10 Europese top

Aan de orde is het debat over de agenda van de Europese top. 

De voorzitter:

Ik heet de minister-president van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen. Ik heet vooral ook de deelnemers aan het debat welkom. Er hebben zich negen sprekers aangemeld. Ik moet vooraf melden dat mevrouw Van Tongeren, die als tweede op de sprekerslijst staat, heeft aangegeven dat zij nu nog in een algemeen overleg zit. Zij wil derhalve graag als laatste spreker het woord voeren. Zij gaat dus van de tweede naar de negende plaats. 

Het woord is allereerst aan de heer Pechtold. 

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik bedank de minister-president allereerst voor zijn aanwezigheid. Het was immers een korte nacht. Die aanwezigheid wordt des te meer gewaardeerd voor dit belangrijke onderwerp. 

We naderen het einde van het jaar, een jaar waarin Europa de zaken anders zou gaan aanpakken. Ik noem andere verkiezingen voor het Europees Parlement en een echte strijd om de Commissie. "Nieuw elan" staat er in metershoge letters op het Berlaymontgebouw in Brussel. Dat nieuwe elan is nodig. Het vertrouwen in Europa is laag, het vertrouwen in de euro is laag en het vertrouwen in Brussel is laag. We zien het Front National in Frankrijk, de UKIP in Groot-Brittannië, de FPÖ in Oostenrijk, de Lega Nord in Italië, de Zweedse Democraten in Zweden en de PVV in Nederland. Tegenover dat sentiment zullen wij met antwoorden moeten komen. 

Het eerste kabinet-Rutte van VVD, CDA en PVV koos ervoor om mee te waaien met de anti-Europese wind. Standpunten blokkeren, richtlijnen aanpassen en afspraken verzwakken. Het tweede kabinet-Rutte van VVD en PvdA koos voor stilstand: geen nieuw initiatief, maar ook geen terugval. Het heette: geen vergezichten. We hoorden: niet verder springen dan de polsstok lang is. Mijn fractie heeft in die discussie steeds gezegd: maar geef wel dat beeld van Europa in de toekomst! Geef aan waar het ook minder kan! Maar ook, waar het misschien meer moet! De Commissie probeert dat nu te gaan doen. Er zijn prioriteiten en nieuwe punten. Commissaris Timmermans heeft een lijst van onderwerpen en bevoegdheden die hij wil teruggeven aan de lidstaten. Dat is mooi. Maar wat we natuurlijk niet moeten doen, is ons verliezen in dat soort lijstjes. Want als de crisis ons één ding leerde, is het wel dat Europa wendbaar moet zijn en dat politici zich moeten kunnen aanpassen. Voor mijn fractie zal dat een toetssteen zijn voor deze nieuwe start. 

Hoe ziet die start eruit? In ieder geval ziet de start er niet zo transparant uit als verwacht en gehoopt. Het debat in Brussel was ruim een uur bezig voordat het voorstel überhaupt online stond. Toen stond ook het mooie filmpje van Commissaris Timmermans al online. En uiteindelijk kwam het programma. We zagen 23 nieuwe punten voor 2015: de 300 miljard van Juncker, een pakket voor de digitale markt, een raamwerk voor de Energie Unie, een pakket voor de EMU, een agenda voor migratie. Dat ziet er goed uit, op papier tenminste. Wij wachten af hoe deze plannen eruit gaan zien. 

We horen graag hoe Nederland vervolgens ook het voorzitterschap in dit kader zit. Waar liggen de kansen? Hoe gaan wij met de andere voorzitters, uit Luxemburg en Slowakije, de agenda afstemmen? Interessant zijn ook de ideeën om de Europese Unie af te slanken: minder regels en simpele wetgeving. De Commissie zegt onnodige wetten te zullen schrappen. De vraag is natuurlijk wat onnodig is. Ik vind bijvoorbeeld gelijke behandeling essentieel, maar de Commissie wil een anti-discriminatierichtlijn schrappen. Ik vind transparantie belangrijk, maar de Commissie wil de wet op toegang tot documenten schrappen. Ik hoorde dat minister Opstelten de Big Brother Award heeft gewonnen. Hopelijk vindt het kabinet dat schrappen toch nog steeds vreemd. Hoe beoordeelt het kabinet de hele afslanking? Is dat genoeg of is dat onvoldoende? 

Dan kom ik bij de rest van de agenda. Ik wil daarbij focussen op het buitenlandbeleid. Dit onderwerp ontbreekt eigenlijk in de 23 punten die zijn gepresenteerd. Alleen al kijkend naar de actualiteit in Sydney en Pakistan, zien wij uitdagingen voor vrije samenlevingen. Ligt hier een rol voor de Europese Unie? Misschien moeten we vaststellen dat dit niet zo is. Moeten we er wel altijd stil bij blijven staan? Dat moeten we zeker. De Raad zal spreken over Turkije. We zien al maanden problemen met dat land. Toen dit weekend kritische journalisten werden opgepakt, kwam er weliswaar een statement vanuit de Unie, maar Erdogan lachte erbij. De president van Turkije speelt met vuur. Het is duidelijk dat leiders zoals hij, weten waarmee ze bezig zijn. Wat nodig is, is een heldere vooruitblik van de Europese Unie. En dan niet alleen met een stap een. Men moet ook duidelijk weten wat de tweede stap en de derde stap zullen zijn: voorspelbaar en transparant. Gaan we dat doen, zo vraag ik de minister-president? Vliegt buitenlandvertegenwoordiger Mogherini naar Ankara voor overleg? Is dat de inzet van de Nederlandse regering? 

Dan kom ik bij het rapport van de CIA. De Europese Unie zal zich in dit dossier ook de spiegel moeten voorhouden. Polen heeft toegegeven dat daar een black site stond. Is dat alles? Of is er meer? Zijn we daarin geïnteresseerd? Gaat de Raad ook hierover spreken? 

De heer Segers (ChristenUnie):

Mijn vraag gaat nog even over Turkije. Er moet helderheid komen over stap twee en stap drie. Wat zijn stap twee en stap drie in relatie tot Turkije en de Europese Unie? 

De heer Pechtold (D66):

Dat zal moeten blijken wanneer de polsstok in 28 lidstaten gemeten is. Ik vind het gevaarlijk om na het oppakken van journalisten uit de heup te schieten en iets te roepen in de trant van "dan geven we ze minder geld", zonder te weten hoe je vervolgens de escalatieladder gezamenlijk kunt aflopen. Ze zijn enigszins onvergelijkbaar, maar toch, de reacties richting de Russen en de reacties richting de Turken hebben alleen zin wanneer je vervolgens gedurende dat proces niet uit elkaar valt, en wanneer voorspelbaar en transparant duidelijk is wat de volgende stap is. In het begin werd daar bij de Russen heel moeilijk over gedaan, maar vervolgens bleek het wel te werken. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag wat stap 2 en stap 3 zijn. Wij hebben nu te maken met een president van Turkije die zegt: Brussel, bemoei je met je eigen zaken. Hij treedt de persvrijheid met voeten en doet uitspraken over vrouwen die discutabel zijn. De waarden van de Unie staan op het spel. Zou het met betrekking tot stap 2 en stap 3 zo kunnen zijn dat wij een ander onderhandelingstraject ingaan, dat niet een EU-lidmaatschap tot gevolg heeft? 

De heer Pechtold (D66):

Ik sluit niets uit. Aan de andere kant moeten wij opletten dat wij, als wij maatregelen trachten te nemen tegen de Turken, niet de gewone bevolking raken. Ik noem bijvoorbeeld het bieden van bescherming, zoals Nederland tot januari doet met de Patriots. Dat is iets waar de bevolking mee beschermd wordt en waar de machthebbers misschien minder last van hebben. Zij lijden gezichtsverlies. Daarom vind ik voorspelbaarheid belangrijk. De heer Segers tracht mij nu te trekken in een discussie over de vraag of dit uiteindelijk wel of geen lidmaatschap betekent. Dat is zijn goed recht. Welnu, als dat lidmaatschap er al komt, is het heel ver weg. Juist omdat het voor de Turken iets belangrijks is en omdat het voor ons belangrijk is dat zij onze kant uit blijven kijken, liggen daar mogelijkheden. 

Ten slotte kom ik op Rusland. De Amerikanen komen met nieuwe sancties. Wat gaat de Unie doen? Wij weten ook dat Marine Le Pen, bondgenoot van de PVV, geld leent van Rusland, namelijk 9 miljoen euro. Ik wil graag weten wat het kabinet daarvan vindt. Het gaat toch om het ondermijnen van de Europese Unie? Het gaat toch om het faciliteren van de pro-Rusland pr? Dat is op zijn minst heel opmerkelijk. Mijn collega Beertema van de PVV zei hier vorige week: wij, de PVV, krijgen geen geld van Poetin. Dat kunnen wij echter niet controleren. Zou dit niet transparant moeten zijn, ook op Europees niveau? Zo vraag ik de minister-president. 

Ik rond af. Wij gaan een kerstreces in, althans dat zie ik in mijn agenda. Fracties gaan dineren en borrelen, maar de premier moet nog naar Brussel voor de laatste Raad van dit jaar. Mijn fractie wenst hem daarbij veel succes en hoopt dat 2015 echt die nieuwe start voor Europa wordt. Het zal erop of eronder zijn. 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik maak eerst een opmerking over Turkije. Nu het daar recentelijk falikant is misgegaan, klinkt de kritiek van de VVD ineens veel overtuigender dan in de tijd van Albanië. Ook het CDA heeft genoeg van de ontwikkelingen in Turkije en beide partijen hebben gezegd dat zij de Europese Unie willen vragen om de financiële steun op te schorten of te beperken. Wij juichen die kritische houding toe. De gesprekken met Turkije over de toetreding duren inmiddels zo'n twaalf jaar; zo lang loopt dit dossier al. Anno december 2014 moet het kabinet tot de conclusie komen dat de ontwikkelingen van de laatste jaren ontegenzeggelijk tot zorgen leiden. Eindelijk wordt onderkend dat er grote gevaren zijn voor de Turkse rechtsstaat. Wat moeten wij anders denken van de wetswijziging die de vrijheid van het internet beperkt, of van het aantasten van de autonomie van de hoge raad voor rechters en officieren van justitie, van de massale overplaatsingen en ontslagen bij de rechterlijke macht en de politie, of van de vervolging van journalisten, de recente invallen bij krantenredacties en de massa-arrestaties daar? Deze ontwikkelingen maken overduidelijk dat Turkije zich niet verbonden weet met de belangrijkste Europese waarden als scheiding der machten en fundamentele rechten en vrijheden; waarden die essentieel zijn. 

Inmiddels is het adagium van het kabinet: even geen verdere uitbreiding. In Europa horen we dat geluid ook. Kroatië was het laatste land dat toetrad en inmiddels is duidelijk dat er gedurende de termijn van de heer Juncker geen landen meer zullen toetreden, althans zo zei hij het zelf, voor wat dat waard is op dit moment. Geen van de zeven landen die in de wachtkamer zitten, is op dit moment voldoende voorbereid op een volwaardig lidmaatschap. Voor ons is de vraag van vandaag of die kritische houding ten aanzien van een aantal aspirant-leden ook zou moeten leiden tot definitief afstel. Daarbij gaat het ons vooral om Turkije, want dat neemt op nogal provocerende wijze afstand van de kritiek die er vanuit de EU klinkt. Of is het niet provocerend, vraag ik de minister-president, dat president Erdogan zegt: wij maken ons geen zorgen over wat de EU zou zeggen en of de EU ons als lidstaat accepteert? "Dergelijke zorgen hebben wij niet", zo zei hij, "houd je wijsheid alsjeblieft voor jezelf". 

Er leven niet alleen bij ons, maar gelukkig nu ook bij CDA en VVD ernstige zorgen over de negatieve trends in Turkije ten aanzien van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de bescherming van de fundamentele rechten. Niet voor niets gaan CDA en VVD zover dat ze een einde willen aan de EU-steun voor Turkije. Net als de heren Omtzigt van het CDA en Verheijen van het VVD is ook onze kiezer het zat om op te draaien voor de honderden miljoenen die jaarlijks naar Turkije gaan ter ondersteuning van het toetredingsproces. Voor het stoppen van dat toetredingsproces zal hier vandaag gelukkig een meerderheid gehaald worden, met steun van de VVD en het CDA, maar wij willen een stap verder, als het kan. Wij zijn van oordeel dat onze regering in Brussel moet inzetten op het stoppen van de toetredingsonderhandelingen, op het intrekken van de EU-kandidaatstatus van Turkije en op het terugvorderen van alle gelden die Turkije vanaf het IPA heeft ontvangen, dat is dat instrument voor pre-toetredingssteun. Dat is veel geld. Het telt op tot zo'n 6 miljard euro. Kan de minister-president hier een oordeel over geven? 

Voorzitter. Ik moet mijn betoog een beetje inkorten, want de tijd dringt, denk ik. 

De voorzitter:

U hebt nog drieënhalve minuut. 

De heer Beertema (PVV):

Even kijken. Iets over de vertrekpremie van de heer Van Rompuy, de oud-voorzitter van de Europese Raad. Deelt de minister-president onze mening en de mening van heel veel van onze kiezers dat een riante vertrekpremie van zo'n €349.000 geen pas geeft in een tijd waarin veel van onze Nederlandse burgers hun baan zijn kwijtgeraakt, het mkb economisch geleden heeft, er rampzalig veel faillissementen zijn en de Nederlandse politiek er alles aan heeft gedaan om de topinkomens in balans te brengen? In zo'n tijd geeft zo'n vertrekpremie wat ons betreft geen pas. De PVV verzoekt de minister-president daarom, de heer Van Rompuy op te roepen om uit medeleven met de werkloze en verarmde burgers van Europa van die vertrekregeling af te zien. Dat zou een mooi gebaar zijn. 

De heer Pechtold (D66):

De PVV maakt zich zorgen over geld aan de Turken. De PVV maakt zich zorgen over geld aan de voormalig voorzitter van de Europese Raad. Ik maak mij zorgen over geld van de Russen dat, direct of indirect, naar partijen als het Front National gaat, waarmee de PVV samen in een fractie zit in Europa. Nu heeft de heer Beertema eerder in een algemeen overleg gezegd dat hij uitsluit dat er Russisch geld naar de PVV is gegaan. Ik vraag hem om dat hier nog eens te bevestigen. Sluit hij uit dat er, direct dan wel indirect, geld vanuit Rusland om de Europese democratie te beïnvloeden, naar de PVV gegaan is? Is de heer Beertema het met mij eens dat, aangezien zijn vrienden van het Front National wel 9 miljoen hebben ontvangen aan leningen van Poetin, daarover de onderste steen boven moet komen en dat Europa ervoor moet zorgen dat partijen als Front National niet gefinancierd worden door de Russen? 

De heer Beertema (PVV):

In dat AO werd die vraag al aan mij gesteld door GroenLinks. Om op het laatste antwoord te geven: ik ga niet over de geldstromen van het Front National, een partij uit een ander land, een autonoom Frankrijk, met een eigen mandaat. Wie ben ik om daar uitspraken over te doen? Ik weet daar ook helemaal niets van. Ik weet net zoveel als u en dat halen we uit de krant. Wat onze eigen geldstromen betreft: ik ben penningmeester van de Stichting Ondersteuning PVV en dat is buitengewoon transparant. Ik verwijs u naar onze jaarverslagen. Ik verwijs u naar de accountant van de Tweede Kamer en dat lijkt mij voldoende. 

De heer Pechtold (D66):

Penningmeester Beertema sluit hier uit dat er direct of indirect Russisch geld bij de PVV is terechtgekomen. Nou, ik help hem hopen dat dat in de toekomst houdbaar is. Het valt mij echter op dat de heer Beertema zegt: dat zijn geldstromen die gaan van het ene naar het andere land, dus dat valt onder de autonomie en ik heb er weinig verstand van. Nu heb ik meestal het gevoel dat PVV'ers, ondanks dat ze ergens weinig verstand van hebben, er wel altijd een mening over hebben. In dit geval snap ik het ongemak. Immers, je politieke vriendin, Marine Le Pen, wordt gefinancierd vanuit het Kremlin. Mijn vraag beantwoordt mijnheer Beertema echter nog steeds niet. Ik vroeg hem of hij met mij vindt dat bijvoorbeeld in de Europese Raad aangedrongen moet worden op volledige transparantie van partijen zoals het Front National, om te voorkomen dat de Russen op deze manier invloed hebben op partijen die weinig verstand van zaken hebben. 

De heer Beertema (PVV):

Ik ga maar even voorbij aan al het dedain dat er in de tweede laag onder de vraag van de heer Pechtold ligt ten aanzien van PVV'ers in het algemeen en mij in het bijzonder. Ik kan hem toch meegeven dat de PVV uiteraard voor transparantie is over geldstromen vanuit andere landen. Ik zeg nogmaals dat het Front National geheel voor zichzelf verantwoordelijk is. Ik neem aan dat de fractie van de heer Pechtold mans genoeg is om hier zelf achter te komen, als er al iets is om achter te komen. Voor de rest wil ik de heer Pechtold aanraden om samen met mijnheer Klaver van GroenLinks maar eens te komen met bewijzen of zo. Er zijn voortdurend insinuaties over geldstromen vanuit Rusland, insinuaties die wij hier nu bijna wekelijks zien passeren. Vroeger ging het over geldstromen uit Israël, nu gaat het weer over geldstromen uit Rusland, dus het is altijd wel wat. Laat de heer Pechtold met bewijzen komen. Dan spreken we verder. Het penningmeesterschap waarvoor ik verantwoordelijk ben, is zo transparant als wat. De gegevens daarvan zijn overal in te zien, zelfs hier in de Kamer. Dus "get off my back". 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

De heer Beertema (PVV):

Goed. 

De PVV is van oordeel dat Nederland moet ageren tegen het Europese fonds voor strategische investeringen van de heer Juncker. Wij dragen al bij aan tal van Europese garantiefondsen. Er komt nu dus weer een volgend garantiefonds. Dat is bedoeld om projecten aan te jagen die nota bene zo risicovol zijn dat particuliere investeerders over de streep moeten worden getrokken. Wie loopt er nu risico, vraag ik aan de minister-president. Wie gaat de rekeningen betalen van de projecten die uit de hand lopen? Wie selecteert die projecten? Wie garandeert de belastingbetaler dat het niet weer projecten worden zoals het project voor geluidsschermen in het Poolse achterland waar niemand woont? Wie garandeert dat de banen die deze projecten opleveren, ook echte banen zijn? Waar komt die 8 miljard vandaan uit de Europese begroting? Is dat geld niet allang geoormerkt of al uitgegeven aan verplichtingen? Ik hoor graag een reactie van de minister-president. 

De EIB leent op dit moment per jaar al 70 miljard uit tegen gunstige voorwaarden aan allerlei projecten en aan banken. De bank heeft er vorig jaar 10 miljard bijgekregen, wat uiteindelijk 180 miljard aan extra investeringen moet opleveren. Veel lidstaten vinden dat het beoogde groei-effect uitblijft omdat de bank te weinig risico neemt. Maar is het nu de bedoeling om met dit fonds risico af te wentelen op die Nederlandse belastingbetaler? Is het niet veel verstandiger, vraag ik de minister-president, om dit niet te doen? Leg uit in Brussel dat wij dit er niet bij kunnen hebben. Laten wij afzien van deelname aan dit fonds. Wij vragen de bewindslieden en vooral de minister-president om dat tot de inzet te maken op de aanstaande top. Ik hoor graag een reactie. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Pechtold sprak net enigszins verlangend over het naderend kerstreces. Ik kan mij voorstellen dat de minister-president dat met hem deelt. Ik kan mij voorstellen dat hij wel eens rustiger naar een kerstreces heeft toegeleefd en dan doel ik uiteraard op de Europese top die aanstaande is. Ik wens hem alvast heel veel sterkte om daarbij zijn aandacht vast te houden. 

Ik heb een aantal vragen ter voorbereiding, die ik de minister-president graag wil meegeven. Die vragen gaan over de begrotingsnormen en de uitzonderingspositie die opnieuw is gegund aan landen als Frankrijk, Italië en België; zij hebben wederom uitstel gekregen tot maart 2015. Er bestaan bij mijn fractie grote zorgen dat er opnieuw met heel veel coulance over die normen wordt gesproken. Welke garanties heeft Frankrijk in ruil voor deze coulance gegeven? Mag ik aannemen dat als Frankrijk in maart niet voldoet aan de afspraken, het echt over en uit is, en dat daar consequenties aan verbonden worden? 

Ook mijn fractie heeft twee belangrijke vragen over het investeringsfonds dat op de agenda staat. Allereerst een vraag over de grootte van het fonds dat virtueel is opgepompt tot 300 miljard. Hoe reëel zijn die bedragen? Hoe stevig is het fundament onder die bedragen? Mijn tweede vraag is de volgende. Wij tuigen een enorm fonds op waaruit projecten gefinancierd moeten worden. Weten wij zeker dat die enorme infrastructuur effectiever is dan wat de landen afzonderlijk doen? Kan de minister-president daar nog eens op ingaan? 

Ten aanzien van het werkprogramma hebben wij gezien dat commissaris Timmermans ambitieus aan de weg timmert en dat hij veel op de rol heeft staan. Veel daarvan kunnen wij steunen. Wij steunen zijn streven naar een soberder en doelmatiger Europese Commissie, maar er zijn wel zorgen over de aanpak waar het gaat om milieu. Er circuleren geruchten dat een economiepakket en een luchtkwaliteitpakket niet zouden worden doorgevoerd. Graag een stand van zaken in dezen, want ik heb er verschillende berichten over gehoord. Het zou weer teruggetrokken zijn en weer genuanceerd worden, dus graag een reactie daarop. Ik wil in ieder geval die zorgen meegeven. 

Dan staat er ook op de agenda een gesprek over TTIP met als inzet dat er eind 2015 een akkoord moet komen. De zorgen daarover hebben betrekking op de positie van nationale parlementen. Ik las een uitspraak van minister Ploumen van afgelopen zondag dat zij wil dat het parlement meer zeggenschap krijgt over het akkoord dat tot op heden een zaak is van de Europese Commissie. Mij vraag is: hoe krijgt dat handen en voeten? Hoe kunnen wij voorkomen dat wij voor voldongen feiten komen te staan met een akkoord dat enorme implicaties heeft voor onze standaarden en voor onze wetgeving? Hoe kan deze belofte handen en voeten krijgen? 

Ik heb ook een vraag over een aangenomen motie van de heren Van Ojik en Van Dijk, waarin staat dat wij moeten afzien van de ISDS-clausule. Hoe kijkt de regering daartegen aan en hoe gaat de regering daarmee om? Over deze motie valt meer te zeggen, maar daar komt bij dat Frankrijk eenzelfde positie heeft ingenomen. Wat is het standpunt van het kabinet op dat punt? 

Er bestaan binnen onze fractie al lang grote zorgen over Turkije, over het ontwikkelen van de rechtstaat en de groeiende kloof tussen Europa en Turkije. Wij hebben ook nu weer zorgwekkende signalen gezien van gearresteerde journalisten, het knechten van de persvrijheid, de onafhankelijke rechtspraak die onder druk staat en een uitspraak van de heer Erdogan: Brussel, bemoei je met je eigen zaken! Mijn vraag aan het kabinet is de volgende. De financiële pretoetredingssteun kan worden ingezet om extra druk te zetten om recht te doen aan de fundamentele waarden van de rechtstaat. Als daar zoals nu geen recht aan wordt gedaan, dan moet dat ook financiële consequenties hebben. Mijn vraag is: kunnen wij die pretoetredingssteun aan Turkije bevriezen of beperken? 

Mijn allerlaatste vraag betreft de Europabrede discussie over de mogelijke erkenning van de Palestijnse staat. Tot nu toe is alleen Zweden overgegaan tot die erkenning, het Europees Parlement heeft zich erover uitgesproken en het is een groeiend debat. Mijn vraag is of de premier het met de ChristenUnie-fractie eens is dat erkenning momenteel niet alleen onveilig is, maar bovendien schadelijk kan zijn voor de hervatting van het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen. 

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Deze Europese Top zal vooral in het teken staan van het investeringsplan van de voorzitter Juncker. Dat plan gaat ervan uit dat Europese garanties van zo'n 21 miljard zullen leiden tot investeringen van wel 315 miljard door het bedrijfsleven. Hoe reëel is? Captains of industry in Italië en Frankrijk verwijten de Commissie een gebrek aan strategische visie en beschuldigen haar van wensdenken. Hebben die industriëlen niet gewoon gelijk? De SP meent van wel. Wat voegt dit fonds nu eigenlijk toe aan de investeringsmogelijkheden en waarom zou dit fonds beter functioneren dan wat er nu al beschikbaar is? Is het verwachte resultaat, een hefboom van vijftien maal het Europese geld dat publiek wordt gegarandeerd en privaat wordt geïnvesteerd, wel gerechtvaardigd? 

Juncker wil dat geld vooral vrijspelen voor infrastructurele projecten. Maar SEPS, de bekende Europese denktank, gelooft daar helemaal niets van. Van het jaarlijkse investeringsbedrag van 2600 miljard in de hele EU gaat slechts 260 miljard, dus zo'n 10%, naar investeringen in de infrastructuur. De vraag is dus, hoe levensvatbaar het investeringsplan van de heer Juncker is, gegeven het feit dat er vraag moet zijn naar infrastructurele projecten. Of komen we dan — een van de vorige sprekers verwees daar ook al naar — met onzinnige projecten, zoals schermen die niet gewenst zijn of, zoals in het geval van Polen, ook luchthavens die niet worden gebruikt. Veel geld wordt er dan besteed, eventueel ook publiek geld, aan zaken die Europees helemaal niet gewend zijn. 

De Commissie zet onder meer in op langetermijninvesteringen in energie, transport, breedband, research and development en onderwijs. Maar worden deze langetermijnprojecten niet allang gesubsidieerd? Zelfs als dat niet het geval is, hoe reëel is het dan dat er een dergelijk bedrag van zo'n 300 miljard binnen een termijn van drie jaar over onze economie wordt uitgestort? Langetermijnprojecten vereisen in zijn algemeenheid een langere duur en plannen op de lange termijn. Als het dan gaat om zichzelf terugverdienende effecten, bijvoorbeeld op het gebied van de publieke infrastructuur en energievoorzieningen, is het dan niet veel vanzelfsprekender om die investeringen over te laten aan nationale overheden, zeker nu de rente zo laag is en schuld maken dus netto meer oplevert dan dat het kost? 

Voor het mobiliseren van 325 miljard moeten op Europees niveau en in de lidstaten bepaalde delen van de EU-begroting anders worden gebruikt. Kan de minister-president toelichten om welke delen van de respectievelijke begrotingen het gaat? 

Over het functioneren van de Europese Investeringsbank zijn veel lidstaten terecht kritisch. De EIB zou te weinig risico nemen en daarom zou de eerdere uitbreiding van het kapitaal van de EIB met 10 miljard niet werken. Deelt de minister-president deze kritiek? Hoeveel van de 180 miljard die de injectie van 10 miljard in de EIB in 2012 had moeten opleveren, is uiteindelijk gerealiseerd? Projecten die het meest gebaat zijn bij het nieuwe fonds zijn de meest risicovolle projecten, waar financiers nu geen geld in durven steken. De EIB stelt echter dat ze haar risico voor haar leningen tussen 2007 en 2013 al heeft verdubbeld. Zullen vraag en aanbod elkaar hier wel vinden, gegeven deze feiten? Zijn de selectiecriteria van de EIB adequaat om aan de gewenste investeringsimpuls te voldoen? Welke cultuuromslag heeft er bij de EIB plaatsgevonden dat nu wel gerekend kan worden op een investeringsgolf? 

Het kabinet heeft kritiek op de oprichting van een pijplijn van concrete projecten en een investeringshub. Mijn fractie deelt die kritiek. De Commissie heeft weer eens geprobeerd, via creatief taalgebruik een economisch groeiwonder te bewerkstelligen. Bovendien is de kans levensgroot dat we hubtaken gaan uitvoeren die net zo goed door bestaande instanties, zoals het EIF of loketten op nationaal niveau, kunnen worden uitgevoerd. Wat is de concrete inzet van het kabinet als het gaat om de betrokkenheid van nationale overheden, de particuliere sector en de andere stakeholders inzake de invulling van de pijplijn? Welke rol ziet de minister-president weggelegd voor de taskforce investeringen van de lidstaten? Hoe wordt ervoor gezorgd dat het geld terechtkomt bij de landen waar de investeringskracht het zwakst is? Deelt de minister-president de mening dat lidstaten en nationale instituties zelf het best kunnen bepalen waar investeringen het hardst nodig zijn? Het mkb is immers voornamelijk actief op de nationale markten. 

Een zogenaamd onafhankelijk investeringscomité gaat binnenkort een oordeel vellen over de vraag welke projecten er in de prijzen vallen. Daarover is het kabinet dan helaas weer niet kritisch. Dat strookt niet met de kritiek op de pijplijn en een investeringshub. Mijn fractie ziet er niets in dat een comité van technocraten vanuit Brussel gaat bepalen welke investeringen van het wensenlijstje van Nederland gehonoreerd worden. Waarom is het kabinet hier voorstander van? 

Aan het gebruik van middelen uit het Investeringsfonds verbindt de Commissie voorwaarden. Volgens de Commissie vormt het investeringsplan een aanvulling op de gevraagde inspanningen van lidstaten om structurele hervormingen door te voeren en verantwoord begrotingsbeleid te voeren. Moeten we niet vrezen dat de situatie ontstaat waarin Brussel de voorwaarden stelt, terwijl de lidstaten niet zelf mogen bepalen waaraan het geld wordt uitgegeven, maar dat de lidstaten wel opdraaien voor eventuele verliezen? Opnieuw trekt Brussel hiermee de macht naar zich toe, ten koste van de soevereiniteit van lidstaten. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president. 

Mijn fractie deelt de mening dat een keynesiaans investeringsplan een juist middel is om uit de crisis te raken, maar het investeringsplan van Juncker lijkt in niets op wat mijn partij voor ogen heeft. Veel liever zien wij dat investeringen op nationaal niveau worden gedaan, door een democratisch gekozen regering die zelf kan besluiten welke sectoren het hardst een financieel steuntje in de rug kunnen gebruiken. Een nationale investeringsbank die tegemoet komt aan de behoeften van het noodlijdende mkb zou hier bepaald geen overbodige luxe zijn. Mijn partij heeft hiervoor al in 2009 een voorstel gelanceerd. Niet Brussel, maar wij zelf weten het best wat goed voor ons is. Met dat laatste uitgangspunt kan de minister-president het toch niet oneens zijn? 

Uit de uitgelekte conclusies van de Europese Raad blijkt dat het debat over verdergaan met de centralisering en versterking van het economische bestuur in Europa voorlopig is uitgesteld. Dat juicht mijn partij toe. Het zal de minister-president niet verbazen dat de afkeer toeneemt van de neoliberale dwangbuis die Brussel de lidstaten wil omdoen. Dat is maar goed ook. 

Het IMF waarschuwde vorige week voor een ineenstorting van de Oekraïense economie. De Europese Unie zou klaar staan om het hervormingsproces in Oekraïne van verdere steun te voorzien. De Oekraïense regering heeft afgelopen donderdag gevraagd om financiële steun en een herstelplan voor de economie, omdat het land anders niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Wat is de reactie van het kabinet op dit appel van de Westerse partners? Wat betekent dit voor het steunpakket van 17 miljard dat tot 2016 is toegezegd? 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. De Europese Unie moet worden ontmanteld. We moeten teruggaan naar de kern: economische samenwerking tussen soevereine landen. Net als Nigel Farage, leider van onze zusterpartij UKIP, zijn wij van mening dat de Europese Unie ondemocratisch is. De ongekozen Europese elites leggen nauwelijks verantwoording af en schuiven elkaar goedbetaalde baantjes toe. Frans Timmermans weet daar alles van. 

Een eventuele toetreding van Turkije tot de Europese Unie zal rampzalige gevolgen hebben. Erdogan heeft de persvrijheid afgeschaft. Turkije past niet bij Europa en mag nooit tot de Europese Unie toetreden. In het kader van de toetredingsonderhandelingen ontvangt Turkije jaarlijks 600 miljoen van de Europese Unie. Dat moet stoppen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president. 

Steeds meer parlementen in Europa erkennen een Palestijnse staat. Mijn fractie wil dat dit kabinet klip-en-klaar aangeeft, geen Palestijnse staat te zullen erkennen. Terrorisme mag nooit worden gelegitimeerd. Nederland moet als één man achter Israël staan, de enige democratische rechtsstaat in het Midden-Oosten. 

Afgelopen week botste in het Zweedse luchtruim een Russisch militair vliegtuig bijna met een passagiersvliegtuig, wederom een agressieve provocatie van het Kremlin. De sancties tegen Poetin moeten worden verscherpt. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister-president. 

Ik sluit af. De trans-Atlantische band staat momenteel in heel veel Europese Unie-lidstaten onder druk. Te veel Europese politici kijken met veel bewondering naar Vladimir Poetin. Ik wijs op Marine Le Pen van Front National. Le Pen pleit zelfs voor een vertrek uit de NAVO en wakkert het antiamerikanisme in Frankrijk en Europa nog verder aan. Die houding ondermijnt de veiligheid in Europa. Wij horen graag van het kabinet dat Nederland voor de volle honderd procent garant staat voor de eeuwenoude band met onze Atlantische bondgenoten. 

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. Bijna 50 dagen zit deze Europese Commissie er nu. Dit is ook de eerste Europese Raad voor deze nieuwe Commissie. Het is te vroeg om de balans op te maken, maar het is nooit te vroeg om de eerste indrukken alvast te geven. 

De eerste indruk is dat het deze nieuwe Europese Commissie menens is om het signaal dat breed vanuit Europa is afgegeven, ook bij de verkiezingen, om te zetten in een nieuw Brussels geluid. Ik heb het hier al eerder gezegd: deze Europese Commissie is Nederlandser dan ooit. Als ik kijk naar de agenda, naar de intenties en de voornemens, naar de agenda van Timmermans en zijn plek en naar de organisatie van de nieuwe Commissie, heb ik er vertrouwen in dat die intenties goed zijn. Dat is goed nieuws. Dat laat ook zien dat het nuttig is om vanuit Nederland kritisch te zijn. We kunnen daar iets bereiken. 

Ik ga vandaag in op drie onderwerpen: het nieuwe werkprogramma, de uitbreidingsagenda en de economische kracht van Europa. Het nieuwe werkprogramma ziet er hoopvol uit: meer focus, minder nieuwe voorstellen en voor de eerste keer ook een schraplijst, een lijst van voorstellen die worden ingetrokken. Begin volgend jaar zal Timmermans nog komen met een lijst van dingen die daadwerkelijk niet meer worden gedaan, taken die worden teruggegeven aan de lidstaten. Wij zijn daar heel benieuwd naar. 

De weerstand tegen de lijst is echter ook groot, merken we nu al. Ik denk dat dit een positief teken is. Het is een teken dat er daadwerkelijk iets gebeurt en dat er daadwerkelijk een nieuwe wind waait. Het toont ook aan dat het niet makkelijk zal zijn. Vanuit het Europees Parlement zal ook het inzicht moeten komen dat niet alles een Europees probleem is en dat niet alles op dat niveau hoeft te worden geregeld. Vanuit de lobbyclubs zal inderdaad ook teleurstelling klinken; we kregen de brieven al binnen de afgelopen dagen. Maar ook bij de lidstaten — daarbij kijk ik naar de minister-president — zal het besef moeten doordringen dat sommige dingen niet daar hoeven te worden geregeld, want heel veel nieuwe regels komen ook uit de lidstaten, uit de Europese ministerraden, uit de European Council. 

"Minder regels erbij, meer eraf" is een voornemen dat wij delen, maar ik vraag aan de premier hoe het zit met de Europese Raad. Wordt daar ook de sfeer van dit werkprogramma uitgeademd? Wordt daar ook afgesproken dat in al die Europese ministerraden terughoudend wordt omgegaan met het vragen van nieuwe voorstellen aan de Commissie? Ik denk dat het wel echt nodig is dat het Europees Parlement en de lidstaten diezelfde sfeer uitademen als de Commissie nu doet. 

Ik kom te spreken over de uitbreiding. Er is een duidelijke, nieuwe toon, hebben we vorige week geconstateerd. Wij noemden de conclusies een trendbreuk, nuchterder, realistischer en kritischer dan ooit genoemd. De uitbreiding heeft duidelijk ook voor deze nieuwe Europese Commissie geen topprioriteit meer. We hebben vorige uitgebreid gesproken over de situatie in Turkije. Vorige sprekers hebben al hun zorgen geuit. De serie van incidenten in het afgelopen jaar was enorm. Er waren veel incidenten. Afgelopen zondag, na het debat dat wij vorige week hadden, is daar weer een zeer serieus incident — wat ons betreft is dat een nieuw dieptepunt — bij gekomen met het oppakken van meer dan twintig hoofdredacteuren en journalisten. Is dat een probleem? Ja, dat is een probleem voor een land met Europese aspiraties. Ook is het een probleem voor een land waarmee wij veel samenwerken, een bondgenoot van ons. En ja, Turkije blijft voor ons van groot belang op geopolitiek niveau en op economisch gebied, maar dat wil niet zeggen dat het alles kan maken. Mijn beeld is — dan kijk ik ook even rond in deze zaal — dat we in Nederland aan dezelfde kant van het touw trekken. Wij als Nederland veroordelen dit, zijn hier kritisch op en willen gebruikmaken van de toetredingssteun, de preaccessiegelden, om Turkije te laten zien dat het ons menens is, dat het dit niet kan maken en dat wij dit veroordelen. Ik dank het kabinet dat het dit in het begin van deze week expliciet heeft aangekaart bij de Raad Algemene Zaken. Dit heeft geleid tot een aanscherping van de conclusies tegen Turkije. Dat is goed. We kunnen niet helder genoeg zijn. De reactie van Erdogan deze week was weer confronterend en zeer duidelijk. Hij zei eigenlijk: bemoei je met je eigen zaken. Als een land Europese aspiraties heeft, zullen we dat echter niet doen. We zijn kritisch en veroordelen Turkije. 

Ik dank het kabinet ook voor het aankaarten van de toetredingssteun en voor het voorstel om daar daadwerkelijk op te korten. Het stelt me teleur dat Nederland hierin alleen stond, dat de andere lidstaten hier niet in mee willen gaan en dat ze deze gelden niet willen koppelen aan de voortgang van het land. Dat is teleurstellend. De VVD-fractie zal dit punt blijven opbrengen. Ik hoop dat dit verder ook breed gedragen wordt in dit parlement. 

De heer Beertema (PVV):

Heel concreet vraag ik dan aan de VVD: wat gaat zij doen? Gaat zij die gelden opschorten, terugeisen of verminderen? Wat is precies het plan? 

De heer Verheijen (VVD):

Dat was onze inzet. Dat hebben we vorige week expliciet gevraagd. Na de incidenten van maandag heb ik dat maandag samen met collega Omtzigt nog eens schriftelijk aan de minister gevraagd. Hij heeft daarmee ingestemd. Gisteravond hebben we ook het verslag daarvan gekregen. Hij heeft het ingebracht in de Europese Raad, maar het is niet gelukt. De heer Beertema vraagt wat de VVD gaat doen. De VVD heeft het ingebracht. Volgens mij werd dit breed gedragen in deze Kamer. In de Europese Raad is er echter een gekwalificeerde meerderheid nodig en die was er niet. Sterker nog, we lazen dat Nederland op dit punt alleen stond. 

De heer Beertema (PVV):

En dan trekt u zich terug en gaat u over tot de orde van de dag? Is dat het idee? Of gaat u mee met onze motie waarin wij de minister-president oproepen om dit nog eens heel pregnant onder de aandacht te brengen en om die gelden gewoon stop te zetten? 

De heer Verheijen (VVD):

Dat is namens Nederland gedaan. Nederland stond hierin alleen. Ik ga de premier niet vragen om dit morgen in eenzelfde soort forum wederom aan de orde te stellen. Ook dan zal Nederland namelijk alleen staan. Ik wil wel dat Nederland dit blijft propageren en dat het blijft benadrukken dat die gelden moeten worden gekoppeld aan de voortgang. Bij dezen vraag ik dit aan de minister-president. Als er geen sprake is van voortgang, of in dit geval zelfs van achteruitgang, moeten die gelden gewoon worden bevroren, worden gekort of anderszins. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Net zei de heer Pechtold dat je perspectief moet bieden en dat er helderheid moet zijn over stap twee en stap drie. Hij zei zelfs dat het EU-lidmaatschap van Turkije weleens verder weg kan liggen dan we nu denken. Ik heb de heer Verheijen in de media horen zeggen dat hij denkt dat het er nooit van zal komen. Klopt dat? 

De heer Verheijen (VVD):

Dat klopt. Ik zie een EU-lidmaatschap van Turkije er nooit van komen. Ik zie dat Turkije snel achteruit kachelt en enorm wegloopt van de Europese waarden. Realistisch gesproken zie ik het er nooit van komen. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Hoe eerlijk is het dan om de gesprekken voort te zetten, om eindeloos te onderhandelen over hele wezenlijke dingen, terwijl je weet dat het nooit wat zal worden? Is het dan niet veel eerlijker om een ander pad te kiezen, los van het EU-lidmaatschap, waarin wordt nagedacht over een partnerschap en over goede economische banden? Moeten we niet een ander pad gaan bewandelen dan het pad waarvan we nu al weten dat het doodlopend is? 

De heer Verheijen (VVD):

We hebben dit debat vaker gevoerd. Het is een terechte vraag. Als Turkije af wil van het kandidaat-lidmaatschap, kan het dat morgen aangeven. Turkije kan ons morgen bellen. Volgens mij kunnen we er dan inderdaad mee stoppen. Turkije zegt voortdurend dat het dit nog steeds belangrijk vindt. Het doet echter iets geheel anders. Laat ik gewoon heel praktisch zijn: ik ben niet voor het vanuit Europa eenzijdig intrekken van een kandidaat-lidmaatschap. Ik zou bijna zeggen dat ik Erdogan dat plezier niet wil doen. Dat maakt het voor hem namelijk weer te gemakkelijk om in Turkije te zeggen: zie je wel, dit is wat wij Europa waard zijn. Dan geven we hem een te gemakkelijke positie. Hij zegt steeds dat hij de Europese waarden aanhangt. Dan moet hij dat ook laten zien en moet hij boter bij de vis geven. Dat doet hij niet. Hij is degene die voortdurend wegrent van het EU-lidmaatschap. Laat dat helder zijn. De bal ligt bij hem. 

De heer Pechtold (D66):

De vertegenwoordiger van de VVD stelt zich een beetje op als een toeschouwer van het toneel. Hij ziet het er niet van komen dat Turkije toetreedt en hij stelt vast dat er gisteren iets is gebeurd waarop hij, nadat hij het heeft aangekondigd, zelf geen invloed heeft. Zien de heer Verheijen en de VVD het er niet van komen of is de VVD er gewoon ronduit tegen dat Turkije ooit de kans krijgt op het lidmaatschap? 

De heer Verheijen (VVD):

Ik zie het er niet, nooit, van komen op deze manier. 

De heer Pechtold (D66):

Dat is geen antwoord. Ik stelde zojuist een heel duidelijke vraag. Nu moet ik mijn tweede interruptie hieraan spenderen. Voorzitter, misschien gunt u mij daarna een derde interruptie als het zo onduidelijk blijft. Ik vroeg juist naar de discrepantie tussen enerzijds "het er niet van zien komen" en je als grootste partij van Nederland machteloos aan de zijlijn zetten en anderzijds gewoon zeggen dat het er niet van komt als het aan de VVD ligt. Het woord "nooit" viel zojuist wel, maar nog steeds in de vorm van "ik zie het er nooit van komen". Is de VVD er gewoon tegen? Dat is mijn heldere vraag. 

De heer Verheijen (VVD):

Wij hebben ooit samen, vanuit Nederland en vanuit de EU, een tweezijdige afspraak met Turkije gemaakt over een lidmaatschap, ooit in de toekomst, of in ieder geval over het kandidaat-lidmaatschap. Ik zie dat Turkije zich wat dat betreft niet aan de afgesproken zaken en aan de Europese waarden houdt. Het boekt op die punten ook geen enkele vooruitgang. Daarmee ligt de bal wat ons betreft bij Turkije en zie ik het er op deze manier nooit van komen. Ik ga niet eenzijdig — vanaf onze kant, vanuit Nederland en vanuit Europa — de afspraak die wij ooit hebben gemaakt, breken. Wat ons betreft, is afspraak afspraak. Ik zie dat Turkije zich op geen enkele wijze aan die afspraak houdt. 

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, uw derde vraag. 

De heer Pechtold (D66):

Nu wordt het toch interessant. "Afspraak is afspraak" en "ooit hebben we het afgesproken". Ooit is Wilders vanwege dit standpunt zo ongeveer uit de VVD geduwd. Nu zit de VVD op dat standpunt, maar afspraak blijft afspraak. Het zou er dus wel ooit van kunnen komen, net zoals de afspraak ooit in het verleden is gemaakt. De VVD vindt het alleen wat moeilijk om dat in deze fase te zeggen. Dat begrijp ik, want ik deel de zorgen over de toekomst in Turkije zeer, maar wees dan eerlijk. Mensen die dit soort debatten minder vaak snappen, snappen niet dat u hier een spelletje speelt. Dat wil ik graag blootleggen. 

De heer Verheijen (VVD):

Zoals zo vaak moet ik ook nu zeggen dat degene die het spelletje speelt, tegenover mij staat. Ik constateer dat Turkije er niets aan doet om afspraken die ooit gemaakt zijn, na te komen. Ik zie dat Turkije voor ons in geopolitiek en economisch opzicht in die regio een belangrijke bondgenoot is. Ik ga Turkije niet een plezier doen door van onze kant die afspraak nu op te zeggen. Ik ben geen voorstander van het intrekken van het kandidaat-lidmaatschap. Ik zie het er op deze wijze alleen nooit van komen. Dat geeft mij ook een bepaalde vorm van ontspanning. Turkije trekt zich heel duidelijk niets aan van wat Europa vindt. 

Ik kom bij het punt van het sterke Europa. Een groot deel van de agenda is de komende dagen wederom gevuld met financieel-economische thema's. Dat is terecht. Wij zien enige lichtpuntjes in Europa, maar in algemene zin blijft ons continent, de eurozone, een punt van zorg op het gebied van groei. Dat is zonde en volgens mij ook onnodig, want ik ben ervan overtuigd dat Europa niet alleen een continent is met een mooi verleden maar zeker ook een continent van de toekomst en dat wij met alles wat wij in Europa in huis hebben, ook gewoon kunnen profiteren van de opkomst van de nieuwe middenklasse in China en Afrika en van de nieuwe economieën. Ik ben in die zin optimistisch over Europa, als wij maar de juiste dingen doen: samen doen wat nodig is, apart doen wat kan, maar in ieder geval wel slim omgaan met de kansen die wij hebben. Ik denk dat het niet goedkeuren van de begroting van Frankrijk door de Europese Commissie een goed teken is. Dat is een duidelijk signaal aan Frankrijk en ook een duidelijk signaal dat het geduld met Frankrijk op is bij al die landen die de afgelopen jaren wel hervormd hebben. Frankrijk moet nu daadwerkelijk leveren, moet nu bezuinigen en moet nu hervormen. Dat moet Frankrijk niet alleen aankondigen — daarin is Frankrijk goed — maar ook daadwerkelijk doen. 

Het is niet alleen belangrijk dat wij gaan hervormen en bezuinigen, maar ook — dat is al vaak gezegd — dat we gaan investeren. Zeer veel mensen bedoelen daarmee: investeren vanuit de overheden, zodat de overheden meer geld uitgeven dan er binnenkomt. Wij hebben het altijd over investeringen vanuit private partijen. Zij moeten dan wel vertrouwen hebben in Europa en in de kracht en de stelsels van Europa. Zij moeten erop vertrouwen dat Europa het continent is van de toekomst. Voor dat vertrouwen is wel iets nodig, namelijk dat de EU laat zien dat het haar menens is. Ik denk dat ik een compliment moet geven aan de Europese Commissie voor het feit dat ze met het fonds dat nu voorligt, het EFSI, in staat is geweest om al die landen die willen investeren, tevreden te stellen en dat ze deze landen mee heeft kunnen nemen en heeft laten zien dat investeren op de agenda staat en dat ze tegelijkertijd binnen de door ons gestelde kaders is gebleven. Er is geen nieuw geld vanuit de Europese lidstaten ingezet en ook geen geld vanuit het ESM. Ook de triple-A-status van de EIB is niet aangetast. Ik hoop oprecht dat het fonds dat nu wordt klaargezet, iets kan betekenen voor de investeringen en voor de kracht van Europa en dat het daadwerkelijk private investeringen zal lostrekken. Het desbetreffende voorstel zal de komende tijd via een versnelde wetgevingsprocedure worden behandeld. Wij zullen heel goed opletten — de heer Van Bommel gaf ook al allerlei zaken aan waarop goed moet worden gelet in de uitwerking — dat het bijvoorbeeld juist geen politieke besluiten worden welke projecten er wel en niet worden geselecteerd en dat er echt wordt gekeken welke projecten rendabel zijn en betekenis hebben voor banen en groei en Europa. Nederland heeft evenals andere landen een groot aantal projecten ingediend, waarvan ik hoop dat die straks geselecteerd worden en daadwerkelijk tot wasdom komen. Is dit fonds een wondermiddel? Nee, zeker niet, en daarom ben ik ook blij dat op de agenda voor de komende Raad verschillende zaken staan die Europa nog moet doen, zoals versterking van de interne markt, met name de digitale interne markt en de energiemarkt, en verbetering van de werking van de Unie. We zien dit ook terug in het werkprogramma, maar ik hoop dat ook de lidstaten er daadwerkelijk serieus in zijn. 

De ontwikkeling rondom de roamingtarieven en de digitale interne markt was niet erg hoopvol de afgelopen tijd. De ambitie om de roamingtarieven eind 2015 af te schaffen lijkt niet meer haalbaar, zoals ik het nu inschat. Ik zie dat diverse landen dwarsliggen, wat mijns inziens een heel verkeerd signaal is. Ziet de premier nog mogelijkheden om ook vanuit Nederland, het parlement, op andere wijze nieuwe impulsen te geven aan die agenda voor de interne markt, de dienstenmarkt en de digitale markt? Ik ben namelijk bang dat na het investeringsfonds juist dat soort initiatieven die noodzakelijk zijn, weer een beetje blijven liggen. 

Ten slotte heb ik nog een vraag over Hamas. Het EU-hof heeft vandaag beslist dat plaatsing van Hamas op de terreurlijst van de Europese Unie onvoldoende was onderbouwd en heeft de Unie de mogelijkheid gegeven om daar een nieuw besluit over te nemen. Ik hoop dat Nederland wil bevorderen dat er snel actie wordt ondernomen en dat snel met een nieuwe en betere onderbouwing Hamas teruggeplaatst wordt op die terreurlijst. Ik denk dat dit van groot belang is, want het is voor ons onbestaanbaar dat Hamas er niet op staat. 

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. We spreken vandaag over de Europese Raad van 18 en 19 december. Daar staat Europa intern op de agenda en wat belangrijk is voor de Europese Unie, namelijk de Europese economie duurzaam stimuleren én banen en werk, ook voor jongeren. De PvdA vindt het heel goed dat er nu aan die eenzijdige bezuinigingspolitiek een eind wordt gemaakt en dat het wordt aangevuld met een investeringsagenda en een werkprogramma van de Commissie. 

De Europese Unie heeft in 60 jaar vrede op het continent gebracht dat een eeuw verscheurd was door oorlogen. Door samenwerking, economisch en politiek, hebben oude vijanden zich met elkaar verbonden. We zien nu echter dat die samenwerking de burgers van de Unie onvoldoende brengt waar mensen nu naar snakken: duurzame economische groei, welvaart én het perspectief dat hun kinderen het beter krijgen dan hun ouders. In Europa is dat de afgelopen 60 jaar wel degelijk het geval geweest. De ouders of grootouders van mijn generatie groeiden vaak op in armoede maar er was een vooruitgangsoptimisme, een perspectief; de volgende generatie kon het vaak net een stapje beter krijgen dan de vorige: een betere opleiding, betere gezondheidszorg, betere behuizing en ga zo maar verder. Dat vooruitgangsgeloof is nu in het geding. Daarom is het zeer belangrijk dat de Europese Unie ook doet waar ze voor is opgericht, namelijk die vrede, welvaart en welzijn ook echt brengen, de broodnodige bestaanszekerheid. Dat is de opdracht van de Europese Unie nu. Alleen wanneer dat ook de komende jaren zal gebeuren, zullen de lidstaten en de burgers van de Unie die verbinding met elkaar blijven voelen. Ik ben ervan overtuigd dat we samen sterker staan. Lidstaten van de Europese Unie kunnen en moeten samen aan de bestaanszekerheid en de verbinding werken, ook omdat de wereld om ons heen onzekerheid brengt. Andere landen steken ons op economisch gebied de loef af. Landen vlakbij ons imploderen. Daar is een gezamenlijk antwoord op nodig. 

Ik kom op enkele punten die op de agenda van de Raad staan. Gisteren presenteerde de Commissie in Straatsburg het werkprogramma voor 2015. Het uitgangspunt van de Commissie om banen, duurzame groei en investeringen op gang te krijgen, spreekt ons erg aan. 

De heer Beertema (PVV):

Ik kom even terug op de inleiding van de PvdA. Het is toch eigenlijk een gotspe om het vooruitgangsgeloof van onze grootouders en ouders, die het, generatie op generatie, beter kregen, in verband te brengen met de Europese Unie. Dat heeft toch alles te maken, zo leg ik aan mevrouw Maij voor, met onze eigen Nederlandse waarden: het harde werken, de degelijkheid en de zuinigheid waarmee wij onze economie hebben opgebouwd? Dat staat toch in schrille tegenstelling met de dwangmaatregelen die we nu vanuit Europa krijgen opgelegd om te bezuinigen, waardoor onze hele economie eraan gaat? Ik wil dat u afstand neemt van die vergelijking, mevrouw Maij. U mag denken wat u wilt, als juichaapje van de EU, maar u moet deze Nederlandse geschiedenis niet vereenzelvigen met het succes van de EU. Daar zou u afstand van moeten nemen, als u uw geschiedenis kent. 

Mevrouw Maij (PvdA):

Voor iemand die zojuist tegen een collega zei dat die met veel dedain sprak, wil ik toch wel zeggen dat u ook enigszins aanmatigend bent in de manier waarop u mijn uitspraken nu interpreteert. Dat is een totaal vrije interpretatie, want ik sprak over een periode van 60 jaar. U hebt ook geschiedenis gestudeerd en zelfs gedoceerd, geloof ik. Als u denkt dat dit niets te maken heeft met de Europese Unie, zou ik tegen u willen zeggen: duik nog eens in die boekjes. 

Het initiatief voor betere regulering van vicevoorzitter Frans Timmermans is hier een prominent onderdeel van. Het doet de PvdA deugd dat het niet alleen om minder regels, maar ook wel om betere regulering gaat. Het programma bevat een ronkende introductie. Er wordt in benadrukt dat de Commissie wil inzetten op een korte, maar krachtige agenda voor groei en banen. De uitwerking hiervan is vooralsnog een mixed blessing. Het actieve groei- en banengedeelte beperkt zich eigenlijk tot het investeringsplan van Juncker. 

Voor de rest valt op dat er veel voorstellen worden ingetrokken omdat de behandeling ervan al lange tijd stilligt in de Raad of in het Europees Parlement. In dit kader is de afgelopen week al veel gesproken over bijvoorbeeld de voorstellen voor het aanscherpen van de milieunormen. Als voorstander van groene groei en innovatie waren we teleurgesteld in het voornemen om de voorstellen voor betere luchtkwaliteit en het verminderen van afval in te trekken. Gelukkig gaf het kabinet echter vorige week al aan ons standpunt te delen, hetgeen gisteren tijdens het VAO over de Milieuraad nog eens duidelijk werd. Nu hoorden we Commissaris Timmermans in het Europees Parlement gisteren ook spreken over duurzame groei. Hij zei dat de doelstellingen voor bijvoorbeeld betere luchtkwaliteit niet worden losgelaten. Dat stelt ons weer enigszins gerust. Ik vraag de premier of hij hierover opheldering kan vragen in de Raad. Is hij ook van mening dat betere luchtkwaliteit van eminent belang is voor onze samenleving? Dit is typisch zo'n afspraak die je niet alleen nationaal of lokaal kunt maken. Is de premier dat met mij eens? 

Wellicht kan het kabinet in dit kader de Commissie om opheldering vragen over een wat cryptische passage uit het programma. Die luidt, en ik excuseer mij voor het feit dat ik dit in het Engels doe, maar ik heb het programma alleen in het Engels: "The Commission remains strongly committed to the objectives of the vast majority of the proposals it proposes to withdraw." Dat geldt dan kennelijk ook voor het intrekken van de milieuvoorstellen, als ik het debat in het Europees Parlement goed heb gevolgd. Maar welke nieuwe plannen komen daar dan voor in de plaats? Wat is de inzet van onze regering? 

Op sociaal gebied vindt de Partij van de Arbeid de gerichte herziening van de Detacheringsrichtlijn iets te beperkt. Zoals wij eerder aangaven, willen wij juist een fundamentele herziening, zoals de Commissie die eerder had beloofd. Wij willen er bij het kabinet op aandringen dat ook grensoverschrijdende schijnzelfstandigheid op Europees niveau wordt aangepakt. Het werkprogramma bevat enkele nieuwe voorstellen op het vlak van sociaal beleid. Er komt een pakket voor arbeidsmobiliteit dat misbruik moet tegengaan door betere coördinatie van socialezekerheidssystemen. 

De heer Pechtold (D66):

De woordvoerster van de PvdA sprak wat mij betreft terecht haar zorgen uit over de uitkleding als het gaat om milieu, maar ik noemde zojuist ook zaken als antidiscriminatie en toegang tot documenten. Mijn fractie denkt: je kunt wel minder regels willen in het Europese, maar let dan even op wat je weggooit. Is de PvdA het met mij eens dat dit, naast het milieu, ook belangrijke zaken zijn waar Europa toch niet te snel afstand van moet nemen? 

Mevrouw Maij (PvdA):

Ja. Dat is een kort antwoord, om het debat wat vlotter te laten verlopen. 

Verder komt er een pakket voor arbeidsmarktintegratie. Dit pakket bevat maatregelen om de implementatie van het jeugdwerkgelegenheidsplan op te volgen, een voorstel voor integratie van langdurig werklozen en maatregelen om vaardigheden verder te ontwikkelen. De PvdA beoordeelt dit in eerste aanleg positief, maar de uitwerking is hierbij natuurlijk wel van belang. Hoe kijken de premier en het kabinet hier tegenaan? 

Ook vinden we dat er wel wat weinig in staat over belastingontduiking. Geen van de eisen die bijvoorbeeld de S&D-fractie in het Europees Parlement heeft gesteld, wordt nog echt vertaald in wetgevende voorstellen. Gaat de regering alsnog aandringen op een voortvarende aanpak? Wat denkt het kabinet van het actieplan tegen belastingontwijking dat gisteren in het Europees Parlement nog benoemd is, in ieder geval door Commissievoorzitter Juncker, als ik mij goed herinner? 

Zoals ik al zei: wij zien het als mixed blessing. Over een aantal zaken zijn wij zeker te spreken. Het is goed dat er een review komt van de handelsakkoorden en de bijdrage van die handelsakkoorden aan werkgelegenheid, economische groei en investeringen. Wat gaat er gebeuren met de uitkomsten van de review? Ook is het positief dat de Europese Commissie de ambitie heeft om het Europese migratiesysteem te herzien, maar welke kant gaat het op? De Commissie wil onder meer het systeem van de blue card verbeteren. Wat is de inzet van Nederland op dit punt? 

Dan het investeringsplan van de Commissie. Het kabinet stelt dat in beginsel het initiatief van de Commissie waardering verdient. Die initiële waardering steunen wij ook. Er is over het algemeen, zo heb ik begrepen, steun om te bezien hoe we de economie verder kunnen stimuleren en hoe we er ook voor kunnen zorgen dat die investeringen weer op gang komen, want het is duidelijk dat er op dit moment te weinig wordt geïnvesteerd. De PvdA vindt dit investeringspakket een goede eerste stap op weg naar een economisch sterker Europa. 

Vier sectoren liggen in het vizier van de Commissie: infrastructuur, midden- en kleinbedrijf, onderwijs en onderzoek en duurzame energie. Wat de PvdA betreft moet de nadruk vooral komen te liggen op het mkb, op innovatie, onderwijs en duurzame energie. Er moet niet gekozen worden voor de makkelijke weg van weer een snelweg hier, een vliegveld daar, of een spoorbaan hier. Er moet gekozen worden voor projecten die ook op de lange termijn duurzame groei en banen kunnen opleveren. Dat betekent investeren in bijvoorbeeld de digitale snelweg, in elektrische auto's of in supersnelle duurzame treinen. Europa moet proberen om op bepaalde gebieden uit te blinken en daarvoor zou onderzoek echt meer kans moeten krijgen, ook om onderzoek en onderwijs meer aansluiting op de arbeidsmarkt te geven. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik hoor mijn collega net zeggen dat we meer richting duurzame energie moeten. Dat is natuurlijk iets waarvan mijn hart sneller gaat kloppen. Vindt de PvdA-fractie dan ook dat grote sommen Europees geld niet meer naar bijvoorbeeld kernenergie of naar schaliegasonderzoek zouden moeten gaan? 

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik denk dat het belangrijk is dat we heel goed kijken naar wat duurzame energie voor ons kan betekenen in Nederland en in Europa. Dat zit ook in de plannen voor de Europese energie-unie. Ik zou die plannen graag eerst beter willen bestuderen, voordat ik antwoord geef op uw vraag. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat antwoord blijft een beetje in het midden. In principe zijn uw partij en de mijne het erover eens dat we in Europa echt ons best moeten doen om te komen tot een fossielvrije economie in 2050. We moeten die kant op. Ondertussen wordt echter bijvoorbeeld 200 miljoen beschikbaar gesteld voor onderzoek rond kerncentrales. Dat staat daar haaks op. Zou het in principe niet zo moeten zijn dat de PvdA zegt: als er geld beschikbaar is, zou dat eigenlijk geïnvesteerd moeten worden in dingen die stroken met waar we heen willen, namelijk naar een fossielvrije economie? 

Mevrouw Maij (PvdA):

Als het geld beschikbaar is, zouden we graag richting duurzame energie gaan. 

Tot slot een kort woord over het toetredingsproces tot de Europese Unie voor de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten. Collega's spraken er ook al over. In het algemeen overleg van vorige week over uitbreiding en toetreding met de minister van Buitenlandse Zaken hebben we bijvoorbeeld een aantal kritische noten over Turkije gekraakt. Toen al, nog voordat dit weekend de incidenten plaatshadden waarbij een aantal journalisten en hoofdredacteuren is opgepakt. Opnieuw een beperking van de persvrijheid in Turkije. Dat is een slecht voorbeeld en een stap die weer in de verkeerde richting gaat. De arrestaties van journalisten zijn dit weekend scherp veroordeeld door de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie en de Commissaris voor uitbreiding. Die veroordeling is hier in de Kamer breed gedeeld. In lijn met het principe van "less for less and more for more", meer voor meer en minder voor minder, dat in het toetredingsproces wordt gehanteerd, is het nu wel tijd om te kijken naar dat minder voor minder. Ik begrijp uit de beantwoording van minister Koenders op de schriftelijke vragen van collega's Omtzigt en Verheijen dat er in de Raad geen steun was om de IPA-gelden nu op te schorten. Toch vindt de PvdA het wel van belang dat er een signaal wordt gegeven. De tijd van minder voor minder is echt wel aangebroken hier. Wij stellen voor om de steun meer richting democratisering en ondersteuning te richten, bijvoorbeeld de ondersteuning van lokale overheden en maatschappelijke organisaties in gebieden die achterblijven in Turkije. Dat is immers het belangrijkste element voor de toetreding waaraan het in Turkije nu echt schort. Ik begrijp dat het nu niet op de agenda staat, maar ik zou graag van de premier horen hoe wij, samen met het kabinet, ernaar kunnen kijken om dit wel voor elkaar te krijgen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Begrijp ik dat de PvdA-fractie voorstelt dat de IPA-gelden niet meer aan de regering van president Erdogan betaald worden en dat de Europese Unie de lokale en regionale overheden van de achtergebleven gebieden van Turkije zal gaan financieren? 

Mevrouw Maij (PvdA):

Concreet geformuleerd wil ik graag dat we kunnen bekijken of de middelen die er zijn, specifiek ook voor democratisering, bijvoorbeeld persvrijheid of andere elementen van fundamentele rechten die wij belangrijk vinden — de heer Omtzigt vindt dat ook belangrijk — daarvoor ook kunnen worden aangewend in Turkije, met name in de regio's die nog achterblijven. Turkije is een verdeeld land; sommige regio's zijn heel kosmopolitisch en zetten economisch stappen voorwaarts en andere zijn achtergebleven. Ik denk dat het goed is als wij de middelen daarnaar kunnen richten, bijvoorbeeld naar maatschappelijke organisaties of naar lokale overheden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Vindt de PvdA-fractie het niet nodig dat, in het kader van het "less for less"-principe, er minder wordt betaald of dat er wordt opgeschort? Vindt de PvdA het niet raar dat wij zeggen dat wij de democratisering en de rechterlijke macht in Turkije blijven steunen, terwijl diezelfde rechterlijke macht, mét Europese gelden, wordt gebruikt om journalisten en andere media de mond te snoeren? 

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik denk dat heer Omtzigt en ik hier toch redelijk dicht bij elkaar komen. Minder voor minder betekent ook minder voor minder. Tegelijkertijd vind ik het ontzettend belangrijk dat een land als Turkije, dat aan de rand van Europa en naast een door burgeroorlog verscheurd Midden-Oosten ligt, bij ons kan worden gehouden zodat — ik geloof dat de heer Pechtold het zo formuleerde — we het weer het gezicht richting Europa kunnen laten draaien. Ik ben er een voorstander van als we dat kunnen bereiken door de IPA-middelen anders in te zetten, minder voor minder, maar ook anders. Ik denk ook dat dat het doel ervan is. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik hoor mevrouw Maij spreken over een andere besteding van de gelden en over andere doelen. Wil mevrouw Maij het budget ook naar beneden bijstellen? Wil mevrouw Maij minder geld overmaken naar Turkije als gevolg van de schendingen van mensenrechten en persvrijheid? 

Mevrouw Maij (PvdA):

Wij hebben in het systeem van de pre-accessiegelden heel duidelijk twee richtingen. Als het heel goed en snel gaat, doen we meer voor meer en kunnen landen extra middelen al sneller toebedeeld krijgen. Als het niet goed gaat, doen we minder voor minder. Dat hebben we bijvoorbeeld in Bosnië ook gedaan. Dat zou hier ook goed kunnen, maar dat moet wel gezamenlijk in de Raad met een gekwalificeerde meerderheid worden besloten. Dat is inderdaad wat ik hier aangeef. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik ben het eens met die inzet om te laten merken dat het ons menens is. Tegelijkertijd heeft die verschuiving al plaatsgevonden. Er gaat al meer geld richting rechtsstaat en democratie. Ik begrijp dat de PvdA-fractie dit nog verder zou willen versterken en een nog grotere verschuiving binnen dit budget wil realiseren, inclusief een verlaging van het totale budget. Dat is volgens mij het voorstel van de PvdA-fractie. 

Mevrouw Maij (PvdA):

Mijn voorstel is heel duidelijk. Ik zou graag willen dat wij die veranderingsgezinde groepen in Turkije, die er wel degelijk zijn, kunnen steunen en dat wij die kunnen helpen het gezicht van Turkije richting Europa te keren. Ook omdat Turkije, zoals ik al tegen de heer Omtzigt zei, aan de rand van Europa een belangrijk land voor ons is, niet alleen als handelspartner, maar ook als partner in een regio die heel ongewis is. Ik vind het heel belangrijk om Turkije bij ons te houden en de krachten die dat wel graag willen, op de een of andere manier te kunnen blijven steunen. Tot slot. Zoals ik al in het begin zei, is ons vooruitgangsgeloof in het geding. Daarom is het belangrijk dat de Europese Unie doet waarvoor zij is opgericht. Ook nu: vrede, welvaart en welzijn brengen. De broodnodige bestaanszekerheid. Dat is de opdracht van deze Europese Commissie, van de Europese Unie. Alleen wanneer dat de komende jaren zal gebeuren, zullen de lidstaten en de burgers van de Unie die verbinding ook met elkaar blijven voelen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Gelukkig gaat het langzaam in economisch opzicht iets beter met de Europese Unie en met Nederland. We zien een licht economisch herstel. Toch blijft de situatie in veel Europese landen zeer zorgelijk. Het is allemaal fragiel. Ik denk dan voornamelijk aan Frankrijk, en ook een beetje aan Italië en België. Wanneer deze landen de noodzakelijke hervormingen niet op tijd uitvoeren, kan dat zijn weerslag hebben op alle lidstaten, met noodlottige gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de regering tijdens de Europese top Frankrijk en andere landen die een zeer kort uitstel gekregen hebben om een goed economisch plan te presenteren, daarop aanspreekt en vraagt hoe ver ze daarmee zijn. Is onze regering daartoe bereid en wil zij in het verslag van de Europese top terugkoppelen hoe zij op dit moment tegen de landen die tot maart uitstel hebben, aankijkt? 

Het plan van Juncker om de Europese economie weer aan de gang te brengen door middel van investeringen zou als vliegwiel kunnen werken. Veel financiële instellingen en kredietverstrekkers houden nog steeds angstvallig hun kredieten binnen. Het is daardoor voor het mkb maar ook voor een aantal grote bedrijven moeilijk om nieuwe investeringen te doen en gebruik te maken van deze aantrekkende economie. 

Investeringen kunnen de economie stimuleren. Maar dat moeten dan wel de goede investeringen zijn. Collega's refereerden er al aan: we moeten geen lege vliegvelden of schermen langs Poolse snelwegen gaan bouwen. Hoe zorgen we ervoor dat de investeringen van de commissie-Juncker dit keer naar nuttige projecten gaan en ook daadwerkelijk na hun bouw blijven bijdragen als vliegwiel voor een betere en groeiende economie? Hoe zeker zijn we dat de lijst met innovatieve programma's die nu circuleert, ook werkelijk dient als projectenlijst? Wie gaat dat controleren? 

Daarnaast wil mijn fractie graag weten hoeveel risico de Unie nu draagt. Is dit gemaximeerd of is er nog ruimte gelaten? Wat voor garantie geef je als je een hefboom van vijftien erin zet? We moeten ook niet meegaan met een socialistisch banenplan zoals de PES dat heeft gepresenteerd. Ik ben me ervan bewust dat niet alle leden van die socialistische fractie het daarover eens zijn, maar ik hoor graag de mening van de Nederlandse regering over het plan, waarvan de socialisten zelf zeggen dat als het uitgevoerd wordt, eurobonds via de achterdeur alsnog ingevoerd worden en er mutualisering van schuld plaatsvindt. 

Ik sluit me op een paar punten bij collega's aan. Ik sluit me aan bij de vraag van collega Pechtold hoe de CIA-rapporten besproken zullen worden. Polen is het land dat hij noemde, maar dat is het enige land dat het toch nog een klein beetje toegegeven heeft. Roemenië heeft nog nooit gezegd dat het die geheime gevangenis had, terwijl de Amerikanen dat nu zelf toegeven. Litouwen idem dito. En Macedonië, een kandidaat-lidstaat, is door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld wegens de El-Masri-casus. Ook Macedonië heeft dat nog nooit toegegeven. Is het van belang om dit te bespreken en om hier een keer schoon schip te maken? 

Ik heb met de heer Beertema grote zorgen over het wachtgeld van de heer Van Rompuy. Tijdens het betoog van de heer Beertema kwamen de antwoorden van de regering binnen. Wij hadden daar vorige week vragen over gesteld, dus dat is redelijk op tijd. Ik bedank de regering voor het delen van onze mening dat de wachtgeldregeling gewoon versoberd moet worden en voor haar bereidheid om daartoe een voorstel te doen. Ik kan mij goed voorstellen dat dat voorstel morgen nog niet klaar is. Wanneer denkt de minister-president een dergelijk voorstel in de Europese Unie te kunnen doen, zodat de relevante verordening bij het aftreden van de huidige voorzitter en de huidige Commissie veranderd is? Het is immers een competentie van de Europese Raad om de wachtgeldregeling vast te stellen. Dan kom ik bij Turkije. Wij hebben nog nooit zo'n kritische voortgangsrapportage gehad en na deze voortgangsrapportage deed Turkije er zelfs nog een schepje bovenop. Collega's refereerden daar al aan. Journalisten werden gevangengenomen. Het is voor de CDA-fractie dan ook de hoogste tijd om op dit moment de pre-accessiegelden gedeeltelijk of geheel te bevriezen of te korten. Het is bij Bosnië gedaan, dus het kan. En ik heb nog iets meer sympathie voor Bosnië dan ik voor Turkije heb. Is de Nederlandse regering bereid om dat op tafel te leggen? Om het allemaal nog erger te maken, hebben wij als parlementariërs een brief ontvangen van de AK-partij, en dus niet van de Turkse regering, die aangeeft dat het goed was om deze mensen op te pakken. Dat laat toch zien dat de scheiding der machten in Turkije niet helemaal correct wordt uitgevoerd. 

Er liggen ook nog een paar economische zaken ter tafel. Wat betreft de gemeenschappelijke grondslag, de CCCTB, is mijn vraag of het is verbeterd op de voor Nederland cruciale punten van een betere verdeelsleutel op het gebied van handel, commerciële dienstverleningsactiviteiten en financiële activiteiten. Zo niet, dan krijgt Nederland veel te weinig van de winst volgens de wijze waarop die wordt toegedeeld. Nederland is immers een handels- en dienstverleningsland. Wij vinden dat net zo goed van toegevoegde waarde als de productie-industrie. 

Wat betreft de moeder-dochterrichtlijn, die via de Ecofin bij de Europese Raad binnenkomt, vinden wij het jammer dat de algemene misbruikbepaling is aangenomen, terwijl deze nog geheel onduidelijk is. De regering heeft dat ook toegegeven in een eerder debat. We hadden liever eerst een heldere toelichting gehad. De regering heeft aangegeven dat er tijdens ons voorzitterschap nog mogelijkheden zijn om de bepaling aan te passen. Het gaat dan echter om de bepaling zelf. Nu had het nog in de toelichting gekund. 

We zijn teleurgesteld dat het IORP is doorgegaan en dat Europa 79 nieuwe pagina's regelgeving mag maken rondom de pensioenfondsen, inclusief de Nederlandse pensioenfondsen, inclusief de pensioenoverzichten, inclusief het toezicht, inclusief alles. Dat lijkt in rechtstreekse tegenspraak met de eerdere bedoeling van de regering, maar ook in tegenspraak met de bedoeling van commissaris Timmermans die minder regels uit Europa voorstaat. Is er nog een mogelijkheid om dat te stoppen? Ten aanzien van het lijstje wil ik vragen of het nog mogelijk is om daar kritisch naar te kijken en er meer op te zetten. Wij denken aan de regeldruk rond Natura 2000 en andere overbodige milieuwetgeving die niet per se van Europa hoeft te komen. In bepaalde zaken mogen er best Europese regels komen. Als nu net het voorstel voor een open Europese overheid, waardoor je wat makkelijker bij de documenten kunt komen, sneuvelt in het kader van minder regels, hebben we ook minder democratie. Het is dus niet zo dat elke regel minder goed is. Ik zou willen vragen om daar, in aanvulling op de heer Pechtold, goed naar te kijken. Zou de overheid ook een overzicht kunnen maken van nationale overtollige regels? Wellicht kan de regering deze suggestie meenemen voor haar eigen werkprogramma in 2015, waarover we in januari of februari van gedachten zullen wisselen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vervang vandaag Jesse Klaver. Gisteren maakte de commissie-Juncker haar werkplan bekend. Dat is een belangrijk document en wat GroenLinks betreft is dat het moment om keuzes te maken voor mens en milieu, en ook het moment om in dat werkplan een goede stap te maken in de richting van een Energie Unie. Helaas blijkt daar, wat ons betreft, maar weinig sprake van te zijn. In mijn betoog zal ik ingaan op milieuregelgeving en ik zal iets zeggen over TTIP, het investeringsplan en belastingontwijking. 

Als eerste ga ik in op de milieuregelgeving. Het leek erop alsof bijna alle belangrijke milieuwetsvoorstellen in de opruimwoede van commissaris Timmermans zouden sneuvelen. Hij had zich eerder al ernstig geërgerd aan de regel over stofzuigers, de Ecodesignregel. In Nederland werd hier in eerste instantie lacherig op gereageerd, maar met die regel worden vier kolencentrales overbodig. Zolang nog steeds tienduizenden mensen sterven door de slechte luchtkwaliteit in grote steden in Europa, lijkt mij dat geen kwestie om lacherig over te doen. Scherpere nationale emissieplafonds voor vervuilende stoffen blijven dus gelukkig het doel. Maar de Commissie komt met een gewijzigd voorstel en dat wekt bij ons enige twijfel op. Hoeveel langer gaat dit duren en wordt dit vrijblijvend? Het IPCC heeft bijvoorbeeld ooit berekend dat als alle Europese landen de vastgelegde afspraken rond het klimaat hadden uitgevoerd, we nauwelijks meer een klimaatprobleem hadden. Het ging hierbij niet om een brede ambitie, maar echt om afspraken als: we gaan zo veel doen op die datum. Dus vrijblijvende, ambitieuze richtingen betekenen niet dat die afspraken uitgevoerd gaan worden. Mijn eerste vraag aan onze minister-president is eigenlijk hoe hij hier tegenaan kijkt: het is wel ambitieuzer, maar we stellen het niet echt als een verplichtend doel vast. Hoe gaan we het dan uitvoeren? Die vrijblijvendheid is wat GroenLinks betreft op deze belangrijke onderwerpen niet op zijn plaats. Een voorbeeld daarvan is de manier waarop wij omgaan met afval. Het is toch onvoorstelbaar dat wij in Europa doorgaan met het storten of verbranden van bijna twee derde van ons afval, terwijl afval eigenlijk onze nieuwe grondstof is? Ik wil graag van de minister-president horen wat de inzet van Nederland op dit punt is. Hoe kijken wij daartegenaan? Het lijkt erop alsof afval het nieuwe topimportproduct van Nederland aan het worden is. Wij slepen het al uit Italië hiernaartoe en laten het met schepen vol uit Engeland aanrukken. Is de minister-president bereid om tijdens de Eurotop te pleiten voor een veel steviger beleid om de circulaire economie ambitieus te maken qua doelen en middelen, maar ook qua echt te behalen resultaten? 

GroenLinks stelt ook voor dat steeds wordt bezien of Europese maatregelen op milieuterrein, maar ook op andere terreinen, ertoe bijdragen om te komen tot een economie die in 2050 volledig draait op schone energie. Of zorgen deze maatregelen ervoor dat wij verder van dit doel afdrijven? Het lijkt er wat GroenLinks betreft zo nu en dan op alsof wij in Europa aan de ene kant zeggen dat wij naar die economie toe willen die op schone energie draait, terwijl wij aan de andere kant grote sommen geld beschikbaar stellen voor het in stand houden van de ouderwetse fossiele energie. In mijn vraag aan collega Maij gaf ik daarvan al een voorbeeld. Ik wil daarop ook graag een reactie van de minister-president. 

Nederland heeft een kerncentrale staan in Petten. Deze regering wil die vernieuwen. Daarvan is steeds gezegd dat deze volledig privaat moet worden gefinancierd. Ondernemers houden gewoon hun eigen broek op, zeg ik tegen de VVD. Nu blijkt dat Nederland graag 200 miljoen wil uit het nieuwe investeringsplan in Europa voor deze kerncentrale. Dat zou dan in Nederland een heleboel nieuwe werkgelegenheid moeten opleveren. GroenLinks ziet dat niet voor zich en wil graag horen waarom onze regering pleit voor Europees geld voor niet-schone energiebronnen in Nederland. 

Het voorkomen en hergebruiken van afval, dat wil zeggen afval zien als grondstof, kan heel veel banen scheppen. Daarover zijn stapels onderzoeken verschenen, die ongetwijfeld bekend zijn bij onze minister-president. Er is een opkomende schaarste aan zeldzame metalen, maar straks ook aan goud en zilver, als wij op deze voet doorgaan. Dat kunnen wij uitsluitend voorkomen door de circulaire economie. Graag hoor ik hoe daarvoor wordt gepleit. 

Dan kom ik nu op het investeringsplan. Ik heb een vraag vooraf: hoe is de positie van Nederland met betrekking tot TTIP? Wat is de inzet van Nederland? Mijn fractie is bezorgd dat er een mogelijkheid is dat het Nederlandse parlement buitenspel komt te staan. 

Mijn laatste zin gaat over belastingontwijking. GroenLinks zou graag willen dat belastingafspraken transparanter worden. Andere woordvoerders vroegen daar ook al naar. Wij willen graag weten wat de regering hieraan gaat doen. Transparantie schept vertrouwen maar vreemde ogen dwingen ook. Daarmee krijgen wij een eerlijker systeem voor alle mensen in Europa. 

De vergadering wordt van 15.01 uur tot 15.11 uur geschorst. 

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de premier, deel ik u mee dat mevrouw Van Tongeren vanwege haar aanwezigheid die nodig is in een ander debat niet bij de beantwoording en de tweede termijn aanwezig zal zijn. De antwoorden op haar vragen worden natuurlijk wel geregistreerd en daar zal zij vast in een later stadium op reageren. 

Minister Rutte:

Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld over heel onderwerpen. Ik heb oprecht een poging gedaan om daar iets van een categorisering in aan te brengen, maar ik heb dat opgegeven. Ik ga proberen om de vragen te beantwoorden, maar ik volg geen thematische indeling als de Kamer mij daarvan verschoont. Als de vragen maar beantwoord worden, neem ik aan. 

Er zijn veel vragen gesteld, eigenlijk door alle fracties, over het investeringspakket, het EFSI. Wij verwelkomen dat pakket in beginsel. Het sluit ook aan bij de inzet van het kabinet op een geïntegreerde aanpak. Daarbij brengen wij wel steeds naar voren dat wil de aanpak succesvol zijn, die altijd een samenhang moet bieden tussen investeren en er tegelijkertijd voor zorgen dat er wordt hervormd en dat de overheidsfinanciën op orde worden gebracht. 

Het kabinet is eerlijk gezegd ook kritisch. Ik hoor ook uit uw Kamer kritische geluiden. We hebben nog veel vragen bij de vormgeving van het fonds. Zo moet bijvoorbeeld duidelijk worden waar nu precies die financiering vandaan komt. In de verschillende brieven aan de Kamer hebben we al het een en ander geschreven over hoe ons is geworden waar die financiering uit bestaat, bijvoorbeeld het deel uit de publieke middelen, de 8 miljard die komen uit de EU-begroting. Dat is allemaal nog met veel onduidelijkheid omgeven. 

Zeker waar een deel van die financiering — ook daarover is volgens mij al een paar keer in de Kamer gesproken — deels voortkomt uit Horizon 2020-middelen, vinden wij het ook heel erg belangrijk dat bij de uiteindelijke toekenning van investeringen niet alleen wordt gekeken naar de oude economie, maar ook naar de economie 2.0, dus naar de moderne groeisectoren. Denk aan digitaal, denk aan onderzoek en denk aan innovatie gericht op het verhogen van de concurrentiekracht. Bij de selectie van investeringsprojecten moet worden gekeken naar de kwaliteit en de toegevoegde waarde. Daarbij is van belang — ook daar hebben we nog veel vragen bij — dat er een goede en adequate governancestructuur komt. 

Voor al die vragen is echter ook tijd. De Commissie moet het concrete voorstel nog presenteren. Daar gaat de Europese Raad nu dus ook niet over spreken. Wij gaan niet in detail dat hele plan nu bespreken, want dat is er eigenlijk nog niet. Alleen de contouren zijn er. Wij willen wel de beantwoording van de vragen hebben. We zullen begin 2015 — dan verwachten we de nadere voorstellen — die voorstellen toetsen op de verschillende vragen die Nederland daarbij heeft. 

Er zijn nog een paar specifieke vragen gesteld, onder andere door de heer Van Bommel. Hij vraagt hoe het nu eigenlijk zit met een eventuele cultuuromslag bij de Europese Investeringsbank. Je zou kunnen zeggen dat dit investeringsfonds de EIB in staat stelt om risicodragende financiering uit te breiden en flexibeler toe te passen. Tegelijkertijd is dit fonds wel een apart fonds bij de EIB, althans zo lijkt het. Door voor de afbakening van de risico's een apart fonds in het leven te roepen, gevuld met bijdragen van de Europese Unie en ook een afgezonderd deel van het EIB-kapitaal, worden de risico's gescheiden van de balans van de EIB en wordt daarmee ook — dat is het punt dat de heer Verheijen ook maakt — de triple-A beschermd, zo lijkt het. Daarnaast worden operaties uit het fonds door de aard van de financiering, namelijk risicodragend, per definitie additioneel ten aanzien van al bestaande, veelal niet risicodragende, reguliere EIB-financiering. 

De EIB heeft al heel veel expertise en zal tegelijkertijd, zo verwachten wij, nog meer expertise nodig hebben om dadelijk ook dit pakket goed te kunnen uitvoeren. Ik heb daar een paar weken geleden in Berlijn over gesproken met de president van de EIB, de heer Werner Hoyer. Dat deel van de expertise zal de EIB moeten opbouwen. 

De heer Van Bommel vroeg ook naar de rol van de Task Force Investeringen. Daar kan ik kort over zijn. Die is klaar. Die heeft verder in de governancestructuur van EFSI geen rol. Die was nodig om te kijken naar mogelijkheden en barrières voor extra investeringen. De uitkomst was het rapport voor de Ecofin en ook voor deze Europese Raad, inclusief de illustratieve lijst van potentiële projecten. Tot slot heeft de heer Van Bommel nog een aantal specifieke vragen gesteld rondom de governance en de rolverdeling tussen de lidstaten en de Commissie. Ik herhaal nog een keer: er moet een zorgvuldige en objectieve projectselectie plaatsvinden, dat is van groot belang. Ik deel op dat punt al zijn zorgen. Daarbij is de toegevoegde waarde van belang. Dat betekent dat Nederland ten aanzien van de toetsing van projecten, die dadelijk ook vanuit het EFSI mede worden gefinancierd, moet vragen naar de precieze rolverdeling tussen de verschillende nationale en Europese instellingen. Nogmaals, de Commissie moet het concrete voorstel nog presenteren, we praten nu over de contouren. Ik ben het eens met een groot deel van de Kamer dat die contouren lijken aan te sluiten bij een aantal wensen die wij hier in het verleden met elkaar hebben uitgesproken over het inrichten van Europa op additionele investeringen die daadwerkelijk bijdragen aan de groei van de economie. Dat ten aanzien van verschillende opmerkingen die zijn gemaakt over wat ik maar het junckerfonds zal noemen. 

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb ten aanzien van dit junckerfonds twee heel fundamentele kritiekpunten van captains of industry genoemd. Er wordt gezegd dat er in Europa helemaal niet zo veel in infrastructuur wordt geïnvesteerd dat je kunt verwachten dat deze garantie het vijftienvoudige aan investeringen zal opleveren. Wil de minister-president ook ingaan op de verwachting dat de reikwijdte van dit fonds niet schromelijk wordt overdreven? We lopen uiteindelijk wel het risico dat we met projecten komen te zitten zoals de vliegvelden die in Polen zijn ontwikkeld met Europees geld die niet worden gebruikt. 

Minister Rutte:

De vraag over geluidschermen is al voorbijgekomen, evenals het bezorgen van een rustige oude dag voor de koeien in Polen. Dat is het type investering waarvan wij vinden dat die minder toegevoegde waarde hebben en niet kunnen worden geschaard onder economie 2.0. Dat hangt echt samen met de governance en met de precieze selectie van projecten. Wij hebben daar de nodige vragen bij. Wat mij wel bevalt, zijn de initiële signalen vanuit de Commissie hoe men hiermee wil omgaan; dat geeft vertrouwen. Of het ook echt aan onze criteria voldoet, zal in januari moeten blijken. 

De heer Van Bommel (SP):

Ik ben het met de minister-president eens dat dan pas met een vergrootglas gekeken kan worden naar de wijze waarop een en ander beheerd, bestuurd en gecontroleerd kan worden. De captains of industry wijzen er echter terecht op dat de omvang van infrastructurele werken in Europa met publieke financiering helemaal niet zo groot is dat je een dergelijk fonds er nog eens naast moet leggen, zeker niet met een investeringscapaciteit van factor vijftien. Dat is volgens deze heren volstrekt overdreven. 

Minister Rutte:

Als de overheid of de Europese Commissie met voorstellen komt, zijn er altijd veel deskundigen die zich daarover uiten. Soms zijn zij overigens wat minder deskundig, maar ik ga er in dit geval van uit dat zij deskundig zijn. Het is een van de zegeningen van ons werk dat wij als regering of als Kamer permanent kennis kunnen nemen van al die inzichten. Wij zullen die betrekken in onze afwegingen, dat zeg ik de heer van Bommel toe. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dank voor de uitleg. Ik heb hier nog twee specifieke vragen over. De eerste is: wat is het maximale risico? Loopt de Europese Unie nog meer risico als die projecten mislukken en het geld niet wordt terugbetaald aan het fonds, behalve de ongeveer 12 miljard die er vanuit de Europese begroting in gaat? De tweede is: wil de regering in juni of in september of oktober een terugkoppeling geven aan het Nederlandse parlement welke projecten in Nederland hieruit gefinancierd worden, inclusief de grensoverschrijdende projecten? Dan krijgen wij een idee hoe Nederland hiermee omgaat. 

Minister Rutte:

Over dat tweede punt wil ik mij nog even laten adviseren of die planning haalbaar is. Ik kijk even mijn ambtenaren aan of zij mij een suggestie willen doen voor mijn beantwoording. Ik weet niet exact hoe dat past in de communicatie met het parlement. We moeten voorkomen dat we allemaal omtzigtbrieven krijgen die los staan van de normale rapportages; daar zijn er al heel veel van. Daarnaast lijkt het dat er 8 miljard uit de middelen van de EU-begroting moet komen. De garanties en het ingebrachte kapitaal worden gebruikt om via interne bancaire hefboomwerking van de EUB en de dochtermaatschappij Europees Investeringsfonds drie maal zo veel risicodragende financiering te verschaffen. Uiteindelijk moet dat dus via die hefboom leiden tot het totaalbedrag van 315 miljard vanaf 2015, over een periode van drie jaar. Ik zeg de heer Omtzigt toe dat we zijn zorgen of het daartoe beperkt blijft en wat de verdere risico's voor de Europese begroting zijn, betrekken in onze appreciatie van de Commissievoorstellen. Nogmaals, we hebben eigenlijk niet veel meer dan een aantal politieke intenties die ons eigenlijk wel bevallen, maar die tegelijkertijd bij de heer Omtzigt en anderen heel veel vragen oproepen. Ook dit is een vraag die wij natuurlijk zullen betrekken bij het appreciëren van het Commissievoorstel. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Rutte:

Dan kom ik bij de kwestie-Turkije. Daar is ook in de RAZ door de minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders aandacht aan besteed. Het mag duidelijk zijn: wij verwachten van Turkije als kandidaat-lidstaat dat het de Europese waarden tot uitgangspunt neemt. Dat is cruciaal. De arrestaties van journalisten en de invallen bij de media zijn daarmee flagrant in strijd. Dat is overigens ook door de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en commissaris Hahn meteen duidelijk gemaakt. Dat staat ook in de conclusies in het verslag van de RAZ. Dat verslag komt binnenkort naar de Kamer. 

Een deel van de steun aan Turkije is juist gericht op versterking van de rechtsstaat. Ik denk dat dat op zichzelf wel relevant is. Maar Nederland vindt ook dat naar de prestaties van Turkije moet worden gekeken. Als die achterblijven, moet korten van steun ook op tafel liggen naar de opvatting van de regering. Dat heeft de minister van Buitenlandse Zaken ook ingebracht in de RAZ. Daarover zijn gisterenavond nog Kamervragen beantwoord. Dit heeft geleid tot een aanscherping van de conclusies van de RAZ. Maar tegelijkertijd kan ik de Kamer wel zeggen dat Nederland daar redelijk alleen in staat. Zelfs een land als Griekenland gaat niet zo ver. Met andere woorden: het korten van steun nu gaat eigenlijk alle lidstaten buiten Nederland op dit moment te ver. Wij kunnen dit niet alleen beslissen, want dit valt onder QMV. Dat betekent dat Nederland hier scherp op zal blijven, dat Nederland dit punt steeds opnieuw zal markeren, dat Nederland op dit punt op dit moment de meest vergaande positie in de EU inneemt, maar tegelijk worden die besluiten wel bij gekwalificeerde meerderheid genomen, en die is op dit moment in geen velden of wegen te bekennen. 

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp uit de woorden van de minister-president dat dit dan ook betekent — hij zegt het met zo veel woorden — dat we daarover eigenlijk helemaal niets meer te vertellen hebben. Dat proces gaat gewoon door, wat Nederland ook vindt. Elke autonome beslissing die wij hier nemen, is verder totaal overbodig. Dan zegt de minister-president wel heel stoer dat we er heel scherp op blijven. Maar leidt dat scherp blijven nog ergens toe? Of is het alleen maar scherp blijven om het scherp blijven, om hier voor deze bühne aan te geven: kijk ons ze eens even van katoen geven? Uiteindelijk zegt de minister-president: het proces gaat gewoon door en wij blijven die gelden gewoon betalen, op weg naar nergens. 

Minister Rutte:

De EU besluit over dit soort zaken niet bij unanimiteit. Dit gaat bij QMV. Ik verwijs naar mijn vorige antwoord. 

De heer Verheijen (VVD):

De brief van gisteren en de antwoorden van de minister-president zijn helder. We staan hier alleen als Nederland en dat is teleurstellend. Kan de minister-president meedenkend duiding geven van wat bij de andere lidstaten de overweging is om deze knop niet in te drukken en het dus niet alleen bij woorden te laten, maar om ook aan Turkije via de financiële knop te laten zien dat wij het niet eens zijn met wat dat land doet? 

Minister Rutte:

Ik kan daar geen compleet inzicht in geven, want ik heb natuurlijk niet alle informatie tot mijn beschikking en weet ook niet wat er in alle staten achter de schermen gebeurt. Maar een van de elementen die in de discussie naar voren wordt gebracht, is de bijzondere positie die Turkije inneemt in de strijd tegen ISIS en het belang dat Turkije als NAVO-lid in die strijd tegen ISIS vertegenwoordigt, zodat we Turkije dicht bij ons moeten houden. Nederland is van mening dat dat inderdaad van heel groot belang is. Turkije is een trots lid van de NAVO en Nederland heeft een uitstekende relatie met het NAVO-lid Turkije. We waarderen zeer onze gezamenlijke strijd. Maar dat laat onverlet dat we elkaar ook als goede vrienden moeten kunnen aanspreken op ingewikkelde kwesties, en dit is een ingewikkelde kwestie. Vandaar dat Nederland de goede relatie met NAVO-lid Turkije benadrukt, maar op dit punt bereid moet zijn om scherp stelling te nemen. 

De heer Verheijen (VVD):

Ik dank de minister-president voor in ieder geval dit stukje achtergrond. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat Turkije op een aantal gebieden belangrijk voor ons is, maar dat dit onverlet laat dat we kritisch moeten zijn op Turkije, zeker waar we Bosnië wel met 50% durven te korten. Daarvoor zijn we wel moedig genoeg. Ik zal de premier niet vragen om dit morgen op de agenda te zetten, want dan zal de uitslag uiteindelijk hetzelfde zijn als gisteren, dus dat heeft geen zin. Ik vraag de minister-president wel om te blijven zoeken naar een manier waarop we in Europa niet alleen met woorden, maar ook met daden, ook in financiële zin, dat signaal aan Turkije kunnen afgeven. 

Minister Rutte:

Het is een driesporig beleid. Ik denk in de geest van de vraag van de heer Verheijen. Allereerst moeten we in de strijd tegen ISIS een goede relatie behouden met NAVO-lid Turkije. Ten tweede moeten we onvoorwaardelijk vasthouden aan de Europese waarden en veroordelen wat daar gebeurt. Nederland moet uitdragen dat dit effect moet hebben op de IPA-middelen. Ten derde moeten we via de contacten langs spoor één en de opvattingen langs spoor twee proberen om het gedrag van Turkije daadwerkelijk te beïnvloeden. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Met landen waarmee je de fundamentele waarden van de rechtsstaat niet geheel deelt, kun je wel militair samenwerken. Je kunt zelfs prima economisch samenwerken. Een land dat de persvrijheid met voeten treedt, mag alleen niet naar een EU-lidmaatschap toe groeien. Wat vindt de minister-president van de reactie van de president van Turkije? Hij zegt dat Brussel zich met zijn eigen zaken moet bemoeien, terwijl het juist gaat over die waarden van de rechtsstaat en over fundamentele vrijheden zoals de persvrijheid. 

Minister Rutte:

Teleurstellend. Teleurstellend. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Is het denkbaar dat er ooit ergens een rode lijn is in de zin dat er wordt gezegd: dit is flagrant in strijd met de fundamentele waarden van de Europese waardengemeenschap en van onze rechtsstaat, waaronder dus persvrijheid vallen, godsdienstvrijheid, het respect voor minderheden en de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw? Wat is de rode lijn voor dit kabinet? Vanaf welk moment zeggen we dat we niet meer kunnen meewerken aan het proces dat moet leiden tot een EU-lidmaatschap? 

Minister Rutte:

Daar draai ik de zaken altijd om. Europa, Nederland incluis, is bereid geweest om gesprekken met Turkije te openen over een eventueel lidmaatschap van de Europese Unie. Daarbij geldt dat wij vasthouden aan de Kopenhagencriteria en aan het absorptievermogen, dus aan alle eisen die we stellen aan toetredende landen. We zullen daaraan geen concessies doen. Op dit moment is Turkije zich op een aantal onderdelen volledig tegenstrijdig aan de in de Kopenhagencriteria genoemde waarden en elementen aan het ontwikkelen. Dat moeten we vaststellen. Dat betekent dat het lidmaatschap van de Europese Unie heel ver weg is. Ik ga dus geen rode lijnen trekken en evenmin bepalen vanaf welk moment we met de gesprekken stoppen. De rode lijn is heel stevig. Nederland kan geen toetreding van Turkije tot de Europese Unie accepteren. Mij lijkt dat dit voor veel landen geldt. Er worden geen concessies gedaan aan de uitbreidingscriteria, dus de Kopenhagencriteria die we met elkaar hebben vastgelegd. 

Mevrouw Maij van de Partij van de Arbeid heeft specifiek gevraagd naar het ombuigen van de steun aan Turkije. Deels is dat al gebeurd. Voor 2014 gaat bijna de helft van de middelen naar democratisering en goed bestuur. Daarin is steun aan maatschappelijke organisaties begrepen. Verder gaat er 19% extra naar de versterking van de rechtsstaat. Wij willen nu dat die financiële steun zo wordt aangewend dat zij maximaal effect heeft op onze belangen. Dat denk ik aan de rechtsstaat, maar ook aan migratiegerelateerde uitgaven die voor Nederland van belang zijn. Voor Nederland is bijvoorbeeld belangrijk dat de lange Turkse grens goed wordt bewaakt en dat asielzoekers die kunnen worden teruggestuurd, goed worden opgevangen. Ook daar gaat Europese steun naartoe. Deze lijn wil Nederland vasthouden, ook als er daadwerkelijk wordt gesproken over de steun die in 2015 wordt verleend. Er wordt dan dus weer ingezet op rechtsstaat, maatschappelijke organisaties en zaken van wederzijds belang. 

De heer Omtzigt (CDA):

Hier raakt de premier een essentieel punt. De gelden van de Europese Unie aan Turkije worden op dit moment vooral uitgegeven aan de rechtsstaat, terwijl de rechtsstaat in Turkije wordt gebruikt als repressieve arm van het regime om juist bij krantenredacties binnen te vallen, journalisten lastig te vallen en politieke tegenstanders monddood te maken. Is het niet zaak dat we niet langer meewerken en dat we de rechtsstaat in Turkije, die dus juist geen rechtsstaat is, niet financieren? 

Minister Rutte:

Dan verwijs ik naar het hele debat dat ik net gevoerd heb met de Kamer. We zijn het er volgens mij over eens dat we scherpe eisen moeten stellen en dat we zo nodig bereid moeten zijn om de plafonds van de preaccessiemiddelen te verlagen. Nederland staat daarin alleen; ik heb dat hele debat net gevoerd met de Kamer. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik waardeer het dat minister Koenders het gisteravond ingebracht heeft en snap dat de regering in haar eentje geen ijzer met handen kan breken. Maar wil de premier hier toch duidelijk uitspreken dat hij eigenlijk vindt dat wanneer het Turks openbaar ministerie gebruikt wordt om journalisten op te pakken, het Europa niet past om in het kader van democratisering juist subsidies uit te delen aan het openbaar ministerie, dat niet onpartijdig is en dat nota bene door de AK-partij hier met brieven verdedigd wordt? 

Minister Rutte:

Ik kies daar toch mijn eigen formulering, namelijk dat het van belang is om de preaccessmiddelen in te zetten voor zaken van wederzijds belang en in het geval van Turkije voor versterking van de rechtsstaat. Er hebben zich buitengewoon ernstige feiten voorgedaan die Koenders, de minister van Buitenlandse Zaken, ook heeft benoemd in de Raad Algemene Zaken, die inmiddels onderdeel zijn — dat is wel bereikt — van het verslag van die Raad. Die moeten wat Nederland betreft gevolgen hebben voor de toepassing van de preaccessiemiddelen, maar daarvoor is onvoldoende steun. 

Voorzitter. Ik kom bij het volgende onderwerp in mijn tocht langs alle vragen en opmerkingen: de belastingen. Onder andere is gevraagd naar de grondslag voor de vennootschapsbelasting, de Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB). Wij delen de zorgen over de verdeelsleutel. Die bevordert de traditionele economieën. De regering meent ook dat de Kamer een gele kaart heeft getrokken met betrekking tot dit dossier ten teken dat niet aan de subsidiariteitseis is voldaan. Het kabinet was en is tegen de voorstellen voor de CCCTB. 

Er is gevraagd naar de kwestie van transparantie, een verzoek om meer transparantie. De Europese Commissie heeft gezegd bezig te zijn met voorstellen ter bestrijding van internationaal belastingmisbruik. Zo werkt de Commissie onder andere aan een voorstel voor het uitwisselen tussen de EU-lidstaten van informatie over belasting-rulings. Hiervan is de Nederlandse regering voorstander. 

Er is gevraagd of de regering alsnog zal aandringen op een voortvarende aanpak van belastingontwijking. Hierbij geldt dat het kabinet voorstander is van een voortvarende aanpak van internationaal belastingmisbruik. Daar is de Commissie ook mee bezig. Zij komt met voorstellen daartoe. Dat hangt ook weer samen met het al gemaakte punt over het uitwisselen tussen de EU-lidstaten van informatie over de belasting-rulings. We zien uit naar het nieuwe actieplan van de Commissie. 

De heer Segers, mevrouw Van Tongeren en mevrouw Maij hebben vragen gesteld over de indruk die bestaat dat twee belangrijke milieuvoorstellen zijn gesneuveld. De een gaat over luchtkwaliteit en de ander over de afvalproblematiek, het zogenoemde afvalpakket. De situatie is dat de Commissie bij beide voorstellen voorstelt om met een breder en beter gedragen voorstel te komen op een iets later moment. De Nederlandse regering vindt dat een goede aanpak. Net als de Commissie steunen we de achterliggende doelen van deze voorstellen: verbetering van de luchtkwaliteit en het gebruik van afval als een grondstof, dus het hergebruik daarvan, om daarmee andere grondstoffen uit te sparen. Tegelijk denken we dat het goed is om nog eens kritisch te kijken naar de voorliggende regelgeving. Waar die beter kan, moet die absoluut verbeterd worden. Dat is ook de reden waarom het Nederlandse kabinet de aanpak van Commissaris Timmermans steunt op dit punt. 

Er is ook meer algemeen gevraagd naar het werkprogramma. Misschien mag ik daarover zeggen dat Nederland de focus legt op de hoofdzaken die bijdragen aan groei en banen. Het is wel van belang, ook gezien de tijd van het jaar, dat we de kerstboom niet te veel optuigen. Eerst moeten we de belangrijke zaken aanpakken. Groei en banen staan voor het kabinet daarbij bovenaan. Op dat punt geeft het ook alle steun aan de Commissie. De rest, waaronder transparantie, is daarmee niet van tafel. De vraag is wel of dit ook op Europees niveau prioriteit heeft. Dit is voor Nederland een belangrijk onderwerp. Wij blijven ons bijvoorbeeld inzetten voor een modernisering van de Euro-WOB. 

Dat brengt mij bij het punt van het intrekken van de transparantievoorstellen en antidiscriminatievoorstellen. Ik kijk daarbij ook naar de tien door Juncker genoemde punten. De Commissie heeft vanaf 1 december juist meer openbaarheid over contacten met lobbyisten bepleit, stelt een verplicht transparantieregister voor en heeft een lijst opgesteld met 23 voorstellen. Daar zijn wij als Nederland in principe voorstander van. De Euro-WOB heb ik al genoemd. Wat ons betreft, staat ook antidiscriminatie hier dus niet ter discussie. 

Ik kan inmiddels terug naar het Juncker-pakket, waarover de heer Omtzigt zojuist interrumpeerde. Misschien kan ik hem meteen het antwoord geven over een eventuele terugkoppeling in september of oktober. Wij willen eerst het concrete voorstel van de Commissie begin volgend jaar afwachten. Dat zullen wij van een appreciatie voorzien. Dat betekent dat het op dit moment lastig is om al een toezegging te doen voor september of oktober. Het is nog onzeker wat er tegen die tijd bekend is over concrete projecten. Wij willen het voorstel stap voor stap bekijken en daar willen wij de Kamer bij betrekken. Wij willen dan met de Kamer nadere afspraken maken over de betrokkenheid van de Kamer. Daarbij zal ik de wens van de heer Omtzigt betrekken om in september of oktober een voortgangsrapportage te krijgen, maar wij zullen ons antwoord laten afhangen van de precieze vormgeving van de Commissievoorstellen en de daarmee samenhangende meest praktische vormgeving van de rapportage. Dat was het punt dat nog was blijven liggen. 

Er is een vraag gesteld over het wachtgeld van de heer Van Rompuy. Daarover hebben verscheidene leden van de Kamer ook schriftelijke vragen gesteld. Volgens mij zijn de antwoorden daarop inmiddels door de Kamer ontvangen. Het wachtgeld is in lijn met de nu geldende verordening. De bedragen die aanvankelijk in de media werden genoemd, zijn onjuist. Dat neemt niet weg dat wij als kabinet die wachtgeldregeling willen moderniseren. Wij bekijken op dit moment of dat mogelijk en realistisch is. Daarvoor is natuurlijk ook draagvlak nodig bij de andere lidstaten. Wij willen de Kamer aan het eind van de zomer van 2015 berichten over de resultaten van deze verkenning. In Nederland zelf zijn het wachtgeld en de pensioenregelingen voor politieke ambtsdragers in de afgelopen jaren sterk versoberd, maar ik moet wel vaststellen dat in andere lidstaten die versobering wat minder snel is gegaan. Dit zal dus nog wel een heel debat opleveren. 

Er is gevraagd naar de herziening van de Detacheringsrichtlijn. Het kabinet wil alle schijnconstructies bestrijden die leiden tot sociale dumping en uitbuiting van werknemers in de Europese Unie. Dat geldt dus ook voor grensoverschrijdende schijnzelfstandigheid. De gerichtheid van de herziening, de zogenoemde targeted review, interpreteren wij zo dat de Detacheringsrichtlijn wordt beoordeeld vanuit dat perspectief en dus zal gaan bijdragen aan een oplossing van dit probleem. Daarom staan wij in beginsel positief tegenover het initiatief van de Commissie, maar daar blijft het niet bij. Wij ontplooien ook andere initiatieven. Zo doet de Handhavingsrichtlijn een aanzet om dit probleem aan te pakken door handvatten te geven aan inspectiediensten. Verder is het de bedoeling om schijnzelfstandigheid ook in het kader van het op te richten platform zwartwerken aan te pakken. Wij hebben ons er als Nederland met succes voor ingezet om de bestrijding van schijnzelfstandigheid genoemd te krijgen bij de doelstellingen van het platform. We gaan — ook in de onderhandelingen die nu plaatsvinden met het Europees Parlement over de inrichting van het platform — proberen om de invloed van het Europees Parlement te gebruiken om een en ander op dit punt nog verder te versterken. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer het gesprek daarover verder aangaat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 

Dan de kwestie van het Investor-state dispute settlement (ISDS). Het Nederlandse standpunt is niet veranderd. Op de website van de Tweede Kamer is al aangetekend dat de motie die opname van het ISDS en het TTIP afwijst, abusievelijk is aangenomen door verwarring over de nummering. 

Er is ook gevraagd hoe het zit met de ratificatie door de nationale parlementen. Het kabinet kan de Kamer verzekeren dat wij daar samen met de Kamer in optrekken. Dat is in de beantwoording van Kamervragen ook meermaals aangegeven door mijn collega Lilianne Ploumen, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Wij zetten in op een gemengd akkoord, waarbij ook alle nationale parlementen moeten instemmen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het is goed dat wordt ingezet op een gemengd akkoord. Dus dan komt het hier terug in de Kamer. Ik heb eigenlijk een vraag aan de voorzitter. Is deze motie nu aangenomen of afgewezen? De premier zegt dat de motie abusievelijk is aangenomen. Dat is echter een figuur die mij niet helemaal bekend voorkomt in de parlementaire democratie. 

De voorzitter:

Die komt ook niet voor, omdat de motie óf aangenomen is óf niet aangenomen is. Dat zijn de twee smaken die we hier kennen. Volgens mij beslist de Kamer of een motie een meerderheid krijgt of niet. Daar gaat de Kamer over. 

De heer Omtzigt (CDA):

Wij hebben toen tegengestemd, maar volgens mij was die motie toen inderdaad aangenomen. 

De voorzitter:

Nou, dan is die aangenomen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dan is die dus aangenomen. Staat er op de website van de Tweede Kamer dan iets over "abusievelijk aannemen"? 

De voorzitter:

Er staat dat die motie is aangenomen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Maar de premier heeft zo-even gezegd dat op de website staat dat die abusievelijk is aangenomen. 

De voorzitter:

Het gaat om moties die aangenomen zijn bij de stemmingen over de begroting. Bij de stemmingen is toen achteraf door de indiener van de moties aangegeven dat er een vergissing is gemaakt en dat hij die moties opnieuw gaat indienen, ook de motie die is aangenomen waarvan hij toen al het vermoeden uitsprak dat het wellicht zo kan zijn dat die motie dan vervolgens niet meer aangenomen zal worden. Dat zal hij doen bij de behandeling van de suppletoire begroting BuZa-OS die is gepland om morgenmiddag tien over vier, althans zo is dat aangekondigd; ik ga daar verder niet over, maar zo is mij dat aangekondigd. Voorlopig zijn de moties in ieder geval aangenomen. 

De heer Van Bommel (SP):

Begrijp ik nu goed uit uw woorden dat die motie net zo lang wordt ingediend totdat die wordt afgewezen? 

De voorzitter:

Nee. Er zijn twee moties ingediend. De indiener van die twee moties heeft bij de stemmingen aangegeven dat er blijkbaar vergissingen zijn gemaakt. 

De heer Van Bommel (SP):

Bij het tellen? 

De voorzitter:

Nee, door stemmers. Dat zijn zijn maar niet mijn woorden, hè. Ik citeer de indiener nu en ik concludeer dat dus niet. Hij heeft vervolgens laten weten dat hij bij een nieuwe gelegenheid de moties opnieuw zal indienen. Die nieuwe gelegenheid doet zich volgens ons schema voor morgenmiddag om tien over vier, namelijk bij de behandeling van de suppletoire begroting BuZa-OS. Tot die tijd is het zoals het is. Het zijn de moties van de heer Van Ojik. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Het is op zichzelf wonderlijk dat intenties achteraf nog eens worden geïnterpreteerd. Het is inderdaad een aangenomen motie. Maar goed, we kunnen ongeveer raden hoe dat gaat afgelopen. Tegelijkertijd heb ik de minister-president gevraagd om te reageren op de uitspraak van het Franse parlement dat de arbitrage zoals voorzien, niet de wens van Frankrijk is. Er ligt dus al een feit op tafel, waar wij ons toe moeten verhouden. Daar komt bij dat de minister-president nu zegt dat het parlement geregeld een update zal krijgen. Ik heb hem ook de uitspraak voorgelegd van minister Ploumen die wil dat het parlement meer zeggenschap krijgt over het akkoord. Wat houdt dat "meer" dan precies in? 

Minister Rutte:

Waar er verschil in interpretatie kan bestaan over woorden van mevrouw Ploumen en die van mij, gelden altijd de woorden van mevrouw Ploumen; dus dat is volstrekt helder. 

Wat betreft dat eerste punt met betrekking tot ISDS merk ik op dat wij er een andere opvatting over hebben dan de Fransen. Wij vinden dat het wel onderdeel moet zijn van die akkoorden. Dat is overigens een kwestie die uiteindelijk in allerlei onderhandelingen vorm moet krijgen en Nederland speelt daar een heel constructieve rol in. Lilianne Ploumen, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, probeert juist ook zelf op allerlei plekken voor en achter de schermen zegenrijk werk te doen — er worden ook vorderingen in gemaakt — om er uiteindelijk uit te komen. Dat element speelt overigens ook bij het Canadese verdrag, CETA, en bij TTIP. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Het is natuurlijk mooi dat de woorden van mevrouw Ploumen gelden, zeker als ze mij aanspreken. Dat past goed in mijn straatje. Ik wil dan natuurlijk wel weten wat dit inhoudt. Nu zijn die onderhandelingen een groot zwart gat en sta je als parlement op grote afstand, terwijl ze wel invloed hebben op onze regelgeving en onze standaarden. Als dan minister Ploumen zegt dat er sprake moet zijn van meer zeggenschap, dan zou ik heel precies willen weten wat dat dan precies inhoudt. Dat kan wat mij betreft ook per brief, want het gaat allemaal nog een jaar duren. Als nu wordt ingezet op een akkoord eind volgend jaar, de onderhandelingen nog gaande zijn en er meer zeggenschap van parlementen wordt beloofd, dan moeten we ook weten waar we aan toe zijn. 

Minister Rutte:

Dit betekent dat het parlement, indien het noodzakelijk is om het parlementaire draagvlak te meten, op geregelde momenten in het proces daarbij zal worden betrokken. Dat is immers de betekenis van "meer betrekken". Het moet dus al. Ik ga de heer Segers helemaal bedienen. Het moet al vanwege het feit dat het een gemengd akkoord is, zoals de heer Omtzigt eerder opmerkte. Dat is mooi, want dan wordt het parlement daar dus bij betrokken. De ambitie is om het er nog meer bij te betrekken. Je wacht dus niet tot het helemaal klaar is, maar je bekijkt regelmatig, op momenten van cruciale besluitvorming, of de keuzes die je gaat maken ook op draagvlak kunnen rekenen in het parlement. Ik kan echter niet op voorhand figuurzagen waar dat precies zit, al was het maar omdat de onderhandelingen natuurlijk een eigen dynamiek kennen. Er zullen ook momenten zijn waarop het nog niet zo ver is dat je het parlement wilt vragen om op een aantal cruciale momenten een dergelijke draagvlakmeting te doen. Als je op voorhand benoemt wanneer die momenten zich gaan voordoen, geef je ook inzage in de onderhandelingen. Dat kan de onderhandelingen dan schaden. Ik zie aan de lichaamstaal van de heer Segers dat ik hem gedeeltelijk heb overtuigd. 

Er is nog een vraag gesteld over de wijze waarop de handelsakkoorden bijdragen aan de werkgelegenheid. Wij weten dat die mogelijkerwijs honderdduizenden banen gaan opleveren. De handelsstrategie wordt op dit moment vormgegeven door Commissaris Malmström. Begin 2015 krijgen we daar zicht op. Zij gaat de hele strategie tegen het licht houden. Dat lijkt ons een goede zaak. 

Er is ook een vraag gesteld over het blue card system. Nederland is voorstander van EU-regelgeving die Europa aantrekkelijker maakt voor kenniswerkers. Tegelijkertijd hechten wij eraan dat het nieuwe stelsel niet leidt tot meer bureaucratische lasten. Onze nationale regeling voor het aantrekken van kenniswerkers is zo ingericht, dat de bureaucratie minimaal is. Het is een van de minst bureaucratische regelingen van Europa. Wij zullen het Europese voorstel dus goed volgen. Onze inzet zal erop gericht zijn om de Europese regeling naar nationaal voorbeeld zo makkelijk mogelijk te maken. 

Ik kom op de vraag over de inhoudelijke invulling van het EU-voorzitterschap. Het korte antwoord is dat er in januari 2015 een brief aan de Kamer wordt gestuurd over het voorzitterschap. Daarin zal ook aandacht worden besteed aan de samenwerking met Luxemburg, Slowakije en Malta over de belendende voorzitterschappen. We hebben al een aantal keren tijdens debatten in de Kamer prioriteiten benoemd die een rol moeten spelen in dat voorzitterschap. Denk aan de begrotingssystematiek met een meerjarig financieel kader van zeven jaar voor Europa en de wijze waarop die zich verhoudt tot de behoefte om meer te investeren in economische groeimogelijkheden; maar goed, dat zijn elementen waar we het eerder over gehad hebben. Wij willen het voorzitterschap niet alleen in dienst stellen van de doelstellingen van de strategische agenda van de Commissie, maar ook van de doelstellingen die de Europese Raad eerder heeft opgesteld. Wij willen op die punten resultaten neerzetten voor mensen en bedrijven. De focus wordt gelegd op innovatie en op de toegevoegde waarde die Europa moet hebben voor zaken als groei, banen en concurrentievermogen. Zaken moeten effectiever en smart worden aangepakt. Dat zullen hierbij de terugkerende begrippen zijn. 

In dat kader hebben de heer Verheijen en andere woordvoerders gevraagd naar mijn oordeel over het werkprogramma van de Commissie, dat the first vicepresident van de Commissie, de heer Timmermans, gisteren heeft gepresenteerd. De Kamer krijgt in januari overigens nog een uitgebreide kabinetsappreciatie hiervan. De heer Pechtold zie ik bij de naam "Timmermans" denken: dat is de man door wie ik geen eerste werd. Dat denk ik zelf ook bij sommige verkiezingen dit jaar, maar goed, ik praat nu even niet over de winnaar van alle polls, maar over de eerste vicepresident van de Europese Commissie. Ik zie echter aan het gezicht van de heer Pechtold dat het toch even een moeilijk moment was. Ik deel dat met hem. Op hoofdlijnen kan ik nu al zeggen dat het concept-werkprogramma aansluit bij de strategische agenda van de Europese Raad, met een duidelijke focus op prioriteiten en principes. De grote problemen worden aangepakt, waarbij het vooral gaat om groei, banen en investeringen. Ik herken mij dan ook in de woorden van degenen die zeggen dat er geen sprake is van business as usual, van doen wat we altijd al deden. Ik verwacht dat deze Commissie op dit spoor verdergaat en dat zij zal doorgaan met het stellen van prioriteiten. Ik wil dat de Raad — dat hebben wij ook uitgesproken toen de Raad zijn vijf prioriteiten opstelde; dat was nog voor het aantreden van de nieuwe voorzitter van de Commissie-Juncker — in de toekomst nauwer wordt betrokken bij de totstandkoming van het werkprogramma. De Europese Raad heeft, toen wij in mei, juni spraken over de vijf prioriteiten voor de Europese Unie, zijn focus aangebracht. Mijn indruk is, zo zeg ik tegen de heer Verheijen, dat het programma van Juncker en het concept-werkprogramma van de Commissie richtinggevend zijn voor zowel de Commissie als de Raad. Zo moet worden voorkomen dat er allerlei leuke nieuwe projecten worden gestart die leiden tot een heleboel gedoe, zodat je straks weer een nieuwe first vicepresident nodig hebt die moet gaan snijden in de projecten. 

Ik kom bij een aantal gevoelige internationale kwesties. Een daarvan betreft de opstelling ten aanzien van Hamas. De heer Verheijen vroeg daarnaar. Feit is dat het Gerecht van de Europese Unie Hamas in het gelijk heeft gesteld inzake het beroep tegen de EU-listing van die organisatie. Ik heb kennisgenomen van die uitspraak van het Gerecht van de Europese Unie. Het is belangrijk om te onderstrepen dat de maatregel ten aanzien van Hamas nog altijd in werking is, in ieder geval voor de duur van drie maanden. Dat betekent dus dat er geen tegoeden worden ontdooid noch dat het nu mogelijk zou zijn om Hamas financieel te steunen. Er zal nu bepaald moeten worden welke maatregelen wij in EU-verband gaan nemen om een en ander te repareren, waarbij het belangrijk is dat het Gerecht expliciet heeft gezegd dat de uitspraak van juridisch-procedurele aard is. Hij vormt geen oordeel over de juistheid van de typering door de Europese Raad van Hamas als terroristische organisatie. De Nederlandse positie is totaal onveranderd: Hamas is een terroristische organisatie. Er zijn geen contacten met Hamas zolang Hamas niet voldoet aan de kwartetbeginselen: het afzweren van geweld, erkenning van Israël en het respecteren van bestaande akkoorden. Wij zullen in Europees verband de komende tijd gebruiken om het juridische en niet-inhoudelijke probleem dat zich voordeed, te repareren. 

Er is bij de heer Verheijen en anderen natuurlijk teleurstelling over het getreuzel rond de telecomrichtlijn en de roamingtarieven. Dit is een terecht genoemd voorbeeld van getreuzel van de interne markt. Voor Nederland is juist de verdieping van de interne markt absolute topprioriteit. Het is tevens de eerste prioriteit in de strategische agenda van de Europese Raad. Wij zullen er alles aan doen om de Commissie tijdens de Europese Raad — ik weet dat velen dat met mij zullen doen — opnieuw aan te moedigen, zo niet te forceren, tot concrete initiatieven. In dat kader is het belangrijk dat het werkprogramma voor de Europese Raad ook concrete voorstellen aankondigt op dit punt van de digitale interne markt. Nederland steunt dat van harte voor de volle breedte van de digitale interne markt. De onderwerpen roaming en netneutraliteit zijn onderdeel van de ontwerpverordening over de Europese interne markt voor telecommunicatie, die recent in de Telecomraad is besproken. Het verslag daarvan is inmiddels naar de Kamer verzonden. Daarin is gemeld dat Nederland de voorstellen die er op deze terreinen liggen, niet kan steunen. Dit is ook in lijn met de motie-De Liefde/Oosenbrug die het kabinet daartoe heeft opgeroepen. Het Letse voorzitterschap zal nu verder gaan met deze onderwerpen. Wij wachten de nieuwe voorstellen af en zullen ook zelf actief voorstellen doen om de plannen voor roaming en netneutraliteit te verbeteren. 

Over de pensioenen, de IORP-richtlijn, kan ik u melden dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Klijnsma, twee weken geleden een brief aan de Kamer heeft gestuurd waarin zij meldde dat Nederland op alle punten tegemoet is gekomen en dat er nu consensus is over het onderhandelingsmandaat met het Europees Parlement. Zij kan ermee instemmen in het kader van Coreper. Vorige week dinsdag is door de Kamer hierover met haar gesproken. De Kamer heeft toen duidelijk uitgesproken dat zij hiertegen geen bezwaar heeft. 

Ik vervolg met de kwestie over de Palestijnse Autoriteit. Ik weet dat er in deze Kamer altijd discussie is over de erkenning van de Palestijnse Autoriteit. Misschien mag ik mij op dit punt aansluiten bij de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken, ook in recente debatten in de Eerste en Tweede Kamer. Uiteindelijk wil ook Nederland erkenning mogelijk maken, daarover bestaat geen misverstand, maar dan moeten wij wel een bijdrage leveren aan het realiseren van een alomvattend vredesakkoord op basis van de tweestatenoplossing. De focus en de opportuniteit ligt op dit moment bij het komen tot een bevordering van deze tweestatenoplossing. De focus ligt niet op de erkenning van de Palestijnse Autoriteit. 

De heer Pechtold heeft gevraagd naar het gepubliceerde rapport, de executive summary, over geheime detentiecentra in sommige Europese landen. De Nederlandse regering heeft zich altijd uitgesproken tegen het overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde verdachten door de CIA. In lijn daarmee heeft Nederland ook consistent gewezen op de verantwoordelijkheid van nationale autoriteiten —dit geldt dus ook voor Europa — om onderzoek te doen naar gevallen van vermeende betrokkenheid. In sommige landen in de Europese Unie zijn die onderzoeken verricht; soms zijn ze nog gaande. Het is nu aan die genoemde landen zelf om na te gaan in hoeverre dit rapport aanleiding vormt voor aanvullende stappen. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dit in de Raad Buitenlandse Zaken afgelopen maandag aan de orde gesteld. Het is nu belangrijk om lessen te trekken. We moeten absoluut — dat is onze opvatting — geen afbreuk doen aan onze waarden in de strijd tegen het terrorisme. 

Er is gevraagd naar het standpunt van het kabinet over de circulaire economie. Europees Commissaris Timmermans heeft gisteren toegezegd dat de Commissie met een ambitieus voorstel op dit terrein komt. Daarover is ook vandaag tijdens de Milieuraad gesproken. Er zijn aan de ene kant lidstaten die blij zijn met het uitstel, maar die de aangekondigde hogere ambitie vrezen. Aan de andere kant zijn er lidstaten die het uitstel betreuren, maar die wel weer positief zijn over de ambitie van de Commissie. Dan zit je een beetje in de positie waarin mijn voorganger de heer Balkenende tijdens zijn vierde kabinet verkeerde. Hij zei als hij werd gemangeld door de SP en de VVD: dan zal ik wel ongeveer goed zitten. Dat is, denk ik, ook hier het geval. Dat bevestigt dus ook de eerdere constatering van de Commissie dat hierover voorlopig geen overeenstemming bestaat tussen de lidstaten en dat die ook niet te verwachten is. Het punt staat niet op de agenda van de Europese Raad. Dat betekent ook dat ik het punt niet nu uit het niets zelf zal opbrengen in de Europese Raad. Ik denk dat het juist nu van belang is dat wij de Commissie steunen in haar streven om te komen tot een betere focus en een effectievere prioriteitenstelling van de Europese Unie. Wat dat betreft, kunnen wij als kabinet ook volledig de insteek van de Commissie op dit punt steunen. 

Ik wil ten slotte nog iets zeggen over kernenergie. Misschien is het goed om te melden dat de lijst van projecten van de taskforce investeringen echt illustratief is. En dan ga ik dus terug naar het eerste onderwerp waar ik met de Kamer over sprak: het Juncker-fonds, het EFSI. Het gaat erom dat wordt gekeken waar sprake is van belemmeringen en waar mogelijkheden voor investeringen zijn. Dat is ook vermeld in de brief aan de Kamer over het plan van Juncker. Het gaat dus niet om een aanvraag voor het EFSI, het zijn projecten waar je aan kunt denken. De projecten voor het EFSI zullen te zijner tijd door iedereen kunnen worden ingediend. Die moeten dan ook op de eigen merites worden beoordeeld. Het op de taskforcelijst genoemde project in Petten heeft tot doel om de realisatie van een nucleaire reactor voor onderzoek en voor de productie van radioactieve isotopen mogelijk te maken. Die zijn erg belangrijk voor de diagnostiek en behandeling van kanker. Dat is inhoudelijk. Maar het is niet gezegd dat dat project uiteindelijk ook definitief wordt ingediend. 

Voorzitter. Ik meen dat ik hiermee een poging heb gedaan om alle vragen te beantwoorden. Tenzij er nu, zoals dat vaker gebeurt, iemand boos opspringt. 

De voorzitter:

Ik zie dat niet gebeuren. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. We gaan meteen door, met als eerste spreker de heer Pechtold. 

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik bedank de minister-president voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik begrijp dat veel zaken rond het nieuw elan, zoals de Europese Commissie dat nu presenteert, nog niet zo duidelijk zijn. Dat neem ik zeker deze minister-president niet kwalijk. Ik hoorde hem ook zeggen dat een definitieve kabinetsreactie op die 23 nieuwe punten voor 2015 in januari te verwachten is. Daar kijken we dan ook naar uit. 

Ik heb net een punt gemaakt van de regels die Commissaris Timmermans wil gaan schrappen. Ik vind dat de minister-president daar toch iets minder scherp op reageert. Het gaat daarbij niet alleen om een algemene maar ook om een meer specifieke analyse naar aanleiding van de zaken die ik genoemd heb rond al die regels die Commissaris Timmermans wil gaan schrappen. Er is toch een echt een aantal zaken waarvan ik wil zeggen: pas op dat je het kind niet met het badwater weggooit. De PvdA heeft het in dat verband over het milieu gehad; ik heb gesproken over antidiscriminatie en toegang tot documenten. Dat zijn zaken waar ook vanuit Nederland echt voor gestreden is. Is het kabinet het met me eens dat het prima is dat we opschonen, dat we Europa maken tot datgene waar Europa ook voor bedoeld is, maar dat we niet, omdat iets nu eenmaal lang duurt, er lang ligt en de frustratie misschien toeneemt, weer helemaal vanaf nul met dergelijke zaken moeten beginnen? Ik heb in dit verband expliciete voorbeelden genoemd en hoor daar graag een reactie op. 

Ik ben ten aanzien van Turkije blij dat de minister-president toch iets meer de rust bewaart dan zijn politieke kleurgenoot hier in de Kamer. De minister-president zegt: laten we heel zorgvuldig met de NAVO-partner omgaan; laten we vooral bekijken wat op dit moment effectief is bij de Turken. We hoeven hier echt geen wedstrijd te houden, in de zin van wie wat op dit moment in Turkije gebeurt, het ergst vindt. Het eventuele plan om jongens en meisjes op school te scheiden, lijkt mij ook een heel ernstig plan. Maar mijn fractie bepleit een escalatieladder waarmee je de Turken duidelijk kunt laten zien: wij willen graag dat je onze kant op kijkt; als je dat ook wilt en met Europa zaken wilt doen, horen dit soort stappen, die terug in de tijd gaan in plaats van naar de toekomst, daar niet bij. Wat dat betreft denk ik niet dat de minister-president daar nog veel aan toe te voegen heeft. Ik denk dat ik hiermee zijn standpunt heb samengevat. 

Het punt ten aanzien van de CIA vond ik wat vager. Ik hoorde iets over aanvullende stappen. Er werd gezegd dat er lessen zijn geleerd. Ook collega Omtzigt begon over Polen. Hij noemde terecht nog Roemenië. We kunnen niet alleen zeggen dat we lessen hebben geleerd. Lessen leer je wanneer de onderste steen boven komt. Lessen leer je wanneer wordt erkend dat Europese landen misschien een rol hebben gespeeld. Wat gaat de Nederlandse regering eraan doen? Gaat zij bij de collega's in Europa kijken wat het aandeel van Nederland is geweest in de praktijken van de CIA? De Amerikanen gaan hier intern flink mee aan de slag. Nederland moet zijn bondgenoten, zijn partners in Europa ook kunnen aanspreken op hun bijdrage aan martelen en alle andere zaken die zijn gepasseerd. 

Naar mijn weten heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag over Rusland. Ik vroeg aan de minister-president of hij het met mij eens is dat het een punt van zorg is als er geldstromen vanuit Poetin naar Europese partijen gaan om de Europese democratie in disbalans te brengen. Hoe gaan we dat aanpakken? Hoe zetten we de transparantie van financiering niet alleen in Nederland maar ook in Europa op de kaart? 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ook wij danken de minister-president voor zijn beantwoording. Wij vinden wel dat die ten aanzien van onze thema's onvoldoende was. Daarom heb ik vier moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er na twaalf jaar onvoldoende vooruitgang is geboekt in het toetredingstraject van Turkije als volwaardig lid van de Europese Unie; 

overwegende dat het niet van politiek realisme getuigt te verwachten dat Turkije op afzienbare termijn wel vorderingen zal maken; 

verzoekt de regering, op de komende Europese top in te zetten op het stoppen van alle toetredingssteun aan Turkije, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 925 (21501-20). 

De heer Beertema (PVV):

Dan heb ik een motie die één stap verdergaat ten aanzien van Turkije. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Turkse regering de vrijheid van internet beperkt, de autonomie van de Hoge Raad, rechters en officieren van justitie aantast en recent de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid ernstig heeft beperkt door massa-arrestaties van journalisten; 

overwegende dat deze uitholling van de rechtsstaat en het negeren van fundamentele vrijheden direct ingaan tegen de waarden van het Avondland die ons lief zijn; 

constaterende dat na een traject van twaalf jaar waarin Turkije zich tot een volwaardig democratisch lid van de Unie had moeten ontwikkelen, daar nu weinig of geen perspectief op is; 

verzoekt de regering om op de komende Europese top namens Nederland in te zetten op het afbreken van de toetredingsonderhandelingen met Turkije, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 926 (21501-20). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Nederland al voor bijna 100 miljard euro garant staat in Europese garantiefondsen; 

van mening dat de huidige staat van onze economie het niet toelaat om met nog meer Nederlands belastinggeld garant te staan voor risicovolle investeringen; 

verzoekt de regering, niet in te stemmen met het initiatief van de Commissie om van 2015 tot 2016 300 miljard euro vrij te maken voor het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 927 (21501-20). 

De heer Beertema (PVV):

Ten slotte kom ik op de wachtgeldregeling voor de heer Van Rompuy. Wij begrijpen dat de regeling is zoals die is. Daar hebben we ook geen vragen over gesteld. Wij hebben gevraagd of er een beroep op de heer Van Rompuy kan worden gedaan. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat onder leiding van de oud-voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, de Europese Unie in een economische crisis als nooit tevoren geraakte; 

verzoekt de regering, de heer Van Rompuy op te roepen om af te zien van zijn vertrekpremie van €349.000 uit piëteit met de talrijke economische slachtoffers die deze crisis gemaakt heeft in Nederland en in andere landen in Europa, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 928 (21501-20). 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor alle gegeven antwoorden. Ik heb nog een aanvullende vraag over TTIP en de parlementaire betrokkenheid. De minister-president zei dat minister Ploumen daarin altijd gelijk heeft en dat zij streeft naar verdere betrokkenheid en het meer informeren van het parlement. Ik wil de minister-president het omgekeerde vragen, namelijk om bij de top in te brengen dat de parlementaire betrokkenheid, ook in andere landen, cruciaal is, en dat TTIP geen zwart gat is waarbij we aan het einde voor een voldongen feit staan, maar dat de democratisch gekozen vertegenwoordigers daarover ook meedenken en meepraten. 

Op het punt van Turkije is er een blijvende grote zorg. Een blijvende inzet is om, en dan citeer ik de woordvoerder van de PvdA-fractie, "more for more is less for less" toe te passen en om de pre-accessiegelden in te zetten als aanmoediging om te werken aan een rechtsstaat en aan de eerbiediging van fundamentele vrijheden. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Turkije burgerlijke vrijheden, zoals de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, niet respecteert; 

overwegende dat het niet-respecteren van de burgerlijke vrijheden onverenigbaar is met de democratische waarden van de Europese Unie; 

overwegende dat de doelstelling van de financiële pre-toetredingssteun aan Turkije om onder andere de democratie, rechtsstaat en mensenrechten te versterken, zodoende niet bereikt wordt; 

verzoekt de regering, zich blijvend in te zetten voor het koppelen van de financiële pre-toetredingssteun aan de vooruitgang van hervormingen, het korten of opschorten van financiële middelen aan Turkije hierbij te effectueren en de Kamer voor de zomer te informeren over de resultaten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Omtzigt, Verheijen en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 929 (21501-20). 

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. In de eerste termijn kwam ik niet toe aan mijn onderdeel over Turkije. Uit mijn mede-ondertekening van de motie van de heer Segers mag duidelijk blijken dat ook de SP-fractie vindt dat ten aanzien van Turkije en het opzijschuiven van grondrechten als persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en andere mensenrechten, op een gegeven moment vanuit Europa het signaal "genoeg is genoeg" moet worden gegeven. En dat als men niet wil luisteren, men maar moet voelen, met financiële sancties! 

De minister-president heeft terecht veel aandacht besteed aan het plan-Juncker in zijn beantwoording in eerste termijn. Dat is een groot plan dat het komende jaar veel aandacht zal vergen en veel geld zal kosten. De minister-president heeft benadrukt dat de details nog volgen. Ik heb in mijn eerste termijn veel kritiek geuit op de hoofdlijnen van het plan, om te beginnen op de omvang. Het gaat mij om de groei, de vliegwielfunctie in dit plan: van 21 miljard dat gegarandeerd wordt naar 315 miljard dat particulier voor investeringen beschikbaar moet worden gesteld. En het gaat mij om de richting van dit plan, namelijk de infrastructuur, daar waar in Europa helemaal niet zo'n enorme investering in de infrastructuur nodig is. Ik wil de minister-president vragen om op deze twee hoofdlijnen nog even concreet in te gaan. 

Ik heb als laatste punt op dit onderdeel ook nog gesteld dat, wat de SP-fractie betreft, lidstaten veel beter kunnen aangeven waar extra investering nodig is. Het mbk is daarbij een belangrijke partner. Een nationale investeringsbank zou daarin een heel grote rol kunnen spelen. Kan de minister-president daar ook nog op ingaan? 

Tot slot. De minister-president is niet toegekomen aan de beantwoording van mijn punt met betrekking tot Oekraïne. Oekraïne heeft aanvullende financiële steun gevraagd, die dan bovenop de steun van het IMF zou komen. Gaat deze steun er komen vanuit Europa en, zo ja, hoe kan dan worden voorkomen dat deze steun in dit helaas door corruptie geteisterde land in de verkeerde zakken terechtkomt? 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste motie hangt samen met de erkenning zojuist van de Palestijnse Staat door het Europees Parlement. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat steeds meer parlementen in Europa een onafhankelijke Palestijnse Staat erkennen; 

verzoekt de regering, tijdens de Europese top haar afkeuring uit te spreken over het erkennen van een Palestijnse Staat door EU-lidstaten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 930 (21501-20). 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Er is al veel gezegd over de gelden die naar Turkije gaan. Ik heb daarover de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Turkije met onder andere de massale arrestaties van kritische journalisten volstrekt in strijd handelt met de vrijheid van meningsuiting; 

constaterende dat Turkije als kandidaat-lid van de Europese Unie in het kader van de toetredingsonderhandelingen meer dan 600 miljoen euro per jaar ontvangt; 

verzoekt de regering, bij de Europese top een voorstel op tafel te leggen om alle financiële steun van de Europese Unie aan Turkije te bevriezen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 931 (21501-20). 

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de gegeven antwoorden. Ik wil graag op twee punten terugkomen. Het eerste punt is het EFSI. Ik hoor daarover, zeker vanuit de SP en de PVV, bezorgde en zelfs zeer kritische geluiden. Ik zal nog een keer aangeven waarom de VVD juist wel positief staat ten opzichte van dit fonds. Wij hebben een positieve grondhouding, zoals dat dan heet. De uitwerking moet nog plaatsvinden, maar juist dit fonds, waar ook private partijen bij betrokken moeten zijn, zorgt ervoor dat er straks geen lege vliegvelden zijn, of fietspaden van niets naar nergens, en dat er geen geluidsschermen voor koeien worden neergezet. Aan dat soort projecten zal uiteindelijk geen enkele private partij meewerken. Dat vind ik juist de garantie. Bij subsidie heb je die garantie niet. Dan kan er inderdaad geld gaan naar de vreemdste zaken. Juist in dit geval proberen wij private partijen los te weken en te overtuigen om te investeren. Natuurlijk staan de EIB en dit fonds straks in de vorm van achtergestelde leningen als eersten aan de lat, maar als het mis gaat, gaan er ook altijd private partijen in mee. Dat is voor mij een waarborg dat dit fonds beter is dan subsidie, en dat het zou kunnen werken om de Europese economie los te trekken. Ik kijk met belangstelling uit naar de uitwerking, maar ik ben positief over de inzet. Het zou maar eens werken; kijk eens wat Europa dan voor elkaar krijgt de komende jaren. 

Ik wijd nog een aantal woorden aan Turkije. Ik ben blij met de woorden van de minister-president en met de inzet van het kabinet. Ik ben teleurgesteld dat Europa niet op dezelfde lijn zit als wij. Volgens mij slaat de Kamer vrij breed een heel kritische toon aan, ook over de pre-toetredingsgelden. Ik denk dat het signaal vanuit Europa aan die landen heel goed zou zijn. Wij zullen ook interparlementair moeten bezien hoe wij dit in Europa voortdurend bespreekbaar maken, want het gaat om veel geld, maar ook om een heel belangrijk signaal. De heer Omtzigt zei het ook al: eigenlijk zijn wij hiermee een rechtsstaat aan het financieren die dingen doet waarvan wij juist vinden dat ze niet bij een rechtsstaat passen. Ik denk dat wij dit moeten blijven aangeven. Daarom heb ik vol overtuiging de motie van de heer Segers meeondertekend. 

De voorzitter:

Mevrouw Maij ziet af van de tweede termijn. Dan geef ik het woord aan de heer Omtzigt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de heldere beantwoording op de meeste punten. Eén punt is buiten de beantwoording gebleven en daarom dien ik daarover een motie in. Maar misschien kan de minister-president alsnog een toezegging doen. Dit is een soort uitdaging. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Frankrijk uitstel heeft gekregen tot maart om noodzakelijke economische en financiële hervormingen door te voeren ten behoeve van het Stabiliteits- en Groeipact; 

overwegende dat hier een slecht signaal van uitgaat dat andere landen niet motiveert tot hervormingen en dat daarnaast het track record van Frankrijk in dezen niet goed is; 

verzoekt de regering, landen die kort uitstel hebben gekregen in de Raad aan te spreken en met gelijkgezinde landen de vinger aan de pols te houden de komende paar maanden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 932 (21501-20). 

De heer Omtzigt (CDA):

Wij dienen niet in maart ineens met verrassingen te worden geconfronteerd in de trant van: o, wij hebben niets gedaan! Dat was namelijk de vorige keer het geval. 

Op een paar korte punten heb ik nog een aanvullende vraag. Het eerste punt betreft de CIA-rendition-vluchten. In aanvulling op de heer Pechtold vraag ik het volgende. De regering had het over de eigen verantwoordelijkheid van landen, maar daarmee ging het nu net precies mis. Londen heeft zijn eigen inquiry gewoon stilgelegd, terwijl het wel genoemd wordt in het rapport. Roemenië ontkent nog steeds actief, ook tegenover de Raad van Europa, dat het geheime gevangenissen gehad heeft. Polen erkent het tenminste. Macedonië geeft het niet toe en Litouwen geeft het niet toe. België is zelfs in het rapport genoemd. Als die landen het zelf niet doen, is er dan een rol om dit gezamenlijk ergens te bespreken — hetzij in de Raad van Europa, hetzij in de Europese Unie — waar je een waardengemeenschap bent? 

Dank voor de toezegging over een terugkoppeling in september of oktober ten aanzien van hoe het op dat moment staat met het plan-Juncker. Het lijstje zien we wanneer het komt. Het gaat erom dat we goed op de hoogte worden gehouden. Ik snap dat we even moeten wachten op de tijdslijnen waarin we hier moeten denken. Ik wacht ook tot eind van de zomer op de berichten over de wijze waarop de wachtgeldregelingen versoberd gaan worden. De Nederlandse regering zal kijken of daartoe een voorstel wordt gedaan. We hopen van harte dat de Nederlandse regering dat lukt en dat ze daarvoor enige steun kan verzamelen in Europa. 

Er is sprake van een bijzonder merkwaardige gang van zaken ten aanzien van de TTIP/CETA-motie op stuk nr. 1436 (21501-02). Die is inderdaad aangenomen. Twee partijen, te weten D66 en de PvdA, hebben aangegeven een vergissing gemaakt te hebben en er wordt opnieuw gestemd. Ik hoop niet dat we morgen ook berichtjes op de website van de Eerste Kamer van, zeg, de senatoren Ter Horst, Linthorst en Duivesteijn zien waarin ze zeggen dat ze een vergissing hebben gemaakt omdat ze niet wisten wat ze stemden. Het is niet fraai om dit te veranderen. 

We horen graag nog welke garanties er zitten bij het plan-Juncker. We delen de zorgen van de regering over het feit dat die er eigenlijk niet in horen te zitten. We hopen dat het lukt om in het plan-Juncker de mogelijke betrokkenheid van de Europese Unie en de mogelijke kosten daarvan te beperken tot die 8 miljard die rechtstreeks uit de begroting gehaald zal worden. 

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. De minister-president heeft aangegeven direct over te kunnen gaan tot het reageren op de ingediende moties en het beantwoorden van de nog openstaande vragen. Ik geef hem daartoe het woord. 

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb nog een paar opmerkingen voordat ik bij de moties kom, omdat mij ook een aantal vragen is gesteld die mij daartoe uitdagen. 

Ik begin met de transparantie over geldstromen van de Russische Federatie naar in Europa gevestigde nationale politieke partijen. Partijfinanciering en transparantie daarover is een zaak die op het nationale niveau wordt bepaald. Dat is geen zaak van de Europese Unie. We hebben in Nederland onze eigen regels over partijfinanciering. Ook in andere EU-lidstaten zijn vaak regels die betrekking hebben op partijfinanciering. Ik weet niet of dat in Frankrijk het geval is, want dat heb ik zo gauw niet kunnen nagaan. Ik dacht van wel. 

Dat neemt niet weg dat mijn politieke opvatting is dat er transparantie moet zijn rond partijfinanciering en dat dit in elk geval voor ons eigen land geldt. Ik kan me de vragen die de heer Pechtold dienaangaande stelde wel heel goed voorstellen, ook vanwege de innige verbondenheid tussen een partij in deze Kamer en de door hem genoemde partij. Ervan uitgaande dat de feiten die de heer Pechtold noemde juist zijn — dat kan ik zo gauw niet nagaan — begrijp ik die vraag heel goed. Dat is ook de beste manier om transparantie af te dwingen, elkaar erop uitdagen. Je kunt hier ook nog over zeggen dat als in een land dit type geldstromen, zo die er zijn, in strijd zijn — dat kan ik nu ook niet precies nagaan, maar dat zou kunnen — met afgekondigde sancties, dat natuurlijk wel een zaak is van de Europese Unie. Dat zou bekeken moeten worden. 

Een ander punt is transparantie over non-discriminatie. Ik denk op zichzelf dat het goed is dat de Commissie prioriteiten stelt. Ik ben het ermee eens dat het feit dat iets lang duurt niet de enige reden kan zijn om iets te schrappen. Ik ben het ook eens met het belang van de onderwerpen als non-discriminatie en transparantie. Wij blijven ons daarvoor inzetten; kijk naar de modernisering van Eurowob, kijk naar de toetreding tot het transparantieregister. Dat iets niet op het programma voor 2015 staat, betekent niet dat het van tafel is; het kan nog terugkomen. Ik zeg eerlijk dat ik dit vertel omdat ik niet scherp kan krijgen waar precies uit blijkt dat dit van de tafel zou zijn gevallen. Maar om toe te dekken dat ik dit niet helemaal scherp heb, geef ik dit antwoord, dat in ieder geval politiek het belang benadrukt dat breed in de Kamer gedeeld wordt. 

Op de vragen over de parlementaire betrokkenheid heb ik in de vorige termijn antwoord gegeven. Die zit ingebakken in het systeem, het is namelijk een coproductie. Het parlement is per definitie betrokken. Blijft over de vraag of het meer betrokken is, maar daarop heb ik in de vorige termijn al geprobeerd een verstandig antwoord te geven. 

De heren Van Bommel en Verheijen hebben vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over het Juncker-plan. Ik heb ook mijn vragen over de omvang en de hefboomwerking. Wij moeten het voorstel daar uiteindelijk concreet op beoordelen. Hoe kom je van een inleg van 16 of 21 miljard tot 315 miljard? Daar is wel een verhaal voor, maar we gaan het nog wel heel goed bekijken. Uiteindelijk hangt dat sterk af van de betrokkenheid van de private sector, niet zozeer de omvang van het bedrag, maar het succes van het project. We moeten het fonds zo inrichten dat de private sector wil meedoen, dat ben ik met de heer Verheijen eens. 

Ten aanzien van de infrastructuur zou ik willen zeggen dat Nederland het mooiste wegennet heeft van heel Europa, in ieder geval van West-Europa. Dat hebben wij zelf gefinancierd. Ik zou het fijn vinden als dit fonds zich inzet op sectoren met groeipotentieel, R&D en innovatie. Zaken als het wegennet zijn een soort sanityfactor. Die moet je nationaal regelen, op het niveau van de lidstaat. Ik was verbaasd om vroeger grote borden in Spanje te zien dat die prachtige wegen mede mogelijk waren gemaakt door steun vanuit de Unie. Dat zal wel, zo deden wij dat vroeger, maar dit fonds was nou juist bedoeld voor de economie 2.0. Maar ook daarvoor geldt dat we projecten nodig hebben die private partijen kunnen interesseren. 

Er zijn op dit moment geen voornemens om extra steun te geven aan Oekraïne. Het is wel zo dat het IMF dat bekijkt, maar dat hoort het IMF ook te doen. Er is begin deze maand een sessie geweest waarin in het programma tot begin 2016 werd bekeken of er al dan niet financieringsgaten zitten, maar dat is nog heel preliminair. Er liggen geen voorstellen om extra geld over te maken aan Oekraïne. 

Met betrekking tot de CIA en andere landen is het nu belangrijk om er eerst voor te zorgen dat de landen zelf weer onderzoek doen, zeg ik tegen de heer Omtzigt. Als wij op enig moment met elkaar het gevoel krijgen dat er te veel aanwijzingen zijn dat sommige landen hier wel bij betrokken waren en dat onderzoek niet nationaal doen, dan moeten wij opnieuw bezien of er een rol zou kunnen zijn voor bijvoorbeeld de Raad van Europa; ik kan dat nu niet precies inschatten, maar het is wel denkbaar. 

Tot slot betrek ik het punt van september of oktober bij onze reactie op het Juncker-plan. Ik zal bezien of september of oktober een goede timing is voor zo'n update, maar de heer Omtzigt en ik begrepen elkaar daarin. 

Ik wil de motie op stuk nr. 925 ontraden met een verwijzing naar het debat. De motie op stuk nr. 926 is in het debat uitvoerig aan de orde geweest, en ook die wil ik om die reden ontraden. Ook de motie op stuk nr. 927 is in het debat uitvoerig aan de orde geweest en ontraad ik om die reden. De motie op stuk nr. 928 is uitvoerig aan de orde geweest en ontraad ik om die reden. 

De motie op stuk nr. 929 is een sympathieke motie, maar ik heb daar één klein probleem mee. In de laatste zin staat "hierbij te effectueren" en dat is een resultaatverplichting. Als ik het mag lezen als een inspanningsverplichting, dan ben ik akkoord, kunnen wij de motie zonder meer accepteren en kan ik haar ook van harte aanbevelen. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Het antwoord daarop is: ja. 

Minister Rutte:

Mooi, dan zijn wij het voor honderd procent met elkaar eens en hoop ik dat deze motie wordt aangenomen. Ik moet de motie op stuk nr. 930 met verwijzing naar het debat ontraden, evenals de motie op stuk nr. 931. De motie op stuk nr. 932 is overbodig; kijk naar het verslag van de Eurogroep. Overbodige moties moet ik helaas ontraden. Daarmee heb ik denk ik alle vragen beantwoord. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We stemmen hedenmiddag nog over de ingediende moties. Eerst hebben we nog een extra regeling van werkzaamheden. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven