18 Belastingdienst

Aan de orde is het VAO Belastingdienst (AO d.d. 08/10). 

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Voorzitter. Dit is mijn eerste VAO sinds ik de enquête heb afgerond, dus dank voor de twintig minuten spreektijd. Ja, dat was een vergissing op het lijstje. 

Voorzitter. Wij hebben een tijd geleden een AO gehad en ik heb dit VAO aangevraagd met een specifiek doel, namelijk de buitenlandse kentekens. Ik heb daar zelf in het verleden aandacht voor gevraagd en moties over ingediend. De heer Omtzigt en een aantal anderen deden dit ook, maar ik was een van de echte kartrekkers aan die auto's. Het gaat om het volgende. Er zijn heel veel buitenlandse auto's in Nederland, maar daar worden niet de verschuldigde belastingen over betaald. Blijkbaar is ook de staatssecretaris niet in staat gebleken om dat probleem op te lossen, want zijn brief van 4 november ter zake vond ik niet echt geweldig. Daarom dien ik de volgende motie in. Die motie is iets langer dan u van mij gewend bent, voorzitter, maar dat is noodzakelijk, omdat ik wat dingen moet uitleggen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Nederland met bijna alle Europese staten bilaterale belastingverdragen heeft gesloten en dat in deze verdragen het uitgangspunt is, dat iemand die meer dan 183 dagen per kalenderjaar in Nederland woont en/of werkt, geacht wordt fiscaal inwoner te zijn van Nederland; 

overwegende dat hieruit volgt dat deze groep fiscale inwoners gelijkgesteld zou moeten worden met alle andere inwoners van Nederland en derhalve ook motorrijtuigenbelasting en bpm zou moeten betalen voor voertuigen die deze inwoners al die tijd hier te lande gebruiken en/of bezitten; 

overwegende dat uit de halfjaarrapportages Belastingdienst blijkt, dat zich sinds 2011 slechts een paar duizend personen hebben ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) en dat het aantal autobezitters onder hen volgens eigen opgave is gedaald van ruim 30% naar 10% en dat de helft van hen ook nog bestaat uit Nederlandse remigranten; 

overwegende dat er in heel veel Nederlandse straten talloze auto's met buitenlandse kentekens langere tijd geparkeerd staan en overduidelijk gebruikt worden door mensen die hier langer dan een halfjaar wonen en/of werken en dat uit CBS-statistieken feitelijk blijkt, dat er een veelvoud van een paar duizend personen alleen al uit Oost-Europa in Nederland verblijft; 

constaterende dat het blijkbaar niet lukt om de (auto)belastingheffing van deze groep in lijn te brengen met die van andere inwoners van Nederland; 

verzoekt de regering om te onderzoeken of inschrijving in de BRP voor deze groep verplicht kan worden en hoe een automatische koppeling van gehouden kentekens aan die inschrijving kan plaatsvinden of anders verplichte omzetting op Nederlands kenteken kan plaatsvinden van voertuigen, die hier meer dan 183 dagen per jaar gebruikt worden en de Kamer hierover voor de zomer van 2015 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 224 (31066). 

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Bij het algemeen overleg hebben wij gesproken over de bezuinigingen bij de Belastingdienst. Deze enorme bezuinigingen leiden per saldo ook tot best hoge aantallen mensen die straks niet meer bij de Belastingdienst werken. Het gaat om duizend mensen. Ik heb het ook gehad over gerichte investeringen om ervoor te zorgen dat de fiscus meer geld kan ophalen. Dan kun je ook meer mensen aan het werk zetten. Inmiddels heeft de staatssecretaris de toezegging gedaan dat hij daarmee aan de slag gaat. Sterker nog, bij het ministerie wordt er nu al gewerkt aan concrete casussen om ervoor te zorgen dat de fiscus met gerichte investeringen meer geld binnen kan halen. Ik zal daarom geen motie indienen, maar heel aandachtig wachten op de concrete voorstellen van de staatssecretaris. Wij hopen dat die snel naar de Kamer komen. 

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. De Belastingdienst heeft opnieuw een turbulent jaar achter de rug. Wij zien dat, weliswaar met horten en stoten, de strijd tegen oneigenlijk gebruik van en fraude met toeslagen vruchten begint af te werpen. Tegelijkertijd hebben wij de laatste maanden ook de keerzijde van die aanpak gezien. Het beleid om teveel betaalde toeslagen meteen te verrekenen met nieuw uit te betalen toeslagen, leidt er in de praktijk soms toe dat mensen ver onder het bestaansminimum uitkomen. Er zijn signalen dat de zogenoemde beslagvrije voet niet wordt gerespecteerd. Mijn voornemen was om hierover een motie in te dienen, maar ik gebruik een vergelijkbare aanvliegroute als de heer Bashir. Mijn voornemen was om een motie in te dienen om dit probleem aan te pakken, maar dat zal ik niet doen omdat het kabinet een goede brief heeft gestuurd, waarin een fundamentele aanpak van dit probleem wordt aangekondigd. Wij willen het kabinet hierbij niet voor de voeten lopen, maar zullen net zoals de heer Bashir dat doet op zijn punt, het kabinet scherp op de voet blijven volgen om te zien of hier voortgang wordt geboekt. 

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Er wordt door de Belastingdienst meer gecontroleerd, dat gaat gewoon en zie je gewoon. Er worden zaken ontdekt en fraude wordt aangepakt. Het is winst die mij zeer aanspreekt, want zoveel oud-belastinginspecteurs zitten er niet in deze Kamer. Als ik de laatste dagen de krant zo lees, krijg ik echter het gevoel dat zo meteen alle dossiers van Nederland kunnen worden ingekeken als we nog even wachten en niet opletten. Nu vind ik dat een Kamerlid veel rechten moet hebben en dat wij vooral fraude juist moeten aanpakken, maar ik maak me wel zorgen als straks alle mogelijke dossiers over afspraken — ook een particulier kan afspraken maken — openliggen. Dat is slecht voor ons vestigingsklimaat, juist waar het om echte activiteiten en werkgelegenheid gaat. Het baart mij grote zorg als straks van elke burger in Nederland ongeveer alles openligt. Daarop wil ik graag een reactie van de staatssecretaris. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO en in de schriftelijke antwoorden heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag over de grote achterstanden bij de Belastingdienst bij de verwerking van de post. In de tussentijd heb ik, evenals de hele vaste Kamercommissie van Financiën, nog meer probleemgevallen ontvangen. Het gaat om situaties waarbij belastingplichtigen formulieren of bewijsstukken moeten opsturen. Dan beweert de Belastingdienst die niet ontvangen te hebben en moet je ze nog een keer opsturen; sommige mensen tot tien keer toe. Vervolgens wordt het verzoek afgewezen omdat het formulier of het bewijsstuk niet was opgestuurd. Er zijn zelfs mensen die hun stukken die ze aan de Belastingdienst sturen, nu ook aan vaste Kamercommissie of de Nationale ombudsman toesturen, want aangetekend versturen is niet mogelijk. Daarom vraag ik de staatssecretaris of het klopt dat belastingplichtigen alle brieven moeten opsturen naar Heerlen en dat er soms maandenlange achterstanden zijn bij het inscannen en doorsturen van post. Hoe lang zijn die achterstanden en wat wordt eraan gedaan? Dat leidt tot kafkaëske situaties, want mensen kunnen zelfs in een overheidsvordering terechtkomen. Ik wil graag een uitgebreide reactie. 

Over de buitenlandse belasting heb ik nog een prangende vraag. Alle voorlopige aanslagen voor buitenlandse belastingplichtigen zijn per 2015 ingetrokken. Ze moeten opnieuw aangifte doen, maar elektronisch is dat niet mogelijk. Het papieren formulier kon vanaf begin november worden besteld, maar de eerste belastingplichtigen die wij hoorden, hebben het formulier pas op 29 november ontvangen. Het formulier moest voor 30 november door de Belastingdienst ontvangen zijn, anders krijg je niet voor januari 2015 een voorlopige teruggaaf. Dus krijgt geen enkele buitenlandse belastingplichtige in januari een teruggaaf, bijvoorbeeld voor de hypotheekrenteaftrek. Dit is toch een beetje de schuld van de Belastingdienst. Het gaat om veel mensen, die bijvoorbeeld grensarbeider zijn. Kan de staatssecretaris dit probleem bevestigen en hoe gaan we dit oplossen? 

Tot slot kom ik op de opvanghuizen. Ik dank de staatssecretaris voor de brief, maar zou graag willen dat de oplossing, waarom wij al maanden vragen, niet aan het eind van het jaar ingaat, maar per 1 januari. Hierover dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de aangekondigde wijziging van het partnerbegrip wenselijk en noodzakelijk is, en constaterende dat dit het hele najaar in de Kamer ook is betoogd; 

van mening dat het onwenselijk is dat mensen in opvanghuizen onterecht als elkaars toeslagpartners worden aangemerkt en daardoor bijvoorbeeld de eenouderkop op het kindgebonden budget kunnen verliezen, een verlies van duizenden euro's toeslag per jaar; 

verzoekt de regering, per 1 januari vooruit te lopen op de wijziging van de wet, bijvoorbeeld door een goedkeurend beleidsbesluit in dezen te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 225 (31066). 

Wij wachten heel even tot de motie is rondgedeeld. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Wiebes:

Voorzitter. Ik beantwoord de vragen in de volgorde van de spreeklijst. Het gaat vanavond over allerlei onderwerpen die niet met elkaar samenhangen, anders dan dat ze in één VAO Belastingdienst worden behandeld. 

In zijn motie zegt de heer Van Vliet: het zou zo mooi zijn als iemand na een halfjaar verplicht wordt om zich in de Basisregistratie Personen in te schrijven en dat die man of vrouw er dan direct op wordt gewezen dat er wegenbelasting over zijn of haar auto moet worden betaald. Wat in de motie wordt gevraagd, is beleid! Dat is wat we nu al doen. De motie is uitgevoerd, sterker nog: in het kader van "liever voorkomen dan genezen" wordt dit actief gedaan. Zo worden er voor bijvoorbeeld Polen in het Pools voorlichtingsbijeenkomsten gehouden, waarin wordt verteld dat dit van hen verlangd wordt. De motie is dus precies wat wij beogen. De motie is beleid. 

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Ik constateer dat heel veel Polen en andere Oost-Europeanen dat blijkbaar niet doen. Uit de halfjaarrapportage blijkt namelijk dat het om een paar duizend mensen gaat, terwijl het CBS ervan uitgaat dat er meer dan 100.000 Polen hier zijn. Volgens mij hebben die samen ook 100.000 auto's. Wat gebeurt er met al die auto's? We blijven echt met een gat zitten en ik hoop dat wij het er met elkaar over eens zijn dat we dat gat moeten dichten. Doen we dat niet, dan tasten we daardoor ook de belastingmoraal van andere Nederlanders aan. Aan het einde van de motie vraag ik de regering of het mogelijk is om omzetting op een Nederlands kenteken verplicht te stellen en, zo niet, of er dan iets anders mogelijk is. Is echt al onderzocht of het wel of niet kan? 

Staatssecretaris Wiebes:

In de motie wordt gerefereerd aan partijen waarover ik niet ga, bijvoorbeeld de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de politie. Er zit wel een vrolijker adder onder het gras. De heer Van Vliet heeft eerder in een algemeen overleg laten weten dat in zijn straat veel Poolse kentekens te zien zijn. Dat is heel goed mogelijk, want om in Nederland motorrijtuigenbelasting te betalen, hoef je geen Nederlands kenteken te hebben. Een heleboel mensen melden zich keurig netjes aan, betalen motorrijtuigenbelasting in Nederland, maar behouden wel hun Poolse kenteken. 

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Dat sluit natuurlijk niet uit dat een heleboel Polen geen belasting betalen, omdat hun auto toch niet te achterhalen valt. Dat gat kun je dichten door die kentekens verplicht in een Nederlands kenteken te laten omzetten. Als we dat doen, zijn we er voor eens en voor altijd vanaf. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat werkt niet. Als een overtreder bekend raakt aan de Belastingdienst, dan maken we er een einde aan. Dat gebeurt ongeacht het kenteken. Als mensen hun motorrijtuigenbelasting betalen op een Pools kenteken, zijn ze ervan af. Zetten ze het om naar een Nederlands kenteken, dan zijn ze er ook vanaf. Dat maakt op zichzelf het vinden van deze mensen niet makkelijker. 

Wij zijn het erover eens dat er sprake is van een handhavingsgat en dat wij ervan uit moeten gaan dat allerlei mensen langdurig met een buitenlands kenteken of een buitenlandse auto in Nederland rondrijden zonder te betalen. Dat gebeurt, maar dat heeft niet zozeer te maken met de vraag of iemand een Nederlands of een buitenlands kenteken heeft. Dus ja, er is nog een weg te gaan. De aanpak van dit probleem is meer preventief dan curatief. We kunnen jagen op overtreders, maar het gaat er natuurlijk om dat je mensen erop wijst dat ze zich moeten inschrijven. En als ze dat doen, moet je ze automatisch meepakken en daar is de nieuwe procedure op gericht. 

Voorzitter. De heer Bashir vroeg naar de businesscases. Daar wordt aan gewerkt. Hij heeft op een heel beleefde manier niet naar de datum gevraagd. Ik dacht: als ik die datum toch kan noemen, dan overtref ik zijn verwachtingen. Alleen lukt het me niet om die datum nu te noemen! Maar er wordt aan gewerkt en ik zal hem laten weten wanneer dat stuk komt. Dan hoeft hij ook niet elke keer in de brievenbus te kijken. 

De heer Bashir (SP):

De staatssecretaris heeft de datum al genoemd in het debat over het Belastingplan. Dat is de reden waarom ik er niet naar heb gevraagd. 

Staatssecretaris Wiebes:

Een precieze datum was dat volgens mij niet, maar goed. 

De heer Groot dank ik ook voor zijn geduld. Wij hopen hem niet teleur te stellen. 

Mevrouw Neppérus heeft gevraagd naar de vertrouwelijkheid van gegevens. Dat heeft ze ongetwijfeld gedaan naar aanleiding van de recente discussies en oproepen ten aanzien van de rulings. Het is duidelijk dat Nederland wel een voortrekkersrol wil spelen in de uitwisseling van rulinggegevens tussen belastingdiensten. Tussen belastingdiensten blijft het immers in het domein van de vertrouwelijkheid, althans voor zover buitenlandse belastingdiensten aan dezelfde vertrouwelijkheid zijn gebonden als de Nederlandse, en alleen dan kan er sprake zijn van uitwisseling. 

Wij hoeven ons voor onze rulings absoluut niet te schamen. Nederland heeft net van de Algemene Rekenkamer een 8,5 gekregen, om het colloquial maar even zo te zeggen. Daarna hebben wij trouwens van de Commissie ook nog een 8,5 gekregen, want die had op dertien verschillende rulings op één punt één vraag, en dat wordt nu onderzocht. Dat is dus een grondige rulingpraktijk. 

De vraag is nu of die uitwisseling verdergaat en of wij willen dat de gegevens op een meer systematische manier bijvoorbeeld ook aan het parlement worden voorgelegd. Ik voel er heel weinig voor om rulinggegevens systematisch voor te leggen aan het parlement. Bedrijven, evenals burgers trouwens, moeten maximaal het vertrouwen hebben dat hun vertrouwelijke informatie ook vertrouwelijk blijft. Zonder die vertrouwelijkheid, waarop de belastingheffing is gebaseerd, loopt de belastingheffing spaak. Wij moeten daar ontzettende zuinig op zijn. Wij hebben daar een heel wetsartikel aan gewijd, en dat is niet voor niets. 

Daarbovenop komt dat het voor het vestigingsklimaat belangrijk is dat partijen daarvan kunnen uitgaan. Een van de assets van het Nederlandse vestigingsklimaat is helderheid vooraf. Alles gaat conform de wet, maar er is wel helderheid vooraf. Partijen kunnen afgeschrikt worden door dit soort ideeën en daardoor die helderheid vooraf niet meer gaan vragen, waarmee een belangrijke asset van het Nederlandse vestigingsklimaat juist onder druk komt te staan. 

Tegelijkertijd is verschillende keren naar voren gebracht dat het parlement zijn controlerende functie moet kunnen uitoefenen ten aanzien van de rulings. Daar heb ik een aantal suggesties voor. De eerste is dat de Algemene Rekenkamer elk vakje mag openen en in elk papier mag kijken. Dat heeft de Algemene Rekenkamer ook onlangs gedaan. Uiteraard kan in individuele gevallen inzicht gegeven worden in een ruling, maar dan moet het wel om een individueel geval gaan en moet daarvoor ook een bijzondere aanleiding zijn. Verder moet een goede afweging zijn gemaakt tussen het democratisch belang en het individuele recht op maximale vertrouwelijkheid. In zo'n geval zou het dus kunnen, maar dat is iets anders dan systematisch voorleggen. 

Mijn voorstel zou zijn — zover kan ik wel gaan — dat ik een technische sessie toezeg waarin wij op geanonimiseerde basis door een paar van die rulings gaan. Daarbij geldt wel een kleine waarschuwing: het is complexe materie. Op geanonimiseerde basis, dus zonder namen te noemen, door een aantal concrete rulings heen lopen lijkt mij een haalbare kaart. Ik zou dat ook bijzonder graag doen, want een brandschone rulingpraktijk verdient het om getoond te worden aan het parlement. 

Daarnaast heb ik gisteren een soortgelijke discussie hierover gevoerd in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heb ik op haar verzoek een notitie toegezegd waarin wordt gemeld tot waar het kabinet wil gaan, hoe het deze vertrouwelijkheid ziet en hoe het die ziet in relatie tot het recht van de Kamer op inlichtingen. Ik was van plan om die notitie niet alleen aan de Eerste Kamer maar ook aan de Tweede Kamer te sturen, zoals men begrijpt. 

De heer Bashir (SP):

Ik ben er positief over dat de staatssecretaris hier zelf over begint, want dit is een afrondend debat, waarin er geen mogelijkheid is om hierover door te spreken met elkaar of om hierover een uitspraak van de Kamer te vragen. Het zou goed zijn als de staatssecretaris in de toegezegde notitie ook ingaat op het stuk van de vier Kamerleden dat verschenen is, en als daarin tevens wordt ingegaan op de vraag of het mogelijk is om de Kamer vertrouwelijk te informeren over zaken die de Kamer van belang acht. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat is een toezegging. 

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik ben het eens met de lijn die de staatssecretaris net schetste. Ik hoor dat de heer Bashir het alweer wat uitbreidt, wat logisch is vanuit zijn visie. Die vertrouwelijkheid — dat wil ik toch opnieuw bevestigd zien — blijft voor mij belangrijk, want mensen moeten erop kunnen afgaan en afspraken kunnen maken zonder dat iedereen erin kijkt. Wil de staatssecretaris daarvoor waken? 

Staatssecretaris Wiebes:

Jazeker, ik heb daar net van gezegd dat ik systematische inzage door het parlement in rulings op individuele gevallen niet zie zitten. Ik zal in de notitie uitleggen waarom ik dat ook niet op vertrouwelijke basis zie zitten. Ik zal er in de notitie eveneens op ingaan wanneer dat in bijzondere gevallen wel verlangd kan worden, omdat daarin het democratisch belang in een enkel geval groter zou kunnen zijn dan het informatierecht van de Kamer, zolang we het in vertrouwelijkheid doen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ten eerste stel ik het zeer op prijs dat de staatssecretaris deze notitie naar de Kamer stuurt. Ik hoop dat we die ergens in januari kunnen ontvangen, of in ieder geval op niet al te lange termijn, en dat we dan rustig het debat kunnen voeren. Dat was ook de strekking van mijn motie; niet onmiddellijk inzage in alle rulings, maar wel een idee van wat daarbij precies gebeurt. Daaraan zou dan tegemoetgekomen kunnen worden. 

Ten tweede lijkt er ergens een hint in te zitten die niet uitgesproken is, namelijk dat iets naar buiten komt als je het ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer geeft. Dat is niet het geval. Dat gebeurt alleen bij hoge uitzondering en dan wordt de Rijksrecherche erop gezet. Een vertrouwelijke inzage aan de Kamer is dus een volstrekt vertrouwelijke inzage. Dat zijn de regels die wij hebben afgesproken met elkaar. Ik hoop dat de staatssecretaris daarmee rekening houdt. 

Kan de staatssecretaris ingaan op het verzoek van het Europees Parlement om inzage te geven, dat hij waarschijnlijk al gekregen heeft? Krijgt dat wel inzage, of op welke wijze gaat de staatssecretaris anders om met dat verzoek? 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik kan er nog niet op ingaan. Ik vind het een heel begrijpelijk verzoek. Het ligt ook in lijn van de Nederlandse ambitie om ten aanzien van de uitwisseling van rulings een voortrekkerspositie te vervullen. Wat, hoe en onder welke omstandigheden dat gebeurt, moet ik echt even bekijken, want ik heb het eerlijk gezegd een halfuur geleden gezien. De heer Omtzigt is altijd bijzonder goed op de hoogte, dus hij stelt deze vraag heel terecht. De notitie die ik voorbereid zou de juiste plek zijn om hierop ook even in te gaan. Dat zeg ik dus bij dezen toe. 

De heer Omtzigt heeft in het AO waaraan hij heeft gerefereerd een vraag gesteld. Het ging over een individueel geval, waarin iets mis zou gaan met de betalingsregeling. Dat is nagetrokken en het bleek volkomen te kloppen. Er is een overheveling geweest van regionale kantoren naar het Landelijk Incasso Centrum, want de incasso wordt gecentraliseerd in Nederland. In die overgang is een en ander misgegaan, waaronder in het geval dat de heer Omtzigt heeft aangedragen. Het lijkt dat het geval geen structureel karakter heeft, maar het is wel betreurenswaardig, want het is uiteindelijk de organisatie die, in een overgang, iets fout doet. 

Nu lijken de vragen toch breder te zijn. De heer Omtzigt heeft het over de achterstanden in Heerlen bij het verwerken van post. Ik moet het hem eerlijk zeggen: daar is mij niets van bekend. Het is het waard om dat uit te zoeken, maar dat lukt op deze termijn niet. Ik ga erachteraan. 

Over de buitenlandse belastingplicht en het geval dat de heer Omtzigt daarbij noemt, kan ik het volgende zeggen. Het klopt: daar is een productieverstoring geweest. Daardoor is een brief te laat verstuurd. Of die daadwerkelijk pas op 29 november kon worden ontvangen, vraag ik mij af. Feit is dat de tijd tussen het ontvangen en het reageren bijzonder kort was. Inmiddels is die periode dan ook opgerekt tot 15 december, om iedereen de gelegenheid te geven het wel te doen. Iedereen die de brief op 29 november heeft ontvangen en op een passende en redelijk prompte termijn aan de verplichtingen heeft voldaan, zit ruim voor 15 december en valt niet in het gat dat de heer Omtzigt beschrijft. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om het even in Heerlen na te kijken. Het gaat om een helaas fors aantal brieven dat ons bereikt heeft. Daarbij moet bedacht worden dat er vast ook mensen zijn die ons niet weten te vinden met hun problemen. Daarom dank ik de staatssecretaris voor zijn toezegging dat hij dat gaat uitzoeken. Verder ben ik heel blij dat de staatssecretaris toezegt dat het tot 15 december kan, maar er zijn natuurlijk mensen die die brief hebben gehad op 29 november en hebben gedacht: nou ja, 30 november, kan niet. Is het mogelijk om het op de website te zetten en nog iets te doen voor mensen die het voor 1 januari insturen? Dan komt het niet op de reguliere datum tot uitbetaling, er zal natuurlijk vertraging plaatsvinden, en dat snap ik. Als het nu wordt aangekondigd, kunnen mensen het evenwel nog krijgen in januari of februari. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dat lukt niet helemaal. Het lukt zonder meer om het op de website te zetten. Het is ook de nieuwe gewoonte om eventuele fouten op de website te melden. Vanaf de homepage van de website is door te klikken naar de dingen die niet goed zijn gegaan. Het is mogelijk — en het zal ook gebeuren — om vanaf februari maandelijks een hoger bedrag te storten. Vanaf februari wordt het dan twaalf elfde van het bedrag. Mensen krijgen sowieso het bedrag. Dit is een betreurenswaardige fout. Er is gewoon sprake geweest van een productieverstoring. Dat gebeurt af en toe. Mensen hebben daar dan inderdaad even last van. Ik kan het niet goed voorkomen, maar het is wel bijzonder vervelend. Dit soort dingen gebeurt. Ik denk dat het nu al op de site staat, maar dat weet ik niet helemaal zeker. 

Op het punt van de opvanghuizen hebben praktische oplossingen niet goed gewerkt. Ik ben gevoelig geweest voor het betoog om daar iets aan te doen. Het voornemen is dan ook om dat te doen. Terugwerkende kracht lukt mogelijk wel, dat wordt in elk geval geprobeerd. De intentie is om terugwerkende kracht te leveren. Vooruitlopen op een wet die nog niet eens in concept bestaat en die nog niet precies laat zien op welke gronden iemand daarvoor in aanmerking komt, is heel ingewikkeld. Ik zou dat best eerder willen regelen, maar ik denk dat een oplossing beter is dan geen oplossing. "Terugwerkende kracht" is kansrijk, "vooruitlopen op" is dat niet, en daarom moet ik het aannemen van de motie daarover ontraden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Op zich vind ik dit een van de meest prettige manieren waarop een motie ooit is ontraden in de Kamer. Als het de staatssecretaris lukt om dit met terugwerkende kracht te regelen en dat zo snel mogelijk te publiceren — ik snap dat dat niet binnen een paar dagen lukt, dat is volstrekt begrijpelijk — dan houd ik deze motie aan. Ik wacht dan wel op de uitvoering van de terugwerkende kracht. Ik zal dat nauw in de gaten houden. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (31066, nr. 225) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Wiebes:

Dan ben ik er doorheen. 

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Het is mij niet helemaal duidelijk welk oordeel de staatssecretaris geeft aan de motie-Van Vliet. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ontraad het aannemen daarvan. Deze is al uitgevoerd 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik stel voor om morgen te stemmen over de resterende motie. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven