15 Jaarverslagen Nationale ombudsman over 2012 en 2013

Aan de orde is het VAO Jaarverslagen Nationale ombudsman over 2012 en 2013 (AO d.d. 03/12). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Wij hebben vijf sprekers en de eerste is de heer Schouw van de fractie van D66. 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. De debatten over de jaarverslagen van de Nationale ombudsman zijn de laatste tijd een beetje in het ongerede geraakt. Ik zal niet uitweiden over de oorzaken daarvan, maar ik ben blij dat we weer een overleg met de minister hierover hebben gehad. Mijn fractie vindt dat enorm belangrijk, omdat er heel veel lessen voor de overheid in staan. In het algemeen overleg heb ik daarom aangedrongen op een brief van de minister van Veiligheid en Justitie over wat te doen met de klachten. Wij hebben die brief vanmorgen gehad. Ik ben blij dat de brief er is, maar ik heb nog wel wat vragen over de inhoud en de doorzettingsmacht van het ministerie van Justitie op dat punt en ik zal die met die minister — ik zie minister Plassterk al blij kijken — bespreken. Voor deze minister heb ik de volgende motie voorbereid, vanuit het idee dat deze Kamer er druk op moet zetten, zodat er wat gedaan wordt met de adviezen van de Ombudsman. Anders houden wij ons bezig met lucht verplaatsen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het onduidelijk is wat in de praktijk precies gebeurt met de aanbevelingen van de Nationale ombudsman; 

van mening dat het van belang is om rijksbreed inzicht te krijgen in de uitvoering van de aanbevelingen en de behaalde resultaten wat betreft de verbetering van de dienstverlening aan burgers; 

verzoekt de regering om op korte termijn, doch uiterlijk voor de presentatie van het volgende jaarverslag van de Nationale ombudsman, op hoofdlijnen te rapporteren over de verbeteringen en de resultaten van de uitvoering van de aanbevelingen van de jaarverslagen van 2010, 2011, 2012 en 2013, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (33876). 

De heer Schouw (D66):

Als de minister zou zeggen dat dit hem toch allemaal te omvangrijk wordt — dat zou ik jammer vinden — geef ik hem het punt op hoofdlijnen mee, evenals het feit dat hij dit verzoek ook bij de Ombudsman kan neerleggen, zodat deze kan zien wat er is gedaan met zijn eigen aanbevelingen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. 16 december op Omroep Brabant, zomaar een bericht: Duizenden Brabanders verliezen thuishulp. In dat stuk staat dat honderden daarvan een bezwaar hebben ingediend bij de gemeente. De vraag is of gemeenten voldoende tijd en capaciteit hebben om al deze bezwaarschriften te behandelen. Wanneer dat niet lukt, is vaak een volgende stap dat mensen een klacht indienen en terechtkomen bij de Nationale ombudsman vanwege de bejegening. In het algemeen overleg heb ik aan de minister gevraagd of er rekening is gehouden met het uitbreiden van de capaciteit bij de Nationale ombudsman. Het antwoord was toen nee. De CDA-fractie vindt dat geen wijsheid. Om vast te stellen of dat zo is, zou het verstandig zijn — dat is het verzoek aan de minister — om de Kamer ongeveer eind februari, dan twee maanden later en vervolgens twee maanden daarna, en zo in 2015 verder, te informeren over hoe het nu zit met een eventuele toename van klachten bij de Nationale ombudsman. Ik hoor daar graag een reactie op van de minister. 

De voorzitter:

Er is één motie en één vraag. Ik begrijp dat de minister daar gelijk op kan reageren. Daartoe geef ik hem het woord. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. De adviezen van de Ombudsman hebben betrekking op bejegening van burgers door bestuursorganen en kunnen zich dus ook richten op het Rijk. In dat geval is er altijd een bewindspersoon portefeuilleverantwoordelijk. Op zichzelf is het geen wettelijke verplichting dat de adviezen uit het jaarverslag door de minister van Binnenlandse Zaken integraal gebundeld worden aangeboden, althans de beleidsreactie van het kabinet daarop. Dat gebeurt echter wel. Het is mijn coördinerende verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat, als er een jaarverslag ligt van de Ombudsman, op ieder van die adviezen en aanbevelingen, ook als die zich richten op de bewindspersoon verantwoordelijk voor de zeevisserij, wordt gereageerd in de kabinetsreactie. Ik doe dat mede namens de collega's. Daarna is dat coördinerende werk gedaan. Dan is het vervolgens aan de Tweede Kamer en aan de portefeuilleverantwoordelijke bewindspersoon, bijvoorbeeld die voor de zeevisserij, om ervoor te zorgen dat datgene wat het kabinet heeft toegezegd te zullen gaan doen, daadwerkelijk wordt gedaan. Als de Kamer vindt dat het onvoldoende is gebeurd, moet zij de betrokken portefeuillehoudende bewindspersoon daarop aanspreken. 

Wat ik niet zou willen, is dat de minister van BZK tot in einde van dagen verantwoordelijk blijft voor een bepaalde kwestie op het gebied van de zeevisserij, alleen maar omdat hij in zijn coördinerende rol in de kabinetsreactie op een jaarverslag van de Ombudsman de reacties heeft gebundeld. Ik vind dat de juiste weg inderdaad is dat de minister van BZK de kabinetsreactie op het jaarverslag aanlevert. Als er daarna nog een vervolg is op de door het kabinet toegezegde acties, als de Kamer die acties niet voldoende vindt of als zij zorgen heeft over de uitvoering ervan, dan is het aan de betreffende Kamercommissie en de betreffende bewindspersoon om daar verder op door te gaan. Ik ontraad dus de motie, omdat daarmee de minister van BZK verantwoordelijk blijft voor het rapporteren over de resultaten van de uitvoering van die aanbevelingen, terwijl die verantwoordelijkheid echt bij de portefeuillehoudende bewindspersonen ligt. 

De voorzitter:

Eén vraag, mijnheer Schouw. 

De heer Schouw (D66):

Deze minister neemt weer veel tijd om uit te leggen dat hij eigenlijk geen bevoegdheden heeft. Dank daarvoor. Misschien kan het kabinet mij echter wel opheldering geven over waar ik kan terugvinden wat het kabinet doet met de aanbevelingen. Die verdwijnen namelijk gewoon in het ronde archief. Er is geen enkel document waarin staat dat het kabinet geleverd heeft op aanbevelingen van de Ombudsman, tenzij deze minister mij dat document kan wijzen. 

Minister Plasterk:

In de kabinetsreactie, waarvoor ik de coördinerende verantwoordelijkheid heb, staat wat het kabinet doet met ieder van de aanbevelingen van de Ombudsman. Dat kan ook in het debat met de minister van Binnenlandse Zaken nader worden besproken. Dat is onlangs ook gedaan. Als men vervolgens vindt, bijvoorbeeld een jaar later, dat een bepaalde aanbeveling niet uitgevoerd is of dat een reactie niet voldoende is, moet men met de verantwoordelijke bewindspersoon daarover het nadere debat aangaan. Men moet dan niet over de zeevisserij gaan spreken met de minister van Binnenlandse Zaken. Dat leidt tot een ongelooflijke hoop bestuurlijke drukte en je spreekt dan niet degene aan die daar namens het kabinet voor verantwoordelijk is. 

Mevrouw Keijzer deelt haar verwachting, zoals zij dat ook in het algemeen overleg heeft gedaan, dat de decentralisaties zullen leiden tot een toename van de klachten. Ik heb toen al gezegd dat ik die verwachting op zichzelf niet deel. Ik denk dat wanneer de zorg dichter bij mensen wordt georganiseerd door wijkteams et cetera, dat er eerder toe zal leiden dat de bejegening verbetert en dat de klachten afnemen. Niettemin heb ik haar al toegezegd dat ik in het volgende overleg en bij de volgende regietafel die ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heb zal signaleren dat ik vind dat we inderdaad de vinger aan de pols moeten houden om te kijken of het aantal klachten toeneemt. Mocht dat het geval zijn, dan zal ik de Kamer daarover berichten. Dat zeg ik toe. 

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Keijzer. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Wanneer kan ik die berichtgeving tegemoetzien? Ik hoor graag een datum. 

Minister Plasterk:

Ik zal het onderwerp in het komende regietafelgesprek aan de orde stellen en vragen om op dit punt de vinger aan de pols te houden. Dat moet dan even zijn beloop hebben. Er moeten voldoende maanden verlopen om te kijken of de pessimistische verwachting van mevrouw Keijzer uitkomt. Laat ik het zo zeggen: zodra er enig signaal komt dat het aantal klachten duidelijk toeneemt, meld ik dat aan de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister van Binnenlandse Zaken voor zijn aanwezigheid bij dit korte debatje. Morgen stemmen we over deze ene motie. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven