6 Verslavingszorg

Aan de orde is het VAO Verslavingszorg (AO d.d. 02/12). 

De voorzitter:

Ik heet de bewindspersonen, de woordvoerders en de mensen die dit debat thuis of vanaf de publieke tribune volgen, van harte welkom. 

Mevrouw Rebel (PvdA):

Voorzitter. Mijn partij is blij met de toezeggingen die tijdens het AO zijn gedaan door de staatssecretaris van VWS en de minister van V en J, die de staatssecretaris van V en J vertegenwoordigde. Mijn fractie dient nog wel één motie in. Zij gaat over een nulmeting op het gebied van goksverslaving. De motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de meest recente cijfers over het aantal gokverslaafden enkele jaren oud zijn en slechts beperkt zien op onlinegokken; 

van mening dat een actueel beeld van de omvang en ontwikkeling van het aantal gokverslaafden bijdraagt aan een goed inzicht in de toekomstige effecten van regulering van onlinegokken; 

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk een actuele meting naar gokverslaving in relatie tot onlinekansspelen uit te voeren en de Kamer op de hoogte te stellen over de uitkomsten en de wijze waarop de regering de ontwikkeling van gokverslaafden in relatie tot onlinekansspelen zal monitoren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rebel en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 337 (24077). 

Mevrouw Leijten (SP):

Wij hebben het tijdens het debat gehad over een nulmeting waaruit moet blijken wat de stand van zaken is met betrekking tot goksverslaving zodat we kunnen bijhouden of de situatie verslechtert of verbetert. Ik geloof dat het de bedoeling van deze motie is dat er een nulmeting wordt uitgevoerd, nietwaar? 

Mevrouw Rebel (PvdA):

Ja, het gaat om een nulmeting. Zo heb ik dat ook gezegd, als het goed is. 

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Het CDA is ook tevreden met de toezeggingen die beide bewindspersonen hebben gedaan over veel aspecten van verslavingszorg. De CDA-fractie vindt het daarnaast van belang dat er een nulmeting plaatsvindt op het gebied van gokverslaving. Zij steunt dan ook voluit de motie van de PvdA en wil zelf verder geen motie indienen. 

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. De gevolgen van een verslaving zijn enorm op het gebied van schulden, relaties met anderen en de omgeving waarin je leeft. We hebben dat tijdens het algemeen overleg goed besproken. Zorginstituut Nederland heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de verslavingszorg. Het kabinet zal daarop nog een integrale reactie geven. In het onderzoek staat dat patiënten die zorg nodig hebben, in dit geval mensen die verslavingszorg nodig hebben, toestemming zouden moeten vragen aan de zorgverzekeraar om ergens zorg te krijgen. Dat gaat ons veel te ver. Wij hebben tijdens het debat gevraagd wie nu eigenlijk beslist of iemand zorg krijgt en waar die persoon het beste terechtkan. Is dat de zorgverzekeraar of moet dat gebeuren op basis van het medische oordeel van de professional, uiteraard in overeenstemming met de persoon die zorg nodig heeft? Het kabinet zegt dat dit laatste het geval is, maar we zien tegelijkertijd dat verzekeraars wel degelijk op de stoel van de behandelend arts, van de professional, gaan zitten en dat het Zorginstituut dit advies geeft. Ik dien daarom zeer preventief de volgende motie in. Ik hoop dat zij wordt gezien als ondersteuning van beleid. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het voorkomt dat zorgverzekeraars verwijzing van professionals kunnen blokkeren; 

van mening dat verslaving een ernstige ziekte is waar niet lichtzinnig over gedacht moet worden; 

verzoekt de regering, erop toe te zien dat bij het verwijzen naar een instelling voor verslavingszorg, het oordeel van de medisch professional leidend is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 338 (24077). 

Ik begrijp dat de bewindslieden in staat zijn om meteen te reageren. De tweede motie wordt nog rondgedeeld, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie kan alvast beginnen met zijn reactie op de eerste motie. 

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden Rebel en Bruins Slot voor hun motie. Ik begin met de constatering dat er nu al honderden, duizenden Nederlanders deelnemen aan onlinekansspelen zonder enige bescherming van een vergunningstelsel. De bedoeling van de Wet op de kansspelen is om daar verandering in aan te brengen. Uit de jaarlijkse kerncijfers verslavingszorg en de cijfers over kansspelen via internet uit het rapport Gokken in kaart, dat al in 2012 is gemaakt en dat ook in het debat aan de orde is geweest, komt het beeld naar voren dat de groep van probleemspelers min of meer stabiel is en dat de hulpvraag van gokkers al jaren daalt. 

Ik ben het wel eens met de indieners van de motie dat het belangrijk is om inzicht te verkrijgen in de effecten van de veranderingen in het kansspelbeleid. Om die reden heb ik al besloten om het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum een actuele meting van kansspelverslaving bij onlinekansspelers te laten uitvoeren. In de onderzoeksagenda van het WODC is al voorzien in het opzetten van een evaluatiesystematiek en het uitvoeren van een actuele meting. Het onderzoek valt in twee delen uiteen, mede met het oog op de behandeling van de Wet kansspelen op afstand. Eind maart of begin april zal ik de Kamer de uitkomsten doen toekomen van het onderzoek naar kansspelverslaving in enge zin, waarbij raakvlakken zijn met de Wet kansspelen op afstand, waarbij het bijvoorbeeld gaat om internetgokken. In de zomer — daar heeft het WODC namelijk meer tijd voor nodig — zal de Kamer de uitkomsten ontvangen van een onderzoek in bredere zin, van alle andere onderdelen, die niet raken aan de kansspelen op afstand. 

Eerder al, bij de beantwoording van de schriftelijke inbreng van de Kamer, zal ik de Kamer informeren over de resultaten van het landenvergelijkend onderzoek. Dat is in het algemeen overleg aan de orde geweest. Er is gevraagd hoe het nu zit in andere landen. Ik geloof dat mevrouw Bruins Slot dat in het algemeen overleg heeft gevraagd. Ik was daar zelf niet bij, maar ik heb uiteraard van de minister vernomen wat daar is gewisseld. Ik heb begrepen dat de CDA-fractie met name belangstelling heeft voor de situatie in Denemarken. Daar is inderdaad wel een onderzoekje geweest. Ik zeg met nadruk "een onderzoekje". Het was een onderzoekje van een verslavingsinstelling; het is een zeer kleine, niet-representatieve enquête geweest in een onderzoek naar kansspelverslaving. 

Naast het verkrijgen van inzicht in de actuele cijfers — een aantal daarvan zal ik geven bij de beantwoording van uw inbreng betreffende het wetsvoorstel — is het belangrijk dat het Trimbos-instituut zal kijken naar de resultaten, de score en verantwoord spelen. Wij hebben het Trimbos-instituut een subsidie toegekend voor het ontwikkelen van een preventiepakket voor onlinekansspelen. Ik zal daar bij de beantwoording van de schriftelijk gestelde vragen nog uitgebreid op ingaan. Dat doe ik vooruitlopend op de oprichting van het verslavingspreventiefonds, dat via het wetsvoorstel voor kansspelen op afstand zal worden ingesteld — althans, dat is de bedoeling — en dat door de Kansspelautoriteit en het ministerie van VWS zal worden beheerd. Dat is de bedoeling. In die zin zie ik de ingediende motie als ondersteuning van het beleid. Ik hoop dat we eind maart, begin april de tussenstand hebben met informatie over kansspelverslaving in enge zin in relatie tot het wetsvoorstel voor kansspelen op afstand, zodat de behandeling van het wetsvoorstel geen vertraging oploopt. Ook 2015 moet een productief jaar worden voor het kabinet. Ik weet dat het ook uw interesse heeft om die voortgang te bewaken. Ik zie deze motie als ondersteuning van het beleid. 

De voorzitter:

Als voorzitter heeft dit Kamerlid geen enkele interesse in wat dan ook, inhoudelijk gezien, maar wij kennen elkaar ook buiten deze functie. 

Ik constateer dat de staatssecretaris toezeggingen heeft gedaan op een aantal punten die in de motie staan. Het is dan altijd de vraag aan de indieners of zij de motie nog willen indienen. Ik constateer dat de motie blijft staan. Wij gaan over naar de tweede motie en ik vraag de staatssecretaris hierop te reageren. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Er is in de schriftelijke voorbereiding, in antwoord op de vragen, al het nodige gezegd. Ik heb een kanttekening bij de motie, waarin wordt verzocht erop toe te zien dat bij het verwijzen naar een instelling voor verslavingszorg, het oordeel van de medisch professional leidend is. Ik heb in antwoord op de vragen al gezegd dat als een behandelaar op grond van de richtlijnen tot een oordeel komt dat een klinische behandeling of opname, al dan niet in een gespecialiseerde kliniek, aangewezen is, de zorgverzekeraar daarvoor zorg dient te dragen. Ik heb moeite met de motie omdat er naar "een instelling" wordt verwezen. Wij hebben met elkaar het oordeel nodig. Soms zijn er twijfels of de behandeling in een instelling goed is en of de gebruikte methode effectief is. Er kan geen discussie over zijn dat, als een medicus zegt dat er behandeling of opname nodig is, al dan niet in een gespecialiseerde kliniek, de zorgverzekeraar daarvoor dient te zorgen en dat het oordeel van de medisch professional daarin leidend is. Als de indiener mij kan helpen door "instelling" te wijzigen in "behandeling / al dan niet behandeling in een kliniek", dan zou ik de motie een ondersteuning van beleid willen noemen. 

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Leijten. Kunt u aangeven of u met de gevraagde verduidelijking van de staatssecretaris kunt instemmen? 

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wil dat zeker doen, maar ik wil er nog een vraag aan toevoegen. De staatssecretaris had geen reden om te twijfelen aan het invullen van de zorgplicht door de zorgverzekeraars als het gaat over de verslavingszorg. Na het debat hebben wij kennis kunnen nemen van de NZa-monitor voor de geestelijke gezondheidszorg — die gaat ook over de verslavingszorg — en daarin wordt geconstateerd dat door het inkoopbeleid van zorgverzekeraars wachtlijsten ontstaan. Ik wil van de staatssecretaris de toezegging dat, als wij dit regelen — dit is ondersteuning van beleid — we dan ook zorgverzekeraars gaan aanspreken op het feit dat zij blijkbaar niet voldoende hebben ingekocht, waardoor wachtlijsten ontstaan of waardoor mensen niet verwezen kunnen worden naar die gespecialiseerde behandeling die ze wel nodig hebben. 

De voorzitter:

Het punt van de motie is volgens mij een verduidelijking. Laten we met elkaar vaststellen dat die helderheid er is. Vindt de staatssecretaris het nodig dat de tekst van de motie daarop wordt aangepast? 

Mevrouw Leijten (SP):

Dat zal ik doen. 

De voorzitter:

De motie wordt aangepast. De collega's weten dan dat er een gewijzigde motie komt om dit punt te verhelderen. Ik geef nu graag het woord aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de vraag. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Bij het goed zorg dragen voor de zorgplicht hoort ook dat er geen onredelijke wachtlijsten ontstaan. De behandeling moet voldoen aan de normen die zijn afgesproken. Bij de zorgplicht hoort dus ook dat er geen wachtlijsten ontstaan die ervoor zorgen dat mensen niet de zorg krijgen waar ze recht op hebben. Dit hoort bij het aanspreken van de verzekeraars. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over de moties zal morgen plaatsvinden bij de eindstemming. 

Naar boven