13 Landroof

Aan de orde is het VAO Landroof (AO d.d. 18/09).

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune en de deelnemers aan het debat. De spreektijd is twee minuten per fractie.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Voorzitter. Tijdens het AO Landroof is duidelijk gesteld dat misbruik bij landaankoop dient te worden aangepakt. Bedrijven die zakendoen in ontwikkelingslanden, moeten dat op een nette manier doen. Maar we moeten ook voorkomen dat vooral kleine bedrijven worden bedolven onder een woud van regels, waardoor zij bij voorbaat al worden ontmoedigd om te investeren, terwijl zij zich in vrijwel geen van de gevallen schuldig maken aan landroof. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlandse bedrijven voor het verkrijgen van overheidssteun bij internationaal opereren reeds gebonden zijn aan de OESO-richtlijnen;

overwegende dat het stapelen van diverse mvo-regels en -richtlijnen onwenselijk is, omdat het investeringen van met name kleinere bedrijven belemmert en een gelijk speelveld frustreert;

overwegende dat veruit de meeste investeringen in de agrarische sector in ontwikkelingslanden worden gedaan door Nederlandse tuinders en landbouwers uit het mkb-segment;

constaterende dat lang niet alle landacquisitie grootschalig is, en dat zelfs de meeste grootschalige landacquisitie niet per definitie valt te kwalificeren als landroof;

verzoekt de regering, in lijn met de gehanteerde regels voor het Dutch Good Growth Fund, bij landacquisitie geen extra regelgeving bovenop de OESO-richtlijnen te hanteren, tenzij de omvang van de onderneming, de aard van de sector en de aard van de risico's erom vragen;

verzoekt de regering tevens, andere regels, zoals de IFC Performance Standards, alleen toe te passen wanneer uit een eerste toetsing blijkt dat van bovengenoemde situaties sprake is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Caluwé en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 142 (26234).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. In het algemeen overleg ging het over drie dingen. Zijn er voldoende regels als het gaat om landroof? Zijn de regels in voldoende mate duidelijk? Zijn de regels in voldoende mate richtinggevend en bindend? Voor mijn fractie was het antwoord op alle drie de vragen negatief. Met de volgende twee moties wil ik proberen dat hiaat enigszins op te vullen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landroof door het internationale bedrijfsleven veelvuldig voorkomt en leidt tot grootschalige schending van mensenrechten en vermindering van de voedselzekerheid;

voorts overwegende dat bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om landroof te voorkomen;

overwegende dat een gebrekkige rechtspositie van boeren bijdraagt aan grootschalige schending van mensenrechten en landroof;

constaterende dat de voor het bedrijfsleven geldende OESO-richtlijnen onduidelijk zijn over de landrechten van boeren;

verzoekt de regering om zich in te zetten om de OESO-richtlijnen uit te breiden en te versterken voor wat betreft landrechten van boeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 143 (26234).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De tweede motie dien ik mede namens collega Ouwehand in. Zij kan hier vanmiddag helaas niet bij zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een specifieke groep slachtoffers van landroof, te weten inheemse volken en andere rurale gemeenschappen, ontbreekt in het huidige beleid ten aanzien van landroof;

overwegende dat de rechten van inheemse volken en andere rurale gemeenschappen nog dagelijks worden geschonden in het kader van landacquisitie door publieke en private partijen;

constaterende dat de Nederlandse regering het ILO-verdrag over inheemse volken heeft geratificeerd en voor de VN-verklaring over inheemse volken heeft gestemd;

verzoekt de regering om het respecteren, beschermen en bevorderen van de rechten van inheemse volken, en andere rurale gemeenschappen, expliciet op te nemen in het beleid over landroof en maatschappelijk verantwoord ondernemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 144 (26234).

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Het onderwerp landroof heeft een nieuwe dimensie gekregen door de uitzending van Nieuwsuur van gisteravond. De minister heeft erop gereageerd. Er was weer een "case" als gevolg van landroof. Namens mijn fractie dien ik twee moties in. De eerste heeft hierop betrekking.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlandse banken en pensioenfondsen op grote schaal investeren in levensmiddelenbedrijven en voedselhandelaren;

constaterende dat landrechten bij de grootschalige verbouw van gewassen zoals suikerriet, soja en oliepalm regelmatig worden geschonden;

verzoekt de regering, een voorstel te doen voor niet-vrijblijvende afspraken met betrokken partijen om landroof tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 145 (26234).

De heer Smaling (SP):

De tweede motie beoogt, de minister een suggestie aan de hand te doen om alternatieven voor de uitbreiding van landbouwareaal te steunen en te bepleiten bij partijen die daarmee te maken hebben.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "landroof" mede het gevolg is van de groeiende behoefte aan voedsel en biobrandstoffen voor negen miljard mensen;

overwegende dat het uitbreiden van bestaand landbouwareaal slechts beperkt mogelijk is en ten koste gaat van biodiversiteit, CO2-opslag en bewoners zonder landrechten;

verzoekt de regering, binnen het speerpunt "Voedselzekerheid" uitbreiding van het landbouwareaal steeds te wegen tegenover vier andere routes richting adequate voeding van de wereldbevolking, namelijk: 1. efficiëntere productie op bestaand landbouwareaal, 2. reductie van voedselverspilling, 3. versterking van lokale en regionale productie-consumptieketens en 4. het terugdringen van zowel ondervoeding als obesitas,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 146 (26234).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Er zijn vier moties ingediend, die ik een voor een zal langslopen. De door mevrouw De Caluwé ingediende motie, medeondertekend door mevrouw Mulder, de motie op stuk nr. 142, beschouw ik als ondersteuning van beleid. Ik voel zeer met mevrouw De Caluwé mee waar het de beperking van de regeldruk in het algemeen betreft, zeer zeker voor mkb'ers. Ik vind de IFC-standaarden wel heel belangrijk, zoals ik al eerder gemeld heb, in het bijzonder bij het toetsen van grotere investeringsbeslissingen. Die toetsing ligt overigens niet bij de ondernemer, maar bij de uitvoerder. Dat doen wij nu ook bij ORIO en FMO.

In de motie van de heer Van Ojik, de motie op stuk nr. 143, wordt de regering verzocht zich in te zetten om de OESO-richtlijnen uit te breiden. Ik zie deze motie graag als ondersteuning van beleid, als ik "uit te breiden" mag lezen als: "aan te scherpen". Het gaat er niet om veel regels toe te voegen, maar het gaat erom, zoals ik al eerder heb gezegd, dat wij iets specifieker ingaan op de kwesties die aan de orde zijn bij landroof. Het gaat dus meer om een aanscherping dan om een uitbreiding.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik ben graag bereid om in de motie de woorden "uit te breiden" te vervangen door: "aan te scherpen". Ik zal derhalve een gewijzigde motie in stemming laten brengen.

De voorzitter:

De motie-Van Ojik (26234, nr. 143) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landroof door het internationaal bedrijfsleven veelvuldig voorkomt en leidt tot grootschalige schending van mensenrechten en vermindering van de voedselzekerheid;

voorts overwegende dat bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om landroof te voorkomen;

overwegende dat een gebrekkige rechtspositie van boeren bijdraagt aan grootschalige schending van mensenrechten en landroof;

constaterende dat de voor het bedrijfsleven geldende OESO-richtlijnen onduidelijk zijn over de landrechten van boeren;

verzoekt de regering om zich in te zetten om de OESO-richtlijnen aan te scherpen en te versterken voor wat betreft landrechten van boeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147, was nr. 143 (26237).

Minister Ploumen:

Ik dank de heer Van Ojik voor het aanbrengen van deze wijziging in zijn motie.

De motie op stuk nr. 144, ingediend door de heer Van Ojik en mevrouw Ouwehand, vind ik op zich sympathiek. Dat zal geen verwondering wekken, gehoord hetgeen wij gewisseld hebben in het algemeen overleg. Nederland voert echter geen doelgroepenbeleid. In alle richtlijnen die er rond landroof zijn, worden geen specifieke doelgroepen genoemd. In die richtlijnen wordt in feite iedereen begrepen. Natuurlijk zijn wij ons ervan bewust, zoals de heer Van Ojik heeft kunnen horen in mijn reactie op de reportage van gisteravond, dat er soms sprake is van een tegenstelling tussen de belangen van de verschillende groepen. Helaas kan ik de motie niet zien als ondersteuning van beleid, omdat wij geen doelgroepenbeleid voeren. De intentie van de motie vind ik echter sympathiek.

De motie op stuk nr. 146, ingediend door de heer Smaling, zie ik graag als ondersteuning van beleid. Ook in het bestaande beleid inzake voedselzekerheid onderscheiden wij vier pijlers, die net even anders zijn geformuleerd dan de vier pijlers in de motie, maar zij omvatten wel dezelfde inzet. Ik zet in op duurzame productie, efficiëntere productie op bestaand landbouwareaal en verantwoorde areaaluitbreiding waar land beschikbaar is. De tweede pijler gaat over goed voedsel en is gericht op het terugdringen van zowel ondervoeding als obesitas. Ook met de derde en vierde pijler, een efficiënte markt en een efficiënt ondernemersklimaat, focussen wij op het terugdringen van voedselverspilling. Ik noem in dit verband het beperken van post-harvest losses — 40% van de oogst gaat soms verloren — en het versterken van lokale en regionale productie- en consumptieketens. Tegen die achtergrond zie ik de motie van de heer Smaling als in lijn met mijn beleid en voel ik mij door de motie gesterkt om op dezelfde voet door te gaan.

De voorzitter:

Misschien heb ik niet voldoende opgelet, maar u hebt gezegd dat u de motie op stuk nr. 144 sympathiek vindt. Betekent dit dat u de motie als ondersteuning van beleid beschouwt en dat u het oordeel over de motie aan de Kamer laat? Of ontraadt u de motie?

Minister Ploumen:

Het laatste is het geval, voorzitter, met de intonatie die u eraan geeft.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik verstond het niet goed. U legde twee opties voor aan de minister, maar voor welke koos zij?

De voorzitter:

Zij koos voor het ontraden van de motie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ach, dat is nu jammer.

De voorzitter:

De minister vond de motie wel sympathiek.

De heer Smaling (SP):

Ik dank de minister voor de sympathieke duiding van mijn motie. Er is echter een door mij ingediende motie blijven liggen.

De voorzitter:

Het betreft de motie op stuk nr. 145, ingediend door de heren Smaling en Jasper van Dijk, inzake het doen van een voorstel over niet-vrijblijvende afspraken met betrokken partijen om landroof tegen te gaan.

Minister Ploumen:

Mijn excuses, u hebt helemaal gelijk. Ik heb mede naar aanleiding van die reportage, maar niet alleen naar aanleiding daarvan, de CEO's van financiële instellingen aan mijn tafel genood, om met hen ten eerste helemaal door te nemen op welke wijze zij hun processen hebben ingericht om te voorkomen dat in door hen gefinancierde projecten sprake is van landroof. Ten tweede wil ik met hen doornemen hoe zij hun processen hebben ingericht om er, gaandeweg het project, zicht op te krijgen of er sprake zou kunnen zijn van landroof. Ik wil van die CEO's horen op welke manier zij daarmee omgaan. Een aantal financiële instellingen, zo heb ik begrepen, is daar zelf ook tamelijk strak en strikt in, in die zin dat zij met de uitvoerders van programma's in gesprek gaan en verbetertrajecten voorstellen. Als die verbetertrajecten op termijn niet tot het gewenste resultaat leiden, gaat men soms over tot het stopzetten van financiering. Ik wil dus de heren Smaling en Jasper Van Dijk vragen om mij tegemoet te komen door hun motie aan te houden en af te wachten waar het gesprek toe leidt dat ik met de CEO's heb. Dat kunnen we dan bespreken. Ik informeer de beide heren daar graag over en dan hoop ik dat zij tevreden kunnen zijn met wat ik op dat moment te melden zal hebben.

De heer Smaling (SP):

Dat vinden wij prima.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn motie (26234, nr. 145) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties voegen wij toe aan de stemmingslijst van volgende week.

Naar boven