23 Mensenhandel en prostitutie

Aan de orde is het VAO Mensenhandel en prostitutie (AO d.d. 26/04). 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is al even geleden dat we het AO over deze onderwerpen hebben gehad. Tijdens dat AO zijn in het debat met de minister wat mij betreft twee onderwerpen blijven liggen. Ik wil over die twee onderwerpen graag een uitspraak van de Kamer. Daarom dien ik de volgende twee moties in. 

De eerste motie gaat over rijbewijsprostitutie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Rotterdamse politie op grond van onderzoek door de regionale recherche, de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en het Controleteam Prostitutie en Mensenhandel (CPM) een bestuurlijk signaal heeft afgegeven dat maatregelen nodig zijn om rijscholen en instructeurs die rijlessen aanbieden in ruil voor seks, aan te kunnen pakken; 

voorts constaterende dat onder meer het CBR en autobrancheorganisatie BOVAG de overheid hebben opgeroepen om actie te ondernemen tegen dergelijke rijbewijsprostitutie; 

overwegende dat de overheid volgens de regering nu weinig kan doen aan dit soort vormen van ruilseks; 

verzoekt de regering, tot een wettelijke regeling te komen waarmee rijbewijsprostitutie wordt verboden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Kooiman, Van Toorenburg en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 146 (28638). 

De heer Van Oosten (VVD):

Waar voldoet in de beleving van de heer Segers de huidige wet dan onvoldoende in de mogelijkheid om dit in afhankelijkheidsrelaties te verbieden? Bij deze rijbewijsprostitutie is er sprake van een afhankelijkheidsrelatie waarbij men onder druk wordt gezet om seksuele diensten te verrichten. Bovendien worden rijlessen veel gegeven aan minderjarigen, aan jeugdigen van 17 of 18 jaar. Dit mag dus nu ook al niet. Ik ben even op zoek naar wat er nog ontbreekt in de huidige wetgeving. Wat is het verschil met wat de heer Segers voorstelt? 

De heer Segers (ChristenUnie):

In de wet is onvrijwillige ruil al verboden. Dit gaat echter over een vrijwillige, of een ogenschijnlijk vrijwillige ruil. Dit gaat dus over betaling in natura waarover je kunt zeggen: dit past niet bij een fatsoenlijke branche. Bij de BOVAG zelf zegt men ook: wij willen hier een einde aan maken en wij willen niet dat dit een legitiem betaalmiddel is in onze branche. 

De voorzitter:

De heer Segers vervolgt zijn betoog. 

De heer Segers (ChristenUnie):

De volgende motie gaat over de politieliaison in Boekarest. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de aanpak van mensenhandel om goede internationale politiesamenwerking vraagt, in het bijzonder met bronlanden; 

overwegende dat Nederland hiertoe een vaste politie-liaison officer in Boekarest heeft; 

voorts overwegende dat zijn meerwaarde voor politie, OM, KMar en Inspectie SZW al volop is gebleken, bijvoorbeeld door de significante toename van onderzoeken, de verbeterde samenwerking met politie en justitie in Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Moldavië en bij het starten van strafrechtelijk onderzoek in verband met arbeidsuitbuiting; 

constaterende dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel op 27 januari 2016 een brief heeft gestuurd, waarin ze wijst op het "onmiskenbare belang van een vaste liaison officer" in Boekarest en deze "van groot belang" acht "om de aanpak van mensenhandel in deze landen met kracht doorgang te laten vinden"; 

verzoekt de regering om ook na 2017 een vaste politie-liaison officer in Boekarest aan te stellen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Volp, Van der Staaij, Van Toorenburg en Kooiman. 

Zij krijgt nr. 147 (28638). 

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Het AO is al even geleden. Een van de thema's die daarin aan de orde kwamen, waren de uitstapprogramma's, waarmee prostituees die eruit willen en een andere baan willen hebben, ook daadwerkelijk die mogelijkheden krijgen. Die programma's zijn er nu vanuit het Rijk, maar in de toekomst ligt ook zeker een belangrijke taak bij gemeenten, die nog onvoldoende wordt opgepakt op dit moment. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat meer dan de helft van de prostituees weleens of vaak denkt aan uitstappen en dat ongeveer de helft van de prostituees niet weet waar men hiervoor terechtkan; 

overwegende dat volgens de rapporten "Prostitutie in Nederland anno 2014" en "Prostitutie in Nederlandse gemeenten" (2014) slechts 6% tot 11% van de gemeenten aandacht heeft voor het thema "uitstappen" en er geen aanwijzingen zijn dat dit aantal inmiddels substantieel is toegenomen; 

van mening dat het belangrijk is dat gemeenten actief beleid voeren om bekendheid te geven aan de mogelijkheden voor uitstapprogramma's en hier ook concreet invulling aan geven; 

verzoekt de regering, te bevorderen dat gemeentebesturen een beleidsvisie vaststellen over de mogelijkheden tot hulp bij het beëindigen van de werkzaamheden van prostituees en de wijze waarop prostituees hierover worden geïnformeerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Volp, Van Toorenburg en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 148 (28638). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Wij hebben in het AO veel zaken aan de orde gehad, ook het schrappen van de leeftijdsgrens in Eurodac. De minister zou daarover in gesprek gaan. Ik heb de stukken daarover gelezen die in Europa zijn gewisseld. Het lijkt er heel erg op dat die wens er is, maar ik zou graag van de minister willen horen wat de uitkomst is van die bespreking. 

Ook wil ik vandaag graag weten wat de uitkomst is van de bespreking die de minister zou hebben met de burgemeester van Amsterdam om zicht te houden op de prostituees terwijl ze niet meer bij de GGD aangemeld kunnen worden wegens privacy. 

Inmiddels hebben wij ook een nieuw rapport gekregen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Zij geeft aan dat het aantal meldingen is gedaald, terwijl zij aanneemt dat er geen enkele reden is om vervolgens aan te nemen dat het aantal misdrijven ook is gedaald. Zij schrijft: "Vooral bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) is een grote terugloop te zien in het aantal meldingen: in 2015 neemt het ten opzichte van 2014 met 46% af. De toegenomen aandacht voor mensensmokkel en de daaraan verbonden prioritering bij de KMar lijkt van grote invloed op de afname van meldingen. (…) Vluchtelingen, die hier vaak gekomen zijn met behulp van mensensmokkelaars, zijn kwetsbaar voor mensenhandel, daarom zou men extra alert moeten zijn …" Je ziet hier dus, om in de terminologie te spreken, een soort waterbedeffect: op het ene let je extra waardoor je het andere niet meer ziet. Hoe gaat de minister voorkomen dat er een verschuiving is of dat er een hele groep uit beeld raakt? 

Daar hebben wij deze gelegenheid graag even voor willen nemen. Er is dus geen motie. Wij willen gewoon een goed antwoord van de minister. 

De voorzitter:

De heer Van Oosten namens de VVD ziet van zijn spreektijd af, net als mevrouw Swinkels. Dat was dan de inbreng van de Kamer. De minister heeft drie minuten nodig. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun vragen en opmerkingen. Het is in parlementaire zin lang geleden dat wij het hier met elkaar over hebben gehad; het was op 26 april van dit jaar. Het onderwerp mensenhandel en prostitutie heeft echter niet aan belang ingeboet. Wij hebben de afgelopen week het 30-jarig bestaan van CoMensha gevierd. Ik mocht toen spreken en heb gewezen op het simpele feit dat een organisatie als CoMensha, die ondersteuning biedt aan slachtoffers van mensenhandel, al 30 jaar bestaat. Dat in het beëindigen van die organisatie nog lang niet is voorzien, betekent dat er voor ons nog steeds veel werk ligt. Ik herhaal hier wat ik toen ook heb gezegd: mensenhandel, of het nu gaat om seksuele uitbuiting aan de ene kant of om arbeidsuitbuiting aan de andere kant, is uiteindelijk toch een van de meest flagrante schendingen van mensenrechten die wij hebben. Het simpele feit dat mensen in hun lichamelijke integriteit of hun vrijheid om te kiezen waar zij hun activiteiten willen uitoefenen, worden beknot of dat hun integriteit of hun vrijheid zelfs wordt weggenomen, is buitengewoon ernstig en het past ons dan ook om dat altijd als prioriteit te hebben. 

In dat kader is het inderdaad zorgwekkend dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, die ik altijd een positieve en constructieve luis in de pels van het regeringsbeleid noem — ik ben heel blij met het werk van de Nationaal Rapporteur — heeft aangegeven dat het aantal slachtoffers vermindert, maar dat dit niet wil zeggen dat wij daarover verheugd kunnen zijn. Bij het congres heb ik ook aangegeven dat het ons waarschijnlijk juist verplicht om nog meer inzet te plegen op het belangrijke terrein van het identificeren en ondersteunen van slachtoffers. Om die reden heb ik, de Kamer weet dit, in de recente Miljoenennota opgenomen dat ik een extra investering wil doen in het onderzoek naar mensenhandel, juist vanwege de signalen die door de Nationaal Rapporteur zijn opgeschreven. Op dat punt kom ik daaraan tegemoet. 

Mevrouw Van Toorenburg heeft een vraag gesteld over de leeftijdsgrens bij Eurodac. Het voorstel is geagendeerd door de Europese Commissie. Bij bespreking in de Raad is aangegeven dat Nederland voordelen ziet in het verlagen van de minimumleeftijd. Ik weet niet of dit tot een conclusie heeft geleid. Wij zullen dit uitzoeken en ik zal de staatssecretaris vragen of hij de Kamer hierover wil informeren, want ik denk dat dit binnen de portefeuille van de staatssecretaris valt. 

Ik heb al antwoord gegeven op de vraag die mevrouw Van Toorenburg stelde over de zorgwekkende daling van het aantal meldingen. 

Dan hebben wij nog het punt van de GGD. Ik heb op 11 oktober een breed overleg gepland met de burgemeester van Amsterdam — ik heb dit ook in het AO toegezegd — en zowel de vertegenwoordigende organisatie van de prostituees als de vertegenwoordigers van de uitbatende kant van de seksindustrie. Die gesprekken kunnen dezelfde avond nog gevolgd worden door gesprekken met de Nederlandse Vereniging van Banken en met het Verbond van Verzekeraars, om te bezien of er nog problemen resteren die om een oplossing vragen. Ik zal daarbij ook het punt van de GGD en het punt van de privacywet met burgemeester Van der Laan bespreken. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We krijgen vast een mooie brief waarin staat wat er is besproken. Ik schrok ervan dat de minister zei dat het aantal meldingen is gedaald en dat hij daaraan de conclusie verbond dat het beter gaat. De rapporteur schrijft echter dat er geen reden is om aan te nemen dat het aantal misdrijven daalt. Het leek een beetje borstklopperig van deze minister: kijk eens hoe goed wij bezig zijn, want het aantal meldingen daalt. Dat is echter precies het hele probleem. Wat gaat de minister eraan doen om ervoor te zorgen dat niet alleen het aantal meldingen daalt, maar vooral ook het aantal misdrijven? 

Minister Van der Steur:

Mevrouw Van Toorenburg citeerde eigenlijk wat ik net heb gezegd. Je zou kunnen denken — zo heb ik het net geformuleerd en zo heb ik het tijdens de presentatie van het 30-jarig bestaan van CoMensha geformuleerd — dat het goed nieuws is, maar dat is het niet. Ik ga ervan uit dat het geen goed nieuws is en daarom heb ik extra geld ter beschikking gesteld om de aanpak van de mensenhandel nog verder te intensiveren. 

Ik kom bij de motie-Segers c.s. op stuk nr. 146 over het onderwerp waarover ik al vaker met de heer Segers van gedachten heb gewisseld. Vooropgesteld moet worden dat ik het, net als de heer Segers en ik denk vele anderen, onwenselijk vind dat rijlessen, of wat dan ook, worden aangeboden in ruil voor seksuele handelingen. 

Het kabinet vindt dat soort gevallen in principe ongewenst, maar het ziet geen aanleiding om ruilhandel tussen meerderjarigen, heel specifiek de rijlessen in ruil voor seksuele handelingen, strafbaar te stellen. Terecht heeft de heer Van Oosten al in een interruptiedebat met de heer Segers erop gewezen dat het vanzelfsprekend anders ligt als het minderjarigen betreft. Uit het bestuurlijke signaal blijkt ook niet dat het een veel voorkomende en structurele gang van zaken is. Het Openbaar Ministerie kent geen aangiften met betrekking tot deze praktijken. Ik heb dan ook al eerder aan de heer Segers aangegeven dat ik geen aanleiding zie tot een verbod. De brancheorganisaties hebben ondertussen, ook na overleg met de collega van Infrastructuur en Milieu, een startdocument opgesteld inzake het wijzigingsvoorstel voor de Wet rijonderricht motorrijtuigen. Daarin is in brede zin aandacht besteed aan de malafide praktijken binnen de branche. Er vindt regelmatig overleg plaats met de collega van Infrastructuur en Milieu. De heer Van Nispen zei net: wat is nou eigenlijk het probleem? Als het tussen twee meerderjarigen plaatsvindt, dan is er in hoge mate de vrijheid van mensen om keuzes daarin te maken. Bovendien zie ik gegeven het probleem, waarvan we de omvang gering achten, geen aanleiding om een ander oordeel over de motie te geven dan "ontraden". 

De heer Segers (ChristenUnie):

De BOVAG vraagt om actie en vraagt het kabinet om handelend op te treden omdat hij baalt van deze mensen, die uiteindelijk de hele beroepsgroep bezoedelen. Is de minister bereid om met de BOVAG in overleg te treden en na te gaan welke signalen de BOVAG krijgt, in welke mate het voorkomt en wat gedaan kan worden tegen deze praktijk, afgezien van de wetswijziging waarom ik vraag? 

Minister Van der Steur:

Ik zal zelf dat gesprek niet voeren, want ik ben niet in gesprek met de BOVAG. Dat is echt een verantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu. Zij is ook verantwoordelijk voor de Wet rijonderricht motorrijtuigen, waarin de eisen staan om rijinstructeur te worden en te blijven. Het uitgangspunt van die wet is het waarborgen van de verkeersveiligheid. Dat bestuurlijke signaal is, zoals ik al zei, besproken in het overleg dat periodiek plaatsvindt met de brancheorganisaties van rijscholen, het CBR en het exameninstituut voor rijinstructeurs. Ook daarin zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat dit meer dan incidenteel zou voorkomen. Het startdocument is er om betere consumentenvoorlichting te geven. Het ligt niet op mijn weg om vervolgens zelf met de BOVAG te gaan spreken terwijl er juist met de branche waar het echt om gaat, is gesproken. 

De motie-Segers c.s. op stuk nr. 147 gaat over de politieliaison in Boekarest. Ik stel voorop dat ik het niet goed zou vinden als het beleid ten aanzien van politieliaisons afhankelijk zou worden gemaakt van individuele moties van Kamerleden. Om die reden hebben we anderhalf jaar geleden een integraal beleid gepresenteerd voor de politieliaisons. De Kamer kent dat ook. Daarin is aangegeven waar om welke reden mensen moeten worden geplaatst. Datzelfde zal ik ook weer doen in de zomer van 2017. Dit zou ook betekenen dat dan de keuzes worden gepresenteerd aan de Kamer en worden besproken voor de jaren daarna. Die gelden altijd voor twee jaar. Het zou dan gaan om de jaren 2018 en 2019. Ik heb de Kamer daarover geïnformeerd in 2015. Nu doet zich voor dat de politieliaison in Boekarest medio 2017 al afloopt. Dit betekent dat wanneer het beleid klaar is, daarmee de facto de beëindiging van de politieliaison aan de orde zou zijn. Aangezien ik dat onwenselijk vind, heb ik ertoe besloten om de politieliaison in Boekarest na 2017 met twee jaar te verlengen. Het beleid wordt medio 2017 aan de Kamer gepresenteerd, maar ik kan alvast zeggen dat ik besloten heb om de politieliaison voor twee jaar te verlengen. Als ik de motie als zodanig mag beschouwen als ondersteuning van het beleid, dan neem ik haar graag over. Met dat besluit heb ik daaraan invulling gegeven. 

De voorzitter:

Dit kan alleen als de indiener daarmee instemt. 

Minister Van der Steur:

Ik zag de heer Segers knikken. 

De voorzitter:

Vervolgens moet de Kamer ermee instemmen. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik begrijp dat de minister heel graag wil dat ik knik. Ik knik derhalve graag nog een keer. Als de minister de motie overneemt, dan is het klaar en zijn wij gerustgesteld. Ik begrijp wat de minister zegt, namelijk dat we niet over personeelsbeleid gaan, maar tegelijk was dit een heel serieus signaal en heeft de Nationaal Rapporteur ons daarover een brief gestuurd, waarmee het op ons bordje lag. Daarom hebben we deze motie opgesteld. Nu is het klaar. Dank daarvoor. 

Minister Van der Steur:

Ik wijs erop dat we, toen ik nog Kamerlid was, met een aantal Kamerleden in Roemenië en Bulgarije zijn geweest. Ik heb het laatste deel daarvan helaas moeten missen, maar ook toen is mij het belang geworden van een politieliaison op die locatie. 

De voorzitter:

Ik moet de Kamer vragen of zij instemt met het overnemen van de motie. Ik zie daar geen bezwaar tegen. De motie wordt dan dus overgenomen door het kabinet en komt niet in stemming. 

De heer Van Oosten (VVD):

Op dit punt wil ik nog een opmerking maken. Ik verzet mij niet tegen het overnemen en het lijkt een beetje procedureel geneuzel, maar ik hoorde de minister zeggen dat hij liever niet heeft dat de Kamer op de stoel van het kabinet gaat zitten op het punt van het beleid ten aanzien van individuele ambtenaren. Dan zou ik het jammer vinden als we dat toch gaan doen langs deze weg, door het overnemen van een motie waarmee dat wel degelijk wordt bepaald. Laat ik dus van deze kant maar gezegd hebben dat dat niet de bedoeling is. Ik steun natuurlijk wel de strekking van de motie van de heer Segers. 

De voorzitter:

Ik hoor geen verzet van de heer Van Oosten tegen het overnemen van de motie door het kabinet. De motie wordt dus alsnog overgenomen. 

De motie-Segers c.s. (28638, nr. 147) is overgenomen. 

Minister Van der Steur:

Dat zal ik doen. Ik heb goede nota genomen van de opmerking van de heer Van Oosten, die aansluit bij mijn opmerking: in algemene zin vind ik dat dit niet zou moeten, maar ik kan in dit specifieke geval niet van de Kamer verwachten dat zij blijft wachten tot medio 2017, omdat het besluit over Boekarest dan de facto al is genomen. 

In de motie van de heer Staaij op stuk nr. 148 wordt ertoe opgeroepen om te bevorderen dat gemeentebesturen een beleidsvisie vaststellen. Daarover hebben we al eerder met elkaar van gedachten gewisseld, ook in het algemeen overleg. Ik herinner mij dat een amendement van de heer Van der Staaij, waarmee veel meer een verplichting werd opgelegd, niet door de Kamer is aangenomen. De strekking van deze motie zie ik als een inspanningsverplichting voor het kabinet om gemeenten te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid, ook gelet op het aflopen van de uitstapprogramma's die van rijkswege worden gefinancierd. Om die reden laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Ik zal via de staatssecretaris mevrouw Van Toorenburg berichten over het punt van Eurodac. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zullen volgende week dinsdag plaatsvinden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven