17 Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming ( 34219 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu wederom van harte welkom. Wij hebben afgesproken dat we in dit debat wel degelijk zullen debatteren, maar dat we de interrupties kort en levendig houden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Wij zullen proberen om ons tijdens dit debat te concentreren op de wetgeving die voorligt. Er speelt echter natuurlijk ook iets in de actualiteit waar we niet helemaal aan voorbij kunnen gaan. Ik zal proberen daar kort op in te gaan. We hebben ook nog een algemeen overleg. Daar kunnen we hier uitgebreider op ingaan. Nucleaire veiligheid houdt ons de laatste tijd echter wel allemaal bezig, nu die terreur zo dichtbij komt. Amerikaanse experts hebben Nederland aanbevolen om Borssele en Petten zwaarder te beveiligen. We moeten natuurlijk niet naïef zijn als we dit soort signalen krijgen. Volgens mij is het ook belangrijk dat we niet alleen maar naar de kerncentrales kijken, maar ook naar andere instellingen en bedrijven die op de een of andere manier werken met radioactief materiaal. Je moet nooit met elkaar praten over de veiligheidsmaatregelen die worden genomen; dat is altijd wat lastig. Toch vraag ik de minister om, vóór het algemeen overleg dat we hierover gaan houden, eens te bekijken hoe wij zicht kunnen krijgen op de vraag of dat allemaal goed geregeld is. We willen natuurlijk niet dat Nederland de zwakke schakel is in het Europese speelveld wat betreft veiligheidsmaatregelen. We willen een waterbedeffect voorkomen. Misschien kan de minister vóór het AO, of tegen die tijd, daar eens wat nader op ingaan. 

Samenwerking en onderling vertrouwen tussen diensten zijn essentieel bij terreurdreiging. Dat geldt ook als er sprake is van ongelukken met kerncentrales. Nu komen we dichter bij de kern van dit debat. Ik noem als voorbeeld het stilleggen van installaties als er scheurtjes zijn geconstateerd. Zulke incidenten in België hebben heel veel onrust veroorzaakt in met name de Nederlandse grensprovincies in het zuiden, dus in Brabant en Limburg, maar ook in Zeeland. Bij zulke situaties gaat het dus om onderling vertrouwen. Je wilt eigenlijk zeker weten dat de centrale die bij je buren staat, in orde is voordat hij weer wordt opgestart. Met dit wetsvoorstel gaan we een inspectie verstevigen. Ik vraag de minister of zij bereid is om met onze buurlanden een intentieverklaring of een soort memorandum of understanding aan te gaan waarin we vastleggen dat na ieder zwaar incident de betreffende diensten van de omringende landen worden betrokken bij de besluitvorming over het opnieuw opstarten van een kerncentrale of over het weer in gebruik nemen van een andere nucleaire installatie. 

In een dergelijke situatie moet de mogelijkheid aanwezig zijn om bijvoorbeeld snel gezamenlijk inspecties uit te voeren. Dat kweekt vertrouwen en bovendien ontvangt men gratis een second opinion van een bevriende buur. Ik denk dat wij daar allemaal baat bij hebben. De details van zo'n memorandum of understanding laat ik graag over aan de experts. In elk geval laten wij op die manier aan alle mensen in de omringende gemeenten die zich zorgen maken over hun veiligheid, zien dat wij dit punt heel serieus nemen en dat wij heldere afspraken maken. Die afspraken overleven ook de politieke wisselingen in het ene of het andere land, omdat er een structuur is voor samenwerking tussen de inspecties. 

D66 is blij dat het kabinet heeft besloten om de veiligheidsaspecten van nucleaire activiteiten te splitsen en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming onder te brengen bij het ministerie van Infrastrcutuur en Milieu. Op die manieren voorkomen wij beïnvloeding van het energiebelang aan de ene kant en het veiligheidsbelang aan de andere kant. De oprichting van de ANVS heeft wel een tijdje geduurd. Al in 2012 werd geconstateerd dat de toenmalige organisatiestructuur niet voldoende berekend was op de nieuwe ontwikkelingen in de sector. Er was sprake van versnippering van taken en bevoegdheden. Kan de minister toelichten waar precies het risico zat? 

Het kabinet heeft in 2014 besloten om de organisatiestructuur te wijzigen, nadat de Kamer daar bij motie om had gevraagd. Die motie over een onafhankelijke autoriteit was in 2013 ingediend door de leden Jan Vos en Leegte in 2013. Bij mijn fractie rijst wel de vraag waarom het zo lang heeft moeten duren voordat de wijziging daadwerkelijk was uitgewerkt. De IAEA, het internationaal atoomenergieagentschap, had al bezwaren tegen de manier waarop een en ander in Nederland geregeld was. Dat was toch al lang duidelijk? Waarom heeft het dan nog zo lang geduurd? 

Ik wil voorts aandacht vragen voor drie zaken die nog niet in de wet zijn geregeld. Die moeten misschien ook niet in de wet geregeld worden, maar die zijn wel van belang voor de oordeelsvorming. Wat hebben wij allemaal niet? Wij hebben geen analyse van structurele taken en kosten. Het kabinet zegt dat het pas dit jaar opvolging geeft aan de aanbeveling van de IAEA over het scherp in beeld krijgen van de structurele taken en kosten. Wanneer kan de Kamer dat verwachten? Is het niet risicovol om de inschatting van benodigde fte's, 120 fte's en 27 miljoen budget, alleen op het verleden te baseren en niet op de toekomst? Het is moeilijk om zonder deze analyse te beoordelen waar de druk hoog is, of er voldoende middelen aanwezig zijn en of er fouten worden gemaakt. Dat kunnen wij niet hebben. In een later debat zullen wij bijvoorbeeld nog spreken over onterecht uitgegeven vergunningen voor het vervoer van uranium naar Rusland. Dat gaan wij niet nu bespreken, maar wij willen wel zeker weten dat middelen en taken goed met elkaar in overeenstemming zijn. Daarom is het van belang om de analyse van structurele taken en kosten te hebben. 

Evenzeer van belang — dat hangt er heel nauw mee samen — is dat de invulling van het toezicht op de ANVS zal worden uitgewerkt in een toezichtvisie. Voor D66 is de manier waarop het toezicht geregeld is heel belangrijk voor het beoordelen van deze wetswijziging. Wij weten allemaal hoe belangrijk toezicht is. Hoe kan het dat de minister nu al kan aangeven dat er geen sprake zal zijn van een extra toezichthoudend orgaan? 

Er is D66 veel aan gelegen dat de ANVS alle inlichtingen krijgt die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taak. Ook dat komt nog terug in de toezichtvisie. Kan de minister hier al iets meer over zeggen? Wij hebben nog geen nieuwe werkafspraken met andere diensten. Ook daarvan zegt het kabinet dat die allemaal nog nader bekeken worden en dat er zelfs gedacht wordt aan het opstellen van convenanten. Volgens D66 schuilt er juist veel risico in een adequate en snelle afstemming met andere diensten. Kijk naar Brzo-bedrijven, waar dit altijd een groot risico is. Je hoopt dat het allemaal goed is afgestemd, maar als het niet helemaal goed gaat, kan dat een risico zijn. Wij willen daar graag zo snel mogelijk meer informatie over. 

D66 wil graag eerst informatie over de drie voornoemde aspecten hebben, voordat wij de onderhavige wet daadwerkelijk in werking laten treden. Ik ben bereid om op dit punt eventueel een motie in te dienen. 

Vervolgens een opmerking over de evaluatie van de ANVS. Op vragen van mijn fractie geeft de minister al aan dat zij bereid is om eerder dan na vijf jaar te evalueren. Ik dank de minister daarvoor. Het lijkt mij goed om dat nader te preciseren in dit debat. D66 deelt de inschatting dat de ANVS twee jaar moet hebben gedraaid, maar de ANVS draait al een jaar. Het evaluatiemoment zou dus naar voren kunnen worden gehaald. Is de minister daartoe bereid? 

Tot slot kom ik op de kerncentrale in Borssele. Daarover heb ik een aantal vragen. Wij hebben verontrustende signalen ontvangen over het proces rondom de laatste tienjarige evaluatie die na de ramp bij Fukushima is uitgevoerd. De resultaten van de evaluatie zouden niet openbaar zijn. Klopt dat? Zo ja, waarom zijn ze dan niet openbaar? Kunnen ze niet toch zo snel mogelijk openbaar worden gemaakt? Welke zwaarwegende redenen zijn er om dat niet te doen? Hoe weten wij anders of de elf verbeterpunten die geformuleerd zijn, afdoende zijn? Dit onderwerp zouden wij ook wat mij betreft kunnen bespreken in het AO, maar het lijkt mij wel belangrijk dat de minister dan in elk geval kan aangeven of zij de Kamer van tevoren hierover kan informeren. 

Als je een kerncentrale wilt wijzigen of uitbreiden, moet je daarvoor een milieueffectrapportage laten opstellen. De ANVS heeft desalniettemin besloten dat de elf voorgestelde wijzigingen geen effect zullen hebben op het milieu en dat een milieueffectrapportage daarom niet nodig is. Dat is wel een beetje gek als je bedenkt dat een milieueffectrapportage nu juist bedoeld is om de effecten van dat soort maatregelen in beeld te brengen. Hoe weten wij dan of de inschatting wel goed is gemaakt? 

Borssele moet zorgen voor voldoende geld om de kerncentrale uiteindelijk af te breken en voorkomen dat de kosten op de samenleving worden afgewenteld: het amoveringsfonds. Ook daarover zijn zorgen. Kan de minister in elk geval voor het AO zorgen voor nadere informatie over dit fonds, ook in het kader van de splitsing van DELTA? Wij verwachten ook nog informatie over de voortgaande discussie over het wel of niet nationaliseren van Borssele. Er is drie maanden geleden gevraagd om een onderzoek naar de mogelijkheden voor en de voor- en nadelen van nationalisatie. Kan de minister aangeven of dat onderzoek beschikbaar zal zijn voor het algemeen overleg? 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Het mooiste dat je met een nucleaire installatie kunt doen — dit was een waardevolle bijdrage aan de energiedialoog die vandaag is gestart —heeft Ségolène Royale vandaag voorgesteld. Zij stelde voor om de installatie in Fessenheim om te bouwen tot een Teslafabriek voor elektrische auto's. Toen dacht ik: zouden we dat ook met Borssele kunnen doen? Ik heb onmiddellijk aan mijn medewerkers gevraagd of wij een amendement konden indienen. Uiteindelijk is het mij politiek ontraden om dat te doen, dus laat ik dat even liggen. Ik vond het echter een interessante suggestie vanuit Frankrijk. 

Alle gekheid op een stokje, vandaag bespreken wij iets heel belangrijks, namelijk het toezicht op onze nucleaire installaties. Het doet mij veel deugd dat de motie die ik met mijn collega Leegte in 2013 heb ingediend, vandaag resulteert in een wetswijziging waarbij wij het toezicht onafhankelijk maken. Het kabinet heeft laten zien dat dit zeer zorgvuldig en gedegen is gebeurd. Er komt nu een zbo dat de expertise en de kennis op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming binnen de rijksoverheid zo veel mogelijk zal bundelen. Dit is een mooi voorbeeld van samenwerking tussen Kamer en kabinet. Het laat zien hoe suggesties vanuit de Kamer door het kabinet kunnen worden meegenomen, waarvan uiteindelijk de burgers in Nederland profijt zullen hebben. Het toezicht op centrales is in toenemende mate een onderwerp van politiek debat. Dat komt met name door de situatie in België. Ik denk dat het kabinet in dit geval adequaat heeft gehandeld door de inspectie en het toezicht gezamenlijk vorm te geven, na een eerder algemeen overleg dat wij hierover hebben gehad. 

Ik heb nog een aantal vragen, te beginnen bij de review van het IAEA, waar mevrouw Van Veldhoven ook al even aan refereerde. Daaruit zijn twee opvallende punten naar voren gekomen. De kernfysische dienst beschikt weliswaar over kerncompetenties, maar voor een aantal analyses moet gebruik worden gemaakt van technische bureaus. Zo zou er op het gebied van reactorfysica slechts één deskundige aanwezig zijn. De PvdA-fractie is blij dat er nu meer fte's beschikbaar worden gesteld, maar hoe kijkt de minister hier achteraf gezien naar? Was het toezicht op het gebruik van nucleaire installaties tot nu toe onvoldoende? Wat schortte er aan het vervoer van radioactieve stoffen? Wat was er mis met de mensfactoren? Welke factoren worden hiermee bedoeld? Hoe is de situatie precies verbeterd? Ik weet niet of dit binnen de scope van het debat past, maar is er ook zo'n IAEA-review in België geweest? Wat waren daarvan de resultaten? Als de minister het antwoord niet nu kan geven, kan ze dat ook voor een volgend overleg doen. 

Ik heb al eerder gevraagd naar de amoveringskosten waaraan ook mevrouw Van Veldhoven refereerde. Ik ben hier nog steeds buitengewoon bezorgd over en begrijp het ook niet zo goed. Er was 144 miljoen beschikbaar in december 2014. In 2004 was er nog 145 miljoen en in 2012 zou dit 80 miljoen zijn geweest. Dit zou betekenen dat er in tien jaar geen enkele vooruitgang is geboekt in het fonds en dat er tussen 2004 en 2008 zelfs een achteruitgang is geweest. Hoe zit dat precies? Dat is mij nog steeds niet helder. Als het niet vandaag kan, zou ik voor de stemming over dit wetsvoorstel daarover een brief van het kabinet willen ontvangen. 

Wij vinden dat dit amoveringsfonds goed moet worden geregeld. Het is niet goed als er in de structuur van dit fonds veranderingen worden aangebracht en er straks bij de sluiting van de centrale niet voldoende budget beschikbaar is om alle rommel op te ruimen en de belastingbetaler daarvoor vervolgens kan opdraaien. Zo gaat dat dan, natuurlijk. Wij vinden dat het van belang is dat als wij de kerncentrale eerder willen sluiten, er voldoende middelen zijn om de boel op te ruimen. Is daarover nagedacht? Zo ja, op welke wijze? Wat is het beleggingsbeleid? Is dit de reden dat de middelen in de loop der tijd zo sterk fluctueren? 

Wij hebben een motie ingediend over de voor- en nadelen van de nationalisatie van een kerncentrale, met daarin het verzoek om hierop binnen drie maanden te reageren. Heeft het kabinet uitvoering gegeven aan deze motie en zo ja, op welke wijze? De termijn die de Kamer daarbij in acht zou willen nemen, is inmiddels verstreken. 

Klopt het dat het Rathenau-instituut heeft geadviseerd dat er bij de eindberging rekening moet worden gehouden met het feit dat deze eerder of later dan verwacht gerealiseerd zou moeten worden? Het is mogelijk dat de kerncentrale eerder gesloten kan worden. Hoe zit het dan met het geld? De 500 miljoen euro is dan immers nog niet beschikbaar. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik hoorde de heer Vos spreken over het mogelijk eerder sluiten van Borssele. Er zijn afspraken gemaakt en er is een nieuwe vergunning verleend voor een bepaald eindjaar, 2034, als ik het goed heb. Wil de Partij van de Arbeid Borssele eerder sluiten? 

De heer Jan Vos (PvdA):

Afspraak is afspraak, zo kent mijn collega mij. De kerncentrale draait op dit moment met verlies. We hebben ook in België gezien dat die centrales oude bakkies zijn die het niet meer zo goed doen. Het is maar de vraag of ze de publieke druk kunnen weerstaan om eerder dicht te gaan. Wij hebben op dit moment twee keer zo veel elektriciteit beschikbaar als we in Nederland nodig hebben. Deze factoren maken dat zo'n vraag niet geheel irrelevant is. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Helder, voorzitter. 

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat u aan het einde van uw bijdrage bent. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ja. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik zie dat de heer Smaling nog een vraag voor u heeft. 

De heer Smaling (SP):

Ik wil de heer Vos in zekere zin feliciteren, want wat we nu bespreken, zou je haast een initiatiefwet kunnen noemen, die is gebaseerd op een motie die de heer Vos met de heer Leegte heeft ingediend. Is de heer Vos tevreden met wat er nu in de wet staat? Hij vraagt onder andere nadrukkelijk om minder versnippering. Is dit in zijn ogen ook gerealiseerd? Als je de memorie van toelichting leest, zie je nog steeds dat allerlei deelbevoegdheden bij diverse ministeries liggen. Is er in die zin vooruitgang geboekt? 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik denk dat de titel "initiatiefwet" echt te veel eer is. Het schrijven daarvan is enorm veel werk, veel meer dan de motie die wij hebben ingediend. Alles overwegende ben ik van mening dat het kabinet heel grondig werk heeft verricht en goede afwegingen heeft gemaakt over verschillende zaken en op welke wijze ze belegd moeten worden. Ik ben het kabinet erkentelijk voor die zorgvuldigheid en voor het werk dat is verzet. Ik hoop dat het uiteindelijk resulteert in een beter toezicht op onze nucleaire installaties, want dat is van groot belang voor onze bevolking. 

De heer Smaling (SP):

Het is dus eigenlijk gewoon een initiatiefwet die is uitgevoerd door de regering. Ik vind het zo slim, dat u daarmee uw achternaam eer doet. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Als het kabinet op alle moties zo zou reageren, zou ik ook gelukkig zijn, maar dat is nog niet het geval. 

De voorzitter:

Wij keren thans weer terug naar de behandeling van het wetsvoorstel zelve. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Het CDA wil de minister graag bedanken voor het voorliggende wetsvoorstel en voor de inspanningen die door haar ministerie zijn verricht. Het CDA ziet in de toekomst ook kansen voor technologische vooruitgang op het gebied van nucleaire toepassingen. Daarnaast is nucleaire energie een stabiele energiebron zonder CO2-uitstoot. Het CDA ziet nucleaire energie dan ook als onderdeel van de energiemix en het wil juist daarom dat het toezicht op de veiligheid van nucleaire installaties van een uitstekend niveau is. 

Het CDA heeft vertrouwen in de nieuw opgerichte en gebundelde toezichthouder, de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Ik zal hierna de afkorting ANVS gebruiken. Als zelfstandig bestuursorgaan zal het ressorteren onder het ministerie van I en M. Dat is een goede waarborg voor de onafhankelijkheid van het beleid op nucleair gebied en van bedrijven in het veld. Daarbij is het voor ons van belang dat de ANVS voldoende capaciteit heeft voor het toezicht. Kan de minister ons verzekeren dat dit zo is? De ANVS is al op 1 januari 2015 van start gegaan. Kan de minister aangeven in hoeverre zij tevreden is over het functioneren van de organisatie tot nu toe? Lost die de door ons allen eerder geconstateerde versnippering echt op? We hadden het daar net ook al even over. Is de schaarse specialistische kennis dan ook geborgd? Dat vindt het CDA wel heel erg belangrijk. 

D66 stelde net vragen over het congres over nucleaire veiligheid, onlangs in de Verenigde Staten. Daarbij kwam natuurlijk ook de vraag naar voren hoe het met onze nucleaire installaties in Nederland zit. Zijn die voldoende beveiligd tegen terroristische aanslagen? De discussie richtte zich vooral op de bewapening van de beveiligers. Het CDA vindt het van belang dat we hier wat dieper op ingaan, want naar aanleiding van 9/11 is de beveiliging in de Verenigde Staten opnieuw geanalyseerd en zijn er nieuwe maatregelen genomen om de beveiliging te versterken voor de nucleaire veiligheidsautoriteit. Gezien de toegenomen terroristische dreiging in Europa wil ik graag van de minister weten of zij het ook een goed idee vindt om in Europees verband nog eens extra daarnaar te kijken. Is zij bereid om de veiligheid extra door te lichten op terroristische aanslagen en om waar nodig extra maatregelen te nemen? Ook in het kader van een level playing field en het doorrekenen van de kosten die daar misschien uit zullen voortvloeien, is dat van belang. We willen immers wel een level playing field in Europa. Ik hoor graag of de minister dat wil onderzoeken en of ze de Tweede Kamer daar een terugkoppeling van wil geven, voor zover dat mogelijk is in verband met de veiligheid. 

Daarnaast zijn er natuurlijk nieuwe ontwikkelingen zoals geavanceerde cyberaanvallen en drones. Het CDA vraagt zich af of onze nucleaire installaties daar wel voldoende tegen beschermd zijn. Is hier voldoende aandacht voor? 

Het CDA vindt het van groot belang dat Nederland zijn diverse nucleaire kennisinfrastructuur en bedrijven behoudt. Dat is belangrijk voor de wetenschap en onze welvaart. Het CDA wil daarom dat aangesloten wordt bij internationale samenwerking, zodat toekomstige ontwikkelingen van bedrijven in Nederland op nucleair gebied worden gestimuleerd. Is de minister dit met het CDA eens? Hoe staat het met het onderzoeksprogramma op nucleair gebied in het kader van het Energie-uniepakket? Denkt de minister dat verbreding naar de ministeries van OCW en VWS wenselijk is, gelet op de brede materiaalkennis die Nederland bijvoorbeeld heeft in Petten? Ik vraag dat ook, omdat op pagina 16 van de memorie van toelichting de taken van andere ministers en organisaties worden genoemd, maar dit hele aspect ontbreekt daarin. Ik krijg dus graag een toelichting van de minister op dit punt. Hoe ziet zij dit? 

En natuurlijk, het was vanmorgen weer raak in België. Ik weet dat we hebben afgesproken om daar komende dinsdag verder over te debatteren. We zullen dat dus op een ander moment doen, maar het is wel een hartenkreet van heel veel inwoners. Mevrouw Van Veldhoven sprak daar ook al over. Hoeveel incidenten mogen we nog verwachten? Hoe kan de rol van de ANVS worden opgepakt? Hoe structureel is die rol bij gezamenlijke inspecties met onze Belgische buren? Hoe kan de minister daar op een positieve wijze veranderingen in aanbrengen? Kan zij ervoor zorgen dat gemeenten en provincies op het juiste moment goed geïnformeerd worden door de Belgische collega's? 

Ik zal een heel stuk van mijn tekst niet voorlezen. Ik rond af. De Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft aangekondigd eventueel te willen kijken naar de zorgen van onze inwoners en onze bestuurders, met name over wat er in België allemaal gebeurt. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Kan zij daarop ingaan? 

Ik heb geprobeerd om het kort te houden, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Er komen nog gelegenheden waarbij andere aspecten van deze materie aan de orde komen. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Er is al eerder gerefereerd aan de motie van de leden Vos en Leegte, die in 2013 hebben aangestuurd op het instellen van een onafhankelijke autoriteit op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Dat is niet de enige reden voor deze wetswijziging. Ook in internationale wetgeving is vastgelegd dat de nucleaire autoriteiten onafhankelijk moeten zijn en onafhankelijk van de politiek moeten opereren. Het is dus niet alleen een nationale wens, maar ook een internationale verplichting. Aan die verplichting voldeed Nederland niet en daarom is deze wetswijziging noodzakelijk. De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, ANVS, moet zelfstandig kunnen werken en niet ondergeschikt zijn aan de minister van Infrastructuur en Milieu. De VVD kan zich daarom vinden in de gekozen vorm van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Een zbo is in dit geval de meest geëigende structuur, omdat het verzekert dat de ANVS zonder druk van conflicterende of politieke belangen kan opereren. Veiligheid staat voorop. Ook de kennis wordt gebundeld in deze autoriteit. De minister van I & M houdt beperkte zeggenschap over het zelfstandig bestuursorgaan, onder andere door de bevoegdheid om maatregelen te treffen, mocht de ANVS haar taak verwaarlozen. Kan de minister aangeven in welke situaties het zou kunnen voorkomen dat de ANVS haar taak verwaarloost? Hoe wordt daarbij voorkomen dat politieke belangen toch een rol gaan spelen? Dat willen we immers niet. 

De minister van Economische Zaken blijft in het nieuwe wetsvoorstel gewoon verantwoordelijk voor de samenstelling van de energiemix en dus ook voor de positie van kernenergie in het energiebeleid. Een discussie over kernenergie hoeven we gewoon niet te voeren. Dat zal ik ook niet doen. Zolang er echter sprake is van nucleair materiaal op Nederlandse bodem, is het van belang dat de veiligheid voldoende gewaarborgd is. Daarvoor is de ANVS tenslotte in het leven geroepen. De kerntaak van de ANVS is namelijk het bewaken van de nucleaire veiligheid door het opleggen van regels, het verlenen van vergunningen en natuurlijk de inspecties voor de handhaving. 

Het vergunningen-, toezichts- en handhavingstraject heeft betrekking op vijf grote installaties: de kerncentrale in Borssele, de onderzoeksreactoren in Petten en Delft, de verrijkingsfabriek van URENCO in Almelo en de COVRA, waar de opslag plaatsvindt. 

Er wordt echter ook heel veel vervoerd. Verder zijn er op diverse kleinere locaties medische toepassingen en wordt er onderzoek gedaan. Ook in de industrie wordt vaak met radioactief materiaal gewerkt. In Nederland zijn er ongeveer 2000 vergunninghouders. Het is van belang dat deze organisaties voldoende getraind en gekwalificeerd personeel hebben om daarmee om te gaan, want dat draagt bij aan de veiligheid. Is er echter, gezien de veelheid en variëteit aan vergunninghouders, bij de ANVS wel voldoende deskundig personeel om al die 2000 vergunninghouders af te lopen? 

De VVD vindt dat de primaire verantwoordelijk natuurlijk altijd berust bij degene die met het nucleair materiaal werkt. We kunnen risico's niet uitsluiten. Het primaat ligt bij die partij. Omdat het ernstige consequenties kan hebben als je er verkeerd mee omgaat of als je afspraken niet nakomt, is het aan de ANVS om daar scherp op toe te zien. De ANVS is al van start gegaan. Kan de minister aangeven hoe de ervaringen tot nu toe zijn? Is de ANVS al volledig "up and running", volledig operationeel? Hoe verloopt de samenwerking tussen de autoriteit en het ministerie? In welke frequentie is er contact; hoe gaat dat? De VVD wil ook graag weten of in de afgelopen maanden in de praktijk al zaken zijn opgevallen die anders georganiseerd moeten worden om de belangrijke rol als onafhankelijke autoriteit te borgen. Ik dank de minister voor al haar werk en wens haar veel succes in de Eerste Kamer. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Het is een belangrijk wetsvoorstel over een kwestie die ons allemaal zeer bezighoudt. In Nederland is kernenergie geen heel grote sector, maar wel een heel gevarieerde, met Borssele, Petten, URENCO waar weer andere dingen gebeuren, Delft en recent natuurlijk ook met wat er in buurlanden is gebeurd. Ik moet daarbij terugdenken aan de hit België, die nota bene door Het Goede Doel werd uitgevoerd. Het is wel raar dat ze toen zo'n vooruitziende blik hadden. 

Bij kernenergie en berging van eindafval is er sprake van een weging van de risico's en de kwetsbaarheid van mens en milieu. Het gaat dan om de vraag hoe je die twee zo te lijf kunt gaan dat je het risico dat eruit voortvloeit, zo klein mogelijk maakt. Met kernenergie zou je graag zien dat het risico nul is. Immers, wanneer het misgaat, neemt het dermate apocalyptische vormen aan dat een autoriteit, die nu is opgericht, daarin een heel belangrijke rol vervult. De gevaren zijn op zichzelf al erg divers. Twee jaar terug speelde er een probleem in Petten met de veiligheidscultuur. In de Kamer is daar toentertijd aandacht aan besteed. Op het terrein van URENCO was er een kleine verontreiniging. Op zichzelf is dat goed gekeept, maar meteen was de hele regio verontrust. Het is misschien heel fictief, maar we hebben na 1953 een heleboel zeegaten afgedamd of kunnen afdammen, behalve de Westerschelde. Daaraan ligt zowel Borssele als Doel. Op alle mogelijke manieren is er toch sprake van enig risico. 

Je ziet het nu ook in de krant, zoals vorige week in Het Parool: de Verenigde Staten vinden dat Nederland eigenlijk wat minder goed geëquipeerd is om kerncentrales te beschermen. De Nuclear Threat Initiative zegt dat ons land het buitenbeentje is in de nucleaire veiligheidsindex. Dat baarde mij eigenlijk wel zorgen. Ik begrijp dat de minister niet uitvoerig kan ingaan op de wijze waarop de veiligheid rondom kerncentrales en kernafval is geregeld. Dat verlang ik ook niet van haar, maar ik denk wel dat het goed is dat zij zo ver als zij daarin kan gaan, aangeeft waar wij ons ongeveer bevinden in het hele internationale circuit van kernenergie en de beveiliging die daaromheen hangt. Het zou zinvol zijn om daar iets meer gevoel bij te hebben. Immers, dat ene scheurtje bij Doel en dat andere gevaar bij Tihange rondom vervuiling van de Maas zetten heel veel mensen meteen in beweging. Ik wijs op gemeenten in Nederland en in Noordrijn-Westfalen waar men als privépersoon, als groep of als lagere overheid naar de rechter stapt. Een Duitse minister heeft tegen België gezegd: jullie spelen Russische roulette met jullie twee kerncentrales. Dat is allemaal niet fijn en veroorzaakt een heleboel onrust in de regio. Ik hoef er niet aan toe te voegen dat de aanslagen van de laatste tijd dat gevoel van onveiligheid alleen maar vergroten. Dat is een hele serie van gevaren waarvan wij ons bewust zijn dat ze bestaan. 

De kernvraag aan de minister is: leidt de instelling van deze autoriteit in haar ogen ertoe dat de veiligheid beter voor elkaar is? In paragraaf 5.7 van de memorie van toelichting — ik sprak er net over in het interruptiedebatje met de heer Vos — zie je dat er nog een heleboel deelverantwoordelijkheden bij verschillende departementen zijn belegd. Als je ziet wat waar is belegd, is dat op zichzelf niet zo vreemd, maar je bent daarmee niet van de versnippering af. Je ziet ook heel veel inspecties, van het Staatstoezicht op de Mijnen tot de inspectie van de minister zelf en een heleboel daartussen, die ook hun verantwoordelijkheden hebben. De enigszins negatief geformuleerde vraag is of we onszelf niet blij maken met een dode mus of de versnippering niet van A naar B verschuiven. 

Het verlagen van kwetsbaarheid bestaat uit het uitdelen van jodiumpillen, uit het beter omgaan met ontmantelen en eindberging van radioactief materiaal. Maar uiteindelijk draait het om de vraag of er echt een concreet actieplan is — of een rampenplan, als je het zo zou willen noemen — voor het geval het ergens misgaat. Is er iets veranderd in de manier waarop zich dat kan ontvouwen? 

Ik maak mij ook zorgen over een ander punt dat werd opgevoerd door collega's, namelijk dat uit het advies van de International Atomic Energy Agency, IAEA, blijkt dat er maar heel beperkt capaciteit beschikbaar is op de posten waar mensen eigenlijk de boel in de gaten moeten houden. Is dat zo en is dat ondertussen onderkend en ondervangen door de minister? 

Technische ondersteuningsbureaus bij de autoriteit … Met alle respect, maar daarvan krijg ik een beetje uitbestedingsjeuk. Ik krijg dan een soort ProRail-gevoel: je hebt weinig geld, je zet het weg bij aannemers die dat bijna onder de kostprijs willen doen en klaar is Kees. Dan krijg je dus niet wat de burger nodig heeft. Nu is dat bij ProRail wat minder riskant dan bij kerncentrales en radioactief materiaal, maar toch. Eigenlijk zouden we dat goed in eigen hand moeten houden. Wat mij betreft ligt daaraan echt de kernvraag ten grondslag: wanneer kan de minister ingrijpen? Kan zij nog ingrijpen wanneer daar een noodzaak toe is? Legt zij niet te veel weg bij de autoriteit of bij gedelegeerde organisaties die voor de autoriteit werken? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ben ook benieuwd naar een reflectie van de minister op de mogelijkheid om nadere beleidsregels te stellen en eventueel te besluiten tot vernietiging. In haar antwoorden daarop is zij beperkt. Ze zegt dat ze daarvan eigenlijk geen nader gebruik wil maken. Hoor ik de SP-fractie zeggen dat zij, net als de Raad van State, wil dat de minister dat wel uitgebreid doet? 

De voorzitter:

Even voor de verduidelijking: het vernietigen van? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De minister heeft de mogelijkheid, in verband met de Kaderwet zbo's, om beslissingen te vernietigen op grond van het algemene belang, maar zij doet dat bewust niet. Zij maakt daarvan geen gebruik in dit wetsvoorstel. Is dat nou juist geen uitholling van dat recht waarvoor de SP nu, volgens mij, ook pleit? 

Een ander belangrijk punt is dat de minister zegt dat zij niet gebruikmaakt van de mogelijkheid om algemene beleidsregels te stellen. Ik zie haar knikken. Dat recht wil zij niet gebruiken. Ik hoor de SP-fractie hier eigenlijk vragen of haar recht niet wordt uitgehold. Ik vraag zowel de SP als de minister om daar toch nog even nader op in te gaan. 

De voorzitter:

Vooralsnog is de vraag eerst aan de SP, want die is nu aan de beurt. 

De heer Smaling (SP):

Die opmerking is heel terecht. Ik stel die vraag inderdaad aan de minister, omdat ik echt benieuwd ben naar haar antwoord. Het maakt nogal wat uit. We kunnen gewoon heel formeel zijn en zeggen: oké, het is op afstand gezet en dus hoeven we ons daarover verder geen zorgen meer te maken. Ik denk dat je bij bepaalde kwesties, zoals de kwesties waarover we het nu hebben, die vraag over ingrijpen wel moet stellen. Het vernietigen, waarover mevrouw Mulder het had, hoort daarbij. Ik wil graag horen hoe de minister daarin staat. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat zou het CDA, met de SP, ook graag willen horen. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben wel benieuwd of de heer Smaling van de SP vindt dat zo'n autoriteit voldoende onafhankelijk moet zijn, of die op afstand moet staan van de politiek en of die een eigen budget moet hebben. 

De heer Smaling (SP):

Als het internationaal de norm is dat er overal ANVS'en zijn en als die met elkaar afdoende overleg voeren, dan vind ik dat je die wel een zekere mate van onafhankelijkheid moet geven. Hopelijk gaat de borging van veiligheid immers om een langere tijd dan kabinetsperiodes. Je moet dat wel regelen, zodat het goed in elkaar zit. Maar als het nodig is om in te grijpen en men heel snel in actie moet komen, moet er op zo'n moment wel een bevoegdheid liggen bij een bewindspersoon. 

De voorzitter:

Vervolgt u nu uw betoog of was u inmiddels aan het afronden? 

De heer Smaling (SP):

Ik was aan het afronden; ik heb nog één vraag. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik begrijp dat de heer Smaling de mogelijkheid tot ingrijpen wil behouden, juist vanuit de optiek van de bevordering van de veiligheid. Maar als veiligheid en politiek meer met elkaar worden vermengd, zou ook de politieke afweging kunnen ontstaan om maar even niet in te grijpen, bijvoorbeeld omdat men energiebelangen wil laten voorgaan. Is die onafhankelijkheid niet juist de waarborg dat veiligheid altijd boven politieke afwegingen gaat? Moeten we juist daarom niet heel voorzichtig zijn met het creëren van allerlei mogelijkheden voor de politiek om in te grijpen? Zou de beoordeling van veiligheid door experts daarom niet voorop moeten staan? 

De heer Smaling (SP):

Ik denk dat de bevolking graag ziet dat de regering zo'n opdracht tot ingrijpen geeft. Uit de huidige discussie in de Verenigde Staten hierover volgen simpele dingen: er is een incident, iemand heeft zichzelf toegang tot een centrale weten te verschaffen of er is een combinatie van een hack en iemand die zichzelf een entree heeft verschaft. Of je er in twee of in tien minuten bent, kan een wereld van verschil maken. We moeten dus onmiddellijk een actie kunnen uitrollen en iemand moet daartoe opdracht geven. Als de autoriteit en de bewindspersoon heel dicht op elkaar zitten, lijkt dat me verder oké, maar zo'n onmiddellijke actie op dat bepaalde moment lijkt mij echt een regeringstaak. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Waarom zou dit via de inspectie moeten lopen? En waarom zou de regering bij dat soort dreigingen niet meteen schakelen met het bedrijf waarover het gaat en samen met het bedrijf bekijken wat er op basis van de informatie noodzakelijk wordt geacht voor de opschaling van het veiligheidsniveau? De vraag is dus of de route via de inspectie de enige manier is. Of gaat het er nu juist om dat de inspectie een bepaalde actie voor de veiligheid belangrijk kan vinden, onafhankelijk van wat de regering wel of niet wenselijk vindt? Is dat laatste eigenlijk niet zuiverder en meer in het belang van de veiligheid? 

De heer Smaling (SP):

Ik stel voor dat we eerst van de minister horen wat volgens haar de meest effectieve route is. Als zij dat goed onderbouwt, kunnen wij daar wel of niet mee instemmen. Dat is het beste. 

Ik had nog een suffe vraag, maar na alle interrupties kan ik die net zo goed laten zitten. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ouderdom komt met gebreken. Dat geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor kerncentrales. Vanmorgen, dat alweer even geleden is als ik naar de klok kijk, werd ik wakker met het nieuws dat kerncentrale Doel 1 weer eens is stilgelegd vanwege mankementen. Dat is zorgelijk. De onrust in de samenleving over de veiligheid van kernenergie neemt toe. Het is daarom goed dat we vandaag dit wetsvoorstel bespreken. Met dit wetsvoorstel komt er één autoriteit die verantwoordelijk is voor vergunningverlening en toezicht op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. De ChristenUnie steunt dit voorstel en vindt het ook een goede zaak dat de minister van Infrastructuur en Milieu voor dit zelfstandige bestuursorgaan verantwoordelijk wordt. Zo wordt de onafhankelijke positie maximaal benadrukt. We hebben straks een onafhankelijke toezichthouder die niet valt onder het ministerie dat verantwoordelijk is voor het energiebeleid. In mijn bijdrage zal ik ingaan op deze onafhankelijke positie, op de informatievoorziening aan de burgers, op de internationale samenwerking en, ten slotte, op de financiële zekerheid rond de ontmanteling van nucleaire installaties. 

Allereerst kom ik tot de onafhankelijkheid. In een sector met zo weinig spelers en zo weinig deskundigen is het gevaar aanwezig dat er op enig moment te weinig kritisch vermogen is. Veel mensen in de sector kennen elkaar immers. De veiligheid moet vooropstaan en niet de belangen van de sector. Hoe wil de minister dit garanderen? Recent waren er fouten met de vergunning voor de export van verarmd uranium naar Rusland. Daarover volgt later nog een debat. Dit geeft nog niet het vertrouwen dat nodig is in een onafhankelijke toezichthouder. Het roept bij mij de vraag op of de ANVS in de huidige samenstelling wel voldoende kennis en ervaring heeft om de onafhankelijke waakhond te zijn die ze ook behoort te zijn. In het kader van de oprichting van de ANVS zal nog dit jaar een nadere analyse worden uitgevoerd op de structurele taken en kosten van de ANVS. Wat de ChristenUnie betreft wordt daarbij niet alleen gekeken naar de formatie, maar ook naar het borgen van de onafhankelijkheid. Op papier lijkt het in deze wet goed geregeld, maar het vraagt ook iets van de cultuur van de organisatie. 

Ik kom tot mijn tweede punt: de informatievoorziening. De ANVS krijgt als belangrijke taak burgers voor te lichten over nucleaire veiligheid. Dit wordt in het wetsvoorstel echter niet verder ingevuld, behoudens de al verplichte informatievoorziening bij ongevallen. Met het amendement op stuk nr. 4 regel ik dat de jaarlijkse rapportage over ongewone gebeurtenissen in inrichtingen en de recent gestarte meldingen over deze gebeurtenissen op de website van de ANVS wettelijk worden verplicht. Ik heb daarbij de wens opgenomen dat deze informatie ook betrekking heeft op ongewone gebeurtenissen vlak over de grens, zoals de centrales in Doel en Tihange, zodat Nederlandse burgers op één plek terechtkunnen voor deze informatie. 

De voorzitter:

Het genoemde amendement is het amendement op stuk nr. 11. U zei nr. 4, maar het is waarschijnlijk opnieuw genummerd. Ik zeg dat even om verwarring te voorkomen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel. 

De ANVW kan deze informatie uiteraard alleen aanbieden als ze deze ontvangt van collega-autoriteiten in onze buurlanden. Ik heb er vertrouwen in dat deze minister hierover goede afspraken zal kunnen maken met haar collega's over de grens. 

Daarmee ben ik gelijk bij mijn blokje over internationale samenwerking. In de internationale nucleaire wereld is het continu verbeteren van de nucleaire veiligheid het leidende principe. Onderlinge samenwerking en het uitwisselen van ervaringen, kennis en ideeën hebben daarom hoge prioriteit. Zou dit uitgangspunt van continue verbetering niet ook gevolgen moeten hebben voor de veiligheidsnormen en voor de handhaving? Elk land is natuurlijk verantwoordelijk voor zijn eigen handhaving en het is mooi dat er in aanvulling daarop een Europese stresstest is. Dit is echter een thematische collegiale toetsing, gericht op specifieke veiligheidsproblemen, die door de sector zelf wordt uitgevoerd. Is er niet meer nodig? Zo zijn er geen Europese veiligheidsondergrenzen gesteld. Het gevolg is dat elk land andere criteria hanteert. De scheurtjes in het reactorvat in België zouden in Duitsland tot sluiting hebben geleid totdat de oorzaak duidelijk was. In België gebeurde dat echter niet. Is de minister bereid om in Europa te pleiten voor Europese veiligheidsondergrenzen? 

Het is goed dat het wetsvoorstel in artikel 3, lid 3, onder f benadrukt dat de ANVS moet samenwerken met de autoriteiten in onze buurlanden, die ook de gevolgen merken als het onverhoopt goed mis zou gaan bij Borssele. Andersom geldt echter ook dat Nederland belang heeft bij de veiligheid van de centrales in Doel en Tihange in België. Verder is het begrip "samenwerken" erg ruim. Ik heb daarom een amendement ingediend, naar ik meen het amendement op stuk nr. 12, waarin wordt geregeld dat de ANVS in ieder geval ook als taak heeft om de veiligheid van inrichtingen vlak over de grens te monitoren. Het is een amendement van de ChristenUnie en D66. 

De voorzitter:

Dat is inderdaad het amendement op stuk nr. 12. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ook dit kan uiteraard alleen als de autoriteit in het buurland hieraan meewerkt. Collegiale monitoring lijkt me echter in beider belang. Je kunt van elkaar leren en het geeft vertrouwen aan de eigen burgers. 

Het is daarom goed dat er sinds kort ook gezamenlijke inspecties van de Nederlandse en Belgische inspecteurs bij kerncentrales plaatsvinden. Door elkaars waarnemers toe te laten, blijft de eigen verantwoordelijkheid voor handhaving en toezicht in stand, maar kan tegelijk van elkaar geleerd worden. Ik hoor graag hoe de minister in de toekomst om wil gaan met waarnemers. Gaan we dit incidenteel doen of krijgt het een structurele basis? 

We spreken niet zo vaak over de Kernenergiewet. Een actuele kwestie die ik in dit debat nog aan de orde wil stellen, betreft de fondsen die op basis van de Kernenergiewet worden opgebouwd voor de financiële zekerheid van de ontmanteling van onze kerncentrales. Ik doe dit mede namens mevrouw Van Tongeren van GroenLinks, die vanavond niet bij dit debat aanwezig kan zijn. De wet en het daarop gebaseerde besluit schrijven momenteel voor dat elke vijf jaar wordt gekeken of de opbouw van dit fonds voldoende is. Deze termijn is te lang om goed de vinger aan de pols te houden. Met, naar ik meen, het amendement op stuk nr. 9 stellen de ChristenUnie en GroenLinks daarom voor dat de exploitant in aanvulling op de bestaande actualisatieplicht jaarlijks inzage dient te geven in de dekkingsgraad van het ontmantelingsfonds. Indien er twee jaar achter elkaar sprake is van een tekort, moet de vergunninghouder een geactualiseerde financiële zekerheid indienen. Hiermee sluiten we aan bij de termijn die geldt voor de pensioenfondsen, die ook jaarlijks hun rendement in kaart moeten brengen. Het huidige fonds gaat uit van een bepaalde sluitingsdatum van de kerncentrale in Borssele, maar wat er gebeurt er als, om wat voor reden dan ook, de kerncentrale toch eerder dicht moet? Zouden we om deze reden niet moeten regelen dat het fonds sneller gevuld raakt? 

De voorzitter:

U hebt het inderdaad over het amendement op stuk nr. 9. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel. 

Er valt nog veel meer te zeggen over kernenergie. Daarom is het goed dat de Kamer de minister binnenkort nader spreekt over dit onderwerp. Dan zullen we ingaan op de veiligheid en de risico's van onze nucleaire installaties, op de beveiliging ervan en op de incidenten die er zijn geweest. Ik verheug mij op dat debat, maar ik verheug mij nog veel meer op een toekomst zonder kernenergie. 

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. 

De vergadering wordt van 21.51 uur tot 22.05 uur geschorst. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Voor ligt een wetsvoorstel waarin wordt voorgesteld om de ANVS als toezichthoudende organisatie te formaliseren. Daaraan zit een voorgeschiedenis die sommige Kamerleden langer kennen dan ik, omdat het in het verleden een discussie in andere commissies was en zij daarin ook hun rol hebben gespeeld. 

Om terug te gaan tot 2013: de minister van Economische Zaken was verantwoordelijk voor het beleid, de wet- en regelgeving, de vergunningverlening en het toezicht op nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hij werd daarin ondersteund door vier verschillende ambtelijke organisaties, van wie er twee bij Economische Zaken zaten en twee bij de Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Er was dus eigenlijk sprake van een versnippering van taken. Ik herinner me van discussies uit die tijd dat de minister van Economische Zaken zich zorgen maakte over de vraag of toezicht wel op de juiste wijze vormgegeven kon worden met die verdeeldheid. 

Ook gold dat het in één hand hebben van het maken van beleid, dus kernenergiebeleid of energiebeleid in brede zin, en het houden van toezicht op stralingsbescherming en nucleaire veiligheid geen wenselijke situatie was. De Kamer heeft dat geconstateerd. De motie-Vos/Leegte is in dat kader genoemd en het IAEA heeft daarover opmerkingen gemaakt, net zoals Euratom. Naar aanleiding van de ramp in Fukushima in 2011 is daarover gediscussieerd. Toen is gezegd dat er veel meer duidelijkheid moest ontstaan. 

Dit alles heeft ertoe geleid dat het kabinet er uiteindelijk voor heeft gekozen om de rollen te scheiden en om de minister van Economische Zaken, die de verantwoordelijkheid draagt voor het energiebeleid, niet tegelijkertijd verantwoordelijkheid te geven voor het toezicht daarop. Ik heb dat in mei 2015 dan ook formeel van hem overgenomen. In de tussentijd hebben we ervoor gekozen om de ANVS eerder, namelijk in februari 2015, vorm te geven, een wetsvoorstel te maken en dat bij uw Kamer in te dienen. Nu gaan we echt tot de formalisering van de ANVS over, maar werken we eigenlijk al een beetje in het licht van hetgeen we met dit wetsvoorstel beoogd hebben. Waarom zou je daarop wachten als je dat eerder op deze wijze goed kunt doen? 

Op 4 juni hebben we het wetsvoorstel voor de ANVS als zbo bij uw Kamer ingediend. Tegelijkertijd hebben we het tweede IAEA-advies naar de Tweede Kamer gestuurd. Gevraagd is waarom we dit nu pas doen. U hebt ervoor gekozen, dit wetsvoorstel nu pas te behandelen. Dat lijkt mij op zichzelf snel, want er komt veel kijken bij zo'n wetsvoorstel. Het is wel goed dat we dit nu met elkaar behandelen. 

Eerst wil ik een aantal opmerkingen over de ANVS maken, de organisatie waarover het vanavond voornamelijk gaat. Dan maak ik een aantal opmerkingen over nucleaire veiligheid en het ontmantelingsfonds, rollen waarvoor zij hetzij direct, hetzij indirect medeverantwoordelijk zijn. Ook maak ik opmerkingen over beveiliging en beantwoord ik vragen die gesteld zijn over de beveiliging extern, dus niet over de nucleaire veiligheid, maar eigenlijk over de dreigingskant. Tot slot ga ik in op de opmerkingen die over België zijn gemaakt. Het gaat hier vanavond over de ANVS, maar er is ook veel gesproken over de buren. Als allerlaatste geef ik mijn oordeel over de amendementen. 

Ik kom allereerst op de ANVS. Met terugwerkende kracht heeft een aantal leden van deze Kamer gevraagd of de kerncompetenties van de ANVS voldoende zijn, of het toezicht op het gebruik van nucleaire installaties onvoldoende is geweest en, zo ja, wat er in het verleden schortte aan het vervoer van radioactieve stoffen. Ook is er gevraagd wat er mis was met de mensfactoren en welke factoren daar precies mee bedoeld werden en wat er gedaan is om die human factors, die menselijke factoren, te verbeteren. 

Allereerst ga ik in op de capaciteit. De ANVS is op 1 januari 2015 gestart met een formatie van 122 fte. Deze personen zijn door internationale gremia bekeken. De organisatie is ook door internationale gremia als adequaat beoordeeld. In 2016 maken we nog een nadere analyse van de structurele taken en kosten van de ANVS. Ook de formatie zal daar weer een onderdeel van zijn. De analyse kan daarvoor gevolgen hebben. De planning is om de analyse af te ronden voor 1 juli 2016, om de Kamer in het najaar te informeren over de uitkomsten en om die, indien nodig, ook mee te nemen bij de begroting voor 2017. Mijn beeld is nu dat het zo goed werkt, maar wij doen die nadere analyse en mocht het niet voldoende zijn, dan komen we daarop bij de Kamer terug. 

Was het toezicht dan eerst onvoldoende? Nee, het toezicht was niet onvoldoende, maar de bundeling van kennis bij de ANVS en het beschikbaar komen van gezamenlijk personeel voor specialistische beoordelingen heeft, denk ik, de deskundigheid vergroot en het toezicht verbeterd. Op dit moment heeft de ANVS een aantal personeelsleden met een specifieke reactorfysische opleiding, en een aantal andere medewerkers heeft reactorfysische kennis en ervaring. Er wordt constant aan gewerkt om deze kennis actueel te houden, bijvoorbeeld door opleiding. Waar in het verleden weleens is gevraagd of het niet een beetje een enge basis is, heeft de samenvoeging ervoor gezorgd dat er een bredere basis is en kan er nu ook veel beter gezamenlijk opgeleid worden. 

Het toezicht op vervoer was in het verleden onvoldoende. De Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op het vervoer van radioactieve stoffen, vooral wat betreft algemene vervoerseisen zoals eisen aan het vervoersmiddel, de verpakking, de chauffeur en documenten. De ANVS houdt toezicht op de stralingsbescherming en de beveiliging. Bij beide organisaties was en is er voldoende specialistische kennis aanwezig. Het toezicht door de ANVS is vooral gericht op de transporten met het grootste risico, zoals kerntransporten, maar wij zijn ook aan het bezien of er niet ook meer toezicht moet zijn op transporten met een lager risico. Dat wordt door mij meegenomen in het eerder genoemde onderzoek naar de capaciteit. Kort gezegd, en dat zal bij meer punten voorkomen: we hebben een bundeling gemaakt van de specialisten en van de taken die we hebben, en we zijn nu aan het kijken of we nog beter kunnen worden in de toekomst en of we daar extra mensen voor nodig hebben. 

De voorzitter:

Dit is een natuurlijk moment voor een interruptie, zo te zien? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ja, ik ga nog verder op dit punt, maar ik wacht de vraag af. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven van D66. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb in mijn inbreng inderdaad gevraagd om aandacht voor andere bronnen dan alleen maar kernreactoren. Ik ben blij dat de minister zegt: we gaan daar ook naar kijken, maar wat wordt voor haar het afwegingskader om te bepalen of de ANVS zich al dan niet nader moet bemoeien met die transporten? Hoe gaat zij dat bepalen? Dat is immers weer bepalend voor de vraag of er voldoende capaciteit is. Wat wordt haar afwegingskader daarbij? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat zal toch een risicoafweging zijn. We zullen echt op basis van nationale en internationale kennis moeten kijken wanneer iets als risico wordt gezien en wanneer niet. Ik vind niet dat ik dat zelf vanuit een politieke overweging moet doen. Dat moet vooral gebeuren op basis van ervaringen die wij breder hebben, wereldwijd. Op basis daarvan zullen we ook de afweging maken of je al voor transporten met een lager risico een intensievere bemoeienis van de ANVS zou willen hebben. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Wordt dat risico dan beperkt tot een technisch risico, namelijk wat betekent het om stralend materiaal te vervoeren? Of moet ik dat risico breder zien? Wordt bij de inschatting het risico meegenomen dat er iets gebeurt met dat materiaal wat we onwenselijk zouden vinden? Hoe breed definieert de minister het risico? Of hoe breed laat zij zich daarover adviseren? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik denk zelf dat er een derde risico is, en wel externe dreigingen. Het technische risico omvat eigenlijk ook het risico dat er iets gebeurt met het materiaal, want technisch gezien wil je natuurlijk gewoon dat er niets fout kan gaan. Dat is je afweging. Daarnaast heb je de dreigingsrisico's. Ik kom daar straks nog op terug, want dat is eigenlijk een aparte tak van sport. Ik kan mij voorstellen dat we met de partijen die daar verantwoordelijkheid voor dragen, nagaan of het in de rede ligt om te bezien of we ook bij dit soort zaken meer toezicht moeten hebben. Zo ja, is dat dan een toezichtsrol die de ANVS moet doen? Die kijkt immers vooral naar de nucleaire veiligheid. Of is het een rol die ergens anders belegd moet worden? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Fijn als de minister bereid is om het in die breedte te bekijken. Dank. 

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Dik-Faber. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb een korte vraag over de analyse van de ANVS die in 2016 plaatsvindt en dus nog dit jaar naar de Kamer komt. Die analyse gaat ook in op de formatie. Is die analyse niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief? Ik heb het dan niet alleen over kennis en expertise — daar heb ik alle vertrouwen in — maar ik heb het ook over de kritische reflectie en de onafhankelijkheid. Zijn dat ook onderdelen van die analyse? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Analyse zal altijd kwantitatief en kwalitatief zijn. Je moet immers zien of je de juiste mensen in huis hebt om de taken waar je voor gesteld staat, gedaan te krijgen. Volgens mij geef ik daarmee een antwoord op de vraag. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank voor de toezegging. Nogmaals, het is maar een relatief beperkte groep mensen die deze kennis en expertise in huis heeft. Ik vind de interne kritische reflectie en de onafhankelijkheid cruciaal. Maar de minister gaat ermee aan de slag. Veel dank dus. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik vind die onafhankelijkheid ook zeer belangrijk. Ik heb er ook zelf binnen het kabinet voor gestreden om deze taak bij mij te beleggen, juist omdat ik het zo belangrijk vind dat die scheiding tussen beleid en toezicht er is, en ondanks het feit dat het natuurlijk best een complexe portefeuille is. Ik hecht zelf ook zeer aan dat onafhankelijke toezicht. Problemen met kernenergie hebben zo'n enorm groot effect. Je moet dat daarom altijd als een bijna aparte rol en taak beschouwen waar je verantwoordelijkheid voor draagt. 

Ik kom bij het toezicht op de mensfactoren. Het toezicht op managementsystemen en mensfactoren krijgt de laatste tijd steeds meer aandacht op alle technologisch meer complexe domeinen, zoals de luchtvaart, de procesindustrie en de olie- en gaswinning. Ik heb het hier over de invloed van de mens op de bedrijfsvoering en omgekeerd. De ontwikkelingen binnen het toezicht op de nucleaire industrie volgen eigenlijk een sterk vergelijkbaar traject. De ANVS sluit hier ook op aan door het aannamebeleid van nieuwe inspecteurs en het opleidingsbeleid van ANVS-inspecteurs actief aan te laten sluiten bij internationale ontwikkelingen. De ANVS sluit hier ook op aan met het doorontwikkelen van toezichtmethoden. De ANVS doet ook aan gerichte inspecties, bijvoorbeeld op de veiligheidscultuur. 

Er werd ook gevraagd naar de voortdurende verbetering. Volgens mij was het een vraag van de ChristenUnie. Een van de leidende principes binnen de nucleaire wereld is het continu verbeteren, of de "continuous improvement". Ze gebruiken allemaal de laatste term, omdat bijna alles internationaal wordt gedaan, maar ik heb de Nederlandse vertaling maar eerst gegeven. Ook voor het actueel houden van kennis en ervaring van het personeel is dat van belang. De IAEA hanteert het principe bij haar reviews. Dat hanteren van het principe heeft er ook sterk aan bijgedragen dat het niveau van de veiligheid in de nucleaire wereld steeds verder wordt verbeterd. Elke review leidt dus tot aanbevelingen over kennis en capaciteiten, omdat er altijd terreinen zijn waar verbeteringen mogelijk zijn. Met andere woorden: als men mij vraagt of ik tevreden ben, ben ik dat nooit, omdat het altijd weer beter kan. Ik denk dat dat de houding is die we met elkaar moeten hebben. Verbeteren betekent niet meteen dat je het daarvoor fout deed, maar dat je je ambitie steeds hoger stelt. 

Ben ik bereid om de evaluatie van de ANVS naar voren te halen? Voor de Kaderwet zbo's geldt een vijfjarige evaluatietermijn. In de nota van verslag heb ik al aangegeven bereid te zijn tot een eerdere evaluatie. Ik ben bereid te evalueren na één gehele begrotings- en verantwoordingscyclus. Dat vind ik van belang. Dat betekent dat de evaluatie in 2018 kan plaatsvinden, nadat de ANVS het jaarverslag van 2017 heeft uitgebracht. Op basis daarvan kan dan worden meegekeken hoe de evaluatie inhoudelijk tot stand is gekomen. 

Waarom is de organisatiestructuur voor nucleaire veiligheid niet eerder aangepast? Dat is omdat de onafhankelijkheid van een "regulatory body" — of zal ik het een regulerend orgaan noemen, mijnheer de voorzitter — sinds het ongeval in Fukushima op 11 maart 2011 strikter wordt uitgelegd. De wijziging van de Euratom-richtlijn voor nucleaire veiligheid van 8 juli 2014 houdt daarmee verband. Dit wetsvoorstel implementeert eigenlijk de richtlijn op dit punt. We hebben in januari 2014 als regering besloten om de organisatiestructuur voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming te wijzigen. Zoals ik al aan het begin zei, zijn in januari 2015 de bestaande taken en deskundigheid gebundeld in de ANVS. Dit wetsvoorstel is in juni 2015 bij de Kamer aangeleverd. 

In het verleden was er al versnippering geconstateerd. Het bezwaar was met name dat versnippering leidde tot een ongewenst verlies van coördinatie tussen de verschillende ministeries. Ook werden het bestaan en het behoud van de kritische massa erdoor bemoeilijkt. Dat was de reden om een en ander samen te voegen. 

Mevrouw Mulder en de heer Dijkstra vroegen of ik tevreden ben over de ANVS tot nu toe. Je zegt nooit dat je klaar bent. Ik ben tevreden over hoe het nu gaat, laat ik het zo zeggen. De bundeling van deskundigheid heeft veel opgeleverd. Er zijn veel voordelen. De beschikbaarheid van personeel met specialistische beoordelingskennis is toegenomen. De IRRS-missie van IAEA concludeerde al in november 2014 dat de ANVS over een bekwame staf beschikt. Ik ben tevreden. Ik heb vertrouwen in de toekomst van de ANVS, maar wij hebben het al over het principe van de continue verbetering gehad. Het kan altijd beter. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben blij dat de minister bereid is om eerder dan na vijf jaar te evalueren. De ANVS draait inmiddels niet-officieel al een jaar. In 2018 verwachten wij een follow-up mission van de IAEA. Het zou heel mooi zijn als de evaluatie niet voor dat moment is uitgevoerd. Dan hebben wij onze eigen verbeterpunten al geconstateerd. Is dat niet wenselijk? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb aangegeven dat wij in 2018 met een evaluatie kunnen komen. Het hangt ervan af wanneer die follow-up mission precies plaatsvindt. Ik kan er even naar kijken en dan kom ik er bij het AO op terug. Dat is voor dit moment niet per se van belang. Het jaarverslag over 2017 komt pas in mei 2018. Het hangt er ook vanaf hoe snel dat gaat. Ik zal even opzoeken wanneer die follow-up mission plaatsvindt. Je kunt in ieder geval al heel veel doen in de voorbereiding. Dan ben je misschien nog niet helemaal klaar, maar dan heb je al wel heel veel informatie. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als wij die intentie delen, kunnen wij de details in het AO bespreken. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Er is mij in verband met de visie op het toezicht op de ANVS gevraagd of ik wil aangeven dat er geen extra toezichtsorgaan komt. Er wordt geen raad van toezicht ingesteld voor de ANVS. Het is ook in lijn met het kabinetsbeleid om geen nieuwe raden van toezicht op te richten. Ik ben inderdaad nu bezig met die toezichtsvisie. Ik werk verder uit hoe ik concreet invulling zal geven aan de bevoegdheden die ik op grond van de instellingswet krijg. Ik kan daar nu nog geen inkijkje in geven omdat wij daar nog mee bezig zijn. 

Sommige Kamerleden vroegen zich af of ik niet te veel bevoegdheden aan de ANVS heb weggegeven. Ik hecht aan een onafhankelijke rol voor een toezichthoudend orgaan. Dat betekent dat je je als minister moet beperken tot de zaken waar je over gaat. Ik begin met de dingen waar ik wel over ga. Mijn bevoegdheden zijn nog steeds benoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden van de ANVS, inlichtingen vragen aan de ANVS, vernietiging van besluiten van de ANVS wanneer die in strijd zijn met het recht en het treffen van voorzieningen bij taakverwaarlozing. Op beide laatste punten zal ik straks wat dieper ingaan. 

Ik zou niet meer bevoegdheden willen hebben vanwege de vereiste onafhankelijkheid van de ANVS. Ik heb bijvoorbeeld afgezien van de bevoegdheid om besluiten te vernietigen in het kader van het algemeen belang. Ik vernietig besluiten als deze in strijd zijn met de wet. Iedereen moet zich houden aan het recht zoals wij dat kennen. Stel dat ik besluiten zou moeten vernietigen in het kader van het algemeen belang, welk belang is dat dan? Is dat het belang dat wij kernenergie hebben? Mag er geen sluiting plaatsvinden? Is dat een medisch belang? Denk aan de medische instrumenten die wij maken met behulp van nucleaire stoffen. Is er een energiepolitiek belang? Je kunt er van alles bij verzinnen. Dat zou ik niet willen. Ik vind het heel belangrijk dat er onafhankelijke oordeelsvorming is. Dat rechtvaardigt dat een minister een besluit alleen kan vernietigen als er sprake is van strijd met het recht. 

Ik kan ook ingrijpen als de ANVS taken verwaarloost. De heer Dijkstra vroeg hoe ik daar dan mee om kan gaan en wanneer zich dat voordoet. Dat is het geval als er sprake is van structureel disfunctioneren van de ANVS, denk aan structureel ontoereikend toezicht en structureel ondeugdelijke vergunningen. In zo'n situatie kan de minister de noodzakelijke voorzieningen treffen volgens de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Dat is altijd een sluitstuk van de interventieladder in het toezicht. Het is een ultimum remedium. Daarom ben ik ook vrij terughoudend in mijn antwoorden over wat voor middelen ik heb. Maar ik kan het wel, in the end. 

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Dijkstra, wellicht ter vermijding van een tweede termijn. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat klopt, voorzitter. Hoe voorkomt de minister dat de politiek daar een rol in gaat spelen? Hoe waarborgen we die onafhankelijkheid echt? Ik vertrouw haar wel, maar we weten natuurlijk niet precies wie er na haar komt te zitten. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik hoop dat we wetten altijd maken ongeacht de persoon die hier staat en het vertrouwen dat de Kamer in hem of haar heeft. Een wet moet vertrouwen wekken in ieder type politicus dat hier in de toekomst staat. De wijze waarop het nu is vormgegeven, geeft aan dat het een laatste redmiddel is. De Kamer heeft al gezien dat we op het algemeen belang onszelf in het vernietigen van besluiten hebben beperkt. Die politieke kant is eigenlijk al niet meer mogelijk, alleen als het in strijd is met het recht. We hebben natuurlijk ook altijd een discussie hier in de Kamer, als iets in strijd is met het recht. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen biedt de mogelijkheid om in te grijpen als iemand zijn taken verwaarloost. De Kamer zou ongeacht de verantwoordelijkheid, als taken verwaarloosd worden, willen dat ik uiteindelijk ingrijp, of ik dat nou ben, of mijn opvolger. Daarmee kun je niet je politieke belangen als motivering gebruiken, maar echt de taakverwaarlozing. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat zie ik inderdaad als het voldoende waarborgen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Raad van State zegt dat die mogelijkheden wel werden geboden, terwijl het er eerst eigenlijk min of meer op leek dat dat niet zou kunnen vanwege internationale aspecten. Dit is dus echt een heel bewuste beleidskeuze van de minister van Infrastructuur en Milieu, moet ik dat zo samenvatten? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Wij hebben ervoor gekozen om die mogelijkheid te hebben omdat je een onafhankelijke rol nodig hebt op de inhoud. De inhoudelijke beoordeling moet dus volledig onafhankelijk zijn. Van de taak en de vervulling daarvan vind je als minister dat het moet gebeuren. Ik hoop dat de Kamer dat ook vindt. Je moet ergens een instrument houden om ervoor te zorgen dat dat gebeurt. Ik heb een heel ander voorbeeld: je kunt de aandelen van Schiphol best verkopen, mits je met degene die die aandelen heeft, afspreekt dat hij nog steeds vliegtuigen laat landen en hij niet alleen de winkeltjes daar gaat bestieren. Ook dan zul je, al sta je op afstand, als regering altijd iets wettelijk moeten regelen. Het is misschien wel iets heel erg anders, maar ik herinner me dat debat uit het verleden. Het geldt eigenlijk hier ook. Je wilt die afstand betrachten. Je legt dat duidelijk vast, maar je legt ook vast hoe je kunt ingrijpen als het publiek belang in het geding komt. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

In 2018 hebben we mogelijk die evaluatie. Zou de minister dan ook heel specifiek willen ingaan op dit punt, dus hoe het de afgelopen tijd en de aankomende jaren is verlopen en waar het toch misschien heeft gekneld? Dan denk ik ook bijvoorbeeld aan terrorisme. Kun je dat onderwerp wel of niet goed bespreken en hoe werkt dat dan? Ik probeer me dat in de praktijk voor te stellen. Vandaar dat deze vragen naar voren zijn gekomen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kom straks op de vragen over veiligheid, want die zijn natuurlijk ook grotendeels buiten de ANVS belegd, maar dat betekent niet dat de ANVS vervolgens daar niet op een of andere wijze bij betrokken is. Ik kom daar zo op. Ik zal zeker bij de evaluatie bekijken hoe het gegaan is met de bevoegdheden, en of een en ander wel of niet passend is. 

Ik kom op de nucleaire veiligheid. Hoe garandeer ik dat het belang van nucleaire veiligheid vooropstaat? De ANVS is hoeder van het belang van nucleaire veiligheid. De ANVS komt onafhankelijk tot haar oordeel. Ik kan slechts in uitzonderlijke gevallen ingrijpen in de besluitvorming van de ANVS. Dat heb ik al eerder gezegd. Dit is eigenlijk waarvoor de ANVS bestaat en waarvoor de autoriteit in het leven is geroepen. 

Er zijn wat meer specifieke vragen gesteld over stresstesten. Is er niet meer nodig dan alleen de internationale stresstesten? Ga ik pleiten voor ondergrenzen? Er gebeurt nu al veel meer dan alleen de stresstesten, zowel in Europa als internationaal via het IAEA. Onlangs is de EU-richtlijn over nucleaire veiligheid gewijzigd om verdergaande eisen aan veiligheid te stellen. Daarin zijn ook de lessen van Fukushima meegenomen. Daarmee is er dus eigenlijk al een veel meer precieze invulling aan de internationale veiligheidseisen gegeven. 

Naar aanleiding van die stresstest en van de tienjarenevaluatie zijn er allerlei voorststellen gedaan. Er is uiteindelijk besloten dat voor die voorstellen geen MER moest worden opgesteld. Mevrouw Van Veldhoven vroeg wat de reden is van dat besluit. De reden is dat de verbeteringen die uit die stresstest en die tienjarenevaluatie voortkomen, natuurlijk uiteindelijk geen negatieve gevolgen voor het milieu hebben, maar positieve gevolgen. Het gaat immers over verbeteringen ten opzichte van de huidige situatie. Dat is de reden dat de ANVS heeft geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn door de wijzigingen en dat het opstellen van een MER daarom niet noodzakelijk is. Dat oordeel is vastgelegd in het besluit van 11 september 2015, dat ook op de website van de ANVS staat. Op 9 december 2015 heeft EPZ een vergunningswijziging aangevraagd. Op 7 april zijn de ontwerpvergunning, de aanvraag, maar ook de overige stukken die betrekking hebben op de aanvraag, ter inzage gelegd en op het internet gepubliceerd. Ook daar heeft mevrouw Van Veldhoven van D66 naar gevraagd. Het ging daarbij om die 10EVA-maatregelen en om allerlei rapporten uit het verleden. Op 7 april jl. is dat dus gepubliceerd. Daarbij is ook het conceptueel verbeterplan gepubliceerd, wat de resultaten van de evaluatie samenvat. 

Ik kom nu op de vragen met betrekking tot het fonds. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Nog even een vraag op het punt van de veiligheid, ook om het indienen van een motie te voorkomen. De minister zei dat er een Europese richtlijn op het gebied van nucleaire veiligheid is, waarin ook de lessen van Fukushima zijn meegenomen. Van verschillende deskundigen heb ik echter begrepen dat de binnen Europa geldende regels beslist niet eenduidig zijn en dat het nog maar de vraag is of er een heldere ondergrens is. Kan de minister daar nog een toelichting op geven? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik ken de terminologie "ondergrens" niet in relatie tot de regels die in Europa gelden. Misschien kan ik er nog even op terugkomen aan het eind van mijn bijdrage, onder het kopje "overig". Wellicht dat mijn mensen daar iets over kunnen zeggen. Anders kan ik er misschien op ingaan bij het debat dat wij later zullen hebben. Inmiddels krijg ik een briefje toegeschoven, maar dat heeft niets met ondergenzen te maken. 

De voorzitter:

Dat zou ook wel heel snel zijn. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ja, maar soms weet men al een beetje wat er gevraagd gaat worden. 

Hoe zit het precies met het ontmantelingsfonds Kerncentrale Borssele? De schatting is dat de ontmanteling in 2033 500 miljoen zal kosten. EPZ moet dat bedrag in 2030 in het fonds gestort hebben. In 2011 heeft EPZ 80 miljoen in het fonds gestort. Momenteel zit er 144 miljoen in. Elk jaar moet er 15 miljoen in het fonds gestort worden. EPZ ligt op schema bij het vullen van het fonds. Natuurlijk kan er altijd een probleem ontstaan, bijvoorbeeld als Borssele eerder sluit of als DELTA als grootste afnemer geen elektriciteit meer van Borssele zou kopen. Tijdens het energiedebat op 23 maart jongstleden heeft mijn collega Kamp gezegd dat er gesprekken worden gevoerd met de betrokken partijen. De minister van EZ heeft toegezegd de conclusies van die gesprekken te zullen delen met de Tweede Kamer. Ik zie dat dit redelijk recentelijk door hem is toegezegd. Ik denk dus dat die informatie er zal komen. In elk geval zal ik hem nog eens wijzen op de belangstelling daarvoor vanuit de Kamer. 

De heer Jan Vos (PvdA):

De minister spreekt over een bedrag van 80 miljoen in 2011. Ik zag dat er in 2004 145 miljoen in het fonds zat. Er zitten misschien een paar slechte jaren tussen, maar dit is een drastische daling. Kan de minister die verklaren? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb begrepen dat er een verschil is tussen het amoveringsfonds en de voorziening amovering kerncentrales. De voorziening amovering kerncentrales bestaat sinds 2004 en bevatte in dat jaar 145 miljoen. Het amoveringsfonds bestond toen nog niet. In 2012 heeft de overheid in het kader van de financiëlezekerheidstelling de instelling van de Stichting Beheer Ontmantelingsgelden Kerncentrale Borssele geëist. Deze stichting beheert het amoveringsfonds, dat gevoed wordt door de stortingen. De initiële storting bedroeg 80 miljoen. Jaarlijks wordt er 15 miljoen in het fonds gestort. Ik begrijp dat de voorziening amovering kerncentrales 230 miljoen bedroeg in 2014, terwijl in het amoveringsfonds 144 miljoen zat. Het gaat dus om twee verschillende elementen. Ik hoop dat dit de heer Vos helderheid geeft. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Die voorziening is toen voor iets anders gebruikt, als ik het goed begrijp. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik moet even kijken, want zoals bekend is mijn collega hier voornamelijk mee bezig. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik ga heel ver terug in de tijd. Ik wil het de minister niet al te lastig maken; zij mag er ook op een later moment op terugkomen. Ik probeer aan te tonen dat het lastig is om over een langere periode een consistent beleggingsbeleid en een consequent reserveringsbeleid te voeren. Zou het niet handig zijn, nu wij vandaag de wet bespreken, om wettelijk vast te leggen op welke wijze het fonds gevoed moet worden en op welke wijze de beleggingen moeten plaatsvinden? Wij zien dat op de langere termijn problemen ontstaan bij de pensioenfondsen. Het laatste wat ik wil, is dat wij straks de kerncentrale weghalen en dat er dan een debat moet worden gevoerd over het feit dat er geen fonds is, waarbij men terugkijkt in de Handelingen en dan zegt: die Vos van de PvdA heeft toen wel gewaarschuwd, maar hij heeft niet doorgebeten. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Langetermijnfondsen met goede en slechte tijden qua rente kennen jaren van snelle groei en jaren van minder snelle groei. Je moet kijken naar de vraag hoe je voor de jaren van minder snelle groei reserveringen kunt opnemen. Ik heb begrepen dat minister Kamp de Kamer heeft toegezegd om terug te komen op deze problematiek en daar met de partners over te spreken en er vorm aan te geven. Dat zit niet in de vaststelling van de ANVS. Die is niet degene die spaart of die verantwoordelijk is voor de fondsvorming. De ANVS is wel degene die zal opletten of een en ander straks allemaal aanwezig is. Dat is mijn rol bij de amovering. Ik vind het heel goed dat u er bovenop blijft zitten en dat u zich erin vastbijt in plaats van doorbijt. Ik denk dat het goed is om even de brief af te wachten en te zien wat het voorstel is van zowel de minister van EZ als de minister van Financiën. 

De heer Jan Vos (PvdA):

In een amendement is sprake van defensief beleggingsbeleid dat aangehouden zou moeten worden. Vandaag bespreken wij de Kernenergiewet. Er is dus wel degelijk een mogelijkheid om dit vast te leggen. De minister komt straks op de appreciatie van de amendementen. Weet dat dit amendement onze warme belangstelling heeft. 

De voorzitter:

Dat is het amendement op stuk nr. 13. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ja. Daar wil ik toch nog eens aandacht voor vragen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Daar kom ik straks op. Nogmaals, ik begrijp dat er een brief komt van de minister van Economische Zaken of de minister van Financiën als eerste penvoerder — zelf zullen wij ook meeondertekenen — over de vraag wat er gaat gebeuren met de budgetten. 

Een andere brief gaat over de nationalisatie van de kerncentrale Borssele. Daar vroeg de heer Vos ook naar. Mijn collega van Economische Zaken heeft de Kamer tijdens het debat over energie op 23 maart mondeling geïnformeerd over het standpunt van het kabinet. Ik herhaal maar even wat hij heeft gezegd. Hij zei dat het runnen van een kerncentrale geen corebusiness van de overheid is, dat dit ook niet past in het staatsdeelnemingenbeleid en dat het kabinet geen plannen heeft om de nationalisatie als optie te overwegen. Ik herken de directheid van mijn collega Kamp als ik deze woorden zie. Er komt een brief van de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën over de uitvoering van deze motie. 

Ik kom op de verbreding van nucleair onderzoek naar OCW en VWS. Dat heeft weer betrekking op het voorstel. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Die motie is wel met een Kamermeerderheid aangenomen. Ik ken de directheid van minister Kamp ook, maar ik neem aan dat het kabinet waardering heeft voor de constitutionele verhoudingen in Nederland. Wij verzoeken om binnen drie maanden te reageren. U kunt dat niet. Prima, maar wanneer kan dat dan wel? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb begrepen dat de heer Kamp op 23 maart heeft gezegd dat er een brief aankomt over de manier waarop de motie wordt geapprecieerd. Ik ken de constitutionele verhoudingen. Ik weet ook dat het bijzonder lastig zal zijn om als regering iets naast je neer te leggen. De regering moet zich heel duidelijk uitspreken over wat zij wel en niet wenselijk vindt. Desnoods moeten wij daarover nog eens het debat aangaan. Het lijkt mij goed om de inhoudelijke motivering van het antwoord op de motie af te wachten. Wellicht zal een inhoud die een andere vorm kent dan waar in de motie om wordt gevraagd u ook tevreden stellen. Dan gaat het goed. Zo niet, dan is de Kamer altijd weer aan zet om daar conclusies uit te trekken. 

De voorzitter:

Ik weet dat het de ambtgenoot is, maar wanneer zal die reactie naar verwachting komen? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik denk niet dat er nu iemand aanwezig is die dat weet, maar wij kunnen even bellen. 

De voorzitter:

Als de leden het zo goedvinden, vind ik het ook goed. Gaat u verder. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Mevrouw Mulder heeft gevraagd of de verbreding van nucleair onderzoek naar OCW en VWS wenselijk is. Het ministerie van OCW is altijd al betrokken door haar verantwoordelijkheid voor wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld binnen het Reactor Instituut Delft waar onderzoek wordt gedaan en studenten les krijgen. Het ministerie van VWS is al betrokken door onderzoek naar en gebruik van straling in ziekenhuizen. Beide partijen zijn betrokken en zullen dat in de toekomst ook blijven. 

De heer Smaling vraagt naar een concreet rampenplan bij een nucleair ongeluk en of hierin onlangs iets is veranderd. Er is het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten uit 2014. Er is een Responsplan Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding uit 2011 en er zijn nucleaire rampbestrijdingsplannen voor nucleaire installaties, zowel voor Nederland als voor het grensgebied. Die plannen worden regelmatig geactualiseerd. Mocht hij het nog na willen kijken, dan weet hij welke het zijn. 

Ik heb het al gehad over de eerdere sluiting en wat die financieel betekent. 

Tot slot is gevraagd hoe ik als minister aankijk tegen eventueel onderzoek door de OVV naar de situatie in België. De OVV beslist onafhankelijk waarnaar hij onderzoek doet. Als de raad vanwege de situatie in België onderzoek wil doen naar de nucleaire veiligheid in Nederland, juich ik dat toe. Ik wacht het besluit van de OVV af. Veiligheid kan alleen maar beter worden als er meer mensen naar kijken. In het kader van continue verbetering heb ik er geen enkel bezwaar tegen als de raad iets dergelijks zou doen. 

De brief over nationalisatie komt over een maand. 

Ik kom op de vraag naar het langlopend beleggingsbeleid. Sinds 2011 staat in de Kernenergiewet dat er een goedgekeurd ontmantelingsfonds moet zijn. Sinds 2011 hebben de minister van Financiën en ik de mogelijkheid om beleggingsbeleid wel of niet goed te keuren. Ik denk dat dit het antwoord is op deze vraag. Het is pas recentelijk dat wij die rol vervullen. 

Ik ga over naar de veiligheidsdreiging van buitenaf. Vandaag — je moet altijd even bekijken wat je er wel en niet over kunt zeggen — en ook tijdens de commissievergadering die hieraan voorafging, hebben leden om aanvullende informatie gevraagd over de beveiliging van de Nederlandse nucleaire inrichtingen. Recente uitspraken van een Amerikaanse professor waren hier onder meer aanleiding toe. Hij maakt zich zorgen over het ontbreken van beveiligde beveiligers bij nucleaire objecten alsmede over de gebeurtenissen in Parijs, Brussel en de nucleaire sector in België, waar één van de medewerkers van het FANC in de gaten gehouden werd. Het FANC is de ANVS van België. 

De Kamercommissie heeft om een schriftelijke reactie gevraagd voor 12 april op het vlak van beveiliging. Natuurlijk zal ik zorgen dat ik tegemoet kom aan de wens om deze informatie voor die vergadering te ontvangen. Ik zal niets zeggen over concrete beveiligingsmaatregelen, maar ik kan wel een en ander wat breder uitzetten. Misschien dat ik er ook nu kort iets over kan zeggen. Ik wil aan de Kamer meegeven dat Nederlandse nucleaire installaties goed zijn beveiligd. Ik kom tot die conclusie, omdat onze wetgeving op orde is en omdat er installatiebeveiligingsmaatregelen zijn genomen die zijn gebaseerd op actuele scenario's met mogelijke inzet van politionele diensten, zoals de Dienst Speciale Interventies. Het kader voor de beveiliging is natuurlijk de Nederlandse wet- en regelgeving op basis van nucleaire beveiliging. Die wetgeving is actueel en in overeenstemming met de internationale standaarden zoals die zijn geformuleerd en vastgesteld door het IAEA. Binnen het kader van die wetgeving worden nucleaire beveiligingsmaatregelen uitgewerkt. Die zijn ook in overeenstemming met onze wet- en regelgeving en dus ook met de internationale standaarden. Het pakket aan beveiligingsmaatregelen dat bij nucleaire installaties moet worden genomen, is goedgekeurd door de ANVS. Zoals ik net al zei, is het gebaseerd op actuele scenario's. Het wordt natuurlijk getest op het terrein van nucleaire inrichtingen en geëvalueerd. Het bepalen van het actuele dreigingsniveau wordt gedaan door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Informatie die onder meer van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst komt, vormt de basis voor het bepalen van het dreigingsniveau in de nucleaire sector. De informatie die wij op dit moment hebben — ik zeg: op dit moment — is geen reden om het dreigingsniveau voor de Nederlandse nucleaire sector bij te stellen. Dat laat onverlet dat je je die vraag elke keer weer moet stellen bij elk signaal dat je daarover krijgt. Het is ook voor mij van belang om dat te weten, dus dat gebeurt ook via onze kanalen richting V en J. 

Ik wil tot slot graag ingaan op de recente berichtgeving over de wenselijkheid van bewapende eenheden bij onze nucleaire objecten. Er zijn goede en "beoefende" afspraken gemaakt tussen onder meer de nucleaire vergunninghouder en de politiediensten. Dat is ook om heel snel effectief opererende bewapende veiligheidseenheden te kunnen inzetten bij de beveiliging van nucleaire inrichtingen. Als die inzet nodig is, zal daar onmiddellijk toe besloten worden, zoals te zien was aan de bewapening die we hebben ingezet bij bijvoorbeeld de stations en de vliegvelden toen er in andere landen dreigingen waren. Die procedures worden regelmatig in de praktijk getest en geëvalueerd. Op dit moment hebben wij niet de aanwijzing dat wij standaard een gewapende eenheid moeten positioneren bij een nucleaire inrichting. Het niet positioneren vloeit voort uit de kwaliteit van de eerder genoemde afspraken, de standaardbeveiliging van de nucleaire inrichting en het dreigingsbeeld dat er nu geen aanleiding toe geeft om die permanent te installeren. Ten overvloede zeg ik erbij dat de minister van V en J hier uiteindelijk over beslist, maar omdat het voor mij natuurlijk net zo belangrijk is om niet alleen op de interne dreiging maar ook op de externe dreiging te letten, zorg ik ervoor dat ik daar nauw bij betrokken ben. Het gaat uiteindelijk immers om de veiligheid. Ik zal de specifieke vragen hierover nader uitwerken in de Kamerbrief. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het betoog van de minister was heel begrijpelijk en helder, maar dit is nog altijd een punt van zorg. Ik wil hierbij niet op specifieke maatregelen ingaan. Laten we blij zijn dat het dreigingsbeeld op dit moment niet zo is dat het nodig is, maar toch was er die waarschuwing uit de VS van president Obama zelf. We hadden vandaag weer een discussie over het oppakken van bepaalde signalen door het ministerie van V en J. Volgens de minister voeren wij alle standaardmaatregelen, dat hele standaardpakket, gewoon uit. Waarom waarschuwt president Obama Nederland dan toch? Kan de minister in het bijzonder op dat punt ingaan? Ik blijf daar toch een ongemakkelijk gevoel bij houden. 

Ik heb nog een concrete vraag gesteld, maar misschien wil de minister die in de brief beantwoorden. Hoe breed ziet zij de installaties? Is het alleen Borssele of is het ook Petten of is het ook Delft? Gaat het ook om ziekenhuizen waarin met nucleair materiaal wordt gewerkt? Hoe breed kijkt zij naar het risico? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Die laatste vraag wil ik graag in de brief beantwoorden. Ik kan daar nu wel meer over zeggen. Ik weet er ook meer over, maar ik denk dat we even moeten zoeken naar de woorden die we willen gebruiken om in te gaan op de vraag wat we op welke manier beveiligen. 

Mevrouw Van Veldhoven wees op die waarschuwing. Zoals ik zelf al zei, vind ik het belangrijk om elk signaal navolging te geven, ondanks het feit dat wij aan de wettelijke eisen voldoen en de procedures testen, oefenen en evalueren. Mijn eerste vragen, die nu ook ambtelijk richting V en J zijn gegaan, want mijn collega had even wat andere dingen aan zijn hoofd, zijn: hoe kijken jullie er tegen aan, wat betekent dat en waar komt een dergelijke zorg vandaan? Nogmaals, het is weliswaar misschien elders belegd, maar ik vind het zelf ook belangrijk om dat precies in de gaten te houden vanwege mijn eigen brede verantwoordelijkheid. Ik laat dit punt dus niet liggen; ik vraag dit ook na. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat is prima. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Of Amerika ons ooit zal vertellen waarom het precies dit advies gegeven heeft, zal ik moeten achterhalen. Dat lukt misschien wel en misschien niet. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat laten we voor vanavond nog even in het midden. Goede samenwerking met buitenlandse diensten is op dit soort terreinen natuurlijk cruciaal. In de Kamer zullen we niet te veel op de details ingaan. De minister zegt dat ze op al die punten terugkomt in de brief, in de juiste bewoording. Daar wachten wij op. De minister zegt dat de IEA-standaarden zijn geactualiseerd. In welke mate heeft de IEA die standaarden bijgesteld naar aanleiding van de reeks aanslagen die in het recente verleden zijn gepleegd? Wanneer zijn de standaarden voor het laatst geactualiseerd? Ik kan me voorstellen dat het lastig is om deze vraag uit het hoofd te beantwoorden, dus als de minister erop terugkomt, is dat ook prima. Het lijkt mij wel belangrijk dat wij een beeld hebben hoe actueel de standaarden zijn, want ze zullen niet elke twee maanden worden geactualiseerd. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nee, dat worden ze zeker niet, maar de aanslagen zijn ook niet van de afgelopen paar jaar. Het is al veel langer dat er aanslagen plaatsvinden. Al jaren wordt er rekening mee gehouden dat dit soort objecten aantrekkelijk zijn om een aanslag op te plegen. Omdat iedereen weet dat het effect zeer groot is, is de wijze waarop je ze beveiligt nog vele malen groter. Wanneer de laatste revisie is geweest, weet ik niet, maar ik ga er zeker vanuit dat allerlei zaken, zoals 9/11 en andere aanslagen, allang een rol erin gespeeld hebben. Overigens noemde mevrouw Van Veldhoven Obama, maar het was een professor die de opmerkingen maakte. Obama heeft bij de NSS in algemene zin aandacht gevraagd voor de relatie tussen terrorisme en nucleaire activiteiten. Wij zijn in Nederland leidend geweest in de NSS, juist over dit soort onderwerpen. 

De voorzitter:

De amendementen? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Bijna! U jaagt mij indirect op. 

De voorzitter:

Dat hebt u heel goed gezien. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De heer Smaling van de SP heeft gevraagd of ik kan aangeven waar Nederland staat in de internationale rangorde op het gebied van veiligheid en beveiliging. De IRRS-missie heeft in 2014 geoordeeld dat Nederland het goed doet op het terrein van nucleaire veiligheid. De IPPAS-missie, ook een IAEA-missie, heeft in 2012 geoordeeld dat Nederland ook goed scoort op beveiliging. Heeft de instelling van de ANVS tot gevolg dat de beveiliging beter wordt? Ja, want de bundeling van kennis en deskundigheid leidt tot voordelen op het gebied van beveiliging. Het toezicht op beveiliging is geconcentreerd bij de ANVS en er is toenemende aandacht voor een integrale aanpak van het toezicht op de beveiliging en de nucleaire veiligheid. Bovendien werken de inspecteurs voor beveiliging en veiligheid steeds beter samen. 

Ik ga over naar de situatie in België. Dat is één blaadje en daarna kom ik bij de amendementen. Nee, twee blaadjes, ik jok een beetje. 

Ik begrijp en voel de belangstelling van de Kamer om iedere keer over de nucleaire organisaties in ons buurland te spreken. Dat heeft er alles mee te maken dat ze zo dicht tegen de grens liggen, waardoor een incident ook gevolgen heeft voor ons land. Het voelt een beetje onnatuurlijk om qua verantwoordelijkheid een grens te trekken, terwijl die er qua gevolgen niet is. Tegelijkertijd is het zo geregeld dat ieder land zijn eigen verantwoordelijkheid heeft voor het toezicht op nucleaire organisaties. Is het mogelijk om Nederland te laten meebeslissen over het opstarten van de kernreactor na een zwaar ongeval? Nee, de beslissing om Doel I te laten opstarten is de exclusieve bevoegdheid van het FANC, de Belgische nucleaire autoriteit. Die beslist erover in onafhankelijkheid. Het FANC heeft de deskundigheid en bevoegdheid om dit te doen. Ik weet dat de Kamer zich grote zorgen maakt. Als minister kan ik ook elke keer als er iets gebeurt, niets anders doen dan goed te kijken waar het om gaat, of er goed toezicht is aan de andere zijde en of men alert reageert op de situatie. Uiteindelijk moet ik echter ook vertrouwen op de deskundigheid van de FANC. Op de FANC vindt uiteraard ook internationaal toezicht plaats. 

Gevraagd is of er geborgd is dat er tussen België en Nederland regelmatig gekruiste inspecties worden uitgevoerd. Ik heb hierover goede afspraken gemaakt met mijn Belgische collega's. We vinden allebei dat het belangrijk is en dat het meerwaarde heeft. De eerste ervaring is dat het goed loopt. De heer Vos heeft hier in het verleden ook naar gevraagd in de commissie. Inmiddels zijn er gekruiste inspecties geweest in Doel en Borssele. Zelf ben ik in Doel bij een deel van de inspectie aanwezig geweest. Daarna gingen de mensen die het echt wisten, veel dieper de organisatie in. Je neemt geen inspectie over, maar je loopt mee. Formeel geven het FANC in Doel en de ANVS in Borssele de inspectie vorm. We gaan nog meer gekruiste inspecties doen, namelijk in Tihange en in Petten. Ik ga ook met mijn Belgische collega bekijken of we dat voor de toekomst zo gaan vormgeven. Volgens mij heb ik dat al eerder toegezegd. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We mogen dus concluderen dat de minister dit structureel met de buren oppakt. Kan zij die afspraken misschien nog nader toelichten in een brief voorafgaand aan het debat over de veiligheid van onder andere de centrales in België? Kan zij daarin ook toelichten hoe gemeenten en provincies daarbij aanhaken en hoe onze inwoners worden geïnformeerd, zodat de onrust daar weg is? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De structurele varianten zeg ik sowieso toe. We vinden het allebei belangrijk om van elkaar te leren. Ik zal dat ook in de brief weergeven. Volgens mij heb ik dat al eens eerder in een brief aan de Kamer weergegeven. Over de informatievoorziening heb ik de Kamer ook geïnformeerd. We hebben namelijk afspraken gemaakt over de wijze waarop we de informatievoorziening verbeteren en meer harmoniseren. België geeft bijvoorbeeld incidenten op een ander niveau weer dan Nederland. Bijzonder kleine incidenten die geen effect hebben op de nucleaire veiligheid worden daar wel als incident gemeld. Je zou kunnen zeggen dat het goed is dat men alles meldt, maar dat kan tegelijk de nodige onrust veroorzaken, terwijl die misschien helemaal niet noodzakelijk is. Er wordt bekeken hoe we dat meer kunnen harmoniseren, langs welke wegen we dat doen, hoe we ervoor zorgen dat het zo snel bij de gemeenten en de stakeholders is. Ik heb daar eerder een brief over gestuurd aan de Kamer. Wanneer we de update opstellen waar de Kamer om gevraagd heeft, gaan we na wat voor nieuws we daarover kunnen melden. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik dank de minister voor deze toezegging. Ik ben benieuwd hoe zij aankijkt tegen het amendement-Dik-Faber, want mevrouw Dik-Faber wil dat alle incidenten worden gerapporteerd. 

De voorzitter:

We gaan nu net aan de bespreking van de amendementen beginnen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

We gaan daar inderdaad zo aan beginnen, maar niet dan nadat ik de vraag van mevrouw Dik-Faber heb beantwoord of de Euratomrichtlijn inzake nucleaire veiligheid een ondergrens kent. De richtlijn kent geen specifieke ondergrens. In de richtlijn staan bijvoorbeeld veiligheidsdoelen. Een nucleaire installatie moet meerdere veiligheidssystemen hebben en de veiligheid moet continu verbeterd worden. Er is geen ondergrens in opgenomen. Continue verbetering is een aantrekkelijkere variant dan dat je zegt: zo is het wel oké. 

Ik kom te spreken over de amendementen. 

De voorzitter:

Nee hoor, want mevrouw Dik-Faber heeft nog een vraag. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Excuus, voorzitter. Ik wil het debat niet onnodig ophouden. Ik zie heel graag die continue verbetering, maar er moet toch ergens een minimumveiligheidsniveau zijn? Die afspraak moet toch gemaakt worden? Het zou mij heel erg verontrusten als die afspraak er niet is, zeker na wat er in Japan gebeurd is. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De vraag is wat mevrouw Dik-Faber bedoelt met een minimaal veiligheidsniveau, want in de richtlijn staat gewoon wat je allemaal moet doen om de veiligheid te waarborgen en wat je moet laten op het moment dat de veiligheid in het geding is. Wat is dan de ondergrens, dat het een klein beetje mag lekken of nog een klein beetje meer? Volgens mij is de ondergrens dat er geen risico gelopen mag worden. De discussie over Doel — vannacht werd daar afgesloten — ging over een pomp die niet goed werkte. Op basis daarvan werd de reactor onmiddellijk stilgelegd. Weliswaar kan er een reservepomp in werking treden, maar je moet toch nagaan wat de oorzaak geweest is. Je wilt immers niet alleen op de reservepomp zitten. Op het moment dat zich een risico voordoet, worden alle voorzorgsmaatregelen genomen. Ik zoek ook een beetje naar wat dan een ondergrens is, naar wanneer we iets wel goed vinden. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Natuurlijk is het allerbelangrijkste dat alle kerncentrales veilig zijn. Ik denk dat het goed is dat ik nog een keer goed naar die richtlijn ga kijken en dat ik hier specifiek verder op zal ingaan in het algemeen overleg dat we nog met elkaar hebben. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat lijkt mij prettig. Als mevrouw Dik-Faber eerder met mij wil delen wat de ondergrens zou kunnen zijn, dan hoor ik dat ook graag. We kunnen het dan misschien even bekijken. 

Ik kom op de amendementen: zes in totaal. Ik begin met het amendement-Dik-Faber/Van Tongeren op stuk nr. 9. De strekking van het amendement is een jaarlijkse rapportageverplichting voor vergunninghouders van een kernreactor met daarbij een ontmantelingsfonds als financiële zekerheid, gegeven door de ministers van Financiën en I en M. Het betreft de omvang van de gestelde financiële zekerheid van de dekkingspercentages. In het amendement staat dat indien naar het oordeel van de ministers van Financiën en Infrastructuur en Milieu voor het tweede opeenvolgende jaar sprake is van een tekort, zij de vergunninghouder verzoeken om binnen zes maanden een aanvraag om goedkeuring van de geactualiseerde financiële zekerheid in te dienen. 

Er is nu een vijfjaarlijkse actualisatie. De minister van Financiën en ik zijn van mening dat jaarlijks bijsturen niets oplost en ook een soort schijnzekerheid geeft. Volgens ons is eens in de vijf jaar actualiseren voldoende. Dat geeft ook geen overbodige administratieve lasten voor zowel de overheid als de vergunninghouder. Iedere vijf jaar wordt dus de financiële zekerheid geactualiseerd en opnieuw goedgekeurd. De overheid bekijkt daarbij het rendement op de lange termijn. Wat mij betreft biedt het voorgestelde amendement weinig extra zekerheid. Het gaat om langetermijnbeleggingen en mogelijk leidt deze verplichting tot kortetermijndenken bij de vergunninghouders en tot het nemen van grotere risico's met beleggingen dan wenselijk. De conclusie is dat ik het amendement ontraad. 

Het amendement op stuk nr. 11 van mevrouw Dik-Faber strekt ertoe dat de Nederlandse autoriteit er zorg voor draagt dat aan de Nederlandse bevolking op passende wijze en in ieder geval langs elektronische weg, dus op een algemeen toegankelijke wijze, informatie wordt verstrekt over ongewone gebeurtenissen, niet zijnde ongevallen met nucleaire inrichtingen, en dat beschikbare informatie wordt verstrekt over vergelijkbare inrichtingen in de nabijheid van Nederland. Het amendement gaat dus over de informatieverstrekking door de ANVS over ongewone gebeurtenissen, niet zijnde ongevallen, onder andere rond kerncentrales. Die taak wordt nu al door de ANVS verzorgd in de jaarlijkse rapportage over ongewone gebeurtenissen in nucleaire inrichtingen in Nederland. Met dit amendement wordt de algemene voorlichtingstaak die de ANVS op dit terrein heeft ook wettelijk vastgelegd. Er is daarbij wel sprake van een uitbreiding: informatie over vergelijkbare buitenlandse inrichtingen in de nabijheid van Nederland. De indiener gaf al aan dat het daarbij alleen kan gaan over door het buitenland openbaar gemaakte informatie. Ik zie dit amendement daarom als ondersteuning van het beleid. 

Door het amendement op stuk nr. 12 van de leden Dik-Faber en Van Veldhoven krijgt de ANVS tot taak de monitoring van de veiligheid van in het buitenland gelegen inrichtingen in de nabijheid van Nederland. Ik ontraad dit amendement. Ik snap goed waar dit amendement vandaan komt: door de onrust die in die regio is ontstaan. Voor nucleaire inrichtingen heeft de ANVS al de samenwerking met vergelijkbare autoriteiten tot taak, zoals met het FANC in België. Die taak volgt uit de Euratom-richtlijnen rond nucleaire veiligheid. Met België en Duitsland en in Benelux-verband zijn hierover al lange tijd afspraken vastgelegd in de zogenaamde memoranda of understanding, de MoU's. Dit amendement gaat verder: het monitoren van buitenlandse inrichtingen. Het monitoren van installaties naast de bestaande samenwerkingsafspraken is een stap te ver, omdat dit een taak is die hoort bij de autoriteit van het land zelf. Als blijkt dat er onvoldoende monitoring plaatsvindt, zal ik daarover uiteraard met mijn ambtsgenoot van het andere land overleggen, maar als wij in Nederland een wet aan het behandelen zijn, kan ik niet besluiten om voortaan de Belgen te gaan monitoren. Andersom hoop ik dat zij zoiets ook niet doen in de parlementaire debatten over wetten die bij hen plaatsvinden. Ik ontraad daarom dit amendement. 

De voorzitter:

Mag ik nog even terugkeren naar het amendement op stuk nr. 11? U zei "ondersteuning van beleid", maar u kunt het amendement ook overnemen. Dat is overigens niet pas sinds het nieuwe regime; die mogelijkheid bestond al conform artikel 100. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Oké, in dat geval neem ik het over, voorzitter. 

De voorzitter:

Heeft een van de leden daartegen bezwaar? 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik wil hier nog even over nadenken, voorzitter. Ik wil hier ook een stemming over. 

De voorzitter:

Dan blijft het zoals het was met dit amendement: het blijft "oordeel aan de Kamer" en er komt een stemming over. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 13 van mevrouw Van Tongeren. Ik zie dat zij nu niet aanwezig is, maar dat kan; Kamerleden kunnen de regering kennelijk ook op afstand aansturen. Het amendement beoogt aan de goedkeuring van de financiële zekerheid met betrekking tot de kosten voor de ontmanteling van een kernreactor een voorschrift te verbinden voor het financiële rendement, waarmee de vergunninghouder moet rekenen. In de goedkeuring kan ook een voorschrift worden opgenomen waarmee de vergunninghouder de aard van de gestelde zekerheid dient aan te passen. Met het amendement wordt een voorschrift aan de goedkeuring van de financiële zekerheid voor de kosten van ontmanteling van een kernreactor verbonden. Het doel van het amendement is om de vergunninghouders een defensief beleggingsbeleid te laten voeren. Het is echter uitdrukkelijk de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder om ervoor te zorgen dat er uiteindelijk, dus op het moment van ontmanteling, voldoende middelen zijn om die ontmanteling te kunnen bekostigen. Door dit voorschrift op te nemen, trekt de overheid deze verantwoordelijkheid, en daarmee ook het risico voor het tekort en ook het risico voor de belastingbetaler, juist dichter naar zich toe en dat is ongewenst. Uiteraard neemt dit niet weg dat ik, samen met mijn collega van Financiën, de actuele situatie bij de betrokken vergunninghouders nauw in de gaten houd. Mijn conclusie is dat ik het amendement ontraad. Of de sturing op afstand effect heeft gehad, zullen we na de stemmingen weten. 

Tot slot kom ik tot het amendement op stuk nr. 14 van het lid Van Veldhoven, dat beoogt om het functioneren van de ANVS elke twee jaar te evalueren in plaats van elke vijf jaar, wat zou betekenen dat de eerste evaluatie pas in 2022 zou plaatsvinden. Dat vind ik wat laat, dus ik heb besloten om in 2018 te evalueren. De ANVS heeft dan een volledig jaar als zbo gewerkt. Daarnaast komt de IAEA in 2018 weer met een missie naar Nederland. We hebben het daar net over gehad. De uitkomsten van deze missie kunnen worden meegenomen in de evaluatie. Dat betekent dat het een andersomvariant is. Daarover kunnen we nog doordiscussiëren. In de praktijk neemt een goede evaluatie ruim een halfjaar in beslag. Daarna moeten de uitkomsten nog worden geïmplementeerd. Elke twee jaar een evaluatie betekent een onevenredige belasting voor de organisatie. Ik heb liever dat die capaciteit wordt ingezet voor het toezicht op de veiligheid. Ik ga dus wel snel een evaluatie voor de Kamer regelen, maar ik ontraad het amendement zoals dat nu is vormgegeven. 

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil nog heel graag even terugkomen op het amendement op stuk nr. 12 over de collegiale monitoring dat door de minister ontraden is. Nu is het wel zo dat er op dit moment gezamenlijke inspecties plaatsvinden, waarbij in het geval van Borssele de inspectie echt bij Nederland ligt en België meekijkt, en vice versa. Dat is een situatie waarover wel afspraken zijn gemaakt. Kan de minister zich voorstellen dat we dat soort collegiale inspecties wettelijk verankeren? Of is dat niet nodig? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik denk niet dat het nodig is, omdat zowel minister Jambon als ikzelf als de Duitsers en de Fransen — de Fransen doen dat al met de Belgen samen — ook uitgesproken hebben dat we over en weer dit soort collegiale inspecties willen doen. Wij met de Belgen, omdat dat voor ons relevant is, en ook de Fransen en de Duitsers met de Belgen. Wij doen dat, wij hebben dat afgesproken, dus wij brengen dat al in de praktijk. Als je een wettelijke regeling zou willen, zul je dat altijd op Europees niveau moeten regelen. Wij kunnen hier nu niet zeggen dat we dat eenzijdig wettelijk gaan regelen voor alle andere landen. Maar ik zou het ook overbodig vinden. Ik zou daar pas toe willen overgaan als blijkt dat er niets meer aan gedaan wordt of dat er daarmee een gat valt. Daarnaast heeft ieder land zijn eigen toezichtorganisatie en daarbovenop is er ook weer internationaal toezicht op die toezichtorganisaties. Daar zit dus ook al een soort van overall monitoring in. Het is een lang verhaal, maar wat mij betreft hoeft het niet wettelijk geregeld te worden. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik neem dit even mee terug naar mijn fractie. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kom even terug op de evaluatie. Ik heb ook wel begrip voor het feit dat de minister zegt: moeten we nu echt tot het einde der tijden elke twee jaar gaan evalueren? Aan de andere kant wil ik de minister graag meenemen in de overweging dat we hier toch iets nieuws neerzetten. De vraag is of, als je na een keer evalueren meteen weer vijf jaar wacht, dat niet het andere uiterste is. Ik wil de minister testen: als ik het amendement nu eens aanpas door te zeggen eerst twee keer om de twee jaar te evalueren en daarna vijfjaarlijks, iets in die richting, waardoor we even blijven meeleren met deze organisatie? En als de organisatie eenmaal staat, kan er natuurlijk gewoon elke vijf jaar geëvalueerd worden. Ik hoor graag van de minister of een nadere aanpassing van het amendement in die richting, in samenwerking met haar, ook een interessante route is. 

De voorzitter:

Gaan we nog onderhandelen op de late avond? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik wil alleen maar de ambtenaren niet onnodig werk verschaffen. Als de minister zegt dat zij ook daar helemaal geen heil in ziet, dan laat ik Bureau Wetgeving graag met rust. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Als we dan toch aan het onderhandelen zijn, dan zou ik het misschien juist andersom willen doen. Ik heb nu toegezegd dat ik na twee jaar de evaluatie wil doen. In de wet staat vijf jaar, maar ik doe het toch na twee jaar. Ik kan me voorstellen dat de Kamer, als zij over twee jaar die evaluatie ziet, dan in meerderheid zegt dat zij nog een keer over twee jaar een evaluatie wil. Ik kan me voorstellen dat wij daar dan gewoon toe kunnen besluiten. Dat kunnen we immers wel. In de wet staat vijf jaar, maar dat betekent niet dat je het niet al eerder kunt doen. Het hangt ook af van de wens die er op dat moment is en van het nut en de noodzaak ervan. Misschien dat het dan ook weer net samenhangt met bepaalde termijnen waarop je een evaluatie moet leveren. Volgens mij houdt de Kamer op die manier altijd de vinger aan de pols. U kunt altijd om evaluaties vragen. Volgens mij doet u dat ook wel graag. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als dat noodzakelijk is, doen we dat natuurlijk. Ik zal nadenken over de woorden van de minister, maar als eenmaal wettelijk is vastgelegd dat het elke vijf jaar is, is het toch lastiger om dat naar voren te halen. Als een organisatie weet dat het nu twee keer om de twee jaar wordt gedaan, omdat we in een opstartfase zitten, en dat het daarna om de vijf jaar gebeurt, voorkomen we misschien dat er over twee jaar weer moet worden teruggekeken in de wetsgeschiedenis om na te gaan hoe het ook alweer precies zat. 

Ik zie dat de minister er nog over nadenkt. Ik zal er ook over nadenken. Dan zien we voor de stemmingen dinsdag waar we uit zijn gekomen. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij staat er nu in de wet vijf jaar. Ik heb twee jaar toegezegd omdat de Kamer daarom vraagt. Volgens mij komt de Kamer altijd als laatste aan bod. In dit geval zou ik zeggen dat het niet gestandaardiseerd moet worden. Daarom ontraad ik het amendement. 

De voorzitter:

Dat lijkt me een mooi slotwoord. Volgens mij heb ik geproefd dat er geen behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat dat niet juist is. 

Het is woord aan mevrouw Van Veldhoven. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik kan het heel kort houden. Ik wil op twee punten graag even preciseren wat we in het debat precies met elkaar hebben besproken. Daarom heb ik twee moties. Daar zal ik het verder ook qua inbreng bij laten. 

Ik bedank de minister natuurlijk wel hartelijk voor de antwoorden en voor haar bereidheid om voorafgaand aan het algemeen overleg nog informatie over een aantal zaken in een brief aan de Kamer te sturen. 

De eerste motie gaat over een aantal punten waarover nog informatie ontbreekt, terwijl we die informatie wel nodig hebben om uiteindelijk de totale werking van dit wetsvoorstel te kunnen beoordelen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er ten aanzien van de wetswijziging tot instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) voor een goede oordeelsvorming noodzakelijke informatie niet aanwezig is, namelijk over toezicht, capaciteit en budget en samenwerkingsafspraken met andere diensten/instellingen; 

overwegende dat een niet-adequate invulling van genoemde aspecten ieder afzonderlijk een potentieel risico kan opleveren voor het functioneren van de ANVS en daarmee voor de nucleaire veiligheid van Nederland; 

verzoekt de regering, de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over de invulling van de genoemde aspecten, alvorens de voorliggende wetswijziging in werking treedt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 15 (34219). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Waar ik het heb over capaciteit en budget, heeft dat alles te maken met de opmerkingen die ik heb gemaakt over de visie op toezicht en met de hoeveelheid van de taken die door de ANVS zal worden uitgevoerd. 

De tweede motie gaat ook over de situatie bij onze buren en over de manier waarop we met onze buren samenwerken. Ik hoorde de minister zeggen dat we met MoU's werken. Daar is al een aantal dingen in vastgelegd. Ik zou daar eigenlijk graag nog iets aan toe willen voegen, namelijk dat Nederland kan meebeslissen over een moment van heropstart als een centrale onverwachts als gevolg van een incident is gesloten. Ik weet dat er allerlei goede afspraken zijn over reguliere inspecties, maar het gaat natuurlijk met name om een moment waarop zich plotseling iets voordoet. Dan moet je zeker weten dat je kunt meekijken voordat er weer wordt opgestart. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er veel onrust is ontstaan onder de bewoners van Nederlandse grensgemeenten over meerdere incidenten rondom Belgische kerncentrales in de nabije omgeving van deze gemeenten; 

van mening dat de Nederlandse autoriteiten actief betrokken moeten worden bij de beslissing om nucleaire installaties, zoals kerncentrales, weer op te starten na een zwaar incident, bijvoorbeeld door het uitvoeren van gezamenlijke inspecties; 

van mening dat de Nederlandse regering een helder signaal moet afgeven, met name richting de inwoners van de genoemde gemeenten, dat zij het maximale doet om de nucleaire veiligheid te garanderen; 

verzoekt de regering, met onze buurlanden intentieverklaringen (Memoranda of Understanding) af te sluiten, waarin verregaande samenwerkingsafspraken zwart-op-wit worden vastgelegd en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 16 (34219). 

Ik zucht er zo diep bij, omdat het op het randje is van het aan het orde zijnde onderwerp. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dit is toch nadrukkelijk besproken door een heel aantal leden. Er is over dit onderwerp zelfs een amendement ingediend. Ik vond dus toch dat het zeer binnen de orde was. 

De voorzitter:

Ik laat het erbij. Ik schors niet, dus we gaan meteen door. De minister kan meteen antwoorden. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik heb goed geluisterd, dus al heb ik de formele teksten van de moties nog niet, ik kan meteen antwoord geven. In de eerste motie wordt gezegd dat het wetsvoorstel inzake de ANVS pas in kan gaan nadat er informatie is over de capaciteit en het budget. Ik wil echter heel graag nu de ANVS formeel kunnen vaststellen. Ik heb de Kamer al toegezegd dat wij nader onderzoek doen naar de fte's die er nu zijn en naar de vraag of er extra budget noodzakelijk is. Zo ja, dan regelen we dat bij de begroting voor 2017. Wat dat betreft zou ik het echt onwenselijk vinden als de Kamer dit ANVS-voorstel tot die tijd niet in werking liet treden. Hoe sneller deze bevoegdheid formeel is, hoe beter we het immers geregeld hebben. Ik ontraad dus de motie op dat punt. Inhoudelijk weet mevrouw Van Veldhoven dat ik ga doen waar zij om gevraagd heeft, namelijk capaciteit leveren. 

De tweede motie gaat over meebeslissen over een heropstart. Volgens mij ben ik daar bij het amendement net klip-en-klaar over geweest. Ik snap heel goed waar de behoefte vandaan komt, maar het behoort gewoon niet tot de bevoegdheden die de ANVS heeft. Die autoriteit heeft niet de bevoegdheid om mee te beslissen over de heropstart. Dat is echt aan het FANC, de Belgische organisatie. Het zou ook getuigen van een gebrek aan vertrouwen als je zegt dat je dat als ander land wil doen. Dit laat onverlet dat we, zodra er een sluiting of een heropstart is, onmiddellijk door het FANC geïnformeerd worden. De ANVS is dus echt altijd op de hoogte van alle ins en outs. Als we ons echt zorgen maakten, zouden we daar ook echt aan de bel trekken. Meebeslissen over een heropstart behoort niet tot de mogelijkheden. Ik ontraad dus ook deze motie. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Misschien ligt het ontraden eraan dat de minister de exacte tekst van de motie nog niet onder ogen had. Ik was me er zeer van bewust dat de ANVS die capaciteit niet heeft. De minister heeft ook duidelijk gemaakt waarom zij vindt dat dit niet eenzijdig in de wet kan worden vastgelegd. Daarvoor heb ik begrip. Via de motie wordt echter verzocht om na te gaan of daar in de MoU's met de buurlanden een afspraak over kan worden gemaakt. Ik wil niet vooruitlopen. We kunnen zoiets natuurlijk niet unilateraal bepalen en ons die bevoegdheid niet toe-eigenen. Wel zou ik het wenselijk vinden als de minister een dergelijke afspraak met haar collega's maakte. Dat is het verzoek in de motie. Komt de minister tot een ander oordeel als zij de motie op die manier ziet? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nee. Ik hoor wat u zegt. In de motie staat "van mening dat de Nederlandse autoriteiten actief betrokken moeten worden". Vervolgens staat er "bij de beslissing om nucleaire installaties zoals kerncentrales op te stellen". Actief betrokken worden, dus actief geïnformeerd worden over zowel het sluiten als het opstarten vind ik heel belangrijk, maar bij de beslissing? Stelt u zich andersom eens voor dat wij voor onze beslissing afhankelijk zouden zijn van het FANC, omdat dat vindt dat dat moet meebeslissen over een heropstart van Borssele na een sluiting. Dan zou een organisatie waarvoor ik op geen enkele manier verantwoordelijkheid draag, mede verantwoordelijkheid dragen voor zo'n beslissing. Ik zou dat zelf een bijzonder onwenselijke constructie vinden. Andersom zou ik zo'n constructie niet bij mijn buren willen neerleggen. Ik zou er niet eens om vragen, omdat ik daarmee mijn buren wel erg in verlegenheid breng. Ik vind het bijzonder belangrijk dat zij er alles aan doen om veiligheid te garanderen. Het FANC ziet daar ook op toe en internationaal wordt er weer op het FANC toegezien. Zij houden ons op de hoogte. Meebeslissen gaat toch echt een stap te ver. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb het in de motie niet over een veto van Nederland. Ik wil er niet mee zeggen dat als Nederland toch grote zorgen zou hebben over een heropstart, België die heropstart niet kan doen. Ik vraag juist aan de minister om hier werkafspraken over te maken. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, de minister heeft de motie tot twee keer toe ontraden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ja, maar er is onduidelijkheid over wat de intentie van de motie is en daarom geef ik haar graag een toelichting daarop. Er staat dus niet dat Nederland een veto moet hebben. Het kan zijn dat de minister en ik op dat punt van mening verschillen, maar mocht dat zo zijn, dan wil ik zeker weten dat we van mening verschillen over de intentie en niet over de gepercipieerde intentie. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Nogmaals, ik lees hier gewoon in de overwegingen dat de Nederlandse autoriteiten actief betrokken moeten worden bij de beslissing om nucleaire installaties zoals kerncentrales weer op te starten. Dat lijkt mij helder. Dan is het verzoek veel algemener geformuleerd. Daar staat in dat ik een intentieverklaring moet afsluiten waarin verregaande samenwerkingsafspraken zwart-op-wit worden gezet. Samenwerkingsafspraken hebben we ook in MoU's staan, maar als ik de overweging en het verzoek met elkaar wil combineren, dan word ik wel heel erg angstig dat dit ermee bedoeld wordt. Dat is de reden waarom ik de motie ontraad. Verder weet mevrouw Van Veldhoven dat we al MoU's hebben, dat we de samenwerking sterk verbeterd hebben de afgelopen periode en dat het ook mijn wens en ambitie is om die alleen maar nog verder te verbeteren de komende tijd. 

De voorzitter:

We zien het wel bij de stemming. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

We zien het bij de stemming, zeker. Ik had ook nog een korte vraag over de eerste motie die de minister ontraden heeft. Zij heeft aangegeven dat zij voor een deel daarop terugkomt bij de begroting. Kan de minister ook aangeven wanneer zij die andere informatie naar de Kamer zal sturen? Als die binnen dezelfde termijn aan de Kamer gestuurd wordt, kan ik de motie aanhouden. Die motie was immers vooral bedoeld als stok achter de deur, zodat dat deze belangrijke informatie niet pas over een jaar of zo de Kamer bereikt. Als de minister dus zegt: op al die punten kom ik rond de begroting bij de Kamer terug, dan weten we wanneer we dat kunnen verwachten en dan kan ik deze motie aanhouden. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kijk even wat er precies vermeld staat over al die punten. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Analyse van ... 

De voorzitter:

Niet allemaal tegelijk. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Capaciteit en budget. De capaciteit wordt nu in beeld gebracht en volgens mij heb ik ook in het debat gezegd dat wij daar voor de zomer een beeld van hebben. Als je daar vervolgens budget voor nodig hebt, kun je daarop pas bij de behandeling van de begroting 2017 terugkomen. De samenwerkingsafspraken met andere diensten en instellingen moeten we ook voor diezelfde periode beschikbaar hebben en de toezichtsvisie, dat is het enige waarvan ik niet uit mijn hoofd weet wanneer die klaar is. Is die ook voor de zomer klaar? Ik kijk even naar mijn medewerkers. Ja, ik zie geknik achter in de bankjes. Soms is het goed om je door de mensen achter in de bankjes te laten adviseren. Dat komt allemaal in diezelfde periode terug. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan kan ik die motie intrekken, want die betrof de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Met deze toezegging van de minister vertrouw ik erop dat de Kamer die informatie tijdig krijgt. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Veldhoven/Dik-Faber (34219, nr. 16) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

Ik meen dat wij daarmee gekomen zijn aan het eind van de beantwoording? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij wel, mijnheer de voorzitter. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dan dank ik de minister zeer voor haar aanwezigheid en de gegeven antwoorden. Wij zullen aanstaande dinsdag hierover stemmen. 

Naar boven