9 Milieu- en Transportraad d.d. 14-15 april 2016

Aan de orde is het VSO Milieu- en transportraad d.d. 14-15 april 2016 (21501-33, nr. 578). 

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van hetzelfde departement. Ik geef als eerste het woord aan de heer Hoogland van de Partij van de Arbeid, met de aantekening dat er spreektijden zijn bepaald van twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties. Ga uw gang. 

De heer Hoogland (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een motie getiteld onafhankelijkheid testen auto's, die ik mede namens mevrouw Van Veldhoven indien. Normaal gesproken gaan dames voor, maar in dit geval sta ik zelf bovenaan de motie. Het had ook andersom kunnen zijn; mevrouw Van Veldhoven heeft dit onderwerp reeds vele malen hier geagendeerd. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de huidige vorm van toezicht op de typegoedkeuring van auto's via de lidstaten onvoldoende is gebleken, alsmede dat in het huidige systeem het aan mogelijkheden ontbreekt om, naar Amerikaans voorbeeld, adequaat onderzoek te kunnen doen naar (het detecteren van) zogeheten sjoemelsoftware; 

constaterende dat de Europese Commissie voorstellen doet die bijdragen aan een grotere onafhankelijkheid van keuringen; 

overwegende dat Nederland bedenkingen heeft bij wezenlijke onderdelen van het Commissievoorstel, zoals controles en keuringen door de Commissie en het voorstel voor meer onafhankelijke en onpartijdige technische diensten; 

verzoekt de regering, de bedenkingen ten aanzien van de nalevingscontroles en -keuringen door de Commissie te laten varen en inzetten op een verdere aanscherping van de objectiviteit van de typegoedkeuring, bijvoorbeeld door het vaststellen van uniforme tarieven en het beperken van de keuzemogelijkheden van fabrikanten, en ervoor te pleiten dat er op Europees niveau adequaat onderzoek gedaan kan worden naar (het detecteren van) sjoemelsoftware, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hoogland en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 581 (21501-33). 

Ik begrijp, mijnheer Hoogland, dat u er geen bezwaar tegen hebt om voor het woord "sjoemelsoftware" toe te voegen "zogeheten"? Dan wordt het dus "zogeheten sjoemelsoftware". 

De heer Hoogland (PvdA):

Daar heb ik inderdaad geen bezwaar tegen, als dat grammaticaal beter is. Dat kan ik zo niet beoordelen. 

De voorzitter:

Het is objectiever. 

Mevrouw Visser (VVD):

De tekst van de motie moet ik nog tot mij nemen, maar er lopen volgens mij een aantal discussies door elkaar. We voeren volgende week een debat over de vermeende sjoemelsoftware. Dus ik wil graag de motie daarop bezien. Maar ik hoor de heer Hoogland in zijn motie ook stellen dat er een eventuele overdracht van bevoegdheden mogelijk is aan de Commissie. De inzet van de Nederlandse regering in het fiche is nu juist om dat niet te doen, om overlap te voorkomen en om in te zetten op onafhankelijke keuringen. Dus hoe moet ik de visie van de heer Hoogland begrijpen, ook gezien zijn motie, op de overdracht van bevoegdheden aan de Commissie op het gebied van typegoedkeuringen? 

De heer Hoogland (PvdA):

Dit is wezenlijk het punt waar het om gaat. Dit is waar het fiche van de Nederlandse regering mijns inziens ook verschilt van wat de Commissie voorstelt en waarvan wij denken dat het een wezenlijke bijdrage kan leveren. Het gaat niet zozeer om het optuigen van een heel groot instituut, want daar kun je nog over twisten, maar wel over het kunnen controleren van wat de landen doen, zodat je shopgedrag van de autofabrikanten kunt voorkomen. 

Mevrouw Visser (VVD):

Ik vind dat een lastige discussie, want wij hebben hierover volgende week een uitgebreid debat gepland staan. De beoordeling van deze motie vereist eigenlijk de diepgaande discussie die volgende week gepland staat. Dit gaat echt in tegen een wezenlijk onderdeel van het standpunt van de Nederlandse regering. Het is een Informele Transport- en Milieuraad en ik vraag eigenlijk via u, voorzitter, aan de heer Hoogland of hij die motie kan aanhouden tot het debat van volgende week, juist omdat dat debat hier zo wezenlijk over gaat. 

De voorzitter:

Ik geleid uw vraag door naar de heer Hoogland. 

De heer Hoogland (PvdA):

Ik zie al coulance in de ogen van mevrouw Van Veldhoven, dus gegeven het feit dat zij daarmee akkoord is, is mijn vraag wie ik ben om dat tegen te houden. We hebben net pas de planning gekregen van volgende week, dus dan moeten we ook niet flauw doen en houden wij deze motie aan, tot wij het uitgebreid over dit onderwerp kunnen gaan hebben. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Hoogland stel ik voor, zijn motie (21501-33, nr. 581) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Ik dien een motie in, ook namens de heer Van Helvert van het CDA, en wel over de tolheffing. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in België per 1 april jongstleden een tolheffing voor vrachtwagens is ingevoerd, met een grote chaos op de wegen in en naar België tot gevolg en met economische consequenties voor onder andere de Nederlandse transportsector; 

overwegende dat Duitsland zich recent, bij monde van de Duitse verkeersminister, heeft uitgesproken om, ondanks Nederlandse en Oostenrijkse klachten en een lopende procedure bij de Commissie, de nieuwe tolheffing voor auto's en vrachtauto's per 1 januari 2017 in te voeren; 

verzoekt de regering om zich te blijven verzetten tegen tolplannen van lidstaten die discriminerend werken voor personen en bedrijven, zich blijvend in te zetten op werkbare afspraken bij eventuele invoering en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser en Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 582 (21501-33). 

Mevrouw Visser (VVD):

Uit de beantwoording bleek heel duidelijk de inzet van de Nederlandse regering bij de komende Informele Transport- en Milieuraad op het gebied van de nieuwe technologische ontwikkelingen voor het wegverkeer. Ik denk dat dat een heel mooie showcase kan zijn en dat het Nederland een podium kan bieden om zich neer te zetten als innovatieland op het gebied van mobiliteit. Er is nu een beurs waar goed te zien is wat Nederlandse bedrijven op dat gebied kunnen doen. Ik wens de minister en de staatssecretaris daarbij veel succes. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Geurts. Ik hoop dat hij wat minder moties bij zich heeft dan de vorige keer. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. De heer Geurts heeft twee moties. Hij zal dus wat rustiger lezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat België overgegaan is tot tolheffing voor vrachtwagens en daarbij gebruik maakt van een "On Board Unit" (OBU) in de cabine van de vrachtwagens; 

overwegende dat meerdere buurlanden verschillende systemen en apparatuur voorschrijven voor de heffing van tol bij vrachtwagens, zodat transportbedrijven meerdere systemen "on board" moeten hebben; 

verzoekt de regering om in Europees verband en in de Transportraad in te zetten op een spoedige standaardisering van de systemen en apparatuur voor tolheffing, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Van Helvert en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 583 (21501-33). 

De heer Geurts (CDA):

Nu volgt de laatste motie voor dit VAO wat mij betreft. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Europese Commissie een lijst van invasieve soorten heeft vastgesteld per uitvoeringshandeling, zonder eerst criteria te hebben geformuleerd als omschreven in de preambules 11 en 13 en artikel 5, lid 3, van verordening 1143/2014; 

overwegende dat bij het vaststellen van deze lijst onvoldoende rekening is gehouden met onevenredige of buitensporige kosten als gesteld in preambule 12 en met de mogelijkheid voor regionale samenwerking als voorgeschreven in artikel 11; 

overwegende dat voorrang gegeven had moeten worden aan een lijst van invasieve uitheemse soorten die nog niet in de Unie aanwezig zijn, als gesteld in preambule 15; 

verzoekt de regering, zich te verzetten tegen de inwerkingtreding van deze uitvoeringshandeling en de Europese Commissie te kennen te geven dat om bovenstaande redenen zij haar uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt op basis van artikel 11 van verordening 182/2011; 

verzoekt de regering tevens, zich in te spannen, zodat de hierboven weergeven aspecten van verordening 1143/2014 worden gevolgd bij het vaststellen van toekomstige lijsten van invasieve soorten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 584 (21501-33). 

Als ik quizmaster was, zou ik bij het horen van deze motie zeggen: Dat zoeken we op! 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties. Ze zijn wat lang, dus ik begin maar meteen met voorlezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er nog geen Europese CO2-normen voor auto's en bestelwagens voor 2025 zijn vastgelegd en dat Europa, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, Japan en China, geen enkele CO2-uitstootnorm kent voor vrachtwagens en bussen; 

overwegende dat de transitie naar emissiearm en emissieloos vervoer in Europa kansen biedt voor groene groei door het vergroten van de concurrentiekracht van de industrie en dat daardoor tegelijkertijd enorme winst voor de luchtkwaliteit kan worden geboekt; 

constaterende dat de Kamer onlangs heeft uitgesproken dat Nederland moet streven naar emissieloze verkopen van auto's in 2025 en de regering heeft opgeroepen om zich hiervoor in Europees verband in te zetten; 

verzoekt de regering, zich in te zetten voor nieuwe Europese CO2-normen voor auto's en bestelwagens voor 2025, gebaseerd op de nieuwe Europese testcyclus "Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedures" (WLTP) en zonder uitzonderingsclausules, en zich daarnaast in te zetten voor de totstandkoming van ambitieuze Europese CO2-normen voor bussen en vrachtwagens, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 585 (21501-33). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het spijt me dat de afkorting in het Engels is, voorzitter, maar dit is de afkorting nu eenmaal. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit inspecties blijkt dat sinds de invoering van strengere regelgeving er nog altijd schepen op zwavelrijke stookolie in plaats van zwavelarme dieselolie in de Noord- en Oostzee varen terwijl dat niet toegestaan is; 

overwegende dat de Nederlandse reders aangeven dat het niet op dezelfde manier handhaven van de geldende regels door de inspectiediensten van Noord- en Oostzeelanden hen een doorn in het oog is; 

overwegende dat hoe lager het percentage schepen is dat gecontroleerd wordt, hoe hoger de kans is dat rederijen de gok wagen niet gecontroleerd te worden en zich vervolgens niet aan de regels houden; 

overwegende dat het principe van "de vervuiler betaalt" ook in de scheepvaartsector strenger moet worden toegepast, zodat het voor rederijen loont om bijvoorbeeld te investeren in ingebouwde wasinstallaties; 

verzoekt de regering: 

  • -het percentage gecontroleerde schepen aanzienlijk te verhogen zodat de pakkans wordt vergroot; 

  • -een lik-op-stukbeleid te voeren ten aanzien van boetes en deze waar mogelijk te verzwaren; 

  • -hiervoor voldoende capaciteit en middelen aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ter beschikking te stellen; 

  • -te streven naar maximale harmonisatie van de handhaving tussen inspectiediensten van landen gelegen aan de Noord- en Oostzee, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 586 (21501-33). 

Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de termijn van de Kamer. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. De motie-Hoogland/Van Veldhoven is aangehouden tot het debat van volgende week. Ik stel dat op prijs. Dan kan ik er goed naar kijken en kunnen wij er inhoudelijk over discussiëren. Ik zal daar nu niet op ingaan. 

Dan kom ik op de motie van mevrouw Visser en de heer Van Helvert over tolfheffing. De regering wordt verzocht om zich te blijven verzetten tegen tolplannen … 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 582. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

… van lidstaten die discriminerend zijn en om in te zetten op werkbare afspraken bij de invoering van dergelijke tolplannen. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid. Zoals u weet, is het kabinet geen voorstander van nieuwe initiatieven tot wegbeprijzing, niet in Nederland en ook niet in andere landen. Ik draag dit ook uit in mijn gesprekken met de Duitse en Belgische collega's en ik zal dat blijven doen. Het voorkomen van discriminatie is van belang, maar ook het voorkomen van de technische en administratieve vereisten die vaak bij dit soort systemen horen en die ik als een barrière zie. Ik zie de motie dus als ondersteuning van beleid. Ik zal daar ook over blijven terugrapporteren richting Kamer. 

De voorzitter:

Wat is nu het oordeel? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ondersteuning van beleid. 

De voorzitter:

Ik wil u niet dwingen, maar u zou de motie ook kunnen overnemen volgens het nieuwe regime dat wij hebben. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is waar. De Kamer heeft een nieuw regime. 

De voorzitter:

Artikel 66 van het Reglement van Orde. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dan ik neem ik de motie over. Dat is volgens mij de nieuwe spelregel bij ondersteuning van beleid. 

De voorzitter:

Dat is de nieuwe spelregel. Daar hoort bij dat ik vraag of daar bezwaar tegen is. Ik zie dat dit niet het geval is. 

De motie-Visser/Van Helvert (21501-33, nr. 582) is overgenomen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De motie van de heer Geurts, de heer Van Helvert en de heer Hoogland gaat ook over tolheffing en dan specifiek over on board units. Conform de nieuwe spelregels neem ik die motie ook over. 

De voorzitter:

Heeft een van de leden daartegen bezwaar? Ik zie dat de heer Madlener van de PVV daartegen bezwaar maakt. Dan komt deze motie in stemming. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik zal een toelichting geven. Ik zei dat hierover discussie is in de zaal. Ook voor mij is een wildgroei aan systemen niet wenselijk. De Europese elektronische richtlijn wordt geëvalueerd als onderdeel van de door de Europese Commissie uit te werken road package. Die komt in de tweede helft van 2016 in de Transportraad. De Commissaris is van plan om daar te spreken over een interoperabel communicatiesysteem. Het gaat dus niet om het invoeren van een tolsysteem voor alle landen, maar van een communicatiesysteem om het meer gelijk te trekken. Zoals de Kamer weet, heb ik het liefst helemaal geen tolsysteem, maar dat is Europees niet haalbaar, omdat ze er al zijn. Ik zet dus in ieder geval in op interoperabiliteit van de systemen en zal dat ook bij de evaluatie van de richtlijn aangeven. 

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, ik zie dat u wilt interrumperen, maar dat kan eigenlijk niet, omdat u niet hebt ingeschreven. Ik zal er echter niet al te moeilijk over doen. Ik geef u een interruptie, maar schrijf u daarna dan wel nog even in. 

De heer Madlener (PVV):

Wat let de landen om onderling afspraken te maken? Waarom zou dat in Europees verband moeten? Dat kan toch gewoon onderling geregeld worden? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Het zou heel mooi zijn als het zo ging, maar zoals we de afgelopen jaren gezien hebben, is iedereen zijn eigen tol, met zijn eigen varianten en zijn eigen systemen aan het invoeren. Ik heb daar regelmatig met collega's over gediscussieerd. We zouden dat niet moeten willen in een Europa waarin je vrij verkeer van goederen wilt hebben. Maar het gebeurt wel. Landen hebben zelf de bevoegdheid om een tolsysteem in te voeren. Als die er dan toch zijn, lijkt het me op zijn minst handig om in Europees verband te spreken over interoperabiliteit van die systemen. Er ligt op dit moment geen voorstel van de Europese Commissie, maar als we de richtlijn gaan evalueren, zal ik daar in ieder geval op aandringen. 

Dan kom ik op de motie onder stuk nr. 586 van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Belhaj. Ik weet eigenlijk nog niet helemaal hoe ik dat goed moet uitspreken. Ik zie aan mevrouw Van Veldhoven dat ik het goed doe. Die motie gaat over zwavelarme dieselolie. De regering wordt in dat kader verzocht, het percentage gecontroleerde schepen aanzienlijk te verhogen, om een lik-op-stukbeleid te voeren, daarvoor voldoende capaciteit en middelen ter beschikking te stellen en te streven naar maximale harmonisatie. Ik ontraad de motie van mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Belhaj. De ILT controleert de keten van productie en handel van scheepsbrandstoffen op afval en producteisen. We controleren ook die nieuwe zwavelnorm. We hebben daarvoor een risicogestuurde aanpak gemaakt. We willen dus niet zozeer meer schepen controleren, maar vooral die waarvan we denken dat men zich niet aan de regels houdt en waarvan we bewezen hebben dat men zich in het verleden niet aan de regels hield. Het gaat dus niet zozeer om het aantal, maar ons doel is effectief inspecteren zodat de naleving toeneemt. De capaciteit van de ILT is recentelijk iets uitgebreid voor de handhaving van de zwavelnorm. Ik heb de Kamer überhaupt nog een brief toegezegd over fte's bij de ILT. Mocht blijken dat er meer inspecteurs nodig zijn, dan neem ik dat ook mee bij de uitvoering van het onderzoek dat ik bij de behandeling van de begroting heb toegezegd om taak en budget van de ILT met elkaar in evenwicht te brengen. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven gaat interrumperen. Probeer er geen discussie van te maken, maar om een toelichting te vragen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De minister zegt dat de ILT het risico controleert en dat het wat is aangescherpt, zodat de naleving toeneemt. Kan de minister al zien of dat voldoende werkt? Is er werkelijk een toename van de naleving? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb die informatie op dit moment niet voorhanden. Dat kan ik wel nazoeken. Dit is natuurlijk allemaal redelijk recentelijk; we doen het pas net. We zijn bezig om dat risicobeleid aan te scherpen. De capaciteit is recentelijk uitgebreid. Ik weet dus niet of je het al kunt zien. Ik kan me voorstellen dat het weer aan de orde kan komen wanneer we weer praten over de stand van zaken van het beleid. Dat is in mei, denk ik. En misschien kan het op een ander moment dat we specifieker over dit onderwerp spreken, weer aan de orde komen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Er is nog een AO Scheepvaart gepland. Kan de minister anders voor dat AO Scheepvaart nog wat nadere informatie sturen over welke aanscherpingen er precies zijn gedaan met het oog op welke verbetering van de naleving? Dan ben ik bereid om de motie aan te houden tot dat moment. Dan kunnen we na dat AO die motie in stemming brengen of laten vervallen, maar dan hebben we in ieder geval nog een nadere gelegenheid om daarover een debat te voeren. 

De voorzitter:

Ter informatie: dat algemeen overleg staat gepland voor 21 april. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is een zeer korte tijd. Ik weet dus niet wat we voor die tijd kunnen uitzoeken, maar ik kan dan in ieder geval al procesmatig antwoord geven en dan kunnen we dan het debat verder voeren. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (21501-33, nr. 586) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik moet nog over twee moties een oordeel geven. De eerste motie waar ik op moet ingaan, is de motie over het spannende onderwerp van de invasieve exoten, dus de motie op stuk nr. 584. De heer Geurts brengt mij geheel en al terug bij mijn voorgaande portefeuille. Daar zit overigens direct ook al een kleine handicap. De heer Geurts heeft namelijk gelijk als hij zegt dat dit onderwerp in de Milieuraad speelt. Het stond ook in de tekst. Daaruit heeft de heer Geurts kunnen opmaken dat Nederland zich verzet heeft tegen de lijst zoals die door de Commissie is voorgesteld. Nederland heeft zich onder andere verzet vanwege de redenen die de heer Geurts hier benoemt. Het probleem is echter dat deze lijst wel een rechtstreekse werking kent. Het eerste verzoek in de motie is om ons daartegen te verzetten. Nou zijn wij natuurlijk hartstikke van de actie, maar het moet wel kunnen. Ik heb op dit moment het idee dat dit toch niet helemaal zou gaan lukken. 

Met het tweede deel van de motie van de heer Geurts, en met het verzoek dat hij daarin doet, ben ik het eens. In de toekomst moeten we natuurlijk wel opletten wat er aan lijsten wordt opgesteld en of dat ook klopt volgens de criteria die wij zelf eerst hadden willen benoemen. Dat deel van de motie zou ik dus kunnen overnemen, maar met het eerste deel van de motie brengt de heer Geurts ons volgens mij in de problemen. Hij vraagt ons daarin namelijk iets wat feitelijk niet meer kan. 

De heer Geurts (CDA):

Ik wil op geen enkele manier de staatssecretaris iets laten doen wat wettelijk niet kan. Laten we de motie als volgt uitleggen. De staatssecretaris gaat overal waar het mogelijk is, nog proberen om dit te voorkomen. Daarbij gaat het dus meer om een inspanningsverplichting dan om een resultaatsverplichting. Als de staatssecretaris dat toezegt, zou ik daarmee kunnen leven. De staatssecretaris zou de motie dan kunnen overnemen, omdat dat dan de uitleg van het verzoek is dat in de motie staat. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is op zich terecht. Nederland heeft immers niet voor niets tegen deze lijst gestemd. Dat is dus ook in lijn met wat we hebben gedaan. Ik zal mijn collega van Economische Zaken aanmoedigen om die actie te tonen. 

De voorzitter:

Als dat leidt tot een lichte aanpassing van de motie, dan zien we dat vanzelf, mijnheer Geurts. 

Staatssecretaris Dijksma:

Misschien kunnen we afspreken dat ik het tweede deel sowieso gewoon overneem, en dat de heer Geurts het andere deel van zijn motie intrekt. Ik weet niet of dat ook al kan volgens de nieuwe spelregels van de Kamer, voorzitter. 

De voorzitter:

Die spelregels krijgen hier vanzelf vorm. Wat is de reactie van de heer Geurts daarop? 

De heer Geurts (CDA):

Ik vind het heel moeilijk om tegen artikel 66 van ons Regelement van Orde in te gaan. Ik kan niet een deel van een motie intrekken. Als we de motie nu gewoon interpreteren zoals we zojuist hebben besproken, dan kan het kabinet haar gewoon overnemen en dan is het klaar. Hoe we de motie interpreteren, staat in de Handelingen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja. Het gaat dan volgens mij met name om het volgende. Als er nog een brief moet worden gestuurd en er een reactie moet komen op de inwerkingtreding, zullen wij daarbij gebruikmaken van onze mogelijkheid om te reageren. Dan zullen wij nog een keer uitleggen waarom wij tegen deze lijst hebben gestemd. Wij zullen inderdaad de Commissie vragen om bij toekomstige vaststellingen van lijsten ook de criteria in acht te nemen die men zelf heeft gesteld. Dat lijkt mij een faire uitleg. Ik ben van harte bereid om dat namens het kabinet toe te zeggen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dit is voor mij een vrij vergaande amendering van een tekst die voorligt. Mijn voor dit dossier verantwoordelijke collega is niet aanwezig om deze amendering te beoordelen. Ik stel het dus op prijs dat de motie gewoon in stemming wordt gebracht, zodat mijn fractie erover kan beraadslagen. 

De voorzitter:

Dat voorkomt ook dat wij hier precedenten gaan creëren. 

Staatssecretaris Dijksma:

Oké. Ik dacht: ik probeer het even. 

De heer Geurts (CDA):

Nu ik dat hoor, houd ik mijn motie aan en zal ik die zodanig aanpassen dat wij daarover geen onduidelijkheid meer hebben. Anders moeten wij zo meteen over de motie stemmen en dat is wel heel snel. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (21501-33, nr. 584) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijksma:

De toezegging staat. Daar kan de heer Geurts gewoon op rekenen. 

Voor de motie op stuk nr. 585 geldt dat het verzoek dat wordt gedaan, volledig aansluit bij de Nederlandse inzet. Wij zetten ons in voor een nieuwe norm op WLTP-basis. Het dictum van de motie kan ik dus overnemen. De constateringen laat ik aan de Kamer. Vermoedelijk zal er nog wel het een en ander naar mevrouw Van Veldhoven toe komen in reactie op hetgeen zij eerder gevonden heeft. Wat in de motie verzocht wordt, doen wij al. Dat is feitelijk ondersteuning van beleid. Daarmee kan ik het verzoek overnemen. Ik geef daarbij echter de klankkleur bij de constateringen, want die zijn van een iets andere orde. Daar krijgt de Kamer van minister Kamp nog een reactie op. 

De voorzitter:

Mevrouw Visser wil een vraag stellen over een niet door haar ingediende motie? Bij wijze van uitzondering sta ik dat toe. 

Mevrouw Visser (VVD):

Nee, voorzitter, ik stond op omdat ik de staatssecretaris hoorde zeggen dat zij het dictum van de motie overneemt. Ik wachtte eigenlijk op de vraag die u in een dergelijk geval stelt. Het antwoord op die vraag is dat de VVD wel over de motie wil stemmen, juist vanwege de constateringen die in de motie staan. 

Staatssecretaris Dijksma:

Het zou kunnen dat er op dit punt nog een aanpassing volgt, maar hetgeen verzocht wordt, is gewoon regeringsbeleid. Dat kan ik niet ontkennen. 

De voorzitter:

Een fractie maakt bezwaar tegen het overnemen van de motie. De motie komt derhalve gewoon in stemming. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is goed. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hiermee is er een eind gekomen aan dit debat. Ik dank de bewindslieden hartelijk. Ik stel de Kamer voor om hedenavond nog over de ingediende moties te stemmen. 

Naar boven