7 Preventiebeleid

Aan de orde is het VAO Preventiebeleid (AO d.d. 31/03). 

De voorzitter:

Onverkort gelden de spelregels: twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

We hebben een goed overleg gehad over preventie, waarin de bewindspersonen hebben aangekondigd te werken aan een programma waarin regionaal door een tripartite, dus zorgverzekeraars, gemeente en aanbieders, gewerkt wordt aan preventie van gezondheidsachterstanden. Dat programma wordt uitgewerkt. Ik vraag aan de bewindspersonen wanneer die uitwerking precies naar de Kamer komt en of daar een financiële paragraaf onder ligt. Dat is mijn verzoek aan de bewindspersonen. Daarnaast heb ik een motie waarin de uitwerking aangescherpt wordt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering werkt aan een programma waarin aanjaagteams preventie stimuleren bij verzekeraars, gemeenten en zorgaanbieders; 

van mening dat structurele inzet op preventie van belang is voor gezondheidswinst; 

verzoekt de regering om in de uitwerking van het programma te stimuleren dat: 

  • -aanjaagteams zich richten op groepen met verhoogd risico op aandoeningen, gebruikmakend van beschikbare gegevens over gezondheidsachterstanden; 

  • -bewezen effectieve preventie versneld wordt opgenomen in zorgstandaarden; 

  • -preventie ook door andere professionals of vrijwilligers mag worden uitgevoerd indien bewezen effectief; 

  • -verzekeraars aanbieders actief wijzen op vergoedingsmogelijkheden van preventie; 

  • -gemeenten in hun plan publieke gezondheid opnemen of en op welke wijze zij preventiebeleid richten op groepen met verhoogd risico op aandoeningen; 

  • -de aanpak structureel wordt door cofinanciering tussen Rijk, zorgverzekeraars en gemeenten en opbrengsten van de aanpak terugvloeien naar participanten; 

verzoekt de regering voorts, de Kamer periodiek te informeren over de resultaten van de aanpak rondom de preventiecoalities, wie hieraan hebben bijgedragen, wat de financiële inleg van partijen is geweest en welke vervolgstappen genomen zullen worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 221 (32793). 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. De eerste gaat over extramurale complexe tandzorg bij ouderen, dus buiten de instellingen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat steeds meer ouderen die nog zelfstandig wonen maar niet meer mobiel zijn, niet naar de tandarts gaan omdat ze niet bij de praktijk kunnen komen en/of omdat zij geen geld hebben voor een aanvullende verzekering en de behandelingen dus niet kunnen betalen; 

constaterende dat dit leidt tot zowel medische als sociale mondzorgproblemen, welke invloed hebben op de algemene gezondheid van de oudere; 

constaterende dat dit leidt tot hogere kosten voor onder andere mondzorg in de toekomst; 

van mening dat hiervoor een oplossing noodzakelijk is; 

verzoekt de regering, een adequate haal- en brengtoeslag te geven aan instellingen voor de behandeling van mondzorgproblemen bij ouderen met complexe problematiek, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 222 (32793). 

De heer Van Gerven (SP):

Mijn tweede motie gaat over de fysiotherapie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de huidige aanspraak fysiotherapie leidt tot een beperktere levering en toegankelijkheid van geïndiceerde en zorg gerelateerde preventie; 

constaterende dat voldoende en gezond bewegen leidt tot een betere gezondheid; 

verzoekt de regering, de Zorgmodule Bewegen, die is ontwikkeld door een groot aantal organisaties, serieus te nemen en op basis van deze zorgmodule de huidige aanspraak fysiotherapie te wijzigen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 223 (32793). 

De heer Van Gerven (SP):

Ik kom nog even terug op de aanspraak van de beweegmodule. Uit onderzoek is gebleken dat de toepassing daarvan leidt tot een forse vermindering van het aantal klachten op het terrein van diabetes, hart- en vaatziekten, depressie en dementie. Verder leidt het begrijpelijkerwijs ook tot meer welzijn voor die groep. Vandaar dat ik nadrukkelijk een beroep doe op de minister om heel goed te bekijken of het mogelijk is om deze module in het pakket op te nemen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Eerst een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat consumenten het vinkje niet begrijpen, ook niet na jarenlange voorlichting over de betekenis van de vinkjes, waardoor er vele misvattingen over de vinkjes zijn ontstaan; 

constaterende dat slechts 8% van de ondervraagden het verschil tussen het groene en blauwe logo weet; 

overwegende dat het vinkje daardoor niet behulpzaam is voor consumenten om een gezondere of bewuste keuze te maken; 

overwegende dat de minister de goedkeuring voor het vinkje met één jaar heeft verlengd om de productcriteria in lijn te brengen met de adviezen van de Gezondheidsraad; 

verzoekt de regering, met het vinkje in huidige vorm te stoppen en op basis van onafhankelijk binnen- en buitenlands onderzoek het vinkje te herzien, dan wel over te stappen op één nieuw voedselkeuzelogo dat in ieder geval aan de volgende criteria voldoet: 

  • -eenduidig en begrijpelijk voor de consument; 

  • -gebaseerd op de adviezen van de Gezondheidsraad; 

  • -onder verantwoordelijkheid van een onafhankelijke instantie, bij voorkeur de overheid, maar in ieder geval los van de levensmiddelenindustrie; 

  • -met deelname van zo veel mogelijk levensmiddelenfabrikanten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 224 (32793224). 

Mevrouw Faber, kunt u voor mij en de publieke tribune nog even uitleggen wat dat Vinkje is? Dat intrigeert me in hoge mate. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is een voedselkeuzelogo dat op een beperkt aantal producten staat. Het is bedoeld om mensen te helpen bij het maken van een gezondere of bewustere keuze. De producten die ze kiezen, zijn echter niet altijd even gezond. 

De voorzitter:

Dank u zeer. 

Dan mag ik het woord geven aan … 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter, sta mij toe dat ik nog een opmerking maak naar aanleiding van het debat. 

Ik zal er geen motie over indienen, maar er moet mij toch iets van het hart. Ik zie dat iedere generatie die in Nederland opgroeit, ongezonder is dan de vorige generatie. We zien nu kinderen met ouderdomsdiabetes. Het is de ambitie van het kabinet om die trend om te buigen, niet met de bedoeling dat de volgende generatie gezonder is maar dat de volgende generatie een beetje minder ongezond is. Ik vind dat eigenlijk te mager en daarom roep ik de Kamer op om in het volgende preventieplan, waarvan ik hoop dat het er zal komen, wel de keuze te maken dat de volgende generatie die hier opgroeit, daadwerkelijk gezonder is. 

De heer Krol (50PLUS):

Mijnheer de voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat preventie bij ouderen loont; 

overwegende dat in het eindrapport Project Ouderen & Preventie geconstateerd wordt dat met name interventies gericht op ouderen met een lage sociaaleconomische status vatbaar zijn voor verbetering; 

verzoekt de regering, binnen drie maanden concrete doelstellingen te formuleren inzake preventie bij ouderen, op korte termijn gericht op toename van het aantal effectieve interventies bij ouderen en op lange termijn gericht op een verlaging van het verschil in ongezonde levensjaren tussen groepen met een verschillende sociaaleconomische status, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 225 (32793). 

De heer Krol (50PLUS):

De tweede motie gaat natuurlijk — men had niet anders verwacht van 50PLUS — over vaccinaties, waarmee veel winst valt te behalen. Ook het programma Radar Extra van deze week liet zien dat dit echt noodzakelijk is. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat met vaccinaties tegen gordelroos en pneumokokken veel gezondheidswinst is te behalen, ook volgens de minister; 

constaterende dat de publicatie van het advies inzake het gordelroosvaccin voor de derde keer is uitgesteld, nu tot 29 juni, en dat nog helemaal niet duidelijk is wanneer het advies over het pneumokokkenvaccin wordt gepubliceerd; 

overwegende dat het ongewenst is dat gezondheidswinst blijft liggen omdat de advisering om bureaucratische redenen vertraging oploopt; 

verzoekt de regering met klem, nieuw uitstel van de beoordelingen van deze vaccins te voorkomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 226 (32793). 

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken om de minister en/of de staatssecretaris in staat te stellen de schriftelijke versie van de moties tot zich te nemen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister. 

Minister Schippers:

Voorzitter. Voorafgaand aan de indiening van de eerste motie, de motie-Wolbert op stuk nr. 221, is mij gevraagd wanneer de Kamer een aanpak en informatie over de voortgang van die aanpak kan verwachten. Ik zal proberen om die voor de begrotingsbehandeling toe te zenden, want het is zo jammer als ze er net na zouden komen. Ik ga dus mijn best doen zodat wij dit voor de begrotingsbehandeling rondkrijgen. De motie vind ik wel gedetailleerd. Wij moeten oppassen dat wij niet te micro sturen. De motie is wel een ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel erover dus aan de Kamer. 

De voorzitter:

Mevrouw Wolbert heeft een vraag over het oordeel van de minister over haar motie? 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Nee, het gaat om de reactie op mijn vraag daarvoor. Ik had gevraagd wanneer het plan van aanpak komt. Het is fijn dat dit voor de begroting komt, maar zit daar dan ook de financiële bijsluiter bij over wat het kost, waar het vandaan komt en hoe de verdeling eruitziet? 

Minister Schippers:

Zeker, want we moeten daar nog middelen voor ter beschikking stellen, en anderen ook. We doen dat met een bepaalde verdeling, met cofinanciering. Wij samen zullen dat allemaal in het plan vormgeven. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Daar gaat het mij natuurlijk om: die manier van verdelen. 

Minister Schippers:

Ja. Dan kom ik bij de derde motie, de motie op stuk nr. 223 over de fysiotherapeut, waarin de regering wordt verzocht de Zorgmodule Bewegen, die is ontwikkeld door een groot aantal organisaties, serieus te nemen en op basis van deze Zorgmodule de huidige aanspraak fysiotherapie te wijzigen. Ik ontraad deze motie. In het debat heb ik al verschillende malen aangegeven dat ik het Zorginstituut heb gevraagd om aan te geven op welke wijze we fysiotherapie op een wat slimmere manier in de vergoeding zouden kunnen krijgen. En dan niet door het lang doorbehandelen te financieren, maar door veel meer de korte interventies, de preventieve interventies, te financieren. Die opdracht is al uitgezet bij Zorginstituut Nederland. In het najaar komt het Zorginstituut met een advies. Op basis van dat advies kunnen we voor het jaar daarop pakketbesluiten nemen. 

De voorzitter:

Even voordat daarover verwarring ontstaat: dit is het advies op de derde motie; de staatssecretaris zal reageren op de tweede motie. 

Minister Schippers:

Exact. 

De heer Van Gerven (SP):

Het antwoord van de minister is bekend. We hebben besproken dat het Zorginstituut met een integrale visie op de fysiotherapie komt en we hebben gesproken over de vraag of de aanspraken daarop zullen moeten wijzigen. Ik heb deze motie toch ingediend omdat het gaat om het bewegen van een heel kwetsbare groep ouderen. Is het toch niet mogelijk om daar met voorrang naar te laten kijken, ook in de wetenschap dat het anders mogelijk pas ingaat in 2018? We verliezen dan weer ruim een jaar. 

Minister Schippers:

Dat lijkt mij heel onverstandig. We hebben met elkaar een systematiek afgesproken, namelijk dat Zorginstituut Nederland met zijn deskundigheid, samen met de deskundigheid uit het veld, gaat kijken naar pakketbeslissingen en daarover advies uitbrengt. Het is weliswaar een publiek geheim, maar ik vind zelf al een tijdje dat de fysiotherapie niet op de meest slimme manier in het pakket zit. Ik heb met het Zorginstituut grondig van gedachten gewisseld over de vraag of dat anders zou kunnen. Het Zorginstituut komt dus met een advies; dat advies moeten we eerst afwachten. Misschien komen ze allerlei dingen tegen waar wij niet aan hebben gedacht. Of misschien worden er effecten geschetst die wij niet hadden verwacht. Om dan nu al aan te geven hoe het moet, is vooruitlopen op wat we in gang hebben gezet. 

De voorzitter:

Ik herhaal even wat ik bij vorige VAO-debatjes heb gezegd: het gaat om een toelichting van de minister en niet om het opnieuw voeren van de discussie. Daar was het algemeen overleg nu juist voor. Als u vindt dat er nog een nadere toelichting van de minister nodig is, prima, maar geen debat. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik hecht eraan dat ook het Zorginstituut zich hierover uitspreekt, maar gezien het belang kan ik me voorstellen dat je dingen soms toch naar voren haalt, zeker als evident is dat het in preventieve zin een effectieve behandelingsmethode van de fysiotherapie is. 

Minister Schippers:

Het is een heel complexe materie. Ik weet dat, omdat ik al eerder een exercitie in gang heb gezet om te kijken of we dit niet kunnen omdraaien: in plaats van langer behandelen, vroeger behandelen, en dingen voorkomen in plaats van dingen stabiliseren. Maar het is complex. Dat is ook de reden waarom ik het Zorginstituut om advies heb gevraagd. Het Zorginstituut heeft aangegeven tijd nodig te hebben om dat op een zorgvuldige manier te kunnen doen, maar ook om de expertise die er in het land is, te kunnen inroepen om een goed advies te geven. 

De voorzitter:

De volgende motie. 

Minister Schippers:

De volgende motie, de motie op stuk nr. 224, gaat over het Vinkje. Daarover hebben we ook in het debat gesproken. Ik heb aangekondigd dat ik niet alleen heb verlengd om het Vinkje, maar dat ik vooral heb verlengd om te kunnen kijken op welke wijze we het beter kunnen doen. De bekendheid van het Vinkje is bijzonder groot. Als je de Nederlander vraagt wat het Vinkje betekent, kan hij dat heel goed zeggen; ik meen dat het boven de 80% à 90% zit. Het onderscheid tussen groen en blauw is enorm. De voorzitter hoort daar niet tussen, maar mensen die daarvoor interesse hebben, hebben blijkbaar grote kennis van het Vinkje. Het punt is dat de kennis over het verschil tussen groen en blauw lager is. Mensen weten niet wat het verschil daartussen is. Ik vind het van groot belang dat mensen weten wat het Vinkje betekent. Dat is ook de reden waarom ik dit najaar een besluit zal nemen over hoe ik dat zal doen. Ik vind dat deze motie daarop vooruitloopt, want daarin wordt al gesproken over stoppen. Ik vind dat echt voorbarig. We zitten midden in het proces: hoe gaan we ermee om? Ik wil de opties daarvoor openhouden en ontraad daarom deze motie. 

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber. Ik kijk altijd op de achterkant van het pak naar alle ingrediënten. 

Minister Schippers:

Dat is ook heel goed. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Uit onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat mensen het Vinkje helemaal niet zo goed begrijpen. Dat heeft niet alleen te maken met het onderscheid, maar ook met het Vinkje zelf. Mensen denken iets gezonds te eten wat helemaal niet gezond is. Onlangs was het grote Vinkje-debat. Ik weet dat de vertegenwoordiger van het ministerie daarbij ook aanwezig was. De conclusie van die avond was exact wat in deze motie staat. Ik zou het zo tof vinden als deze minister zegt dat zij ook wil dat mensen keuzevrijheid hebben, dat ze weten wat ze eten en dat er een eenduidig logo komt. De minister gaat bekijken hoe het in het buitenland is geregeld. Laten we kijken waar we lessen van kunnen leren. Het betekent in ieder geval dat we afscheid moeten nemen van het Vinkje in de huidige vorm. Het betekent dat er een Vinkje in een nieuwe vorm terugkomt of iets anders, maar in ieder geval iets wat de mensen begrijpen. Dan weten mensen wat ze eten. 

Minister Schippers:

We hebben een internationale conferentie gehad waarin onder andere het Vinkje aan de orde kwam. Opmerkelijk was dat daar ongelooflijk veel lof kwam aan Nederland voor het Vinkje. Vooral zuidelijke landen zeiden: je hebt niks aan het stoplichtmodel dat ze in Engeland hebben. Boter, olie en alles is rood, een stoplicht, maar je moet in iets bakken. Je zou een methode moeten hebben waarmee je aangeeft wat je uit die range moet kiezen, als je toch iets wilt gebruiken bij het bakken. Wij hebben daar ontzettend veel lof gekregen. Ik ben in Italië geweest, waar ze ons systeem willen bestuderen. Er is momenteel ongelooflijk veel discussie over hoe je dit op de meest slimme manier zou kunnen doen. 

Ik ben het met mevrouw Dik-Faber eens dat het niet goed is dat wij een systeem hebben waarin onduidelijkheid bestaat over wat blauw is en wat groen is. Daar moeten we echt van af. Ik wil een zo helder mogelijk logo hebben. Ik volg de internationale discussie in de afgelopen jaren en heb in bijna ieder land daarover gesproken. Het ei van Columbus is nog niet uitgevonden. Ik hoop dat wij een beetje dichter bij het ei van Columbus komen, maar ik wil er wel de tijd voor nemen. Ik wil dus niet op die conclusies vooruitlopen. Ik heb al aangegeven dat we het evalueren, dat we ernaar kijken en dat het beter gaat, maar laten we niet vooruitlopen op het hoe en wat. Daar schieten we niets mee op. We hinderen alleen de opties om ernaar te kijken. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter … 

De voorzitter:

Wat zou u anders nog met de minister willen dan opnieuw met haar debatteren terwijl daar geen ruimte voor is, als ik vragen mag? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De minister zegt dat zij niet wil vooruitlopen op uitkomsten. Ik wil dat ook niet. Ik geef in deze motie een aantal randvoorwaarden mee waarvan ik denk dat het belangrijk is dat de uitkomst daaraan voldoet. Het zijn randvoorwaarden; het is niet de inhoudelijke invulling van de uitkomst. Dat wilde ik graag nog meegeven aan de minister. Ik hoop dat zij haar mening herziet. 

Minister Schippers:

U kunt toch ook mijn besluit daarop toetsen? Dan kunt u toch zeggen: ik vind dat u hier of daar een verkeerd besluit hebt genomen? Misschien heb ik wel heel goede argumenten om het toch net iets anders te doen, als we dichter bij dat ei van Columbus komen. Ik heb liever dat u mij op het besluit bevraagt dan dat u het besluit nu al inkadert. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 226, waarin de heer Krol de regering met klem verzoekt om nieuw uitstel van de beoordelingen van deze vaccins te voorkomen. In de aard vind ik de motie natuurlijk sympathiek, maar ik ben niet degene die de beoordeling doet. Dat doet de Gezondheidsraad. Ik kom met slecht nieuws, want de Gezondheidsraad gaat ook de beoordeling van een ander vaccin uitstellen. Ik heb tegen de Gezondheidsraad gezegd dat ik dat zal doorgeven aan de Kamer, maar dat ik het wel heel vervelend vind. Ik heb gevraagd: zou u, Gezondheidsraad, bereid zijn om eventueel met Kamerleden in gesprek te gaan, zodat u elkaar inzicht kunt geven in waar dit nu in zit? Waar zit de moeilijkheidsgraad, waarom is het zo moeilijk om dat sneller te doen? Ik vind het heel vervelend, maar ik moet deze motie ontraden. Ik heb ook liever dat we zo snel mogelijk het advies hebben en kunnen besluiten. Ik ben alleen geen onderdeel van die raad, die onafhankelijk is en zijn eigen wetenschappelijke merites, kenmerken en tempo heeft. Ondanks dat ik deze motie moet ontraden, is het misschien een goed idee om als Kamer eens een gesprek te voeren met de Gezondheidsraad, zodat er over en weer meer begrip ontstaat voor elkaar. 

De voorzitter:

Dat gesprek staat gepland voor 15 juni. 

Minister Schippers:

Kijk. Dit lijkt mij erg belangrijk. Als uit dat gesprek oplossingen komen waardoor het sneller kan, ben ik daar bij voorbaat al voor. 

De heer Krol (50PLUS):

Ik wil de minister danken voor deze oproep. Ik neem aan dat die bij betrokkenen echt wel binnen zal komen. Om die reden trek ik de motie in. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Krol (32793, nr. 226) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

De voorzitter:

Over de moties op stukken nrs. 222 en 225 zal de staatssecretaris een oordeel geven. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 222 gaat over de mondzorg. Zoals we in het debat hebben gewisseld, is een aantal activiteiten rondom een betere mondzorg in de toekomst te onderscheiden, zowel bij instellingen als daarbuiten. Ik herinner de heer Van Gerven eraan dat we een heel project hebben gestart om de mondzorg in instellingen te verbeteren. Dat heeft overigens ook andere effecten, waarin ambulante mondzorg wordt aangeboden, zowel bij instellingen als in wijken. De in de motie voorgestelde oplossing, een haal- en brengtoeslag, is maar een klein onderdeel daarvan dat volgens mij niet aansluit bij datgene wat nu al loopt. Bovendien hebben wij in Alles is gezondheid op verzoek van de heer Krol onderzocht of er voldoende aandacht is voor preventie bij ouderen. Om die reden gaan we daarvoor een platform instellen. Dat acht ik vooralsnog adequaat. Om die reden ontraad ik deze motie. 

De voorzitter:

De heer Van Gerven heeft een vraag over het advies. 

De heer Van Gerven (SP):

In het debat hebben we het erover gehad dat er bij ouderen met complexe tandproblemen extramuraal, dus in de wijk, een probleem is. Deze motie is gestoeld op de praktijk: er is veel discussie over de toeslag die instellingen kunnen krijgen. De zorgverzekeraars moeten dat faciliteren. Een knelpunt daarbij is het halen en brengen van mensen die beperkt mobiel zijn en om die reden afzien van een bezoek aan de tandarts. Ik noem als voorbeeld de jeugdtandzorg die ook tandzorg voor ouderen faciliteert. Wil de staatssecretaris daar nog eens naar kijken? Heeft hij wellicht suggesties om dit te laten landen bij de zorgverzekeraars? Ik vind dit namelijk wel een reëel probleem. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In het kader van Alles is gezondheid kijken we ook of er voldoende aandacht is voor ouderen. Dat punt wordt daar dus in meegenomen. Wanneer er sprake is van mobiliteitsproblemen, zijn er daarvoor allerlei regelingen. Nogmaals, ik ben bereid om dit te bekijken in het kader van Alles is gezondheid. Maar ik handhaaf mijn oordeel over de motie. 

De heer Van Gerven (SP):

Wanneer komt u daarop terug in het kader van Alles is gezondheid? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Wij hebben periodieke rapportages over de voortgang van Alles is gezondheid. Na de zomer zal de volgende rapportage verschijnen. Dat punt zal ik daarin graag meenemen. 

De voorzitter:

Het lijkt mij dat u kunt toezeggen dat dat in ieder geval voor de begrotingsbehandeling zal gebeuren. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik dacht dat met de Kamer is afgesproken welke frequentie we hanteren. Ik dacht dat dat in het najaar was. 

De voorzitter:

Ik vroeg het alleen maar om de heer Van Gerven de mogelijkheid te geven er eventueel bij de begroting op terug te komen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat staat hem natuurlijk altijd vrij. 

Voor de motie op stuk nr. 225 van het lid Krol geldt een beetje hetzelfde. Ik heb in het debat toegezegd dat we zullen bekijken of we in het preventieprogramma voldoende aandacht voor ouderen hebben. Om die reden wordt er een apart platform opgericht om te zien of we er in algemene zin voldoende aan doen. Er is een aantal projecten voorzien waarin vooral aandacht wordt besteed aan mensen met een lagere sociaaleconomische status, waarom in de motie wordt gevraagd. Dit was naar aanleiding van de motie die door mevrouw Wolbert is ingediend. Ik denk dat dit niets toevoegt aan hetgeen we al met elkaar hebben afgesproken. Daarom ontraad ik deze motie. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister en de staatssecretaris. De minister gaat nu weg, want bij de vervolgonderwerpen gaat de staatssecretaris het weer geheel op eigen kracht proberen. Ik stel voor, volgende week te stemmen over de ingediende moties. 

Naar boven