15 Ruimtelijke Ordening

Aan de orde is het VAO Ruimtelijke Ordening (AO d.d. 18/02). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu van harte welkom. 

Ik geef als eerste het woord aan de heer Smaling. De spreektijd is bepaald op twee minuten inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Mijn moties gaan over geluidskwesties bij windturbines. De eerste luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het Kennisplatform Windenergie in oprichting louter bestaat uit beroepsmatig betrokken partijen en dit kan leiden tot groepsdenken; 

overwegende dat dit kan leiden tot een gebrek aan zinvolle tegenspraak; 

verzoekt de regering om het kennisplatform uit te breiden met niet-beroepsmatig betrokken organisaties en de verlening van financiële steun hieraan te koppelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 22 (33118). 

De heer Smaling (SP):

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het kennisbericht "Geluid van windturbines, versie 1.0" van het Kennisplatform Windenergie in oprichting niet is onderworpen aan externe wetenschappelijke toetsing; 

constaterende dat uit recente publicaties van "Koppen and Fowler" (2014) en "Nieuwenhuizen and Köhl" (2015) blijkt dat voor een gestandaardiseerd windturbinepark de in Nederland gehanteerde geluidsnormen toestaan dat een dergelijk park op 400 meter van bebouwing mag staan, maar dat in België, Duitsland en Denemarken deze grens op 800 tot meer dan 1.000 meter zou liggen; 

verzoekt de regering om de huidige normering en de resultaten van genoemde publicaties aan verdere studie te onderwerpen en de Kamer te informeren hoe het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit milieubeheer) zou moeten worden aangepast om een en ander meer met elkaar in overeenstemming te brengen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 23 (33118). 

De heer Smaling (SP):

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in afwijking van alle overige bronnen van industrielawaai de geluidsnormen voor vergunningplichtige windturbineparken bij AMvB zijn geregeld, waarbij het lokale bevoegd gezag een zeer beperkte ruimte heeft voor een eigen afweging; 

overwegende dat het voor het verkrijgen van draagvlak voor windturbineparken bij de lokale bevolking van essentieel belang is dat het lokale bevoegd gezag adequaat kan reageren op zorgen over geluidsoverlast en de ruimte heeft om een norm vast te stellen die passend is voor de lokale situatie; 

verzoekt de regering om, indien wordt besloten tot het behouden van de paragraaf windturbinegeluid in het Activiteitenbesluit, de voorschriften daarin zo te wijzigen dat: 

  • -er weer een door directe meting op de gevel toetsbare grenswaarde geldt, zoals bij alle andere vormen van industrielawaai; 

  • -de norm passend is voor het landelijk gebied, zoals de norm voor agrarische activiteiten; 

  • -de norm ruimte laat voor maatwerk door het lokale bevoegd gezag, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 24 (33118). 

De heer Veldman (VVD):

Voorzitter. De Oudebildtdijk en de Nieuwebiltdijk in de gemeente Het Bildt zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het gaat maar liefst om 24 km2 die als beschermd dorpsgezicht zijn aangewezen. Dit is zeer tegen de wens van de gemeente. Het besluit is genomen door de provincie en uiteindelijk ook door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het is raar in het licht van de aanstaande Omgevingswet dat wij over de gemeente heen besluiten tot het instellen van zo'n groot gebied als beschermd dorpsgezicht. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de bescherming van stads- en dorpsgezichten uit de Monumentenwet onderdeel wordt van de Omgevingswet, waarbij participatie en overleg aan de voorkant wordt gestimuleerd; 

overwegende dat de aanwijzing van de Oudebildtdijk en de Nieuwebildtdijk, gemeente Het Bildt, als beschermd dorpsgezicht tot zorgen van veel agrariërs heeft geleid, omdat zij bang zijn dat zij niet naar wens en behoefte hun bedrijf kunnen ontwikkelen onder de status van beschermd dorpsgezicht; 

van mening dat bij de inrichting van de fysieke leefomgeving cultuurhistorische waarden niet mogen verwateren naar het in de volle breedte aanwijzen van gebieden, waardoor de vrijheid van eigen keuzen (indachtig het afbouwen van welstand) dan wel de economische waarden onder druk komen te staan; 

verzoekt de regering om de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht in Het Bildt te heroverwegen, mede gezien het feit dat de gemeente zelf er geen voorstander van is; 

verzoekt de regering tevens om in toekomstige gevallen terughoudend om te gaan met het aanwijzen van beschermde stads- en dorpsgezichten en bij de aanwijzing daarvan belanghebbenden zoveel mogelijk aan de voorkant mee te nemen in de afwegingen en besluitvorming, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Veldman en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 25 (33118). 

Mevrouw Cegerek (PvdA):

Voorzitter. Mijn bijdrage tijdens het algemeen overleg over ruimtelijke ordening ging onder andere over de ladder voor duurzame verstedelijking. In het verlengde daarvan dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de ladder duurzame verstedelijking het instrument is om een balans te vinden tussen het gebruik van schaarse ruimte en de dynamiek van de stad en daarmee een belangrijke bijdrage levert aan de ruimtelijke ordening in Nederland; 

overwegende dat de aansluiting van deze ladder duurzame verstedelijking op de bestuurlijke praktijk nog kan worden verbeterd en door deze betere aansluiting het gebruik van de ladder naar verwachting toe zal nemen; 

verzoekt de regering om een plan van aanpak te maken gericht op de optimalisatie van de ladder duurzame verstedelijking en zich daarbij niet te beperken tot louter de aanpassing van de definities zoals die nu opgenomen zijn in de ladder, teneinde het gebruik van de ladder te stimuleren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 26 (33118). 

De heer Veldman (VVD):

We hebben al eerder en vaker over de ladder gesproken, onder andere vorig jaar bij de behandeling van de Omgevingswet. De Kamer heeft toen een motie aangenomen waarin exact hetzelfde wordt gevraagd als mevrouw Cegerek nu vraagt, namelijk het komen tot een versimpeling van de ladder waardoor a) het gebruik op een goede manier gaat plaatsvinden en b) het gebruik ook beter wordt. In het AO dat we hierover hebben gehad, heeft de minister ook nog eens toegezegd om in het voorjaar met een nieuw voorstel te komen over de wijze waarop die ladder moet worden ingericht. Sterker nog, ze heeft zelfs toegezegd dat er in september een evaluatie ligt van het gebruik ervan tot op heden. Deze motie lijkt mij daarom volstrekt overbodig. Waarom dient mevrouw Cegerek een volstrekt overbodige motie in? 

Mevrouw Cegerek (PvdA):

Ik ben het uiteraard niet eens met de heer Veldman. Ik dien deze motie in omdat het noodzakelijk is dat er nog eens goed naar die ladder wordt gekeken. Ik heb tijdens het AO aan de minister gevraagd wat er gebeurt. In november heeft de minister een brief aan de Kamer gestuurd waarin zij schrijft dat zij zal kijken naar de definities. In het verlengde van die brief wil ik op dit moment ook een plan van aanpak zien om het gebruik van de ladder te optimaliseren. Ik weet dat de heer Veldman een jaar geleden ook een motie heeft ingediend, maar we zijn nu een jaar verder en we merken nog steeds dat een groot deel van de gemeentes en provincies dit instrument nog niet goed benut. In die zin is er werk aan de winkel en moet er een plan van aanpak komen. 

De voorzitter:

We gaan geen inhoudelijke discussie voeren, maar als u iets over de procedure wilt zeggen, dan mag dat. 

De heer Veldman (VVD):

Inhoudelijk ben ik het helemaal met mevrouw Cegerek eens, maar mijn punt gaat over de procedure. Precies datgene wat zij nu stelt, hebben we vorig jaar bij de behandeling van de Omgevingswet als Kamer ook uitgesproken. De minister was toen van plan om een en ander pas aan te passen bij de invoering van de invoeringswet. De Kamer heeft toen gezegd: nee, vooruitlopend daarop moet u al aan de gang. De minister heeft dat tijdens het AO nog eens herhaald. Zij heeft bevestigd dat zij daarmee bezig is. Ik weet niet wat mevrouw Cegerek wil. Vorig jaar hadden we, geloof ik, ruim 3.500 moties in deze Kamer. Dit is er in ieder geval eentje die volstrekt overbodig is. 

Mevrouw Cegerek (PvdA):

Ik hoor geen vraag. Dat is de mening van de heer Veldman. Zoals ik al zei, is er nu een plan van aanpak nodig om te werken aan een optimalisatie en een goed gebruik van de ladder. Ik zie dat nu nog niet, dus ik hoop dat dat alsnog komt. Ik handhaaf mijn motie dan ook, want ik heb haar om die reden ingediend. 

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik ga het hebben over twee onderwerpen. Ik begin met de asielzoekerscentra. Ik heb dat onderwerp al een aantal malen ingebracht tijdens diverse besprekingen. Ik ga daar nu een motie aan wijden en die luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat met de tiende tranche van de Crisis- en herstelwet de plaatsing van asielzoekerscentra is vereenvoudigd; 

verzoekt de regering om de passages over de asielzoekerscentra uit de tiende tranche van de Crisis- en Herstelwet te schrappen; 

verzoekt de regering tevens, geen asielzoekerscentra meer te openen in Nederland, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 27 (33118). 

De heer Madlener (PVV):

Ik dien ook nog een motie in over windturbines. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland dreigt te worden volgebouwd met windturbines; 

van mening dat dit onwenselijk is; 

verzoekt de regering, te stoppen met het plaatsen van windturbines, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 28 (33118). 

De vergadering wordt van 20.08 uur tot 20.12 uur geschorst. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. In de motie-Smaling op stuk nr. 22 wordt de regering verzocht het Kennisplatform Windenergie uit te breiden met niet-beroepsmatig betrokken organisaties en de verlening van financiële steun eraan te koppelen. Ik ontraad de motie. Mijn collega van EZ en ik hebben naar aanleiding van de uitkomsten van de pilot Kennisplatform Windenergie aangegeven dat wij niet met een kennisplatform in deze vorm willen doorgaan, maar dat wij kiezen voor het voortzetten van de Energiedialoog. Die is vandaag officieel gestart door de heer Kamp. Daarnaast kiezen we voor het opbouwen van een kennisnetwerk voor windenergie. Dit kennisnetwerk zal ik vormgeven in lijn met het Expertise Netwerk Waterveiligheid. Wetenschappers zullen gevraagd en ongevraagd kennis ter beschikking stellen aan de regio, met als doel een betere en efficiëntere besluitvorming. Niet-beroepsmatige organisaties kunnen als vanzelfsprekend deelnemen aan de Energiedialoog. Ik ontraad de motie dus, met name omdat ze gaat over het Kennisplatform Windenergie dat niet zal worden voortgezet, en niet over de Energiedialoog die vandaag door de heer Kamp is gestart. 

De voorzitter:

Mag ik u ontraden om het woord "pilot" te gebruiken en voorstellen om er het woord "proefproject" voor te hanteren? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat mag u zeker, voorzitter. 

De heer Smaling (SP):

De motie is eerder irrelevant dan dat ze ontraden wordt; zie ik dat goed? Er is immers al een besluit genomen om op een andere wijze vorm te geven aan het Kennisplatform Windenergie. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb begrepen dat er nieuwe spelregels zijn, maar dat de kwalificatie "irrelevant" is toegevoegd aan de besluitenlijst wist ik niet. Ik wil qua inhoud aangeven dat de nieuwe Energiedialoog openstaat voor partijen die niet beroepsmatig zijn en dat het Kennisplatform niet in de huidige vorm blijft voortbestaan. 

De heer Smaling (SP):

Dan zie ik nog wel wat ik doe met de motie. 

De voorzitter:

Dan zien wij dat later vanzelf. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Als de heer Smaling het woord "Energiedialoog" erin zou zetten, zou ik zeggen dat we het al doen. Het is aan de heer Smaling wat hij er verder mee doet. 

In de motie-Smaling op stuk nr. 23 wordt de regering verzocht om de huidige normering en resultaten van genoemde publicaties, van Koppen and Fowler en van Nieuwenhuizen and Köhl, aan verdere studie te onderwerpen. Voorts wordt gevraagd de Kamer te informeren hoe het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) zou moeten worden aangepast, om een en ander meer met elkaar in overeenstemming te brengen. Ook deze motie ontraad ik. Er is bewust gekozen voor een andere geluidsnormering. De nieuwe normering gaat namelijk uit van een dosismaat die rekening houdt met verschillen in geluid voor dag, avond en nacht. De Tweede Kamer heeft daarmee ingestemd. Het aanpassen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer betekent dat we teruggaan naar de oude normering. Het betekent bovendien dat we de doelstelling van 600 MW duurzame energie in 2020 niet kunnen halen, omdat in de genoemde publicaties de norm wordt verlaagd, waardoor er minder windturbines kunnen worden gerealiseerd. In de Omgevingswet zullen overigens alle geluidsnormen overgaan naar de dosismaat voor omgevingsgeluid, de Lden. Ik ben bereid om het kennisbericht na twee jaar te actualiseren, zodat we nieuwe wetenschappelijke studies erin kunnen opnemen. Ik ontraad de motie zoals deze nu voorligt. 

In de motie-Smaling op stuk nr. 24 wordt de regering verzocht, indien wordt besloten tot het behouden van de paragraaf windturbinegeluid in het Activiteitenbesluit, zoals ik net heb voorgesteld bij de voorgaande motie, de voorschriften te wijzigen. Voorgesteld wordt om ze zo te wijzigen dat er een door directe meting op de gevel toetsbare grenswaarde geldt zoals bij andere vormen van industrielawaai, dat de norm passend is voor landelijk gebied zoals de norm voor agrarische activiteiten, en dat de norm ruimte laat voor maatwerk door lokaal bevoegd gezag. Ook deze motie — ik herhaal mijzelf — ontraad ik. De eerste reden is dat, wanneer we nu een norm aanpassen tot de grenswaarde van het Activiteitenbesluit, we daarmee afstappen van de wens tot uniforme normering van het geluid zoals in de Omgevingswet is bedoeld. Bovendien is, zoals ik net al zei, de doelstelling van 6.000 MW in 2020 dan niet haalbaar omdat er meer afstand moet zijn tussen turbines en de woningen. De tweede reden is dat de normen voor agrarische activiteiten strenger zijn omdat die voor een andere geluidsbron gelden. De onderbouwing van de huidige norm, 47 Lden, toont aan dat deze norm passend is voor windturbines. We moeten deze niet aanpassen, mede omdat aanpassing de doelstelling van 6.000 MW weer in gevaar brengt. Ik spreek hier ook, zoals de Kamer hoort, namens mijn collega van EZ. De derde reden is dat het Activiteitenbesluit ruimte kent voor maatwerk door het lokaal bevoegd gezag, namelijk artikel 3.14a, dat betrekking heeft op bijzondere lokale omstandigheden. Op dit punt kan ik de heer Smaling geruststellen. In algemene zin ontraad ik de motie. 

De heer Smaling (SP):

Ik hoor niet iemand namens de minister van EZ spreken, ik hóór de minister van EZ. In de structuurvisie Wind op land is inderdaad 6.000 MW aan wind op land afgesproken. Het zal deze minister niet ontgaan zijn dat de ruimtelijke inpassing van windturbines, met name die heel grote knapen, die onder de Rijkscoördinatieregeling vallen, links en rechts op zeer grote bezwaren en een heleboel ongelukkigheid lijkt neer te komen. Met een aantal van deze voorstellen kan daarvoor aardig wat meer draagvlak gecreëerd worden. Waarom is de minister daar niet voor te porren? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik ben voor een heel goede procedure wanneer je dit soort ingrijpende ruimtelijke besluiten moet nemen. Dat is ook de reden waarom ik al heel blij ben dat er besloten is om in plaats van de zware Rijkscoördinatieregeling veel meer de rol bij de provincies neer te leggen. De minister van EZ heeft dat geïnitieerd. Ik ben daarbij aanwezig geweest. Het is ook de reden waarom ik zo blij ben dat we in de toekomst de Omgevingswet hebben, waarin alle partijen veel meer aan de voorkant erbij worden betrokken om na te gaan wat de beste vormen zijn om iets weer te geven. Tegelijk hebben we echter een energieakkoord, waarin we afspraken hebben gemaakt — de Kamer hecht daar sterk aan — en waarin staat dat er zoveel duizend megawatt gerealiseerd moet worden. Ik vind het nog steeds belangrijk dat dit op een goede manier en op basis van goed draagvlak gerealiseerd wordt. Het zal niet altijd draagvlak hebben, want daarvoor zijn dit soort projecten te ingrijpend. Maar het aanpassen van de norm leidt ertoe dat de 6.000 MW niet haalbaar is. Ik weet niet of het draagvlak daarmee groter wordt. Men zal dan misschien blij zijn dat iets niet doorgaat, maar ik zie niet waarom dat het draagvlak gaat vergroten. 

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 25. 

De heer Smaling (SP):

Je kunt heel koppig vasthouden aan … 

De voorzitter:

Nu gaan we een discussie voeren, en dat is niet de bedoeling. We hebben al een algemeen overleg gehad. U vroeg een toelichting op de motie en u hebt die gekregen. U bent het daarmee niet eens, maar dat maakt u duidelijk met uw stemgedrag. 

De heer Smaling (SP):

Daar zit eigenlijk wel wat in. 

De voorzitter:

Nou, dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 25! 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Dat is de motie-Veldman/Bisschop, die betrekking heeft op de Oudebildtdijk en Nieuwebildtdijk. Ik heb de Kamer daar al eerder een brief over gestuurd omdat er zorgen waren over beide dijken en het feit dat het gebied op slot zou gaan. Ik ontraad de motie. De minister van OCW heeft samen met mij na positieve adviezen van Gedeputeerde Staten van Friesland en de Raad voor Cultuur beide dijken aangewezen als beschermd gezicht. Daarbij zijn alle betrokken belangen afgewogen. De aanwijzing heeft niet tot gevolg dat er niets meer mag; ik denk dat dit een heel belangrijk punt is. Het bestemmingplan biedt veel ruimte voor ontwikkelingen op verantwoorde wijze. De bestuursrechter heeft dat bevestigd. Er is dus geen reden om de aanwijzing in te trekken. In toekomstige gevallen gaan we uiteraard zorgvuldig om met alle betrokken belangen, zoals in de motie wordt gevraagd. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is bereid om met gemeenten en de agrarische sector te werken aan een protocol over de wijze waarop moet worden omgegaan met ontwikkelingen in de agrarische sector in beschermde gebieden. 

De voorzitter:

Mijnheer Veldman, hebt u een toelichtende vraag over het oordeel van de minister over de motie? 

De heer Veldman (VVD):

Zeker, voorzitter. De minister zei dat er gewerkt gaat worden aan een protocol. Dat leidt misschien tot andere inzichten. Dat roept bij mij de vraag op waarom de minister deze motie ontraadt, aangezien ik het verzoek doe om de aanwijzing te heroverwegen. Ik kan mij voorstellen dat er, wanneer er aan zo'n protocol gewerkt wordt, misschien een andere afweging mogelijk is. Een heroverweging lijkt mij dan op zijn plaats. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik zou het andersom willen doen. Er is een besluit genomen door de minister van OCW, die daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. Er zijn positieve adviezen van GS Friesland en de Raad voor Cultuur en daarbij zijn alle belangen al afgewogen. Het besluit is dus genomen. Vervolgens heeft er een aanwijzing plaatsgevonden. Binnen die aanwijzing is er volgens ons heel veel ruimte. Er zijn zorgen in het gebied en daar kan ik mij van alles bij voorstellen als mensen in één keer deel uitmaken van een beschermd dorpsgezicht. Wij denken dat we die zorgen voor een groot deel kunnen wegnemen door aan te geven hoe je protocollair kunt regelen wat wel en wat niet de ruimte is. Het terugtrekken van de aanwijzing is ten eerste niet aan mij, maar aan de minister van OCW, ook al weet ik dat via deze motie de regering wordt aangesproken. Ten tweede acht ik het terugtrekken van de aanwijzing ongewenst, omdat er een zorgvuldige besluitvorming heeft plaatsgevonden. Wij gaan echter graag in op de zorgen van de leden Veldman en Bisschop, zodat we kunnen bekijken op welke wijze we duidelijk kunnen maken wat de ruimte is voor de diverse partijen in dat gebied. 

De voorzitter:

Ik heb nog geen oordeel gehoord, tenzij ik slecht geluisterd heb. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb aan het begin al gezegd dat ik de motie ontraad. Ik denk dat ik daarin duidelijk ben, want ik begin altijd met mijn oordeel om daarna mijn verhaal te houden. Als er dan vervolgens iemand wegdroomt, is mijn advies aan de voorkant in ieder geval duidelijk geweest. 

De voorzitter:

Ik heb het begrepen. Gaat u verder. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb alle vier tot nu toe ontraden, dus ik ben vrij consequent. 

Ik kom op de motie op stuk nr. 26 over de ladder duurzame verstedelijking. Ik heb de nieuwe spelregels net in een eerder debat gehoord. Ik kan de motie overnemen of aannemen, omdat ik al heb aangegeven dat ik daarmee aan de slag wil gaan. Ik kan mij met de inhoud verenigen. Naast het aanpassen van de ladder duurzame verstedelijking, waaronder de verheldering van definities, wil ik ook uitgebreid inzetten op een goede implementatie van de gewijzigde ladder. De huidige handreiking wordt grondig herzien, zodat die straks ook best practices bevat. Provincies en gemeenten zullen daarbij betrokken worden. Er wordt een helpdesk ingesteld en er wordt een communicatieplan opgesteld. Daarnaast wil ik afspraken maken met IPO en VNG om te bekijken hoe we in de praktijk met de ladder om kunnen gaan. Dat draagt allemaal bij aan de optimalisatie waarom de Kamer nu vraagt en waarom zij ook al in het verleden heeft gevraagd, zoals de heer Veldman zei. 

De voorzitter:

We moeten allemaal nog een beetje wennen aan de nieuwe spelregels. Als ik nu zeg dat de minister de motie overneemt, kunnen we er niets meer over vragen. Ik geef dus eerst het woord aan de heer Veldman, zodat hij nog iets inhoudelijks kan vragen over de motie. 

De heer Veldman (VVD):

De minister gaf zojuist aan dat de motie van de heer Smaling irrelevant was, omdat er een verandering plaatsvindt. Bij deze motie bevestigt zij eigenlijk wat ik net in mijn interruptie tegen mevrouw Cegerek zei, namelijk dat er al van alles gebeurt. Hetgeen waartoe de motie oproept, daar is de minister al mee bezig. Ik bestempel de motie daarom als overbodig, maar ik hoor de minister nu zeggen dat zij haar overneemt, terwijl zij eigenlijk ook zou kunnen zeggen dat de motie overbodig of irrelevant is. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij behoort de benoeming "overbodig" tegenwoordig niet meer tot de spelregels. Ik heb begrepen dat het op dit moment overnemen of ontraden moet zijn. Wat betreft de motie van de heer Smaling: die ging over het kennisplatform en dat bestaat niet meer, dus dat was mijn reden om de motie te ontraden. Als mevrouw Cegerek de motie zelf wil intrekken, vind ik dat prima en dan hoor ik dat wel. 

De voorzitter:

Voordat er misverstanden over ontstaan: het kan wel degelijk aan u zijn om te zeggen dat u de motie overbodig vindt en haar daarom wilt ontraden. U kunt ook zeggen dat u de motie prettig vindt en dat u haar daarom wilt overnemen. Wat u doet, is dus aan u. Het is echter niet zo dat die ene categorie u zou zijn ontvallen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Oké. 

Mevrouw Cegerek (PvdA):

Volgens mij was het advies van de minister heel duidelijk: ze wil deze motie overnemen. Er komt dus een plan van aanpak en daar ben ik erg blij mee. En volgens de nieuwe spelregels geldt: overnemen is overnemen. Laten we ons daar maar aan houden. Het is vandaag helaas niet de dag van de heer Veldman. 

De voorzitter:

Daar gaat het niet om. Mij ging het erom dat ik eerst ruimte voor discussie wilde geven voordat ik ging vaststellen dat de minister deze motie overneemt, na aan de leden te hebben gevraagd of een van hen daartegen bezwaar zou hebben. Maar die discussie hebben we nu gehad. 

Daarom stel ik bij dezen vast dat de minister heeft aangegeven dat zij deze motie, de motie-Cegerek op stuk nr. 26 (33118), wil overnemen. Verzet een van de aanwezige leden zich daartegen? Ik constateer dat dit niet het geval is. Vanaf dit moment maakt deze door de minister overgenomen motie geen afzonderlijk onderwerp van de beraadslaging meer uit en komt zij niet in stemming. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dank u, voorzitter. Ik zal mij ervan vergewissen dat mij meer instrumenten ter beschikking staan. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 27 van de heer Madlener over asielzoekerscentra en de Crisis- en herstelwet. Deze motie moet ik ontraden, want onlangs hebben de regering en deze Kamer in meerderheid vastgesteld dat wij asielzoekers gaan opvangen wanneer wij vinden dat zij daartoe gerechtigd zijn. Daar hebben wij in het land plekken voor nodig. Dit moet vaak ook op een redelijk korte termijn kunnen worden georganiseerd. Ik ontraad daarom deze motie. 

De motie op stuk nr. 28 van de heer Madlener gaat over windturbines. De heer Madlener vindt die onwenselijk. Ook deze motie ontraad ik. Het kabinetsbeleid is vastgesteld in de structuurvisie Wind op land. In 2020 is er 6.000 MW. Het is bovendien EU-beleid en 14% duurzame energie in 2020 is vastgelegd in het energieakkoord. Ik denk niet dat ik nog meer motiveringen hoef te geven. De heer Madlener kent mijn overwegingen. Ik ontraad deze motie. 

De voorzitter:

De heer Madlener heeft nu een technische vraag. 

De heer Madlener (PVV):

Ja. Mijn vraag zou zijn of de minister wel beseft dat windturbines heel veel overlast veroorzaken en dat ze ook heel veel subsidie kosten, en dat ze eigenlijk helemaal niet op wind draaien maar op subsidie? Ze zijn namelijk heel verliesgevend en de mensen hebben er heel veel last van. Om die twee redenen moeten we ze toch eigenlijk helemaal niet willen? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Windmolens geven overlast en windmolens krijgen ook een flink deel subsidie. Ik voer niet de energiedebatten, maar zoals ik het heb begrepen, zal de hoeveelheid subsidie in de loop der jaren ook afnemen. Nederland heeft nu eenmaal de opgave om een bepaalde hoeveelheid duurzame energie te organiseren. Aangezien Nederland een nogal plat landje is, kunnen we helaas geen dammen in snelstromende rivieren plaatsen zoals in andere landen, waarmee we gemakkelijk aan onze taakstelling zouden kunnen voldoen. We zijn overgeleverd aan de meer complexe opgaven, zoals het plaatsen van windmolens, zonnepanelen en dergelijke. Ik ben mij er ook van bewust dat zij veel ruimte in beslag nemen en dat ze niet op een groot draagvlak kunnen rekenen, maar tegelijkertijd hebben wij ze wel nodig om onze energiebalans te kunnen realiseren. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar inbreng en aanwezigheid. Ik stel voor om aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties. 

Naar boven