11 JBZ-Raad van 7 en 8 oktober 2013

Aan de orde is het VAO JBZ-Raad van 7 en 8 oktober 2013 (AO d.d. 3/10).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Vanmorgen was er een algemeen overleg over de JBZ-Raad van volgende week. Daarin heeft de minister het een en ander gezegd over het Europees Openbaar Ministerie. Hij heeft ook gezegd dat het voorstel zoals het er nu ligt, het niet gaat worden. In de brief — ik heb daar twee keer uitdrukkelijk naar verwezen — schrijft hij echter dat als het er toch naar uitziet dat er acht à negen landen voor zo'n Europees Openbaar Ministerie zijn, Nederland vanaf het begin wél wil meedoen. Daar staat geen nuancering in ten aanzien van het voorstel zoals het er nu ligt. Hoe dan ook, ik heb duidelijk gezegd dat de PVV principieel tegen een Europees Openbaar Ministerie is. Dat is zij altijd geweest en dat zal zij altijd blijven. Ik vind dat je dan iedere gelegenheid die er is, plenair of in een algemeen overleg, moeten aangrijpen om je punt te maken. Dat doe ik dan ook. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in artikel 86 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat de Europese Raad in het kader van bestrijding van fraude met Europese subsidies een Europees Openbaar Ministerie kan instellen;

overwegende dat lidstaten van de Europese Unie zelf dienen te beslissen over opsporing en vervolging van misdrijven binnen de eigen landsgrenzen;

verzoekt de regering om niet in te stemmen met de instelling, dan wel oprichting van een Europees Openbaar Ministerie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder, Agema, Fritsma, Madlener en Bontes.

Zij krijgt nr. 188 (32317).

De voorzitter:

Ik aarzelde of er mensen wilden interrumperen, want ik zie mensen half opstaan en niet. Ik zie dat er alsnog mensen opstaan.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik heb een korte vraag over de motie van mevrouw Helder, waar ik zo-even met interesse naar heb geluisterd. Kan zij nader preciseren waar haar motie precies op slaat? Wij hebben vanmorgen een algemeen overleg gehad waarin diverse partijen kritische uitlatingen hebben gedaan over de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie zoals nu is voorgesteld. Is dat waar haar motie betrekking op heeft of kijkt zij breder?

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb het vanmorgen ook al duidelijk gemaakt, maar ik doe het natuurlijk graag nog een keer. De PVV is gewoon principieel tegen een Europees Openbaar Ministerie, omdat dat een instituut is dat vervolgens gaat bepalen hoe Nederlandse politieagenten en officieren van justitie hun werk moeten doen. Ik heb wel eens gekscherend gevraagd of deze minister bang is voor zijn baan of dat hij er geen zin meer in heeft, want uiteindelijk gaat Brussel dan bepalen waar de prioriteit van de opsporing van welke misdrijven ligt. Daarom is de PVV daar principieel tegen. Ja, dat is inderdaad zoals het er nu ligt. De PVV wil dat niet — dat is duidelijk — maar wil ook niet dat er enige nuancering in komt. De minister zegt wel dat het voor bestrijding van fraude met Europese subsidies is, maar wij zien het als een klein punt dat alleen maar groter gaat worden en dus meer. Wij zijn gewoon principieel tegen een Europees Openbaar Ministerie.

De heer Van Oosten (VVD):

Voor alle helderheid: dus u geeft geen enkele ruimte aan de minister om onderhandelingen op dit terrein te voeren van enige aard ook, u slaat de deur op dit punt gewoon dicht en u bent niet bereid om daar nog nader over te discussiëren? Ik vraag dat om gewoon even duidelijk te hebben wat precies de interpretatie van uw motie is.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik meen echt dat ik dat vanmorgen ook duidelijk heb gezegd, maar ik doe het nog een keer. Als je principieel tegen bent, dan ben je tegen en dan blijf je tegen. Ik heb de minister ook horen zeggen, net als de heer Van Oosten van de VVD, dat hij erbij wil zitten, zelfs als hij tegen is. Laat ik die kleine ruimte dan wel geven. Laat de minister er vooral bij zitten. Laat heel duidelijk zijn met deze motie wat de PVV daarvan vindt. Dan is er toch ruimte voor de VVD, die ook uitermate kritisch was, om er misschien voor te stemmen.

De heer Recourt (PvdA):

Mijn fractie kan goed leven met de overwegingen, maar heeft wat moeite met het dictum. Ook daar kunnen we een heel eind in meegaan, mits we de laatste woorden van het dictum kunnen lezen als: "met het voorstel zoals het nu voorligt". Als dat niet zo is, geven we de minister geen ruimte. De minister heeft immers al gezegd dat het kabinet tegen het voorstel is zoals het nu voorligt en dat het terugkomt naar de Kamer voordat het enig ander standpunt inneemt. Hoe moet ik de laatste regel van de motie lezen?

Mevrouw Helder (PVV):

Het is heel leuk dat de PvdA en de VVD in de media een stuk stelliger zijn, waardoor we gisteren konden lezen dat zij tegen een Europees Openbaar Ministerie zijn. Toen was er geen enkele nuancering, dus daar zie ik enige tegenstrijdigheid. Ik ga de motie namens de PVV en de medeondertekenaars op geen enkele wijze nader nuanceren. Zoals het voorstel er nu ligt, is het onacceptabel en zoals het er gaat liggen, is het ook onacceptabel. De minister kan er echter best bij zitten en met rechte rug en vol trots zeggen dat Nederland zelf over de opsporing en de vervolging van misdrijven gaat, en dat Nederland zelf de prioriteiten stelt.

De heer De Wit (SP):

De SP heeft zowel in het Europees Parlement als in dit parlement al eerder het standpunt ingenomen dat een Europees Openbaar Ministerie geen goede gedachte en geen goed plan is. Fraude met Europese subsidies kunnen wij als lidstaten zelf aanpakken en oplossen. Daar hebben we geen Europees Openbaar Ministerie voor nodig. Ik heb vanmorgen het standpunt ingenomen dat de SP-fractie tegen de totstandkoming van een Europees Openbaar Ministerie is. De minister heeft echter gezegd dat de Kamer wordt geraadpleegd voordat er een definitief besluit tot stand komt. Dat gebeurt zowel als hij voornemens is om in te stemmen als in het geval dat hij dat niet is. Dat vind ik een belangrijk aspect. De motie van de PVV-fractie ligt in het verlengde van het standpunt zoals wij dat eerder hebben ingenomen en is een verzoek aan het kabinet om niet in te stemmen met de uiteindelijke totstandkoming. Mijn fractie kan met dat dictum leven. Ik zal mijn fractie in overweging geven om voor de motie te stemmen.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie wil strafrechtelijk beleid in Nederland houden. Mijn fractie wil de jurisdictie van Nederland binnen Nederland houden. Kortom: Nederlandse rechters en Nederlandse officieren gaan over het Nederlandse strafrecht. Mijn fractie wil wel meer samenwerking in Europa omdat misdaad altijd grensoverschrijdend is. Denk aan mensen- en kinderhandel. Wij konden daarom heel goed leven met de motie die mevrouw Helder heeft ingediend, met uitzondering van het verstrekkende karakter. In de motie staat: nee is nee. Mijn fractie heeft als standpunt dat het voorstel zoals het er nu ligt, niet aan de voorwaarden voldoet. Dat is een "nee". De minister heeft echter gezegd dat het kabinet het ook geen goed idee vindt, dat men verder gaat praten en dat het kabinet voor ieder nieuw standpunt terugkomt bij de Kamer. Daar zijn wij heel tevreden mee. Ik dien daarom alsnog een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in artikel 86 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat de Europese Raad in het kader van bestrijding van fraude met Europese subsidies een Europees Openbaar Ministerie kan instellen;

overwegende dat uitgangspunt is dat lidstaten van de Europese Unie zelf beslissen over opsporing en vervolging van misdrijven binnen de eigen landsgrenzen;

verzoekt de regering om niet in te stemmen met de instelling, dan wel oprichting, van een Europees Openbaar Ministerie volgens het voorstel zoals dat nu voorligt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Recourt en Van Oosten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189 (32317).

Mevrouw Helder (PVV):

Ik constateer twee tegenstrijdigheden, ten eerste tussen de motie an sich en de spreektekst van collega Recourt en ten tweede in de motie zelf. De heer Recourt heeft het over grensoverschrijdende misdaad. De PVV meent dat je die moet bestrijden op basis van samenwerking, van bilaterale verdragen, en niet met een Europees Openbaar Ministerie. Vervolgens hoor ik de heer Recourt zeggen: ook mensenhandel en dergelijke. Dat geeft aan dat in de ogen van de PvdA voor meer vormen van misdrijf vervolgd moet kunnen worden dan nu in het voorstel staat. Daarin gaat het immers alleen over fraude met Europese subsidies. In de motie staat echter: overwegende dat Nederland zelf gaat over opsporing en vervolging. Dat kan nu eenmaal niet als er een Europees Openbaar Ministerie is, in welke vorm dan ook. Ik zie echt niet in hoe de PvdA dit kan uitleggen. Ik hoor het graag, maar mij lijkt het tegenstrijdig.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik leg het als volgt uit. Het voorstel past, zoals het er nu ligt, niet binnen de grenzen die ik net heb aangegeven. Die grenzen hanteert mijn fractie. Desalniettemin zijn wij het met de PVV eens dat wij verdere stappen moeten zetten op het gebied van samenwerking. Misdaad stopt immers niet bij de grens. Die samenwerking heeft een grens, namelijk dat Nederland gaat over de eigen strafvervolging, over de eigen misdrijven, over wat wij hier erg en niet erg vinden. Die grens heb ik net eveneens aangegeven. Als deze grens gerespecteerd wordt — ik hoorde de minister vanmorgen hiervan voorbeelden geven; ik weet niet waar wij heengaan, maar dat besluiten wij later — kan met onze fractie gesproken worden.

Mevrouw Helder (PVV):

Dit is een verhelderend antwoord, maar ik handhaaf mijn standpunt. Samenwerking gaat over de vorm. De PVV zegt: je moet dat nooit in de vorm van een Europees Openbaar Ministerie doen. Ik hoor dat de heer Recourt namens de PvdA die ruimte wel biedt. Naar mijn mening kun je dan niet in een motie zetten: overwegende dat Nederland zelf bepaalt welke strafbare feiten het vervolgt. Dat is echt tegenstrijdig.

De heer Recourt (PvdA):

Wij zitten met een verschil van mening of de term "Openbaar Ministerie" altijd impliceert dat een land niet meer zelf gaat over zijn eigen strafrechtelijke vervolging. Ik ben het daar niet mee eens. Nogmaals, de PvdA stelt juist de voorwaarde dat de Nederlandse officieren van justitie over strafbare feiten gaan waarvoor in Nederland vervolgd wordt. Dat is de grens en zo zullen wij met het kabinet in gesprek gaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Kennelijk heeft de PvdA niet erg veel vertrouwen in het kabinet. De minister heeft vanmorgen immers nadrukkelijk aangegeven dat er ook een "ja" in kan zitten. Ik zou weleens willen weten waarom de PvdA deze motie indient.

De heer Recourt (PvdA):

Ik dien deze motie in, niet om aan te geven waar het verschil zit met de PVV maar wel om aan te geven dat wij het kabinet kritisch volgen op dit punt. Als u vraagt — dat is eigenlijk dezelfde vraag als die van mevrouw Helder — of het mogelijk is om een Europees Openbaar Ministerie te hebben, met de voorwaarde die ik net noemde — Nederland gaat over zijn eigen strafrechtelijk beleid — dan denk ik dat dit mogelijk is. Ja, ik denk dat hiervan vanmorgen een voorbeeld gegeven is. Nogmaals, ik wacht af hoe de onderhandelingen in Europa verlopen en waar de minister mee terugkomt. Dan kijken wij verder.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dan constateer ik dat het eigenlijk een overbodige motie is. Dit is immers de lijn van het kabinet.

De heer Recourt (PvdA):

Volgens mij gaat het kabinet zelf over de kwalificatie die het verleent aan een motie, of zij overbodig is of niet.

De heer Van Oosten (VVD):

Voorzitter. Wij hebben het de hele tijd over het Europees Openbaar Ministerie, maar in feite gaat het over iets anders, namelijk het bestrijden van fraude met Europese subsidiegelden. Om één ding helder neer te zetten: wat de VVD betreft is de oplossing hiervoor heel simpel, namelijk het stopzetten van subsidies. Maar goed. Over de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie heeft de VVD vanochtend en overigens ook eerder een helder standpunt ingenomen. Wij zijn tegen het voorstel zoals dat er nu ligt. Alleen is de motie die zo-even is ingediend door collega Helder van de PVV-fractie net weer te kort door de bocht en ook onverstandig. Die blokkeert elk overleg in Brussel. Dat is nooit wijs voor een land als Nederland. Daarom heeft de VVD-fractie de motie van collega Recourt medeondertekend, die heel helder aangeeft waar exact de pijn zit in het huidige voorstel, maar die de minister of de staatssecretaris wel voldoende ruimte geeft om aan de slag te gaan in Brussel en vervolgens een terugkoppeling te geven in de Kamer, waarna wij een inhoudelijk debat over de wenselijkheid van het voorstel kunnen voeren.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun heldere standpunten. Vanmorgen heeft de minister tijdens het algemeen overleg over de JBZ-Raad van 7 en 8 oktober aanstaande gewezen op de bezwaren van de regering tegen het voorstel over het Europees Openbaar Ministerie dat op dit moment voorligt. De minister heeft die bezwaren ook benoemd. Ik was daar zelf bij aanwezig. Ze staan ook in het BNC-fiche dat aan de Kamer is gezonden. De minister heeft ook duidelijk gemaakt dat geen sprake is van een veto over de beslissing over het Europees Openbaar Ministerie. Dat veto staat Nederland niet ter beschikking. Nederland kan dus een besluit van negen of tien lidstaten om te komen tot de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie niet tegenhouden. Die schijn moeten wij hier vanavond niet willen wekken. Die indruk moeten wij meteen wegnemen.

De minister heeft ook duidelijk gezegd dat Nederland niet kan worden gedwongen om mee te doen aan het Europees Openbaar Ministerie. Dus als dat er komt, kan Nederland zeggen: wij doen niet mee. De minister heeft ook duidelijk aangegeven dat hij thans geen standpunt wil innemen over het al dan niet instellen van een Europees Openbaar Ministerie en het al dan niet meedoen door Nederland aan het Europees Openbaar Ministerie. Hij wil in Brussel deelnemen aan het overleg en zien hoe dat loopt. Door als Nederlandse regering op dit moment geen standpunt in te nemen, behouden we ook de positie dat er in Europa naar ons wordt geluisterd. Ik herhaal hier nadrukkelijk de toezegging van de minister dat hij geen standpunt zal innemen over het Europees Openbaar Ministerie dan na overleg met de Kamer. Dat is vanmorgen duidelijk aan de commissie gezegd. Eerst vindt overleg plaats met de Tweede Kamer. Daarna zal de Nederlandse regering een standpunt innemen over het Europees Openbaar Ministerie. Tegen de achtergrond die ik nu heb gegeven, zal ik een oordeel geven over de moties.

Mevrouw Helder (PVV):

Daarom heb ik vanochtend tot twee keer toe aan de minister gevraagd of hij nog steeds achter zijn uitlatingen in de brief staat, waarin hij heeft gezegd: als zich een meerderheid van bijna negen landen aftekent voor een Europees Openbaar Ministerie, dan wil Nederland er vanaf het begin bij zitten. In gewoon Nederlands: als het er acht zijn, wordt Nederland het negende. Dan lijkt het erop dat Nederland het voortouw gaat nemen. Het is allemaal heel leuk dat wij hier nu op de vierkante centimeter bezig zijn met het huidige voorstel, maar het is gewoon bedoeld om ervoor te zorgen dat de PVV-fractie niet keihard in de media kan roepen: zie je wel, de VVD- en PvdA-fractie zijn ineens toch niet zo erg tegen een Europees Openbaar Ministerie. Er wordt gewoon ruimte geboden. Als zich acht landen aftekenen die zeggen "die kanttekeningen worden wat vraagjes en uiteindelijk zijn wij allemaal voor", dan zit Nederland er vanaf het begin bij. Dat is gewoon zo. Al die antwoorden ten spijt, is het mij vandaag heel duidelijk geworden.

Staatssecretaris Teeven:

Het is mevrouw Helder volstrekt onhelder wat ik zojuist heb gezegd; dat blijkt uit haar toelichting. Dat is wat mij betreft een beetje een kwestie van selectief luisteren. Ik denk dat ik heel duidelijk heb gezegd dat het thans voorliggende voorstel luidt dat de Nederlandse regering pas een standpunt inneemt als ze in de Kamer is geweest. Het is ook heel duidelijk gemaakt dat het helemaal niet nodig is dat Nederland daaraan meedoet als er negen of tien lidstaten meedoen, en dat Nederland ook niet gedwongen is om daaraan mee te doen. Nederland kan ook op dat moment zeggen: wij doen niet mee als het voorstel ons niet bevalt. Dit is een herhaling van zetten. Het is nog helderder dan vanmorgen. Er is echt geen woord Frans bij. Het heeft er ook niks mee te maken dat het kabinet de regeringspartijen tegemoet zou willen komen gezien hun standpunt. Dat staat hier volstrekt buiten. Dit is precies wat de minister vanmorgen heeft gezegd. Dat herhaal ik in deze zaal.

De heer Van Oosten (VVD):

Het is inderdaad juist dat ook de VVD het prima vindt dat de minister over dit onderwerp in overleg gaat in Brussel. Laat ik echter nog wel even heel helder de contouren schetsen van hoe de VVD-fractie erin staat: het overleg hoeft niet te gaan over het voorstel dat nu voorligt; het zou hooguit kunnen gaan over andere voorstellen, waarvan we later wel weer bepalen of we ons daarachter kunnen scharen.

Staatssecretaris Teeven:

Waar het overleg over zal gaan in Brussel, is natuurlijk niet iets wat Nederland alleen bepaalt; daar zijn ook anderen bij. Het standpunt van de VVD-fractie en de PvdA-fractie is volstrekt helder. Dat begrijp ik ook uit hun motie, waarover ik zo direct iets zal zeggen. In de motie staat dat het voorstel dat thans voorligt, niet acceptabel is voor beide regeringsfracties. Daarvan heeft het kabinet heel duidelijk kennisgenomen. Met die wetenschap wordt ook naar Brussel gereisd om daarover te spreken. Voor de VVD-fractie is dit overigens geen nieuw standpunt. Dit standpunt over het Europees Openbaar Ministerie heeft zij namelijk al sinds 2006. Daar kan totaal geen misverstand over bestaan; laat dat volstrekt helder zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Als ik het fiche goed gelezen heb, heeft het kabinet kanttekeningen geplaatst. De staatssecretaris heeft het echter over bezwaren. Kan hij mij uitleggen wat het verschil is tussen "bezwaren" en "kanttekeningen"?

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Berndsen heeft deze vraag vanochtend ook aan de minister gesteld. Ik heb de gelegenheid gehad om daarbij te zitten. Ook toen is er gesproken over de kanttekeningen. Toen heeft mevrouw Berndsen daar ook vragen over gesteld. Laat helder zijn dat er kanttekeningen zijn geplaatst in de brief van de Nederlandse regering. Dit is het standpunt van het kabinet, zoals ik het hier vanmiddag verwoord en de minister het vanmorgen heeft verwoord. Als u mij toestaat, geef ik nu graag een oordeel over de moties.

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen heeft nog een tweede vraag.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De staatssecretaris draait er een beetje omheen. Ik vraag hem naar het verschil tussen een "bezwaar" en een "kanttekening". Daarop krijg ik geen antwoord.

Staatssecretaris Teeven:

Dat is een beetje een semantische discussie. Een kanttekening kan ook een bezwaar inhouden en een bezwaar kan ook betekenen dat je een kanttekening plaatst. Ik heb dat nog eens even opgezocht in het woordenboek. Als je ergens een kanttekening bij plaatst, is er wel degelijk ruimte om te zeggen: dit gaat over iets wat mij niet bevalt. Maar je kunt ook kanttekeningen plaatsen bij iets wat je wel bevalt. Dat is volstrekt normaal Nederlands.

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen stelde een heel concrete vraag. Was de kanttekening in dit geval een bezwaar of was het iets anders? Dat was de vraag. Ik denk dat het terecht is dat mevrouw Berndsen zei dat u er omheen draaide. Misschien kunt u proberen een helder antwoord te geven.

Staatssecretaris Teeven:

Ik geef een heel helder antwoord. Een kanttekening kan inhouden dat je bezwaar maakt en een kanttekening kan ook iets anders inhouden. Het is helemaal niet zo dat er een tegenstelling in zit. Ik zie die tegenstelling helemaal niet van de zijde van het kabinet. Het kabinet heeft dat ook helemaal niet bedoeld.

Tegen die achtergrond geef ik het oordeel over de moties. De motie-Helder op stuk nr. 188 vormt, gelet op de absolute bewoordingen, een blokkade voor het overleg dat in Brussel moet plaatsvinden. Om die reden ontraadt de regering deze motie.

De motie van de heren Van Oosten en Recourt op stuk nr. 189 ziet de regering als een ondersteuning van het beleid en van de door de minister ingezette lijn. Wij zullen de gesprekken in Brussel voeren en daarbij het dictum van deze motie voor ogen houden.

De heer De Wit (SP):

Is dit niet wat merkwaardig? De motie van mevrouw Helder c.s. op stuk nr. 188 wordt uitgelegd als een blokkade voor de onderhandeling. In de motie van de heren Recourt en Van Oosten wordt, in normaal Nederlands uitgedrukt, gezegd dat over dit voorstel niet valt te praten. Dat is toch ook een blokkade? Of vindt de staatssecretaris van niet?

Staatssecretaris Teeven:

Nee. De beide leden spreken in hun motie op stuk nr. 189 duidelijk uit dat zij vinden dat de regering niet met dit voorstel aan moet komen; laat ik het gewoon maar zeggen. Ze zeggen op dit moment echter niet dat er nooit een Europees Openbaar Ministerie zal komen in welke vorm dan ook. Zo zei de heer Recourt het ook in zijn toelichting op de motie: je kunt je heel goed voorstellen dat er een Europees Openbaar Ministerie komt, terwijl het Nederlandse Openbaar Ministerie nog volledig de zeggenschap heeft over hetgeen hier in Nederland gebeurt. Ik kan het niet beter zeggen dan de heer Recourt dat heeft gedaan. Die ruimte zit niet in de motie van mevrouw Helder. Dat is precies het verschil tussen die twee moties.

De heer De Wit (SP):

Ik ben nooit bij de onderhandelingen geweest die bij dit soort gesprekken plaatsvinden, maar ik kan mij voorstellen dat de motie van de heer Recourt inhoudt "beste mensen, de Tweede Kamer heeft nee gezegd tegen dit voorstel, punt."

Staatssecretaris Teeven:

De tweede motie houdt in dat het kabinet nog bewegingsruimte heeft om de gesprekken voort te zetten op een manier waarop er nog wordt geluisterd naar het standpunt van de Nederlandse regering. De eerste motie betekent: we nemen nu afscheid, we nemen altijd afscheid en je hoeft met niks meer aan te komen. Dat is precies het verschil tussen de twee moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties zal plaatshebben over twaalf minuten.

De vergadering wordt van 17.24 uur tot 17.36 uur geschorst.

Naar boven