Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 38, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 38, item 7 |
Aan de orde is het VAO Voortgang decentralisaties zorg (AO d.d. 11/12).
De voorzitter:
Er hebben zich negen sprekers gemeld. Ik begrijp dat hierover vorige week een lang debat is gevoerd en ik hoop dat wij bij de bespreking vandaag kunnen ingaan op de laatste openstaande punten en niet het hele debat opnieuw gaan doen. Ik zie dat mevrouw Keizer al naar voren komt, wat heel goed uitkomt, want zij is de eerste spreker, namens het CDA.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Ik wil vier moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bewoners van zogenaamde fokuswoonprojecten naast adl-hulp soms meer zorg nodig hebben;
overwegende dat er voor fokusbewoners bij meer dan 25 uur per week aanvullende ondersteuning een beroep gedaan kan worden op het Wlz-overgangsrecht;
van mening dat 25 uur aanvullende ondersteuning op adl-assistentie een zwaar en willekeurig gekozen criterium is;
verzoekt de regering, te onderzoeken of deze grens van 25 uur voldoet aan de zorgvraag van een aantal fokusbewoners die behoefte hebben aan de combinatie adl-hulp en Wlz-zorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Agema (PVV):
We kregen vanmorgen een brief van de staatssecretaris waarin hij toezegt dat bijvoorbeeld beademing ook een criterium wordt. Nu wij die brief hebben gekregen, wat wil mevrouw Keijzer dan nog meer?
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik heb die brief ook gelezen. Er waren vier vragen door mevrouw Agema gesteld. Ik vond de antwoorden op alle vier de vragen wat onduidelijk en onzeker en ik vond dat werd vooruitgeschoven naar de toekomst. Wat doe je dan als Kamerlid? Dan wil je een onderwerp dat je van groot belang vindt voor de mensen in kwestie, vastgelegd hebben in een motie. Dat zal iedereen begrijpen.
Mevrouw Agema (PVV):
Ja, en dan dien je een motie in naar aanleiding van een brief van mevrouw Agema!
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dat is correct. Dat heb ik zojuist ook gezegd.
De tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat zo'n 350 jongeren met autisme begeleiding nodig hebben;
constaterende dat gemeenten door de lage aantallen deze groep niet goed op het netvlies hebben;
overwegende dat onduidelijk is of er voor deze jongeren per 1 januari begeleiding is ingekocht;
constaterende dat er voor kleine doelgroepen, zoals de doventolken, door VNG landelijke afspraken zijn gemaakt;
verzoekt de regering, te onderzoeken of ook voor deze doelgroep landelijke afspraken noodzakelijk zijn en, zo ja, op korte termijn hierover afspraken met VNG te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Mijn derde motie luidt als volgt,
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten de huishoudelijkehulptoelage (HHT) alleen mogen gebruiken voor huishoudelijke hulp die wordt geleverd als algemene voorziening;
overwegende dat dit kan leiden tot een cumulatie aan eigen bijdragen door de stapeling van eigen bijdragen voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen;
verzoekt de regering, de huishoudelijkehulptoelage onder de maatwerkvoorzieningen te laten vallen, waardoor de HTT ook onder de landelijke eigenbijdrageregeling valt en er geen cumulatie aan eigen bijdragen kan plaatvinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Mijn laatste motie is meeondertekend door mevrouw Ellemeet en de heer Krol. Zij luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de rechtbank Noord-Nederland een echtpaar op leeftijd uit Dantumadiel in het gelijk stelde omdat de gemeente geen zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de persoonlijke omstandigheden;
overwegende dat de staatssecretaris stelt dat de uitspraak van de rechter inzake Dantumadiel in lijn is met de wet;
overwegende dat zowel de oude Wmo als de nieuwe Wmo 2015 een zorgvuldig onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden voorschrijft;
overwegende dat veel meer gemeenten als gevolg van de grote tijdsdruk vergelijkbaar hebben gehandeld als Dantumadiel;
verzoekt de regering, haar wettelijke systeemverantwoordelijkheid aan te wenden op zo'n manier dat gemeenten alsnog dit voorgeschreven zorgvuldige onderzoek naar persoonlijke omstandigheden bij bestaande cliënten uitvoert en bij toekomstige cliënten toepast,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn fractie maakt zich grote zorgen over het hoge tempo en de grote bezuinigingen waarmee de decentralisaties worden doorgevoerd. Wij houden de staatssecretaris dan ook aan zijn toezegging om voor alle schrijnende gevallen ook na 1 januari passende zorg te organiseren. Ook houdt mijn fractie de staatssecretaris aan zijn toezegging dat geen van de pgb-houders in de problemen mag komen door de nieuwe taken die zijn belegd bij SVB.
Daarnaast dien ik de volgende twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Zorgverzekeraars Nederland aangeeft dat het combineren van het persoonsgebonden budget met zorg in natura in de Zorgverzekeringswet niet wenselijk is;
van mening dat voor de keuzevrijheid van budgethouders deze combinatie niet op voorhand uitgesloten zou moeten worden;
verzoekt de regering, met Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo in overleg te treden en de mogelijkheden te verkennen om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in 2016, de combinatie van het pgb en zorg in natura voor deze zorg wel mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mogelijk persoonsgegevens die door de gemeente verkregen zijn in het kader van de uitvoering van zorgtaken, zullen worden verwerkt voor de uitvoering van andere taken van de gemeente;
overwegende dat een dergelijke verwerking van persoonsgegevens voor een doel waarvoor zij niet zijn verkregen, in strijd is met de Wet bescherming persoonsgegevens;
constaterende dat het College bescherming persoonsgegevens aangeeft dat de decentralisatiewetten hier ook geen deugdelijke grondslag voor creëren;
overwegende dat het verwerken van persoonsgegevens voor gemeentelijke taken waarvoor deze niet zijn verkregen, een groot risico oplevert voor de privacy van burgers;
verzoekt de regering om gemeenten te wijzen op de onrechtmatigheid van het domeinoverschrijdende gebruik van persoonsgegevens zonder juridische grondslag;
verzoekt de regering tevens om de Transitiecommissie Sociaal Domein op te dragen om erop toe te zien dat voor de uitvoering van jeugdzorg verkregen persoonsgegevens niet tevens voor andere zorgtaken zullen worden gebruikt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kosten die gemaakt moeten worden voor de eenvoudige huishoudelijke hulp, met aftrek van de toelage van €12,50 per uur, uitgaande van drie uur per week, uitkomt op €30 per week ofwel €1.560 per jaar;
constaterende dat de huidige eigen bijdrage die mensen met alleen AOW of met klein pensioen nu moeten betalen, nog op €18 per maand ofwel op €216 per jaar ligt;
overwegende dat iemand met alleen AOW of met een klein pensioen gewoonweg geen €1.560 per jaar kan missen;
verzoekt de regering, de eigen betalingen voor mensen met alleen AOW of met een klein pensioen blijvend te maximeren op €216 per jaar en hiervoor de beschikbaar gestelde 190 miljoen euro in te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Agema (PVV):
Dit VAO ging over alle decentralisaties, dus ook de decentralisatie van de thuiszorg, de verpleging en de verzorging naar de Zorgverzekeringswet. Daarom dien ik de volgende motie in.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik zou straks graag over deze moties stemmen.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Er zijn veel onderwerpen aan de orde geweest. Als eerste is er natuurlijk de vraag of mensen naar de rechter of naar de media moeten om hun zorg te krijgen. Wij vragen van deze staatssecretaris bescherming tegen gemeenten die echt in strijd handelen met de wet. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat twee hoogbejaarde mensen naar de rechter moesten om te protesteren tegen het stopzetten van hun huishoudelijke verzorging;
constaterende dat de staatssecretaris moet toezien op een ordentelijke en wettelijke uitvoering van de Wmo en de Wmo 2015;
constaterende dat de staatssecretaris gemeenten gaat wijzen op de uitspraak van de rechter en de inhoud van de wet;
verzoekt de regering, verordeningen die aantoonbaar in strijd zijn met de wet nietig te verklaren als gemeenten blijven weigeren de Wmo 2015 naar de wet uit te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Leijten (SP):
Er gaat een hoop veranderen. Een van de dingen waarover wij ons zorgen maken, is dat wij niet kunnen vergelijken wat er nu aan wachtlijsten in de jeugdzorg is en wat straks. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vanaf 1 januari 2015 de monitoring van wachtlijsten via de provincie wordt afgeschaft;
van mening dat voor een goede analyse van het effect van de Jeugdwet vergelijkbare cijfers nodig zijn;
verzoekt de regering, de Kamer jaarlijks op eenzelfde wijze te informeren over de stand van zaken rondom de wachtlijsten in de jeugdzorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat per 1 januari 2015 voor kinderen met een psychiatrische stoornis (jeugd-ggz) een eigen bijdrage gaat gelden die kan oplopen tot €1.500 per jaar;
constaterende dat voor kinderen met een somatische aandoening geen eigen bijdrage verschuldigd is;
van mening dat de medisch-specialistische zorg voor alle kinderen vrij toegankelijk moet zijn, ongeacht aandoening of stoornis;
roept de regering op, de eigen bijdrage voor psychiatrische stoornis (jeugd-ggz) te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het pgb in de Zorgverzekeringswet belangrijk is voor eigen regie en keuzevrijheid;
overwegende dat het voor verzekerden van groot belang is dat de tarieven voor het pgb toereikend zijn;
constaterende dat zorgverzekeraars verschillen in kortingen doorvoeren, ook — tegen de afspraken in — op verpleging;
constaterende dat de juridische procedures welke voor verzekerden én verzekeraar duidelijkheid in individuele casussen kunnen brengen ten minste drie maanden duren;
van mening dat onduidelijkheid over de hoogte van het pgb in de Zvw niet mag leiden tot schrijnende situaties waarbij mensen niet de zorg krijgen die nodig is;
verzoekt de regering, zorgverzekeraars te verplichten tot een individuele toets of het ter beschikking gestelde pgb de verzekerde voldoende in staat stelt de geïndiceerde zorg te doen verlenen;
verzoekt de regering tevens om, gezien de termijnen van juridische procedures, overeen te komen dat verzekeraars een noodfonds inrichten voor hun eigen verzekerden waar pgb-houders een beroep op kunnen doen, indien zij hun zorg onvoldoende kunnen financieren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik kan me voorstellen dat de motie voor gisteren is geschreven, maar inmiddels is de motie toch volledig onzinnig na wat er gisteren is gebeurd in de Eerste Kamer? Ik had een heel moeilijk woord in mijn hoofd maar dat gebruik ik maar niet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb deze motie inderdaad opgesteld voor de dag van gisteren. Ik heb ook overwogen of ik de motie wel of niet in stemming zou brengen maar het betreft een knelpunt dat ik op dit moment constateer. Er wordt nu ook nog gesproken over het pgb in de Zorgverzekeringswet. Ik heb vervolgens besloten de motie toch in te dienen om het signaal dat ervan uitgaat duidelijk mee te geven aan het kabinet, aan de staatssecretaris. Hier ligt namelijk een groot knelpunt. Ik hoop op de steun van de fractie van het CDA als het gaat om de motie zodat wij dit goed kunnen regelen voor mensen die in de knel komen wat betreft de tarieven.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Er werd zojuist gevraagd om een debat over een van de regels die de staatssecretaris in staat stelt om zorgverzekeraars tarieven op te leggen. Dat kan nu echter niet meer omdat de wet is weggestemd. En dan zegt mevrouw Dik hier dat zij vragen heeft. Er gaan ook nu allerlei woorden door mijn hoofd, allerlei bijvoeglijke naamwoorden die niet netjes zijn en die gebruik ik dus niet, maar is het niet veel verstandiger dat de ChristenUnie-fractie dadelijk om 17.00 uur aangeeft dat zij hierover een debat wil omdat het niet goed gaat met het pgb in de Zorgverzekeringswet vanwege het feit dat die er niet meer is?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb tijdens de Regeling van werkzaamheden al nadrukkelijk aangegeven dat ik vragen heb over het pgb in de Zorgverzekeringswet, mede naar aanleiding van de brief die wij hebben gehad. Er is een aantal vragen geformuleerd waarop de regering voor morgenvroeg 10.00 uur antwoord moet geven. Dat antwoord komt dus nog. Morgen beslissen wij over een debat. Dat doen wij morgenochtend om 10.00 uur. Ik kan me goed voorstellen dat het debat er komt maar ik kan er op dit moment nog geen definitieve uitspraak over doen omdat ik de minister nog de kans wil geven om de vragen goed te beantwoorden en daarover nog een gesprek te voeren met de zorgverzekeraars.
Mevrouw Leijten (SP):
In deze motie wordt iets gevraagd aan de staatssecretaris maar hij heeft daar geen instrumenten meer voor omdat de wet gisteren is verworpen in de Eerste Kamer. Is het niet beter de regering gewoon te vragen om per ommegaande een noodwet te maken zodat wat de ChristenUnie-fractie vraagt ook kan, in plaats van bij de regeling aan te geven dat je met vragen zit en dat je een briefje voor 10.00 uur wilt? Is het niet beter dat de ChristenUnie-fractie gewoon aangeeft dat zij vandaag voor 17.00 uur een noodwet wil zodat die morgen kan worden besproken? Dan heeft de motie van mevrouw Dik pas zin.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb in de Regeling van werkzaamheden nadrukkelijk aangegeven dat ik aanvullende vragen heb. Ik wil de minister de kans geven om die vragen te beantwoorden. Er wordt vandaag nog gesproken. Ik ben van harte bereid tot een debat. Dat heb ik ook aangegeven maar ik vind wel dat dit op het goede moment moet plaatsvinden. Ik heb nu eerst informatie nodig om het debat goed te kunnen voeren. Ik heb al gezegd dat ik de minister de kans wil geven om nog een gesprek te voeren met de zorgverzekeraars. Laten wij dat eerst afwachten. Daarna kunnen wij kijken waar wij staan en wat er nog aanvullend nodig is. Morgen besluiten wij over een debat. Ik kan mij goed voorstellen dat dit er komt. Dan spreken wij elkaar nader.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het tekenend dat de ChristenUnie vindt dat er eerst met zorgverzekeraars gesproken moet worden voordat de democratie kan spreken. Die opmerking wil ik gemaakt hebben. Vervolgens vind ik het gek dat zij aanvullende vragen heeft over wat er is gebeurd, maar tegelijkertijd de staatssecretaris oproept iets te doen, waarvan hij heeft aangegeven dat er geen instrumenten voor zijn. Het is staatsrechtelijk een drama aan het worden. Volgens mij is het het beste om straks als Kamer voor de motie van mevrouw Agema te stemmen, om zo aan te geven dat er vandaag nog een noodwet moet komen om de pgb in de Zorgverzekeringswet te regelen. Dan kan de staatssecretaris iets doen aan tarieven; nu kan hij dat niet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De gehele Kamer vindt het van belang dat er een pgb in de Zorgverzekeringswet komt, laat daarover geen misverstand bestaan. De ChristenUnie heeft daarvoor ook haar verantwoordelijkheid genomen. Wat ons betreft was die wet aangenomen en hadden we deze discussie niet hoeven te voeren. Laat dat vastgesteld zijn. Ik vind het jammer dat hier niet de gelegenheid wordt gegeven om te kiezen voor de inhoud, maar dat er een politiek spel wordt gespeeld. Ik vind het heel belangrijk dat er nu overleg plaatsvindt met de zorgverzekeraars. Zij zijn ten slotte degenen die het mogelijk moeten maken dat de pgb in de Zorgverzekeringswet komt, zij gaan ermee aan de slag. Laten we in ieder geval de partij die dit gaat uitvoeren ook gehoord hebben, want dat vind ik ontzettend belangrijk. Morgen is er nog gelegenheid voor een debat, als de Kamer dat wenst.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Keijzer hier voor de tweede keer staat. Dat laat ik niet toe, iedereen heeft één interruptie op dit punt.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik heb een persoonlijk feit.
De voorzitter:
U hebt natuurlijk altijd recht op een persoonlijk feit.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik wil afstand nemen van wat de ChristenUnie nu zegt, namelijk dat er een politiek spel gespeeld wordt. Het gaat de CDA-fractie altijd om de inhoud en er is nu gewoon een probleem. Dat zegt mevrouw Dik-Faber zelf ook, maar kom dan met goede moties en niet met een motie die eigenlijk kant nog wal raakt, omdat het instrument dat de staatssecretaris daarvoor heeft sinds gisteren niet meer bestaat.
De voorzitter:
U hebt uw persoonlijk feit kunnen maken. Mevrouw Agema heeft ook een persoonlijk feit?
Mevrouw Agema (PVV):
Nee hoor, ik heb een vraag aan mijn collega: wie speelt dat politieke spel? Zijn dat mevrouw Ter Horst, mevrouw Linthorst en de heer Duivesteijn? Wie speelt dat politieke spel, zoals zij dat noemt? Laat zij nu boter bij de vis doen en zeggen wie dat politieke spel speelt.
De voorzitter:
Dit is geen persoonlijk feit. Ik laat het aan mevrouw Dik-Faber over of zij op dit punt antwoord wil geven. Het is ook geen vraag aan het kabinet, of een motie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is een constatering van mevrouw Agema. Ik heb dat inderdaad gezegd, maar ik wil graag de inhoud voorop stellen. Haar opmerking is geen onderdeel van de agenda, dus wil ik graag mijn tweede motie indienen.
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber vervolgt haar betoog.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter.
De voorzitter:
Nee, dit was geen persoonlijk feit. U hebt een vraag gesteld en er is een reactie gegeven.
Mevrouw Agema (PVV):
U kunt het knopje uitzetten, maar dat is natuurlijk wel heel erg zwak. Mevrouw Dik-Faber maakt er een persoonlijk feit van. Zij verwijt mij dat ik hier het initiatief neem tot spelletjes, terwijl zij die woorden in haar mond nam. Ik nam niet het de woorden "politieke spelletjes" in mijn mond, dat was mevrouw Dik-Faber zelf. Ik heb alleen de vraag gesteld: wie?
De voorzitter:
U hebt gelijk dat mevrouw Dik-Faber heeft erkend dat zij het woord in haar mond heeft genomen. U hebt er inderdaad een persoonlijk feit van kunnen maken en het is belangrijk om dat recht te zetten, maar ik geef vervolgens graag het woord aan mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het lijkt mij verstandig om mijn tweede motie in te dienen. Ik hoop dat de motie overbodig is, dan zal ik haar intrekken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de functie "kortdurend verblijf" vanaf 2015 "logeeropvang" zal heten;
constaterende dat zorg alleen ingekocht kan worden bij een aanbieder die valt onder de WTZi;
overwegende dat op dit moment veel mensen hun zorg voor "kortdurend verblijf" inkopen bij een kleinschalig logeerhuis of een vakantieopvang die niet kan voldoen aan de criteria van de WTZi;
van mening dat mensen de vrijheid moeten houden om ook in de toekomst hun "logeeropvang" te kunnen inkopen bij een kleinschalig logeerhuis of vakantieopvang;
verzoekt de regering, in overleg met de sector en Per Saldo de knelpunten te onderzoeken en een passende oplossing te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dit is een goede motie, maar gisteren is hierover ook gedebatteerd, waarbij de staatssecretaris naar aanleiding van een voorbeeld dat bij mij is binnengekomen bij Meld het Mona, ook al heeft toegezegd dat dit op een andere manier zal worden opgepakt. Ik denk dat het goed is om dit aan mevrouw Dik mee te geven.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik was gisteren aanwezig bij dat debat. Ik heb dit punt zelf ingebracht in het AO over decentralisaties. Ik vind het heel belangrijk dat we er geen misverstand over laten bestaan dat de WTZi zoals die er nu is, niet functioneert voor de logeervoorzieningen. In de motie wordt geen termijn genoemd. Dat had gemoeten. Ik kan me heel goed voorstellen dat de staatssecretaris toezegt dat hij zo snel mogelijk, bij voorkeur al in januari, met een oplossing komt. Als we er pas over een half jaar een oplossing voor hebben, vallen logeervoorzieningen om en dat kan niet de bedoeling zijn. Als hij dat toezegt, kunnen we de motie gewoon intrekken. Dan ben ik tevreden.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid heeft na het debat van zesenhalf uur veel vragen beantwoord gekregen. Ik heb heel kort met de staatssecretaris gewisseld over de manier waarop volgend jaar de wijkverpleegkundige wordt bekostigd in twee segmenten, S1 en S2. Daarover heb ik een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de wijkverpleegkundige een belangrijke rol heeft in de integrale zorg dicht bij mensen in de wijk;
constaterende dat het nu al uitgesloten is dat er wijkverpleegkundigen zijn die geen toewijsbare zorg bieden, maar enkel deel uitmaken van het sociale wijkteam;
constaterende dat er daarnaast wijkverpleegkundigen zijn die geen deel uitmaken van het sociale wijkteam en alleen toewijsbare zorg verlenen;
constaterende dat er in de praktijk geen onderscheid bestaat in al dan niet toewijsbare zorg en dit onderscheid dus ook niet hoeft te bestaan in de inkoop van wijkverpleegkundige zorg uit s1 of s2;
verzoekt de regering, te onderzoeken of in de nieuwe bekostigingssystematiek van de wijkverpleegkundige het onderscheid tussen s1 en s2 kan vervallen en de Kamer daarover in maart 2015 te berichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Leijten (SP):
Deze motie is natuurlijk al eerder ingediend door andere fracties. De motie heeft ter stemming voorgelegen, waarbij de Partij van de Arbeid altijd tegen heeft gestemd. Later inzicht vind ik prima, hoor, dus als we afkunnen van S1 en S2 zou dat heel mooi zijn, maar ik ben dan wel benieuwd of de Partij van de Arbeid het verzoek van de SP aan de regering steunt om op een rij te zetten wat dit allemaal heeft gekost: het advies over S1 en S1, de inkoopvoorwaarden daarvan en wat dat voor zorgverleners en -aanbieders via S1 en S2 heeft betekend. Want als je twee maanden geleden nog zegt dat er echt via die twee segmenten moet worden ingekocht en nu al twijfelt aan de bedoeling, tuig je een bureaucratisch circus op dat heel veel geld kost. Als we dat dan kwijt raken, wil ik graag weten wat dat onnodige bureaucratische circus heeft gekost.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Het antwoord is nee.
De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. Over de overhaaste decentralisatie van zorgtaken naar de gemeenten is al heel veel gezegd in dit huis. Talloze moties en amendementen zijn daarover ingediend. Ik heb me aangesloten bij enkele moties van collega's. Zelf zal ik geen moties indienen, ook al omdat het de vraag is wie er straks achter de tafel zit om ze uit te voeren.
Al die moties en amendementen hebben tot enkele verbeteringen geleid. Desondanks heeft 50PLUS nog heel veel zorg. Krijgt iedereen in januari nog wel de ondersteuning die hij of zijn nodig heeft? Is er wel voldoende informatie om alle onrust weg te nemen, liefst in begrijpelijke, niet-ambtelijke taal? Voorlichting dus over alle voor- en nadelen, en niet alleen de goednieuwsshow die we tot nu toe zagen. Wat ons ook zorgen baart: kunnen huisartsen, die nu al klagen over de enorme extra werkdruk vanwege alle vragen die ze krijgen, in januari en de maanden daarna nog wel de zorg geven die van hen verwacht wordt? Daar zou ik heel graag een antwoord op willen horen.
Kort en goed: wij maken ons bij 50PLUS heel veel zorgen en we zullen een en ander goed in de gaten houden. Ik voorspel u dat we hier ook volgend jaar nog heel vaak over zullen spreken.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Ik heb twee moties en begin meteen met voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zich problemen voordoen bij de uitvoering van de pgb-trekkingsrechten door de Sociale Verzekeringsbank;
constaterende dat daarbij nieuwe en aanvullende eisen worden gesteld;
verzoekt de regering, op korte termijn in gesprek te gaan met de Sociale Verzekeringsbank om de problemen bij de uitvoering van de pgb-trekkingsrechten te adresseren om zo voor pgb-houders een soepele overgang per 1 januari 2015 zeker te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gemeenten op grond van zowel de Jeugdwet als de Wmo ingezetenen en belanghebbenden dienen te betrekken bij het opstellen van het gemeentelijke beleidsplan en verordeningen;
constaterende dat gemeenten dit tot nu toe niet of nauwelijks hebben gedaan;
verzoekt de regering, in het eerste kwartaal van 2015 een inventarisatie te maken van de wijze waarop gemeenten ingezetenen en belanghebbenden betrekken, waar eventuele knelpunten liggen en hoe de kennis, kunde en slagvaardigheid van de burgerinspraak kan worden versterkt, en de Kamer over de uitkomsten daarvan in het voorjaar van 2015 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dan zijn wij daarmee aan het einde gekomen van de inbreng van de Kamer. Er zijn zestien moties ingediend. Wij wachten even tot alle moties zijn rondgedeeld.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik heb één motie te bespreken. Daarna verwijder ik mij en bespreekt de andere staatssecretaris alle overige moties. Ik zie mevrouw Ellemeet niet, maar ik bespreek de motie van GroenLinks op stuk nr. 436. Daarin wordt de regering verzocht om de Transitiecommissie Sociaal Domein op te dragen, toe te zien op de privacy in de informatie-uitwisseling. Ik zal haar dat vanmiddag opdragen, want dan heb ik er een gesprek mee. Ik heb er wel een probleem mee, toe te zeggen dat persoonsgegevens niet tevens voor andere zorgtaken zullen worden gebruikt. Het kan namelijk zo zijn dat wettelijke bepalingen het mogelijk maken dat er wel persoonsgegevens worden uitgewisseld over de barrières van de domeinen. Er kan een wettelijke grondslag voor zijn, niet zijnde artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat hebben we tijdens het algemeen overleg met elkaar gewisseld. Gezien het dictum van deze motie, moet ik haar ontraden. Er zit een beperking in die ik er niet in wil lezen. Mocht mevrouw Ellemeet haar motie wijzigen en zeggen dat de transitiecommissie erop moet toezien dat de privacy nadrukkelijk is gewaarborgd, dan kan ik er wel mee leven. Dan zie ik de motie als ondersteuning van het beleid. Wellicht geeft dat mevrouw Ellemeet aanleiding tot het wijzigen van het dictum van haar motie. Ik begrijp dat zij er belang aan hecht dat de transitiecommissie er goed op let.
De voorzitter:
Stemt mevrouw Ellemeet in met de door de staatssecretaris voorgestelde wijziging?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Akkoord.
De voorzitter:
Prima. Dan weten de collega's dat er op dit punt nog een gewijzigde motie langskomt. Het oordeel over die gewijzigde motie is dan dus dat zij het beleid ondersteunt en dat het aan de Kamer is om er een oordeel over te vellen.
Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. In de motie-Keijzer op stuk nr. 431 wordt uitgesproken dat de aanvullende ondersteuning van 25 uur ADL een zwaar en willekeurig gekozen criterium is. Ik wijs erop dat die 25 uur al in de regeling Wlz-indiceerbaren zat. Mevrouw Agema wees er in het debat ook al even op dat ik gereageerd heb op vragen die de Kamer heeft gesteld. Op dat punt heb ik toegezegd dat ik onder andere de beademing alsnog zou regelen. Ik blijf dit voortdurend in de gaten houden. Ik stel voor dat ik de Kamer in het voorjaar door middel van een brief laat weten hoe de combinatie ADL precies gaat in relatie tot de Wet langdurige zorg. Ik heb al een aantal toezeggingen gedaan om tegemoet te komen aan vragen die aan de Kamer zijn gesteld. Aangezien ik hierover in het voorjaar rapporteer, kan ik mij voorstellen dat de motie wordt aangehouden.
De voorzitter:
Het gaat om een motie van mevrouw Keizer, dus het lijkt mij goed om van haar te horen of zij akkoord gaat met aanhouding van haar motie.
Mevrouw Agema (PVV):
Het was mijn brief.
De voorzitter:
Ik geef mevrouw Agema het woord voor een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Agema (PVV):
Wij gaan binnenkort straks met vakantie, maar voor iemand met meervoudige handicaps in een rolstoel is dat een iets grotere onderneming. Daarover zijn heel wat vragen. Wil de staatssecretaris in de door hem toegezegde brief specifiek ingaan op het op vakantie gaan? Dat zou mij een lief ding waard zijn.
Staatssecretaris Van Rijn:
We hebben nu een regeling getroffen. Daarin proberen we zo goed mogelijk aan elkaar te verbinden wat er geregeld is in de subsidieregeling voor focus. We zullen kijken of de mensen met een aanvullende behoefte aan het Wlz-criterium voldoen. Er spelen meer zaken. Daarin hebt u gelijk. Dat heb ik ook bedoeld te zeggen in mijn brief. In de voortgangsrapportage zal ik nagaan wat mensen er vervolgens aan hebben.
De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Agema of dat voor haar voldoende is.
Mevrouw Agema (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Prima, uitstekend. Dan gaan we nu naar mevrouw Keijzer met de vraag of zij haar motie aanhoudt.
Mevrouw Keijzer (CDA):
De reden waarom ik deze motie nu indien, is dat op 1 januari aanstaande deze mensen deze zorg nodig hebben. De staatssecretaris zegt in het voorjaar met een brief te komen. Betekent dit dat de mensen die onder het criterium van meer dan 25 uur vallen, desalniettemin de zorg krijgen die zij voor 1 januari ook krijgen?
Staatssecretaris Van Rijn:
We hebben met elkaar criteria vastgesteld op grond waarvan we die goede combinaties mogelijk maken. Die heb ik nog wat verruimd, bijvoorbeeld rondom de beademing, om zeker te stellen dat dit geregeld wordt. Ik heb toegezegd dat we specifiek gaan bekijken of de combinatie van de regeling Fokus, die op verzoek van de Kamer is opgesteld, met datgene wat ik aanvullend mogelijk maak in het kader van de Wlz, een goede combinatie is of dat er nog knelpunten in zitten of dat we nog aanpassingen moeten plegen. We hebben nu een systeem dat in mijn ogen met die uitbreidingen goed gaat werken, maar ik begrijp de zorgen van de Kamer. Om die reden wil ik het ook scherp in de gaten houden en daarover apart rapporteren aan de Kamer.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik had zo graag gewild dat de staatssecretaris had gezegd: ja, dat is wat ik bedoel. Wij horen verhalen dat mensen die minder dan die 25 uur zorg hebben, nu discussies hebben met zorgverleners en zorgkantoren. Dat kan voor deze groep gewoon niet. Ik denk dat ik de motie toch gewoon in stemming breng.
De voorzitter:
De motie-Keijzer op stuk nr. 431 wordt gehandhaafd.
Staatssecretaris Van Rijn:
Dan ontraad ik deze motie, gelet op de toezegging die ik op dat punt al heb gedaan.
In de motie-Keijzer op stuk nr. 432 wordt de regering verzocht, te onderzoeken of landelijke afspraken noodzakelijk zijn over begeleiding voor de doelgroep van 350 jongeren met autisme. Het is voor mij niet helemaal duidelijk op welke groep jongeren met autisme deze motie betrekking heeft. Gaat het misschien om de begeleiding van hbo-leerlingen? Die is niet specifiek. Gemeenten weten dat ze begeleiding moeten inkopen. Ik heb geen signalen dat die onvoldoende is ingekocht. Laten we niet aan de voorkant, wanneer we nog moeten veronderstellen of iets goed of niet goed gaat, al zeggen dat er andere afspraken moeten worden gemaakt. Dat lijkt mij ook niet zuiver richting gemeenten. We hebben hen die zorg laten inkopen en we hebben geen signalen dat dit allemaal verkeerd gaat, dus we moeten niet nu al zeggen dat er een ander systeem voor moet komen. Om die reden ontraad ik de motie.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Er staat niet dat er een ander systeem moet komen. Er staat: "verzoekt de regering, te onderzoeken of er ook voor deze doelgroep landelijke afspraken noodzakelijk zijn". Wij krijgen juist wel signalen dat voor deze groep studenten, die nu met een pgb ondersteund en begeleid worden bij hun wonen en bij hun studie, de contracten niet gesloten worden. Dat is natuurlijk ook niet gek, want het gaat om 350 mensen in Nederland. Dat is er nog niet eens één per gemeente. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij in gesprek wil gaan met de VNG om te kijken of dit een probleem is en, zo ja, of dan een landelijke regeling noodzakelijk is.
Staatssecretaris Van Rijn:
Die toezegging wil ik in die zin wel doen, maar dat maakt de motie ook overbodig. Ik heb al gezegd dat we, als er signalen zijn in 2015 dat er knelpunten zijn, samen met de VNG kunnen bekijken of er een passende oplossing nodig is. We kunnen dan ook kijken of er een aantal andere soorten inkoopafspraken nodig zijn. Daar is nu geen motie voor nodig. Ik heb al gezegd: signaleren van knelpunten, samen met partijen oplossingen zoeken waar ze nodig zijn. Die werkwijze willen we sowieso hanteren. Als het mevrouw Keijzer helpt om toe te zeggen dat we specifiek bekijken of er op dit terrein knelpunten zijn, wil ik dat graag doen, gelet op de afspraken die ik al met de VNG heb om alle knelpunten goed te volgen.
De voorzitter:
Er is dus een toezegging gedaan. De motie is beoordeeld als overbodig en is daarmee ontraden. Er is ook een suggestie gedaan aan mevrouw Keijzer. Ik kijk even naar haar wat zij van plan is daarmee te doen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat hij specifiek over dit onderwerp, studenten met autisme die met een pgb wonen en studeren, in gesprek wil gaan met de VNG. Heb ik dat goed begrepen? Ik zie de staatssecretaris ja knikken. Dan houd ik deze motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Keijzer stel ik voor, haar motie (31839, nr. 432) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. In de motie-Keijzer op stuk nr. 433 wordt de regering verzocht, de huishoudelijkehulptoelage onder de maatwerkvoorzieningen te laten vallen. Daarover hebben we met elkaar gediscussieerd. De gedachte is juist om naast de huishoudelijke hulp die de gemeente kunnen bieden een aparte regeling te hebben, de huishoudelijkehulptoelage, die erop gericht is om huishoudelijke hulpen in loondienst te kunnen behouden. We hebben daarover uitgebreid gediscussieerd. Ik constateer dat we het er waarschijnlijk niet over eens zijn. Ik ontraad deze motie dan ook. Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 434 waarin de regering wordt verzocht de wettelijke systeemverantwoordelijkheid aan te wenden op zo'n manier dat gemeenten alsnog dit voorgeschreven zorgvuldige onderzoek naar persoonlijke omstandigheden bij bestaande cliënten uitvoert. Die motie is naar mijn mening overbodig. Ik heb in het debat al gezegd dat de systeemverantwoordelijkheid inhoudt dat wij een goede wet maken en dat wij de gemeenten wijzen op eventuele jurisprudentie die zij in hun overwegingen moeten meenemen. Op het moment dat een gemeente in strijd met de wet handelt, zal ik haar daarop aanspreken. Het ultimum remedium is inderdaad dat wij verordeningen kunnen vernietigen die in strijd met de wet zijn. Zo ver komt het vaak niet, want als iets strijdig is met de wet, wordt dit al door de gemeenteraad gesignaleerd en zo nodig zal ik dat doen. Om die reden ontraad ik de motie.
In de motie op stuk nr. 435 wordt de regering verzocht met Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo in overleg te treden om te bekijken of de combinatie van pgb en zorg in natura voor deze zorg mogelijk is. Het is een bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraars om na te gaan of zij zo'n combinatie willen aanbieden. Zij hebben mij geïnformeerd dat dit ingewikkeld is. Ik heb wel met de verzekeraars afgesproken dat mensen in de overgangsperiode gebruik kunnen blijven maken van hun huidige zorgaanbieders. Dus als mensen nu al gebruikmaken van een combinatie van zorg in natura en een pgb, dan kan dat ook onder de Zorgverzekeringswet zo lang de indicatiestelling geldt.
Ik blijf hierover in gesprek met Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo om te bekijken of dit toch nog anders moet, gelet op de ervaringen die wij nu opdoen. Om die reden ontraad ik de motie voor dit moment, met de toezegging dat ik hierover in gesprek blijf met Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo.
De voorzitter:
Is dat voor de indiener reden om de motie aan te houden nu de staatssecretaris toezegt dat hij in gesprek blijft, maar dat hij de motie vooralsnog ontraadt?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dit brengt mij enigszins in verwarring, omdat ik met deze motie aan de staatssecretaris vraag om het gesprek met Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo heel actief te voeren, juist omdat de verzekeraars aangeven dat zij dit lastig vinden. Ik wil met deze motie het belang benadrukken van mensen die gebruikmaken van een pgb en ook gebruik willen maken van zorg in natura. Ik zie een verantwoordelijkheid voor de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat dit tot een goede uitkomst leidt. Dat heb ik met deze motie willen aangeven. Ik hoop dat de staatssecretaris daarin kan meegaan.
Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie wordt ook gevraagd om uiterlijk in 2016 de combinatie van het pgb en zorg in natura voor deze zorg wel mogelijk te maken. De bevoegdheid om dat mogelijk te maken, heb ik niet. Daarvoor hebben wij wetten aangenomen. Ik blijf met Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo in gesprek om te bekijken of er andere combinaties mogelijk zijn, gelet op de ervaringen die nu worden opgedaan. Die toezegging doe ik graag, maar ik bind mij niet aan de uitspraak dat uiterlijk in 2016 die combinatie mogelijk is. Die ruimte moet ik echt houden.
Als mij de vraag wordt gesteld of ik met Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo in gesprek wil gaan om te bekijken welke mogelijkheden er zijn, is het antwoord ja. Ik zal mij echter niet binden aan een termijn waarop dit uiteindelijk kan zijn gerealiseerd, want daarvoor heb ik beide partijen nodig.
De voorzitter:
Dus deel 1 van het dictum ondersteunt u en in deel 2 van het dictum zit het probleem?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik laat de motie zoals zij is.
De voorzitter:
De motie wordt gehandhaafd. Het oordeel van de staatssecretaris is: ontraden.
Staatssecretaris Van Rijn:
De motie op stuk nr. 436 is al besproken.
In de motie op stuk nr. 437 wordt de regering verzocht om de eigen betalingen voor mensen met alleen AOW of met een klein pensioen blijvend te maximeren. Als de huishoudelijke hulp wordt geleverd via een maatwerkvoorziening, dan geldt de AMvB voor een eigen bijdrage met een maximum afhankelijk van inkomen en vermogen. Burgers kunnen om een maatwerkondersteuning vragen. Wij hebben die combinatie: bij maatwerk geldt de AMvB waarin de maximumbijdrage is opgenomen. Ik voel er niets voor om het systeem dat wij nu juist in de wet hebben opgenomen, te veranderen; ik verwijs naar de eerder discussie met mevrouw Keijzer. Om die reden ontraad ik de motie.
In de motie op stuk nr. 438 wordt de regering verzocht het persoonsgebonden budget wettelijk te verankeren in de Zorgverzekeringswet. Ik wijs erop dat destijds bij de behandeling in de Eerste Kamer de motie-Ganzevoort c.s. is voorgesteld waarin de regering wordt verzocht bij een eventueel niet aannemen van het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk te zorgen voor verankering. Die motie is ook aangenomen. We zullen haar ook uitvoeren. Dan is de motie van mevrouw Agema dus overbodig. Om die reden wil ik haar ontraden.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik weet niet of de staatssecretaris ervan op de hoogte is dat hij en de minister gisteren zodanig bakzeil hebben gehaald in de Eerste Kamer dat het kabinet in crisis is? En dan durft de staatssecretaris hier een motie te ontraden waarin verzocht wordt om het persoonsgebonden budget wettelijk te verankeren in de Zorgverzekeringswet. Volgens mij is er maar één oordeel mogelijk, namelijk oordeel Kamer. De staatssecretaris moet terug in zijn schulp kruipen voor het bakzeil dat hij gisteren aan de overkant gehaald heeft.
Staatssecretaris Van Rijn:
Zullen we het even zuiver houden? Bij de behandeling is er in de Eerste Kamer al een motie aangenomen waarin staat dat er, als een en ander onverhoopt niet doorgaat, alsnog een wettelijke verankering moet plaatsvinden. Die motie zullen we gewoon keurig uitvoeren. Om die reden is deze motie van mevrouw Agema overbodig.
Mevrouw Leijten (SP):
Naar aanleiding van de reactie in de brief die we vanochtend hebben gekregen, de reactie op die motie en op de motie van mevrouw Agema, moet ik toch vaststellen dat het kabinet er geen rekening mee heeft gehouden dat het wetsvoorstel over de vrije artsenkeuze, het verbod op verticale integratie en de verankering van het pgb het niet zou halen. Het heeft dus ook geen noodwet klaarliggen om het pgb te verankeren. Ik vraag de staatssecretaris om dat gedeelte in een noodwet voor te leggen aan de Kamer. Ik ben ervan overtuigd dat de Eerste Kamer daar ook nog snel naar wil kijken en dat wij het wetsvoorstel bij wijze van spreken hier zo zullen afhameren. Dan is het per 1 januari toch geregeld.
Staatssecretaris Van Rijn:
In de brief staat wat er geregeld is per 1 januari, namelijk dat er bestuurlijke afspraken zijn over de vormgeving van de pgb's. De verzekeraars hebben die afspraken in hun polissen verwerkt. Die polissen liggen allemaal bij de mensen. In 2015 kunnen de pgb's dus gewoon conform de polissen geregeld worden. Ik ben het met mevrouw Leijten eens dat wettelijke verankering, gelet op de motie maar ook gelet op de discussie in de Kamer, noodzakelijk is. Die zullen we ook keurig regelen. Dat betekent echter niet dat de persoonsgebonden budgetten zoals we die hier met elkaar besproken hebben in 2015 ter discussie kunnen staan. Dat is niet het geval, want ze zijn verwerkt in de polissen.
Mevrouw Leijten (SP):
We weten allemaal dat zorgverzekeraars niet goed verevend worden voor de aanspraak Wijkverpleging. Het is dus niet aantrekkelijk om veel mensen te hebben die wijkverpleging nodig hebben. Als een verzekeraar het pgb-tarief te hoog vaststelt, zouden alle mensen met een pgb naar deze verzekeraar kunnen overstappen. Dan lijdt hij verlies op die mensen. Dat risico is natuurlijk levensgroot. Daarom heeft de staatssecretaris geregeld dat hij, als het niet goed gaat, kan ingrijpen in de tarieven. Daar hebben we het in het debat uitgebreid over gehad. Dat instrument heeft hij nu echter niet meer. Is hij bereid om vandaag nog te komen met een noodreparatiewet om zo in te kunnen grijpen in de tarieven? Ook al is het pgb verankerd, als iemand €0 of €1 krijgt, is het natuurlijk geen volwaardig pgb. Ik vraag de staatssecretaris dus niet of hij het gaat regelen, maar of hij het vandaag gaat regelen en in een noodwet zal voorleggen aan de Tweede Kamer.
Staatssecretaris Van Rijn:
Het is zeer de vraag of een noodwet noodzakelijk is. We hebben bestuurlijke afspraken met Zorgverzekeraars Nederland en met Per Saldo om dit in 2015 goed te regelen. Ik heb begrepen dat mevrouw Leijten inmiddels een aantal aanvullende vragen heeft gesteld naar aanleiding van onze brief. Die zullen we ook keurig beantwoorden. Aan de hand van die antwoorden kunnen we dan constateren of een en ander in 2015 op een goede manier zal plaatsvinden. Ik zeg op voorhand dat ik er alle vertrouwen in heb.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris het van belang vindt om de wettelijke verankering van het pgb in de Zorgverzekeringswet zo spoedig mogelijk te regelen?
Staatssecretaris Van Rijn:
Zeker.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog. We zijn bij de motie op stuk nr. 439.
Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie op stuk nr. 439 worden we verzocht, verordeningen die aantoonbaar in strijd zijn met de wet nietig te verklaren als gemeenten blijven weigeren de Wmo 2015 naar de wet uit te voeren. Ik acht die motie overbodig. We hebben in Nederland een normaal toezichtregime afgesproken, waarbij sprake is van een normale interventieladder. Men wordt eerst erop aangesproken en als het uiteindelijk nodig is, worden verordeningen inderdaad vernietigd. Meestal is dat niet nodig, aangezien er een interventieladder is. Om die reden ontraad ik de motie.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik snap niet waarom de motie ontraden moet worden. De motie kan overbodig zijn of ondersteuning van het beleid. Of wil de staatssecretaris instrumenten die hij heeft, niet toepassen?
Staatssecretaris Van Rijn:
De instrumenten die ik heb, zullen worden toegepast als zij nodig zijn. Om die reden vind ik de motie overbodig en om die reden wil ik haar ontraden. Dat doe ik niet omdat die instrumenten niet worden toegepast, want die zijn er en die zullen worden toegepast als dat nodig is, maar het is niet nodig om in een motie vast te leggen dat instrumenten die ik heb, moeten worden gebruikt.
De voorzitter:
Dat is ook de kwalificatie die de staatssecretaris zojuist aan de motie heeft gegeven.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij is het heel duidelijk om te zeggen dat dit instrument er is en dat de secretaris het ook zal gebruiken. Daarmee kan hij voorkomen dat hoogbejaarde mensen naar de rechter moeten als een gemeente niet doet wat zij volgens de wet moet doen. Als ik de staatssecretaris zo mag begrijpen dat hij niet zal schromen om verordeningen te vernietigen als een gemeente na aanspreken en overleg in overtreding blijft, kan ik de motie intrekken.
Staatssecretaris Van Rijn:
Wat mij betreft, kunt u dat doen. Als verordeningen strijdig zijn met de wet, moet in de eerste plaats de gemeenteraad dat constateren en dat voorkomen. Als het toch zo blijft, zal ik de gemeente daarop aanspreken en verordeningen zo nodig vernietigen. Verordeningen die in strijd zijn met de wet, zijn in strijd met de wet.
De voorzitter:
Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie op stuk nr. 440 wordt met verwijzing naar de stelselverantwoordelijkheid gesteld dat de Tweede Kamer periodiek moet worden geïnformeerd over de stand van de wachtlijsten in de jeugdhulp. Er staat ook in "op dezelfde wijze". We hebben daar in het debat het nodige over gewisseld. Het is nu primair aan de gemeenten en aan de lokale democratie dat gemeenten verantwoordelijk omgaan met wachtlijsten. Ik heb ook aangegeven dat het inderdaad tot mijn stelselverantwoordelijkheid behoort om te volgen of er onverantwoorde wachtlijsten zouden gaan ontstaan. Ik wijs er ook op dat ik de Kamer heb aangegeven dat ik nog een aantal rapportages ga maken. De werking van het stelsel wordt gemonitord, het CBS wordt gevraagd over het jeugdhulpgebruik bij gemeenten, er wordt een benchmark gemaakt en we gaan een rapportage maken over de staat van de jeugd. Met alle informatieafspraken die wij hebben gemaakt, wil ik deze motie als overbodig bestempelen en daarmee ook ontraden.
In de motie op stuk nr. 441 worden wij ertoe opgeroepen om de eigen bijdragen voor psychiatrische stoornissen te schrappen. De ouderbijdrage is een onderdeel van de wet. Het onderscheid tussen de jeugd-ggz en andere jeugdhulp is op termijn niet te maken, want dan krijg je ook weer ongelijke rechten. Bovendien krijgen we natuurlijk ook veel meer integratie van verschillende vormen van jeugdhulp en jeugdzorg. Daarnaast leidt dit tot een beperking van de mogelijkheden die de gemeenten nu bij wet hebben gekregen om eigen bijdragen te innen. Om die reden wil ik deze motie ontraden.
De voorzitter:
Op dit punt is er een vraag voor u van mevrouw Leijten. Ik verzoek mevrouw Leijten om kort te zijn.
Mevrouw Leijten (SP):
Als je een trauma oploopt vanwege kindermisbruik en als je jeugd-ggz nodig hebt, moet je een eigen bijdrage betalen. Als je je been breekt bij een potje voetbal, hoeft dat niet. Vindt de staatssecretaris dat niet pure discriminatie?
Staatssecretaris Van Rijn:
Nu vergelijkt u toch wel een beetje appels en peren, want ook in het geval van een gebroken been is er sprake van een eigen risico. Dan betaal je dus ook. Soms is dit uitgezonderd als het gaat om de eerste lijn. Ik constateer dat we zo veel mogelijk dezelfde ouderbijdrage vragen als kinderen worden opgenomen en als de kosten van verblijf niet worden gemaakt in het gezin maar in de instelling. Daar moeten we niet een willekeurig onderscheid in willen maken.
Mevrouw Leijten (SP):
Kinderen zijn in de basisverzekering uitgesloten van het eigen risico, omdat wij hier de moraal hebben dat wij niet willen dat kinderen vanwege financiële drempels zorg wordt onthouden. Dat zou de staatssecretaris door moeten voeren voor de psychische zorg, want ook dan heb je zorg nodig. Ik wil erop wijzen dat wij een brief hebben gekregen van de rapporteur kinderrechten, mevrouw Dettmeijer. Wij zullen erop wijzen dat dit een grove overtreding is van de rechten van het kind. Dat zullen wij morgen wisselen met de minister. Dan zullen wij dit weer aan de orde stellen, maar een PvdA-bewindspersoon zou zich diep moeten schamen als wij kinderen mogelijk psychische zorg laten onthouden vanwege financiële drempels.
De voorzitter:
De staatssecretaris is hier namens het kabinet. Hij mag hierop reageren.
Staatssecretaris Van Rijn:
Ik wijs erop dat die bijdragen ook al in de huidige AWBZ zitten en dat wij geen ongelijke situatie moeten creëren tussen verschillende vormen van jeugdhulp. Dat lijkt mij niet goed. Ik blijf bij mijn oordeel over deze motie.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat er geen verschil is te maken wat betreft de reden waarom een kind opgenomen moet worden. Soms zijn kinderen uit huis geplaatst en intramuraal gehuisvest vanwege opvoedproblemen of verslaving van de ouders, maar er zijn soms ook kinderen intramuraal opgenomen omdat ze psychiatrische stoornissen hebben. Ik moet de staatssecretaris verkeerd gehoord hebben. Daar zit toch een groot verschil tussen? We hebben het er in het debat over de Jeugdwet toch over gehad dat een psychiatrische stoornis een medische oorzaak heeft en dat het daarom een totaal andere aanleiding geeft voor jeugdzorg dan de opvoedproblemen die niet het gevolg zijn van psychiatrische stoornissen bij kinderen?
Staatssecretaris Van Rijn:
Dat klopt, maar een van de grondredenen voor een eigen bijdrage is, dat als je opgenomen bent in een instelling, het gezin dientengevolge geen verblijfskosten meer maakt omdat die als het ware in de desbetreffende instelling worden gemaakt. Het zou dan raar zijn om bij intramurale opname onderscheid te maken tussen verschillende vormen van jeugdhulp. In al die gevallen is dan sprake van intramurale opname en van een verschuiving van kosten van verblijf.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dan geldt wat mevrouw Leijten zei, namelijk dat je geen verschil mag maken in de oorzaken van de medische redenen waarom een kind opgenomen moet worden.
Staatssecretaris Van Rijn:
Het gaat niet om de redenen waarom je opgenomen bent, maar om de gevolgen daarvan, namelijk om de vraag wie de verblijfskosten betaalt bij opname. Dan is het niet redelijk om dat van de ene ouder wel te vragen en van de andere ouder niet. Onafhankelijk van de oorzaak dat je bent opgenomen, de kosten blijven dezelfde.
In haar motie op stuk nr. 442 verzoekt mevrouw Dik-Faber om, gezien de termijnen van juridische procedures, overeen te komen dat verzekeraars een noodfonds inrichten voor hun eigen verzekerden waar pgb-houders een beroep op kunnen doen, indien zij hun zorg onvoldoende kunnen financieren. Even los van alle discussies rondom de Zorgverzekeringswet die al gevoerd zijn, merk ik op dat de zorgverzekeraars een zorgplicht hebben, dat ze ervoor moeten zorgen dat ze aan die zorgplicht voldoen en dat er een toereikende voorziening wordt getroffen en er dus ook een toereikend tarief moet zijn. Dát is de primaire insteek die we ook in de wet hebben gekozen. Het betekent dan ook dat ik daar de verzekeraars aan wil houden. Ik heb ze ook al gevraagd om waar nodig individueel maatwerk te leveren. Ik heb ook toegezegd dat ik dat, in overleg met de verzekeraars, scherp in de gaten houd. Om die reden zou ik de motie willen ontraden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik weet dat de staatssecretaris de signalen nog niet heeft gekregen dat er schrijnende situaties ontstaan; dat heeft hij in het debat gezegd. Ik heb die signalen wel. Er zijn pgb-houders die echt tot duizenden euro's worden gekort op basis van de polissen die nu voorliggen. Even los van de discussie over de Zorgverzekeringswet, vind ik dat een onacceptabele situatie. Ik ben er niet van overtuigd dat de zorgverzekeraars dit gaan oplossen. Is er nou niet een mogelijkheid om samen met de zorgverzekeraars te kijken hoe we dit probleem kunnen oplossen? Ze hebben een zorgplicht maar in de praktijk zie ik toch echt knelpunten. Zeker omdat juridische procedures lang duren en omdat wellicht niet iedereen de juiste weg weet te vinden, vind ik het belangrijk dat er op de een of andere manier een regeling voor wordt getroffen. Zoals het nu gaat, is het echt onvoldoende.
Staatssecretaris Van Rijn:
Als u de beschikking heeft over informatie over schrijnende situaties houd ik mij graag aanbevolen om die ook te krijgen, zodat ik die ook met de zorgverzekeraars kan bespreken vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid, maar ik wil de zorgverzekeraars toch ook graag blijven aanspreken op het feit dat zij een zorgplicht hebben en dat zij moeten zorgen voor toereikende tarieven. Als er casuïstiek is die dat ter discussie stelt of vragen oproept, zal ik die zeker gebruiken in mijn overleg met de zorgverzekeraars. Dus ik houd mij aanbevolen om die informatie dan te krijgen.
De voorzitter:
Is dat wellicht aanleiding voor mevrouw Dik-Faber om de casuïstiek door te geleiden en de motie in de tussentijd aan te houden?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ga mij daarover beraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 442 blijft dus worden ontraden en mevrouw Dik-Faber beraadt zich er nog over of ze de motie aanhoudt.
Staatssecretaris Van Rijn:
In haar motie op stuk nr. 443 vraagt mevrouw Dik-Faber de regering om in overleg met de sector en Per Saldo de knelpunten te onderzoeken en een passende oplossing te bieden. Dat gaat dan met name over de vraag aan welke eisen logeeropvang moet voldoen. Ik heb er in het debat een aantal toezeggingen over gedaan om te kijken hoe dat in de praktijk uitpakt. Dat vergt wel enige tijd. Ik hoorde mevrouw Dik-Faber zo-even vragen of ik er voldoende haast mee wil maken. Ik voer overleg met onder andere Per Saldo om te kijken hoe we dat verder kunnen oplossen. Dat zal in januari al plaatsvinden. Ik wil graag toezeggen om de Kamer er begin februari een aparte brief over te sturen om te bezien of dat goed gelukt is. Die tijd hebben we ook, gelet op de afspraken die we al gemaakt hebben. Misschien dat mijn toezegging dat ik snel in overleg treed met onder andere Per Saldo en ik de Kamer in februari daarover zal informeren, reden zou kunnen zijn voor mevrouw Dik-Faber om haar motie in te trekken of aan te houden.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zal de motie aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (31839, nr. 443) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie op stuk nr. 444 wordt de regering gevraagd om te onderzoeken of het onderscheid tussen s1 en s2 in de nieuwe bekostigingssystematiek kan komen te vervallen. Ik heb, naar ik meen, ook tijdens het debat gezegd dat ik het belangrijk vind dat de bekostiging nog iets anders is dan de werkwijze. Als je zegt dat het s1, s2 of s3 is, betekent dat niet dat je s1-, s2- of s3-wijkverpleegkundigen zou moeten krijgen. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer.
Ik kom op de motie op stuk nr. 445. In deze motie, die is ingediend door mevrouw Bergkamp en mevrouw Dijkstra, wordt de regering verzocht om op korte termijn in gesprek te gaan met de Sociale Verzekeringsbank om te bekijken of er problemen zijn en zo ja, om die dan zo snel mogelijk te adresseren. Een van de constateringen in de motie is dat er allerlei aanvullende eisen worden gesteld. Die eisen staan in de Jeugdwet, de Wmo en de Wet langdurige zorg. Die hebben we met elkaar vastgesteld. Ik voer bijna dagelijks intensief overleg met de Sociale Verzekeringsbank over de implementatie van de trekkingsrechten. We hebben goede bestuurlijke afspraken gemaakt over de terugvalscenario's. Ik begrijp de zorgen. Ik vind deze motie ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer.
De voorzitter:
Het is niet uw motie, maar u mag een korte vraag stellen, mevrouw Keijzer.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik ben een beetje verbaasd. We hebben hier al uitgebreid over gediscussieerd tijdens het AO. De staatssecretaris heeft toen geweldige toezeggingen gedaan. Hij heeft uitgelegd hoe het gaat.
De voorzitter:
Ik vraag u wel om het kort te houden, want het is niet uw motie.
Mevrouw Keijzer (CDA):
De staatssecretaris heeft gezegd dat mensen er geen last van mogen hebben. Gezien de adviezen die hij eerder vandaag heeft gegeven met betrekking tot overbodige moties, had ik verwacht dat hij zou zeggen dat deze motie overbodig is.
Staatssecretaris Van Rijn:
De motie is in die zin overbodig dat ik op dagelijkse basis overleg voer met de Sociale Verzekeringsbank. Ik zie echter ook de behoefte van de Kamer om hierbovenop te zitten en mij te ondersteunen om ervoor te zorgen dat we op dagelijkse basis overleg voeren met de Sociale Verzekeringsbank. Ik denk dat we het daar inhoudelijk over eens zijn.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb deze motie ingediend omdat er op dit moment echt grote problemen zijn met de trekkingsrechten. Misschien is het goed om dat ook even tegen het CDA te zeggen. Er zijn Thomashuizen die geen contracten krijgen. Er is veel onduidelijkheid. Dat is de reden voor het indienen van de motie. Deze aanvulling is voor mevrouw Keijzer. Ik ben blij met het advies van de staatssecretaris hierover.
Staatssecretaris Van Rijn:
Mevrouw Bergkamp brengt mij bijna op andere gedachte. Nu zij heeft gezegd dat er grote problemen zijn, moet ik misschien mijn oordeel herzien. Ik blijf echter overleggen met de Sociale Verzekeringsbank.
Ik kom op de motie op stuk nr. 446. Daarin wordt de regering verzocht, een inventarisatie te maken van de wijze waarop gemeenten hun ingezetenen en belanghebbenden betrekken bij het opstellen van het gemeentelijke beleidsplan en verordeningen. Zouden wij met de gemeenten en de VNG afspraken kunnen maken over de wijze waarop we samen de voortgang van de decentralisaties volgen? Dat doen wij via het transitievolgsysteem. Daarin komt een aantal onderwerpen naar voren, waaronder de wijze waarop gemeenten hun ingezetenen en belanghebbenden bij bepaalde zaken betrekken. Ik vind het een belangrijk onderwerp. Ik wil graag overleggen met de VNG om te bekijken of we dat kunnen betrekken bij de reguliere monitoring zodat we niet nu meteen weer in een controlerende rol gaan zitten. Ik vind de motie eigenlijk overbodig, maar zeg toe dat ik met de VNG afspraken wil maken over de monitoring.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Bergkamp. Is dit reden om de motie in te trekken?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Als de staatssecretaris kan toezeggen dat hij de Kamer over dit specifieke onderwerp een terugkoppeling kan geven en dat hij dit kan betrekken bij de monitor, dan trek ik mijn motie in.
Staatssecretaris Van Rijn:
Ook dat wil ik eerst met de VNG bespreken, maar ik zal dat met een zeer positieve grondhouding doen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat is geen toezegging. Ik houd de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor, haar motie (31839, nr. 446) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Volgens mij heeft de staatssecretaris nog geen antwoord gegeven op een vraag van de heer Krol. Ik kijk even naar de heer Krol en zie dat hij toch een antwoord verwacht.
De heer Krol (50PLUS):
Ik heb gevraagd of er extra aandacht kan komen voor de huisartsen die nu al overbelast zijn en naar verwachting in het nieuwe jaar extra belast zullen worden door de zorgvragen van alle mensen.
Staatssecretaris Van Rijn:
Excuus, die vraag van de heer Krol had ik inderdaad nog niet beantwoord. Ik voer binnenkort overleg met de Landelijke Huisarten Vereniging over een aantal onderwerpen. Hoe kan de zorg bij de mensen thuis beter in de gaten worden gehouden en wat is de rol van de huisartsen daarbij? Hoe zit het met de mantelzorgers en hun belasting? Wat zou de rol van de huisarts moeten zijn, niet alleen nu, maar ook in de toekomst, al dan niet ondersteund door praktijkondersteuners of geriatrische deskundigen? Ik ben hierover dus in overleg met de huisartsen. Dat bevestig ik.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Morgen zullen wij stemmen over de moties, met uitzondering van de motie op stuk nr. 438. Mevrouw Agema heeft gevraagd om die vandaag in stemming te brengen. Die zal dus worden toegevoegd aan de stemmingslijst van vandaag.
De vergadering wordt van 13.02 uur tot 13.30 uur geschorst.
Voorzitter: Van Miltenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-38-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.