8 Landbouw- en Visserijraad d.d. 11 en 12 april 2016

Aan de orde is het VAO Landbouw- en Visserijraad d.d. 11 en 12 april 2016 (AO d.d. 5/4). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken, die zijn staatssecretaris vervangt, van harte welkom. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Geurts. Ik wijs de leden erop dat de spreektijd is bepaald op twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb drie moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in het door de Europese Commissie goedgekeurde vijfde actieprogramma nitraatrichtlijn 2014-2017 de mogelijkheid is opgenomen voor maatwerkbemesting; 

overwegende dat de invoering van deze maatregelen lang is opgehouden, en nog verder dreigt te worden vertraagd; 

verzoekt de regering, de Commissie te vragen of notificatie noodzakelijk is voor de invoering van equivalente maatregelen en of gezien de dringende invoering van deze maatregelen afgeweken kan worden van de driemaandenperiode en de Kamer voor 1 mei over deze vragen te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dijkgraaf en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 903 (21501-32). 

De voorzitter:

De heer Geurts heeft in de tussentijd adem kunnen halen. Gaat u verder. 

De heer Geurts (CDA):

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat onder het Nederlands voorzitterschap in de Landbouw- en Visserijraad een pakket met marktmaatregelen tot stand is gekomen om de crisis in de landbouw te verlichten; 

overwegende dat de onder de Nederlandse voorzitter aangenomen maatregelen ter ondersteuning van de zuivel-, varkens-, groente- en fruitsector een Europees gelijk speelveld in gevaar brengen; 

verzoekt de regering, zich in te zetten voor aanpassing van het Europese maatregelenpakket en nationale maatregelen voor te bereiden die een gelijk speelveld voor genoemde Nederlandse sectoren bevorderen en hierover voor 1 mei 2016 de Kamer te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 904 (21501-32). 

Mevrouw Visser (VVD):

Dat geeft de heer Geurts ook weer even de tijd om adem te halen, voor zijn volgende motie waarschijnlijk. Ik heb een vraag over de ingediende motie. De heer Geurts stelt een nationaal maatregelenpakket voor. Wat bedoelt hij daarmee? Wil hij dat ook Nederland staatssteun gaat verlenen? 

De heer Geurts (CDA):

Het gaat er om dat in de Europese Raad een aantal mogelijkheden is vastgesteld. Wij zijn heel nieuwsgierig wat het Nederlandse kabinet met die maatregelen gaat doen. Er zitten nationale maatregelen in. Ik zal er niet verder over uitweiden, want we hebben het in het AO al over artikel 2.22 gehad. Wij zijn heel nieuwsgierig — dit kwam niet uit het AO naar voren — welk pakket maatregelen de Nederlandse regering voorstelt om in Nederland te gaan gebruiken. 

De voorzitter:

Nog een toelichtende vraag met betrekking tot uw oordeel over de motie, mevrouw Visser? 

Mevrouw Visser (VVD):

Ja, want dit luistert wel nauw in het kader van het dictum van de motie. De heer Geurts vraagt naar de Nederlandse regeringsinzet als het gaat om de Raad zelf. In de motie stelt de heer Geurts voor om met een nationaal maatregelenpakket te komen als reactie op het gedrag en de houding van de Fransen in relatie tot nationale staatssteun, in plaats van hen hierover aan te spreken. Wat bedoelt het CDA nu precies met een nationaal maatregelenpakket? Wil het CDA staatssteun in Nederland verlenen, ja of nee? 

De voorzitter:

Wat bedoelt u, mijnheer Geurts? 

De heer Geurts (CDA):

Het gaat er nadrukkelijk om dat er een gelijk speelveld blijft bestaan. Onder Nederlands voorzitterschap — dat zijn de berichten — gaan de Fransen nu €15.000 extra steun aan een boer verlenen. Het gaat er ons om dat dit niveau in Nederland gelijk blijft. Ik zeg daarmee niet dat er gelijk €15.000 aan de Nederlandse boer moet worden verstrekt; het kabinet mag daar een voorstel voor doen. Je kan wel denken aan het bevriezen van het Diergezondheidsfonds, retributies, afdrachten, NVWA et cetera. Wij hebben ons met deze motie juist zo opgesteld om niet zelf een maatregelenpakket te eisen, maar het kabinet er de ruimte voor te geven, in het licht van een gelijk speelveld in Europa, dat op dit moment gigantisch onder druk staat. 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Thieme. Oh, excuses, u hebt nog een motie. Gaat u verder. 

De heer Geurts (CDA):

Ik heb nog een minuut. Ik heb geleerd dat ik in die tijd nog wel enkele moties meer kan uitspreken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat boeren duidelijkheid nodig hebben over wanneer ze hun betalingsrechten krijgen uitgekeerd; 

overwegende dat de uitbetaling over 2015 beter had gemoeten; 

verzoekt de regering, te streven naar volledige uitbetaling van betalingsrechten in december van het jaar over welke deze betaald worden, en uiterlijk in januari, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dik-Faber, Dijkgraaf en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 905 (21501-32). 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik heb drie moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een tekort is aan biologische boeren in Nederland, terwijl er een overschot wordt geproduceerd aan gangbare agrarische producten waardoor een groot deel van deze gangbare boeren in financiële problemen verkeert; 

constaterende dat boeren die willen omschakelen naar een biologische bedrijfsvoering te maken krijgen met tijdelijke extra kosten; 

verzoekt de regering om de boeren bij deze omschakeling financieel te steunen en daarvoor dekking te vinden in de 30 miljoen euro die middels de nationale envelop van de Europese middelen melkvee- en varkenshouderij beschikbaar is gesteld door de Europese Commissie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 906 (21501-32). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese Commissie de acute referentiedosis voor glyfosaat met 66% wil verhogen, waardoor er dus meer residuen van dit bestrijdingsmiddel worden toegestaan in ons voedsel; 

constaterende dat glyfosaat door de Wereldgezondheidsorganisatie is aangemerkt als waarschijnlijk kankerverwekkend, en dat onderzoekers wereldwijd erop wijzen dat glyfosaat hormoonverstorend werkt; 

verzoekt de regering, niet akkoord te gaan met een verhoging van de blootstellingsniveaus van glyfosaat, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 907 (21501-32). 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik kom op mijn laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese Commissie momenteel in onderhandeling is over handelsakkoorden met onder andere de Verenigde Staten (TTIP), Japan en een aantal landen in Zuid-Amerika (Mercosur); 

constaterende dat de staatssecretaris van Economische Zaken van mening is dat "handelsverdragen niet onze normen moeten ondermijnen doordat ze onze markt openen voor producten die tegen lagere standaarden worden geproduceerd"; 

spreekt uit dat handelsverdragen die onze markt openen voor producten die niet volgens onze standaarden worden geproduceerd, niet op instemming van Nederland kunnen rekenen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 908 (21501-32). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn eerste motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese Commissie extra geld beschikbaar wil stellen om de marktsituatie in de varkens- en melkveehouderij tijdelijk te verbeteren; 

constaterende dat een van de voorgestelde maatregelen is om subsidie te verlenen voor promotie van de consumptie van zuivel en varkensvlees in de interne markt; 

overwegende dat we vanuit het oogpunt van duurzaamheid en gezondheid minder vlees en minder zuivel moeten consumeren en dat daarom productreclames zoals "Joris Driepinter" en "Vlees, mevrouw, u weet wel waarom!" zeer onwenselijk zijn; 

verzoekt de regering, in Europees verband niet akkoord te gaan met Europese subsidies ter stimulering van vlees- en zuivelconsumptie; 

verzoekt de regering tevens, in Nederland geen gebruik te maken van deze subsidiemogelijkheid, mocht deze er toch komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 909 (21501-32). 

De voorzitter:

Ik dacht dat die Joris Driepinter al twintig jaar geleden gestopt was! 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat klopt. Ik kom op de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Europese Commissie een pakket aan extra steunmaatregelen voor de marktsituatie in de varkens- en melkveehouderij overweegt; 

overwegende dat het met name zinvol is om daarbij in te zetten op structurele verbeteringen, waarvan vrijwillige, structurele productiebeperking een belangrijke bijdrage kan leveren aan de oplossing van de problemen; 

verzoekt de regering om zich in Europees verband met kracht in te zetten voor de inzet van maatregelen en gelden ter bevordering van vrijwillige, structurele productiebeperking in de varkens- en melkveehouderij, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 910 (21501-32). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik lees de volgende motie voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat thans in Nederland een grotere vraag naar biologische zuivel- en vleesproducten is dan het binnenlandse aanbod; 

verzoekt de regering om zowel eigenstandig als in Europees verband zich in te zetten voor goede facilitering, waaronder het bieden van een adequate omschakelpremie, voor varkens- en melkveehouderijbedrijven die willen omschakelen naar biologische landbouw, binnen de grenzen van de te verwachten vraagontwikkeling, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 911 (21501-32). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik kom op mijn laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Europese Commissie hernieuwde goedkeuring voor de verkoop van glyfosaat op de Europese markt voorstelt, ondanks een grote wetenschappelijke controverse over de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat, ondanks dat glyfosaat een bedreiging vormt voor de biodiversiteit en dat het gebruik van glyfosaat de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water in gevaar brengt; 

overwegende dat medio 2017 het European Chemicals Agency met een nieuwe beoordeling komt omtrent de risico's van glyfosaat; 

overwegende dat artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stelt dat EU-beleid uit hoort te gaan van het voorzorgbeginsel en er bij mogelijk gevaar voor de menselijke gezondheid preventieve besluiten genomen moeten worden; 

verzoekt de regering om de Europese Commissie te vragen om een nieuw voorstel waarin bovengenoemde overwegingen herkenbaar worden meegenomen, en waarin hernieuwde toelating voor maximaal twee jaar wordt toegestaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 912 (21501-32). 

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Ik heb een lange motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de JOLA-regeling jonge landbouwers moet ondersteunen bij het doen van investeringen die na bedrijfsovername hoognodig zijn om het bedrijf te versterken en toekomstbestendig te houden; 

overwegende dat bij de uitvoering van de openstelling 2016 tot 15 april 2016 het erop lijkt dat middelen onvoldoende gericht zijn op jonge landbouwers en tuinders na bedrijfsovername; 

overwegende dat provincies verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de JOLA-regeling maar dat er nog veel onduidelijkheid is bij provinciebesturen over de invulling van de regeling; 

verzoekt de regering, na afloop van de openstelling van de regeling voor jonge landbouwers in overleg met NAJK en provincies de toegezegde evaluatie Openstelling 2016 nadrukkelijk mee te nemen aan wie en aan wat de middelen zijn uitgegeven en hoe dit past binnen de doelstellingen van de JOLA-regeling en de Kamer voor de zomer hierover te informeren; 

verzoekt de regering, bij onderuitputting van de openstelling 2016 de mogelijkheid open te houden voor een hernieuwde openstelling in het najaar 2016 mede op basis van de uitkomst van de evaluatie Openstelling 2016; 

verzoekt de regering tevens, over de uitvoering van de openstelling 2017 met provincies en NAJK afspraken te maken zodat provincies op een adequate manier invulling kunnen geven aan de JOLA-regeling waarbij de middelen zo veel mogelijk gericht zijn op jonge landbouwers en tuinders na overname, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Dijkgraaf, Geurts en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 913 (21501-32). 

Mevrouw Visser benadrukt nog dat de motie is ondertekend door meerdere leden, maar er staan ook meerdere verzoeken in, dus dat lijkt me prima. 

Mevrouw Visser (VVD):

Ik wil alsnog oproepen — ik heb deze oproep ook in het algemeen overleg gedaan — dat de inzet wat ons betreft niet alleen gericht moet zijn op het creëren van een nationaal goed speelveld, maar vooral ook op een Europees gelijk speelveld als het gaat om de maatregelen die nu worden voorgesteld voor de crisis in de varkenssector en de zuivelsector. We maken ons daar zorgen om nu we de beantwoording van de staatssecretaris hebben gehoord. We hebben het idee dat we een crisisreserve worden ingerommeld richting juni en dat is wat ons betreft absoluut niet de bedoeling. We moeten dus zorgen voor een gelijk Europees speelveld. 

De voorzitter:

Mij blijkt dat de heer Leenders afziet van het woord. Dan zijn wij aan het einde van de termijn van de zijde van de Kamer. De minister vervangt de staatssecretaris: reden te meer om iets langer te schorsen om al deze technische moties te kunnen beantwoorden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Kamp:

Mijnheer de voorzitter. De leden Geurts, Dijkgraaf en Visser hebben een motie ingediend, op stuk nr. 903, die als strekking heeft dat de Commissie gevraagd moet worden of notificatie noodzakelijk is voor de invoering van equivalente maatregelen en of gezien de dringende invoering van die maatregelen afgeweken kan worden van de driemaandenperiode, waarvoor normaal gesproken een notificatie geldt. Die standstillperiode van drie maanden is aan de orde wanneer er een notificatie is gedaan. Er is geen twijfel over mogelijk, zo begrijp ik ook van de woordvoerders, dat de voorliggende AMvB en de ministeriële regeling waarover het nu gaat, technische voorschriften bevatten in de zin van de Securitel-richtlijn. Dit betekent dat er een notificatie moet komen. Dat is dus zeker. Wij hebben bij een notificatie, oftewel een melding die bij de Europese Commissie wordt gedaan, met z'n allen de bedoeling om ervoor te zorgen dat degenen die belang hebben bij die notificatie, de gelegenheid krijgen om te reageren op de betreffende regeling. Dat kunnen andere lidstaten zijn, maar ook andere partijen die daar op de een of andere manier een commercieel belang bij hebben. Ze moeten de gelegenheid krijgen om daarop te reageren. Niet alleen de Commissie bekijkt wat er vanuit haar belang zou kunnen spelen, maar ook andere lidstaten en partijen kunnen allerlei belangen hebben die in het geding komen. Daarvoor is de standstillperiode van drie maanden bedoeld. 

Dit betekent dat als er afgeweken zou worden van de normale procedure, het niet alleen van belang is wat de Europese Commissie daarvan denkt, maar ook wat de andere partijen daarvan denken. Als die het er niet mee eens zijn, kunnen zij naar de rechter gaan en zeggen: hier is iets gedaan wat niet zo hoort. Ik heb de overtuiging dat er geen misverstand over kan zijn dat in dit geval genotificeerd moet worden. Ik heb ook de overtuiging dat, gelet op het aantal partijen die er belang bij hebben, het niet zinvol is om aan de Europese Commissie te vragen wat zij ervan vindt. Zij kan zich namelijk niet uiten over de belangen van de andere betrokken partijen. Met deze motie wordt alleen onduidelijkheid en uitstel veroorzaakt en daarom ontraad ik de Kamer de aanneming ervan. 

De voorzitter:

Mijnheer Geurts, een toelichtende vraag op de motie is prima. Een discussie lijkt mij echter niet zo zinvol. 

De heer Geurts (CDA):

We zijn ruim twee jaar bezig met de invoering van de mestmaatregelen. Ik vind het dan heel triest om te constateren dat de regering op het laatst bedenkt dat er genotificeerd moet worden. Dat is niet zo. Ook in de Europese wandelgangen vernemen we dat dit niet hoeft. Nederland is namelijk gewoon zelfstandig bevoegd. De opdracht die we aan de regering meegeven in deze motie is om er met de Europese Commissie nog even naar te kijken. Ik geloof er niks van dat daardoor vertraging zou optreden. 

Minister Kamp:

Er kan wat ons betreft geen sprake zijn van twijfel op dit punt. Het is ons volkomen duidelijk dat de notificatieprocedure zinvol is. Over de vraag wanneer er wel of niet moet worden genotificeerd in het geval van technische maatregelen, zoals hierbij het geval is, is de Securitel-richtlijn glashelder. Deze richtlijn is van toepassing. Dit betekent dat wij zelf de conclusie hebben kunnen trekken en hebben getrokken dat in dit geval genotificeerd moet worden. Ik heb al gezegd dat de Commissie daar een opvatting over zou kunnen hebben. Het is echter niet alleen van belang welke opvatting de Commissie heeft, aangezien er ook andere betrokken partijen zijn. Uiteindelijk zal de rechter er een oordeel over moeten vellen. Ik ben ervan overtuigd dat het niet zinvol is om te proberen ons onder deze bepaling uit te draaien. Dat zal uiteindelijk niet slagen en zal alleen tot onduidelijkheid en vertraging leiden. Daarom heb ik deze motie ontraden. 

In hun motie op stuk nr. 904 spreken de leden Geurts en Dijkgraaf uit dat er uiterlijk in januari duidelijkheid moet komen over de betalingsrechten en de betalingen aan de agrariërs. 

De voorzitter:

U haalt wellicht de moties op de stukken nrs. 904 en 905 door elkaar. 

Minister Kamp:

Ik kom terug op de motie op stuk nr. 904 van de heer Geurts, waarin hij zegt … 

De voorzitter:

U bedoelt de motie-Geurts/Dijkgraaf over het bevorderen van een gelijk speelveld voor genoemde Nederlandse sectoren. 

Minister Kamp:

Dank u, voorzitter. Ik bedoel inderdaad de motie-Geurts/Dijkgraaf, waarin staat dat de onder het Nederlandse voorzitterschap aangenomen maatregelen ter ondersteuning van de zuivel-, varkens-, groenten- en fruitsector een Europees gelijk speelveld in gevaar brengen en dat de regering met een pakket aan maatregelen zou moeten komen. Ik ontraad die motie. Naar mijn overtuiging zou de Kamer nu niet moeten uitspreken dat hetgeen onder het Nederlandse voorzitterschap op dit punt is gedaan, tot een verkeerde uitkomst heeft geleid. Het pakket maatregelen waarnaar gevraagd wordt, is ingevuld toen het bedrag dat oorspronkelijk beschikbaar was voor dit doel, met 30 miljoen werd verhoogd, in september vorig jaar. Dat bedrag is, zoals ik zei, ingevuld en daarmee zijn maatregelen genomen. 

Op dit moment lopen er een aantal onderzoeken van de commissie-Rosenthal, de commissie-Nijpels en de commissie-Veerman om te bekijken wat er voor deze sector nog meer gedaan kan worden. Ik denk dat het noodzakelijk is om die af te wachten om vervolgens te bekijken wat voor verdere maatregelen genomen kunnen worden en in welke vorm. Ik ben ervan overtuigd dat het noodzakelijk is om een gelijk speelveld te creëren in Europa. Dat is voortdurend het streven van de regering en dat is dus ook nu het geval. Als dat onder druk komt te staan, zullen we zeker stelling nemen. Bovendien merk ik op dat er in de motie gevraagd wordt om een pakket maatregelen waarvoor geen dekking wordt aangegeven en waarvoor ook geen dekking aanwezig is. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 904. 

Ik kom op de motie-Geurts c.s. op stuk nr. 905, waarover ik net al begon. In die motie staat dat de regering moet streven naar de volledige uitbetaling van betalingsrechten in december van het jaar over welke deze betaald worden en anders uiterlijk in januari. Dit gaat over een regeling waarmee bepaald is dat betalingen moeten plaatsvinden tussen 1 december van het aanvraagjaar en 30 juni van het daaropvolgende jaar. In de motie staat dat er al in december betaald moet worden en anders uiterlijk in januari. Ik weet dat er bij de laatste keer vertraging is ontstaan, maar dat kwam omdat er toen sprake was van een bijzondere situatie. Het was nodig om de betalingsrechten opnieuw vast te stellen en dat is inmiddels voor het overgrote deel ook gebeurd. Ik geloof dat dit in 6% tot 7% van de gevallen nog moet gebeuren. Er was echter sprake van een bijzondere situatie en daarom moest dit gebeuren. Desondanks is het grootste deel van de betalingen al verricht, zeker wat betreft de basisbetalingen. 

Het zal niet mogelijk zijn om de betalingen al in december of uiterlijk in januari te doen. Wij denken niet dat het nodig is om tot 30 juni te wachten. Het is de bedoeling dat dit eerder gebeurt en wel zo snel mogelijk. De gehele beschikbare capaciteit van de RVO wordt daarvoor ingezet. Mensen werken er hard aan en het zal dus zo snel mogelijk gebeuren. Hetgeen wat in de motie wordt verzocht, kan echter niet gerealiseerd worden en daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 905. 

Ik kom op de motie-Thieme/Wassenberg op stuk nr. 906. Mevrouw Thieme zegt dat boeren financieel ondersteund moeten worden bij de omschakeling naar een biologische bedrijfsvoering . Het gaat in dit geval om bioboeren. De 30 miljoen waarnaar de leden Thieme en Wassenberg verwijzen, is een bedrag dat al is toebedeeld voor de herstructurering van de varkenshouderij en de melkveehouderij. Er is dus geen geld meer dat nog verdeeld zou kunnen worden. Bovendien sturen wij niet door bepaalde groepen te bevoordelen ten opzichte van andere groepen. Om die reden ontraad ik deze motie van de leden Thieme en Wassenberg. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb een vraag over de bewering van de minister dat dit geld al zou zijn toebedeeld. Wij zagen vorige maand een nieuwsbericht waarin staat dat de staatssecretaris die 30 miljoen opnieuw gaat verdelen omdat boeren in de gangbare varkenshouderij en melkveehouderij in de problemen zitten. Dat betekent dat er ruimte is, want anders kan dat niet zomaar midden in een begrotingsjaar worden toebedeeld. Ik vraag de minister daarom nogmaals waarom het onmogelijk zou zijn om de biologische boeren te ondersteunen. 

Minister Kamp:

Oorspronkelijk was er in het jaar 2016 een bedrag van 81 miljoen beschikbaar voor dit doel. Ik geloof dat daar op 15 september van het afgelopen jaar een bedrag van 30 miljoen bij is gekomen. In maart van dit jaar is daar weer 3,5 miljoen euro bij gekomen. Dat is allemaal beschikbaar, maar verder zijn er geen bedragen beschikbaar. In uw motie geeft u aan dat er van die 30 miljoen wat extra's voor dat doel zou moeten worden gedaan. Met die motie maakt u dus onderscheid tussen bijvoorbeeld biologische en de reguliere varkenshouders. Dat onderscheid vind ik niet gewenst. Bovendien hebben wij het bedrag van 30 miljoen al toebedeeld aan de varkenshouderij en de melkveehouderij als geheel. Er zit dus geen ruimte meer in dat bedrag. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Of je vindt dat dat naar biologische boeren zou moeten gaan, is een politiek oordeel. De minister stelde net dat er geen ruimte zou zijn voor toebedeling, maar dat blijkt dus wel het geval te zijn. Daarom vraag ik de Kamer om straks serieus naar mijn motie te kijken en om ervoor te zorgen dat ook biologische boeren worden ondersteund. Een verduurzaming in de veehouderij tot stand brengen, is namelijk de doelstelling van dat envelopje van de Europese Unie. 

Minister Kamp:

Het is heel verstandig als de Kamer serieus kijkt naar een motie van mevrouw Thieme. Ikzelf heb dat ook gedaan. Het is juist dat wat ik de Kamer heb geadviseerd, een politiek oordeel is. Mijn politieke oordeel is dat ik deze motie ontraad. 

In de motie op stuk nr. 907 vraagt mevrouw Thieme de regering om niet akkoord te gaan met een verhoging van de blootstellingsniveaus van glyfosaat. Wat nu voorligt en waarover besloten moet worden, is de herziening van de goedkeuring van glyfosaat. Er is een discussie gaande of dit op een verantwoorde manier kan. Ik zal daar zo nog iets over zeggen. Wat in deze motie echter aan de orde wordt gesteld, is niet wat op tafel ligt en wat besproken is. Vandaar dat ik zo vrij ben om deze motie, over een onderwerp dat niet aan de orde is, te ontraden. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

De Europese voedsel- en warenautoriteit en ook de Duitse voedsel- en warenautoriteit hebben over het voorstel van de Europese Commissie gezegd dat het wel degelijk om de blootstellingsniveaus gaat. Kennelijk is er sprake van een spraakverwarring over blootstellingsniveaus die je krijgt door middelen, zoals Roundup, en blootstellingsniveaus die je krijgt door het ingrediënt zelf, glyfosaat in dit geval. Kennelijk is daarover een misverstand. Ik krijg dan ook heel graag een brief van de minister of de staatssecretaris, waarin nogmaals staat aangegeven of wij het wel over hetzelfde hebben. 

De voorzitter:

Mevrouw Thieme, dit is niet het geven van een toelichting op de motie. Dit is het heropenen van het debat en het stellen van nieuwe vragen. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als die toezegging kan komen, zal ik mijn motie aanhouden. Daarom stel ik deze vraag. 

De voorzitter:

Die relatie had ik zo een-twee-drie nog niet gelegd. 

Minister Kamp:

Ik geloof niet dat er sprake is van een misverstand; er is sprake van grote duidelijkheid. Er is een analyse, een wetenschappelijke beoordeling, gekomen over glyfosaat van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid. Tegelijkertijd is er een gelijkluidende opvatting gekomen van de Duitse rapporteur. Daarna is de opvatting van de Duitsers in een peerreview getoetst bij alle andere 27 landen van de Europese Unie en is deze akkoord bevonden. Ook Nederland zelf, met het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, heeft gezegd daarmee te kunnen instemmen en is dus tot dezelfde conclusie gekomen. Ook het RIVM heeft die beoordeling ondersteund. Ik meen dan ook dat er geen enkel misverstand over is. Om die reden ben ik niet bereid die brief te schrijven en ontraad ik de motie van mevrouw Thieme en de heer Wassenberg. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dezelfde instituten die de minister nu aanhaalt, zeggen dat de blootstellingsniveaus met 66% zullen stijgen. De minister moet wel het volledig beeld schetsen. Dit betekent een groot risico voor de volksgezondheid. Vandaar dat ik deze motie heb ingediend. 

Minister Kamp:

De conclusie van deze instituten is dat de toelating hernieuwd kan worden voor vijftien jaar. Als er sprake is van een eenduidige wetenschappelijke beoordeling en de conclusie wordt getrokken dat de toelating met vijftien jaar verlengd kan worden, bestaan er toch echt weinig misverstanden. 

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 908 van de leden Thieme en Wassenberg, waarin wordt uitgesproken dat handelsverdragen die onze markt openen voor producten die niet volgens onze standaarden worden geproduceerd, niet op instemming van Nederland kunnen rekenen. Nederland zal kritisch zijn bij onderhandelingen over handelsakkoorden. De Kamer weet dat en dat is ook vaak met de Kamer gewisseld. We hebben ook aangegeven wat volgens ons belangrijk is. Dat komt overeen met wat de Kamer belangrijk vindt. Maar om nu al bij voorbaat te zeggen wat we wel en niet gaan doen, terwijl de onderhandelingen nog gaande zijn, is niet zinvol. Zoals mevrouw Thieme weet, gaat het om een paar grote onderhandelingen. Vandaar dat ik deze motie ontraad. 

In de motie op stuk nr. 909 van de heer Grashoff wordt de regering verzocht om in Europees verband niet akkoord te gaan met Europese subsidies ter stimulering van de vlees- en zuivelconsumptie. De heer Grafshoff greep terug op "Joris Driepinter", die ik mij nog heel vaag kan herinneren uit een grijs verleden, en op "Vlees, mevrouw, u weet wel waarom!". Iets wat niemand nu meer zou durven te zeggen, want dan zou het zijn: Vlees meneer, u weet wel waarom! De acties en vergelijkbare maatregelen zijn bedoeld om op hun manier bij te dragen aan structurele verbeteringen voor de betreffende sector. Je kunt dat op twee manieren doen. Je kunt de productie beperken; daarmee kun je een structurele oplossing regelen. Je kunt er ook voor zorgen dat er meer wordt afgezet; dat de markt wordt vergroot. Dat wordt op deze manier op een legitieme manier geprobeerd. De programma's voor dit doel, waarvoor de Europese Commissie geld beschikbaar heeft gesteld, moeten worden voorgedragen. De bedragen daarvan heb ik net genoemd: 81 miljoen, 30 miljoen, 3,5 miljoen. Vervolgens worden ze beoordeeld. We kunnen in ieder geval vaststellen, dit misschien ook ter geruststelling van mevrouw Thieme, dat over het jaar 2015 voor Nederland alleen programma's zijn goedgekeurd die betrekking hebben op groente, fruit, aardappelen, planten en biologische landbouw. En daar heb ik gelukkig nog weinig bezwaren van mevrouw Thieme tegen gehoord. Ondanks dat ik deze motie van de heer Grashoff ontraad, denk ik dat dit ook tot begrip bij mevrouw Thieme zou kunnen leiden. 

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 911 van de heer Grashoff waarin de regering wordt verzocht, zich in Europees verband met kracht in te zetten voor de inzet van maatregelen en gelden ter bevordering van vrijwillige, structurele productiebeperking in de varkens- en melkveehouderij. Ik vind het belangrijk dat wij een sterke agrarische sector hebben die op de wereldmarkt ongekend presteert. Het is een sector die gebaseerd is op marktwerking. Dat betekent dat er ondernemers actief zijn en dat die deel uitmaken van die markt. Als er structurele verbeteringen moeten komen, moeten de initiatieven vanuit de sector zelf komen. Die initiatieven kunnen dan eventueel door de overheid ondersteund worden, maar dat moet dan op een zodanige manier gebeuren dat er geen sprake is van staatssteun. Een motie waarin de regering wordt verzocht om zich met kracht in te zetten voor de inzet van gelden voor dit doel, kan niet rekenen op een positieve beoordeling van het kabinet. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 911. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb respect voor de minister, omdat wij deze discussie in hoge mate met de staatssecretaris voeren en hij nu voor hem invalt. Het gaat hier nu juist om een pakket maatregelen dat door de Europese Commissie zelf wordt voorgesteld en waar gelden uit tevoorschijn komen. Als er in dat verband een faciliteit is, kan het staatssteunprobleem dus nooit spelen. 

Minister Kamp:

De heer Grashoff verzoekt in zijn motie om inzet van maatregelen en gelden ter bevordering van die productiebeperking. Het moet niet zo zijn dat gelden in dit verband naar de bedrijven toevloeien. Het moet op een andere manier gedaan worden. Die andere manieren zijn er. Dat is de heer Grashoff ook bekend. Op die manier hebben wij ook de bedragen die voor Nederland beschikbaar zijn gekomen, inmiddels ingevuld. Er worden plannen gemaakt. Ik heb de namen genoemd van de commissies die daarmee bezig zijn. Wij zullen kijken wat eruit komt en hoe wij binnen de reguliere instrumenten daar ondersteuning aan kunnen geven. Het beschikbaar stellen van gelden is echter een vorm van staatssteun. Dat is niet de bedoeling. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Grashoff. 

De voorzitter:

Mijnheer Grashoff, ik aarzel een beetje, want er dreigt hier een discussie te ontstaan. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik weet het, maar ik probeer het nog één keer. Het is gerelateerd aan het pakket van de Europese Commissie. Het gaat erom dat die gelden ook beschikbaar worden gesteld voor productiebeperking. Dat heeft niets met staatssteun te maken. 

Minister Kamp:

Wij hebben al verschillende maatregelen genomen en er zullen ook nog verschillende maatregelen in overweging worden genomen om de problemen in de sector aan te pakken. Dat kan enerzijds gebeuren door de afzetmogelijkheden te vergroten en anderzijds door de productie te beperken. Wij zijn ook bereid om dat te ondersteunen, maar niet op zo'n manier dat er sprake kan zijn van staatssteun. Die kant gaat deze motie op. Dat is niet gewenst. Vandaar dat ik de motie ontraden heb. 

In de motie op stuk nr. 912 van de heer Grashoff staat, een beetje in lijn met het punt dat we net besproken hebben, dat de regering zich moet inzetten voor een goede facilitering, waaronder het bieden van een adequate omschakelpremie. Daar heb je dus weer hetzelfde probleem. Wij zijn van mening dat de partijen die aan de markt deelnemen, tot oplossingen moeten komen, dat die hun verantwoordelijkheden hebben. Die markt moet werken. Ik snap dat er bij biologische landbouw sprake is van een overgangsperiode als een bedrijf van de ene bedrijfsvoering op de andere wil overgaan. Ik snap dat daar ook ondersteuning bij aan de orde kan zijn. Die ondersteuning willen we echter zoeken in de bestaande instrumenten die daarvoor beschikbaar zijn. Het is niet de bedoeling dat we daar een adequate omschakelpremie voor gaan bieden. Dat is het geven van geld. Dat is ook weer een vorm van staatssteun, en dat is niet de bedoeling, niet van de Europese Commissie en niet van het kabinet. Vandaar dat ik deze motie van de heer Grashoff ontraad. 

Dan heb ik de motie op stuk nr. 912, ook van de heer Grashoff. Hij zegt daarin dat de regering de Europese Commissie moet vragen om met een nieuw voorstel te komen, waarin hernieuwde toelating van glyfosaat voor een periode van maximaal twee jaar wordt toegestaan. De heer Grashoff en de Kamer weten wat er aan de hand is. De Europese Commissie heeft hierover uitspraak gedaan en een standpunt ingenomen. Zij is daarbij bepaald niet over een nacht ijs gegaan. Ik heb net al opgesomd wat daar allemaal aan ten grondslag ligt, namelijk een vijftal heel serieuze wetenschappelijke beoordelingen. Aangezien dat gebeurd is, lijkt mij het speelveld duidelijk. Volgens de Europese Commissie zou het moeten gaan om een hernieuwing voor een periode van vijftien jaar. Het kabinet heeft, zoals ook verwoord door de staatssecretaris, gepleit voor een periode van tien jaar. Bovendien heeft het gezegd dat als de beoordeling van het European Chemical Agency (ECHA) die in het tweede kwartaal van 2017 komt, aanleiding geeft tot het alsnog intrekken van de hernieuwing of de verdere toelating, dat moet gebeuren. Het kabinet pleit dus voor een maximum van tien jaar en komt op zijn standpunt terug als de beoordeling van het European Chemical Agency (ECHA) daartoe aanleiding geeft. Dat zijn de punten die wij hebben ingebracht. Die zijn naar onze overtuiging redelijk. We blijven ons daarvoor inzetten. In plaats van een periode van vijftien jaar naar een periode van twee jaar gaan sluit niet aan op het werk dat is gedaan en de beoordelingen die zijn gemaakt. Vandaar dat ik ook deze motie van de heer Grashoff moet ontraden. 

Dan heb ik de motie op stuk nr. 913 van de leden Visser, Dijkgraaf, Geurts en Dik-Faber. Daarin wordt de regering gezegd dat er een aandachtspunt moet zijn. Dat aandachtspunt wordt verwoord in het eerste verzoek aan de regering. Dit aandachtspunt wordt geboden voor de evaluatie van de openstelling voor het jaar 2016 van de JOLA-regeling, gericht op jonge landbouwers. In het jaar 2016 wordt daarmee ervaring opgedaan. De openstelling van de regeling voor het jaar 2016 wordt geëvalueerd. Voor die evaluatie wordt er een aandachtspunt aangereikt. Ook wordt er aangegeven dat als het voor de regeling beschikbare budget in het jaar 2016 niet wordt uitgeput, er een mogelijkheid tot hernieuwde openstelling moet komen, mede op basis van de uitkomst van de evaluatie die ik net heb genoemd. Er wordt aangegeven dat er een aantal afspraken moet worden gemaakt. Die afspraken zouden door de provincies moeten worden gemaakt. Ik denk dat we goed in de gaten moeten houden wat de rol van de provincies is en dat we die ook moeten respecteren. Dat betekent dat provincies moeten besluiten over de vraag of er budget overblijft en of dat moet leiden tot een hernieuwde openstelling. De provincies moeten er ook voor zorgen dat de afspraken waarvoor in de motie wordt gepleit, worden gemaakt. Wij kunnen ervoor zorgen dat dit punt voor de evaluatie de aandacht krijgt waarom in de motie wordt gevraagd. Ik denk dat wat in deze motie staat, in lijn is met de inzet van de regering. Als de leden daar geen bezwaar tegen hebben, zou ik de motie daarom willen overnemen. Ik heb het nu over de motie op stuk nr. 913 van de leden Visser, Dijkgraaf, Geurts en Dik-Faber. Ik geloof dat ik hiermee de moties heb beantwoord. 

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen leden zijn die bezwaar maken tegen het overnemen van de motie-Visser c.s. (21501-32, nr. 913). De motie is daarom bij dezen overgenomen. Er wordt niet meer over gestemd. 

Ik dank de minister hartelijk voor de gegeven antwoorden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Er wordt vanavond nog over de tien ingediende moties gestemd. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven