25 Georganiseerde criminaliteit

Aan de orde is het VAO Georganiseerde criminaliteit (AO d.d. 16/06). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. De minister heeft in het debat toegezegd een aantal zaken nog te regelen. Zo zou hij eigenlijk meteen na het zomerreces — dat is dus nu — een wetsvoorstel naar de Kamer sturen over camerabeelden. We zijn benieuwd waar dit blijft. 

We hebben gesproken over de ondermijnende criminaliteit, met name in het Zuiden van Nederland. De aanpak daarvan zou worden geïntensiveerd, vooral in Zuid-Nederland. Dat zien we inderdaad in de voorgestelde begroting, maar de acties bij de verschillende doelstellingen zijn nog een beetje onduidelijk. Wij willen weten waarom Zuid-Nederland niet meer specifiek genoemd wordt. Gaat de aanpak misschien niet door? Dat zou ons zeer verbazen. Maar we hebben ook van de minister begrepen dat hij wel genegen is om te kijken naar een speciaal systeem waarmee er een soort businesscase wordt opgezet om ervoor te zorgen dat de extra inzet tegen de ondermijning ook iets oplevert voor hen die zich daar zo voor inzetten, in dit geval weer: Zuid-Nederland. En het schiet maar niet op. Het lijkt een beetje sleuren aan een dood paard. Daarom ga ik toch nog een keer aan de slag met een motie. Wellicht kan dit een ruggensteun zijn voor de minister. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat door Justitie en het ministerie van Financiën al enige tijd gewerkt wordt aan een businesscase waarmee de opbrengsten van het "plukken" van criminelen terug kunnen vloeien naar de burgers in het gebied waar de betreffende criminelen actief zijn geweest; 

overwegende dat dit een nieuwe mogelijkheid is die een extra impuls kan geven aan de bestrijding van de ondermijnende criminaliteit in met name Zuid-Nederland; 

verzoekt de regering, voor de aanstaande begrotingsbehandeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie dit plan aan de Kamer te sturen teneinde de bespreking, voortgang en inwerkingtreding van deze businesscase te bespoedigen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 131 (29911). 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben het hier vaak over gehad. Ik denk dat de minister altijd naast ons heeft gestaan. De VVD heeft ook altijd naast ons gestaan toen wij daar hevig voor pleitten. Ik zou daarom zo graag willen dat er een keertje daadkracht wordt getoond. Laat die motie daarvoor bedoeld zijn. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Voor het zomerreces hebben wij gesproken over de ondermijnende criminaliteit en de aanpak daarvan. Kort daarna werd ik door "mensen in blauw" gewezen op een heel interessante mogelijkheid die ik de minister graag wil voorleggen. In de gemeente Rotterdam heeft burgemeester Aboutaleb een nieuw middel geïntroduceerd voor de aanpak van georganiseerde misdaad, namelijk een vergunningsplicht. Is er een vergunningsplicht, dan kan er een Bibob-onderzoek gedaan worden. Als er geen vergunningsplicht is, is dat niet mogelijk. De meeste branches die kwetsbaar zijn of gevoelig voor ondermijnende criminaliteit, zoals autoverhuur, transport of vastgoed, hebben echter geen vergunningsplicht. Een gemeente kan die vergunningsplicht wel laten opnemen in de APV, de algemene plaatselijke verordening. Dat hebben ze in Rotterdam gedaan. Ik vond dat zo'n creatief idee dat ik daarvoor een motie heb gemaakt. Ik lees die motie nu voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat sommige branches gevoelig zijn voor ondermijnende criminaliteit maar hierop niet altijd een Bibob-onderzoek mogelijk is omdat zij niet vergunningsplichtig zijn; 

constaterende dat de gemeente Rotterdam een vergunningsplicht heeft ingevoerd om een gezond ondernemingsklimaat te stimuleren en de ondermijnende criminaliteit aan te pakken; 

overwegende dat gemeenten zelf een vergunningsplicht kunnen opnemen in hun algemene plaatselijke verordening; 

verzoekt de regering, in navolging van de gemeente Rotterdam alle gemeenten te wijzen op deze mogelijkheid en de Kamer te informeren over de inzet van deze mogelijkheid door gemeenten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 132 (29911). 

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik wijs de minister er nog op dat ik met MKB-Nederland heb gesproken over dit initiatief. Ik heb gevraagd of dit de ondernemers niet bijt. Ik stel vast dat zij juist heel positief zijn over dit initiatief. Ik zou willen dat de minister net zo enthousiast reageert als MKB-Nederland zelf. Verder wil ik vragen of het mogelijk is om zoiets landelijk te regelen. Dat is een beetje lastig, want dit is nu natuurlijk geregeld in de APV. Is er iets te bedenken om dit uit te rollen, want dit is zo'n goed initiatief? Maar dat laat ik aan de minister. 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Het waren enkele fantastische weken. Collega Tellegen is weer terug en zal weer het woord voeren over de politie en aanverwante onderwerpen. 

Tijdens het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gesproken over de Taskforce Brabant Zeeland en de samenwerking bij de aanpak van ondermijnende activiteiten. Ik heb vlak voor het reces een zeer inspirerend werkbezoek gebracht en zelf kunnen zien hoe effectief die gezamenlijke aanpak is. Wat de VVD betreft verdient deze aanpak een vervolg. Of het nu gaat om hennepteelt, criminele motorbendes of het plukken van crimineel geld, het is belangrijk dat deze samenwerkingsvorm een vervolg krijgt. 

Voor het reces was de minister nog onduidelijk over de financiering van deze taskforce voor de komende jaren. Er zou bestuurlijk overleg plaatsvinden tussen de partners. Ik zou graag van de minister willen weten wat dat overleg heeft opgeleverd, ook omdat de provincie Noord-Brabant voornemens was om als een soort cofinancier op te treden voor dit project. Zij zocht wel verbinding met het ministerie om dat geld ook daadwerkelijk te leveren. 

Ik heb de begroting doorgelezen en gezien dat er in een stuk van de begroting een bedrag van 3 miljoen euro wordt genoemd voor de Taskforce Brabant Zeeland. Verderop zie ik dat er een traject is uitgezet waar een groeimodel in zit van 7 naar 10 miljoen. Betekent dit dat de minister ook nog andere regio's gaat aansluiten op deze samenwerking? 

Tijdens dat werkbezoek is mij ook veel duidelijk geworden over de rol van de Belastingdienst bij deze samenwerkingsvorm en over de moeite die men heeft om gegevens uit te wisselen. Kan de minister aangeven of er initiatieven lopen om die gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en justitie te verbeteren en te vergemakkelijken? 

De voorzitter:

Ik kijk even of de minister tijd nodig heeft. 

Minister Van der Steur:

Drie minuten. 

De voorzitter:

Dan schorsen we even voor drie minuten. 

De vergadering wordt van 17.41 uur tot 17.44 uur geschorst. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Dank dat we dit belangrijke onderwerp, de aanpak van georganiseerde criminaliteit, nog eens plenair onder de aandacht kunnen brengen. Het onderwerp zal ons de komende jaren, naar ik vrees, nog zeer intensief bezighouden. De georganiseerde criminaliteit in Nederland heeft zich in de afgelopen jaren zodanig vormgegeven dat we van een heel serieus probleem moeten spreken. Dat geldt niet alleen voor georganiseerde, geïndustrialiseerde hennepplantages, maar zeker ook voor de synthetischedrugsproductie. Daar komt veel bij, van liquidaties tot ripdeals en het roven van elkaars cocaïne-import in havens in Nederland of daarbuiten, met daarbij het gebruik van zware en in veel gevallen automatische wapens. Daardoor hebben we met elkaar een groot probleem dat we stevig moeten oplossen. De Taskforce Brabant Zeeland is daar een goed voorbeeld van, maar juist vanwege zijn succes zien we dat er drugsdumpingen plaatsvinden in bijvoorbeeld Gelderland. Er lijkt een soort waterbedeffect op te treden waar we onze ogen niet voor kunnen sluiten. Ik heb extra gelden ter beschikking gesteld, waarover ik de Kamer, zoals de heer Van Veen vroeg, graag voor de begrotingsbehandeling nog even nader informeer. Die gelden zien niet alleen op Brabant en Zeeland, maar juist ook op de provincies daaromheen, om de simpele reden dat we zien dat we ons niet te veel en alleen maar moeten focussen op Zuid-Nederland. Criminelen doen dat immers ook niet. 

Voor 2017 heb ik op een aantal terreinen nadere investeringen opgenomen. Een deel van het extra beschikbare bedrag voor ondermijnende criminaliteit, in totaal 3 miljoen, zal beschikbaar komen voor Zeeland en Brabant. Het Openbaar Ministerie ontvangt komend jaar 13 miljoen euro, oplopend tot 19 miljoen, onder andere voor de aanpak van ondermijning. Ik ondersteun de regio's met cofinanciering van de zogenoemde RIECS, met ruim €700.000 per RIEC. Er is structureel 3 miljoen vrijgemaakt voor het afpakken van crimineel vermogen, met name in Zuid-Nederland. Er wordt dus structureel extra geïnvesteerd in het Openbaar Ministerie, de FIOD en de politie ten behoeve van de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Dat is nodig. Ik zeg er meteen maar bij dat ik niet denk dat aan het einde van deze kabinetsperiode gevierd kan worden dat we de ondermijnende criminaliteit onder controle hebben gebracht. Daarvoor zijn een heel lange adem en vast en zeker in de toekomst nog meer investeringen nodig. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 131 waarin wordt verzocht om een businesscase. We zijn druk bezig met een businesscase. Zowel bij het ministerie van Financiën als op mijn eigen departement wordt daar hard aan gewerkt om te bezien of we er op de een of andere manier nog nieuwe ideeën over kunnen lanceren. We hebben in zekere zin een soortgelijke actie op de begroting voor 2016 opgenomen en in ruil voor een investering ook al inkomsten ingeboekt. In feite werken we dus al met een businesscase, maar dan op het niveau van het ministerie. Het is zeer de vraag of het ook op een andere manier zou kunnen, namelijk door, zoals de heer Van Veen en mevrouw Van Toorenburg zeiden, de opbrengsten te laten terugvloeien. Daar zijn we druk mee bezig. Voor de begrotingsbehandeling zullen we de Kamer daarover informeren. Ik kan daarom nu drie dingen doen. Ik kan de motie overbodig vinden omdat ik het ga doen. Ik kan de motie ondersteuning van beleid vinden en het oordeel aan de Kamer laten omdat ik ga doen wat er staat. Ik kan de motie ook overnemen. Er zijn dus zeer veel mogelijkheden. Misschien heeft mevrouw Van Toorenburg daar een idee over. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Als de minister vandaag zo eerlijk wil zijn om te zeggen dat het een zware dobber is en men flink aan het knokken is maar het zomaar niet geregeld is, dan ben ik bereid om de motie aan te houden. Dat heb ik namelijk gehoord, en niet van de minste. De minister kan dan straks met een goed plan komen. 

Minister Van der Steur:

Dat is wat in de motie staat: "verzoekt de regering voor de aanstaande begrotingsbehandeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie dit plan aan de Kamer te sturen teneinde de bespreking, voortgang en inwerkingtreding van deze businesscase te bespoedigen". Dat is ingewikkeld. Dat heeft ook met de begrotingssystematiek te maken. Als mevrouw Van Toorenburg de motie wil aanhouden, stel ik dat op prijs. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat de informatie die we hebben naar de Kamer wordt gestuurd voor de begrotingsbehandeling. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor, haar motie (29911, nr. 131) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Van der Steur:

Dan kom ik bij de motie-Kooiman/Recourt op stuk nr. 132. Ik heb altijd grote moeite met moties die worden ingediend in dit gremium, de Tweede Kamer der Staten-Generaal, terwijl ze eigenlijk zien op de behandeling door en individuele verantwoordelijkheid van een individuele gemeenteraad. Dat geldt zeker als die motie afkomstig is van een partij als de SP, die in vrijwel alle gemeenteraden van Nederland vertegenwoordigd is en die ook nog eens een kadaverdiscipline heeft. Die discipline is zodanig dat als mevrouw Kooiman besluit dat alle SP-fracties in de gemeenteraden van Nederland een voorstel zullen indienen waardoor een vergunningsplicht wordt opgenomen in de APV (algemene plaatselijke verordening), dat ook gebeurt. Ik kijk even naar de leden Van Veen en Van Oosten; een partij als de VVD zou daarvan kunnen smullen. Wij kunnen zoiets niet, want liberalen zitten anders in elkaar. 

In principe zou ik kunnen zeggen dat het in deze motie gaat om de verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten, maar ik zie ook dat de regering in de motie wordt verzocht om de gemeenten te wijzen op de mogelijkheden die in Rotterdam zijn ontwikkeld; wellicht heeft men daar een goed idee. Ik zou via het LIEC (Landelijk Informatie en Expertisecentrum) aan dat verzoek kunnen voldoen. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan de Kamer. Ik denk echter dat het verstandig is dat mevrouw Kooiman er via haar kanalen voor zorgt dat deze stap op de juiste plek, namelijk in de gemeenteraden van diverse gemeenten, wordt gezet. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Helaas zijn we nog niet in elke gemeenteraad vertegenwoordigd. Dat gaan we natuurlijk veranderen, maar tot die tijd ben ik er heel erg blij mee dat de minister ons een handje wil helpen en het overal aan de orde wil stellen. 

Minister Van der Steur:

Nee, zoals ik zei, zal ik het bij het LIEC aan de orde stellen. Dat is één plek, waar de mensen weer contact hebben met alle RIECs (Regionale Informatie- en Expertise Centra). Ik laat het verder daar liggen. Dan kan mevrouw Kooiman wat meer inzet tonen ten aanzien van de fracties van haar eigen partij en ervoor zorgen dat het goed terechtkomt. 

De heer Van Veen vroeg naar de uitwerking van de plannen voor de komende tijd om de ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Ik zal hierover voor de begrotingsbehandeling een brief aan de Kamer sturen. Ik ben overigens in gesprek met alle partijen. Ik zal morgen een vrij uitgebreid werkbezoek brengen aan Tilburg in het kader van de aanpak van criminaliteit in Zuid-Nederland. Zoals de Kamer weet, hebben we al besloten om de capaciteit van 125 fte van de politie en 15 fte van het Openbaar Ministerie voort te zetten voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarmee heb ik alle vragen beantwoord. 

Mag ik van de gelegenheid gebruikmaken, zodat het in de Handelingen terechtkomt, om de heer Recourt en zijn echtgenote, mevrouw Dikkers, van harte te feliciteren met hun huwelijk? Via het blad van de Kamer is mij geworden dat dat heeft plaatsgevonden. Ik vind het wel mooi dat de Handelingen tot in lengte van jaren weergeven dat ook de regering daar buitengewoon verguld mee is. 

De voorzitter:

Dat mag u zeker. Ik feliciteer hen ook vanaf deze stoel van harte. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Stemmingen over de ingediende moties zijn aanstaande dinsdag. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze. 

De vergadering wordt van 17.53 uur tot 19.02 uur geschorst. 

Naar boven