulling op datgene wat in Keuzes in Kaart staat. 

Minister Asscher:

In onze brief hebben we aangegeven dat we de doorrekening van het Centraal Planbureau afwachten. Dat betekent dat de regering wel waarde hecht aan de doorrekening van de plannen. Ik denk dat dit voor heel veel partijen goed is. Er is van alles op het model aan te merken, maar het is goed omdat daarmee dingen vergelijkbaar zijn. Wat zijn de belangrijke uitkomsten bij de doorrekeningen? Wat is het effect op de werkgelegenheid? Die vraag heeft iedereen bij het basisinkomen. Wat is het effect op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, waarmee we de zorg, het onderwijs, defensie en de sociale zekerheid voor alle Nederlanders betalen? Op beide punten zijn de uitkomsten desastreus. Er is een verlies van werkgelegenheid van 5% en een verlies van houdbaarheid van 6,5%. Wat mij betreft weten wij daar nu genoeg over. Een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau voegt daar niet zo heel veel aan toe. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 9. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende motie zal morgen worden gestemd. 

Ik schors heel kort, zodat de sprekers voor het volgende overleg kunnen aansluiten. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven