3 Wijziging Vreemdelingenwet 2000

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132) (33581).

De voorzitter:

Er zijn drie deelnemers van de zijde van de Kamer, van wie er twee gaan spreken. De eerste is de heer Fritsma van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Uiteraard een speciaal woord van welkom aan de staatssecretaris.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De PVV-fractie zal tegen de onderliggende wijziging van de Vreemdelingenwet stemmen. Ik wil graag kort toelichten waarom.

Allereerst wordt ons met deze wijziging een zoveelste Europese richtlijn op het gebied van immigratie en asiel opgedrongen. Ongekozen Brusselse bureaucraten trekken alle aspecten rond de toelating van vreemdelingen naar zich toe. Dit betekent elke keer een verdere inperking van de Nederlandse zelfstandigheid, vrijheid en onafhankelijkheid. Bovendien betekent de Europese bemoeienis ook altijd een ongewenste versoepeling van het vreemdelingenbeleid. Denk bijvoorbeeld aan de richtlijn gezinsmigratie, die Nederland gewoon verbiedt om strengere toelatingseisen aan partner- en gezinsmigranten te stellen.

De PVV is van mening dat Nederland zelf over het vreemdelingenbeleid moet gaan. Wij willen natuurlijk het liefst uit de EU stappen, maar voordat het zo ver is moet in ieder geval op het terrein van asiel en immigratie een opt-out worden bewerkstelligd. Mijn oproep aan het kabinet is dan ook om ervoor te zorgen dat al die wereldvreemde Brusselse richtlijnen gewoon niet op Nederland van toepassing zijn.

De onderhavige Brusselse richtlijn betekent dat asielzoekers die vijf jaar legaal verblijf hebben gehad in de EU mogen blijven, ook als de situatie in het land van herkomst weer veilig is. Dit is de PVV een doorn in het oog. Als een asielzoeker na vijf jaar veilig terug kan keren naar het land van herkomst, moet dat natuurlijk gebeuren. Bescherming is dan immers niet meer nodig, maar Brussel maakt het logische idee dat een asielstatus in principe altijd tijdelijk moet zijn gewoon onmogelijk met deze richtlijn. Dat is een kwalijke zaak. Ook op dit punt wil ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik wil van de staatssecretaris ook de keiharde garantie dat bijvoorbeeld oorlogsmisdadigers, de zogenaamde 1F'ers, nooit rechtmatig verblijf kunnen krijgen op grond van deze richtlijn. Dit zijn mensen die in Nederland geen legaal verblijf hebben, maar vaak ook niet kunnen worden uitgezet omdat hun in het land van herkomst dan een onmenselijke behandeling zoals de doodstraf te wachten staat. Nu wil deze richtlijn ook mensen beschermen op wie dat laatste van toepassing is. Nogmaals, graag krijg ik de toezegging van de staatssecretaris dat het niet uitzetbaar zijn van deze mensen niet wordt verward met legaal verblijf en dat door deze richtlijn dus geen oorlogsmisdadigers en dergelijken gelegaliseerd worden. In technische zin betreft het mensen die geen legaal verblijf hebben gehad, maar op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ook niet uitgezet kunnen worden naar het land van herkomst.

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Het feit dat dit wetsvoorstel onthamerd is en plenair wordt behandeld, geeft mij de gelegenheid om het volgende te memoreren. Ik denk dat dit in het kader van een goede wetsgeschiedenis van belang is, omdat het nog wel enige moeite kost om te doorgronden wat daadwerkelijk met het wetsvoorstel wordt beoogd.

De wijzigingsrichtlijn schept geen nieuwe rechten of verplichtingen ten aanzien van het overnemen van de bescherming van personen die internationale bescherming genieten. De wijzigingsrichtlijn voorziet vooral in bepalingen die veiligstellen dat uit het aan de betrokken onderdaan van een derde land af te geven verblijfsdocument kenbaar blijft welke lidstaat verantwoordelijk is voor de internationale bescherming van een langdurig ingezetene. De lidstaten kunnen gewoon voorwaarden stellen aan de verlening, zoals het hebben van voldoende middelen van bestaan zodat geen gebruik wordt gemaakt van sociale voorzieningen en een verplichte ziektekostenverzekering. En als iemand hier wil verblijven als werknemer, mogen de lidstaten daarop toegesneden voorwaarden stellen, zoals de eis van een tewerkstellingsvergunning. Ook mogen lidstaten integratie-eisen stellen en iemand weigeren als hij een gevaar is voor de openbare orde. Kan de staatssecretaris dit bevestigen en kan hij eveneens bevestigen dat wij deze eisen daadwerkelijk in Nederland gaan hanteren?

Tot slot een kritische noot. Door de introductie van een aparte EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt het stelsel van vergunningen er niet eenvoudiger op, terwijl wij de afgelopen jaren er juist voor hebben gezorgd dat in het kader van asielvergunningen gestuurd wordt op één ongedeelde vergunning. Erkent de staatssecretaris dit ook? En heeft dit ook effecten op zijn inzet in Brussel bij toekomstige voorstellen in het licht van eenduidigheid, het stroomlijnen van procedures en dergelijke?

De heer Fritsma (PVV):

De heer Azmani doet een beetje voorkomen alsof er weinig verandert en lidstaten voldoende vrijheden behouden om de zaak zelf in te kleden, maar dat is niet waar. Waarom is dat niet waar? Nederland kan straks niet meer tegen een toegelaten asielzoeker zeggen: luister, jij bent hier vijfeneenhalf jaar geweest maar de situatie in je land van herkomst is weer veilig, dus je moet terugkeren. Erkent de VVD dat het principe van een tijdelijke asielstatus door Brussel geweld wordt aangedaan omdat je mensen na vijf jaar moet legaliseren, ook als de situatie in het land van herkomst weer veilig is? In het verlengde daarvan, wat vindt de VVD ervan dat Brussel zich daarmee bemoeit? De VVD heeft zich toch ook altijd kritisch uitgelaten jegens Brussel en zelfs gepleit voor een opt-out op het gebied van asiel en immigratie?

De heer Azmani (VVD):

Dit gaat uit van de veronderstelling dat het binnen het Nederlandse recht niet zo zou zijn dat iemand die vijf jaar rechtmatig verblijf heeft gehad op basis van een vluchtelingenvergunning of asielvergunning op basis van artikel 28, uitzetbaar zou zijn als de situatie in het land van herkomst veilig zou zijn. Het gaat erom dat iemand bij de verlenging van een vergunning na het vijfde jaar van verblijf nu een derde hokje kan aankruisen. Naast wederom een verlenging van een jaar van de verblijfsvergunning asiel, dan wel asiel voor onbepaalde tijd, kan hij nu ook "EU langdurig ingezetene" aankruisen. Dus ik zie het probleem niet zozeer.

De heer Fritsma (PVV):

Dat de VVD het probleem niet ziet, is een beetje zorgwekkend. Nu kan inderdaad een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden afgegeven na vijf jaar, maar de PVV wil toe naar een situatie dat je tegen asielzoekers die hier bijvoorbeeld vijfeneenhalf jaar zijn, kunt zeggen: de situatie in het land van herkomst is veilig, dus u kunt terugkeren. Dat maakt Brussel onmogelijk. Wij kunnen ons eigen beleid niet meer veranderen. Ik verbaas mij erover dat de VVD hier zo makkelijk over doet, vooral in het licht van de verkiezingsbelofte dat de VVD zich niet meer gebonden wil voelen aan de Europese richtlijnen en een opt-out wil. Ik weet het: de VVD wil die opt-out kennelijk niet meer. Dat heeft de staatssecretaris ook duidelijk gemaakt, maar die draai is onbetrouwbaar.

De heer Azmani (VVD):

De heer Fritsma haalt zaken door elkaar. De opt-out had voornamelijk betrekking op de gezinsherenigingsrichtlijn. Daarbij ging het om zwaardere eisen stellen aan gezingshereniging, leeftijd, middelen en dergelijke. Ik merkte in de tweede interruptie dat de heer Fritsma een draai maakte. Het is namelijk binnen het bestaande beleid en de bestaande wet in Nederland al zo dat je na vijf jaar een vergunning voor onbepaalde tijd aanvraagt. Die kun je niet intrekken op basis van het feit dat de situatie in het land van herkomst anders is. Dat maakt deze vergunning ook niet anders.

De voorzitter:

Tot zover de eerste termijn van de Kamer. Ik schors tot 10.30 uur zodat de staatssecretaris even kan nadenken over de antwoorden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Dank voor de door de leden gemaakte opmerkingen, en voor de betrokkenheid bij dit onderwerp, een betrokkenheid die ik bij de heren Fritsma en Azmani, maar ook bij anderen, altijd herken. Vanavond spreken we ook weer over het vreemdelingebeleid. Er is een schriftelijke gedachtewisseling geweest. Ik denk niet dat ik uitgebreid hoef in te gaan op de Implementatiewet, zodat ik meteen doorga naar de vragen die de leden hebben gesteld.

De heer Fritsma vroeg mij of de regering nader wil toelichten waarom zij de richtlijn niet beschouwt als een verregaande Europese beïnvloeding van het Nederlandse beleid inzake vreemdelingen die internationale bescherming genieten. Ik denk eigenlijk dat het andersom is. In Nederland is het al sinds de invoering van de Vreemdelingenwet per 1 april 2001 regel dat een vreemdeling die op asielgerelateerde gronden is toegelaten, na verloop van vijf jaar rechtmatig verblijf in ons land in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning "asiel voor onbepaalde tijd", die niet kan worden ingetrokken wegens het vervallen van de gronden voor asielverlening. Dat is al heel lang staand beleid. In die zin strookt de richtlijn met het Nederlandse recht en beleid. De richtlijn is nog beperkter dan het Nederlandse beleid tot nu toe, omdat vreemdelingen die verblijf hadden op de c- en d-gronden, in beginsel nog zijn uitgesloten van het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene. De richtlijn vormde eigenlijk de aanleiding voor de indiening van het wetsvoorstel inzake herschikking van de gronden voor asielverlening. Dat probleem zie ik dus niet.

De heer Fritsma heeft mij verder gevraagd, nader toe te lichten waarom ik niet, net als de Partij voor de Vrijheid, vind dat wanneer gronden voor asielverlening zijn vervallen, betrokkenen hoe dan ook — de heer Fritsma noemde het voorbeeld van iemand die na vijfenhalf jaar naar het land van herkomst terug moet keren — terug moeten naar het land van herkomst. Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag al aangegeven dat betrokkene dan in beginsel terug zou kunnen keren. Humanitaire redenen, het EVRM of deze richtlijn kunnen daaraan in de weg staan. Een verplichting daartoe zou in strijd zijn met het Nederlandse beleid zoals dat per 1 april 2001 wordt gevoerd. Het argument van de heer Fritsma is dat hij dat beleid wil veranderen, maar daarvoor zal de richtlijn moeten worden aangepast. Ik denk dat daarvoor binnen Europa — we moeten realistisch zijn — geen steun is. De heer Fritsma heeft nog gevraagd — hij heeft daar eigenlijk zelf al antwoord op gegeven — of de regering geen opt-out wil bewerkstelligen. Dat wil de regering niet. Daarover hebben we al eerder van gedachten gewisseld.

Een aangelegen punt van de heer Fritsma is de vraag over 1F'ers. Hij weet dat ik daar redelijk geharnast in zit, in die zin dat ik er geen voorstander van ben, en ook het kabinet niet, om 1F'ers op wat voor wijze dan ook te pardonneren. Ik kan bevestigen dat de richtlijn als het gaat om 1F'ers alleen van toepassing is op personen die eerder internationaalrechtelijke bescherming hebben gekregen. Het tegenwerpen van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag richting personen over wie het vermoeden bestaat dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdrijven of schendingen van de mensenrechten, betekent dat die mensen dan geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben gekregen, zodat zij om die reden al niet onder de werking van deze richtlijn vallen. Maar dat weet de heer Fritsma natuurlijk. Juist het tegenwerpen van 1F belet een en ander. Ik kan de heer Fritsma dus bevestigen dat 1F'ers gewoon nooit onder de werking van deze richtlijn zullen vallen.

De heer Azmani heeft mij gevraagd of we de eisen gaan hanteren in Nederland. Ja, dat gaan we doen. We gaan in feite voort op de ingezette weg. We hebben destijds het eerdergenoemde wetsvoorstel ingediend om de c- en d-gronden eruit te halen. Het wordt dus wel eenvoudiger. De warboel wordt niet groter, zoals de heer Azmani opmerkte.

De heer Azmani (VVD):

Het is natuurlijk geen groot punt, maar op dit moment is het zo dat iemand die al vijf jaar verblijf op asiel heeft twee hokjes heeft om aan te kruisen, namelijk voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning bepaalde tijd of voor de verblijfsvergunning onbepaalde tijd, en nu ook nog een derde hokje moet gaan aankruisen. Daar zijn verschillende rechten en verplichtingen aan verbonden, dus ik kan mij goed voorstellen dat het werken met drie vergunningen het juist wat lastiger maakt. Wij hebben in het verleden niet voor niets gekozen voor een ongedeelde verblijfsvergunning en nu wordt er toch weer een extra kop op gezet. Het gaat mij erom dat wij daar bij toekomstige, nieuwe voorstellen vanuit de EU aandacht voor hebben. Dat vraag ik aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven:

Ik kan toezeggen dat de regering daar aandacht aan zal besteden. Dat weet de heer Azmani ook. De regering is geen voorstander van extra koppen op Europese regelgeving. Dat is staand beleid. Dat hebben we ook veelvuldig met de Kamer gewisseld. In de onderhandelingen en besprekingen over deze richtlijn is dat ook onderwerp van discussie geweest, maar soms hebben we ook te maken met een Europa waar tegenwoordig heel veel lidstaten over meepraten. Dat weten we allemaal. Het is niet zo dat het Nederlandse standpunt altijd ogenblikkelijk de doorslag geeft.

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris heeft aangegeven dat deze richtlijn niet vloekt met het huidige vreemdelingenbeleid. Dat mag zo zijn, maar de staatssecretaris heeft ook erkend dat de aanscherping van het huidige vreemdelingenbeleid in die zin dat je asielzoekers bijvoorbeeld na 5,5 jaar toch kunt laten terugkeren naar hun land van herkomst als dat weer veilig is, niet kan. Dat is dus precies de ongewenste invloed die Brussel wel heeft op ons vreemdelingenbeleid, omdat Brussel ons gewoon verbiedt om verder te gaan dan Brussel wil. Erkent de staatssecretaris dat? Kan de staatssecretaris in het verlengde daarvan nog een keer uitleggen wat de meerwaarde is van het feit dat landen als Bulgarije, Roemenië en Polen erover gaan meebeslissen wanneer wij verblijfsvergunningen aan vreemdelingen moeten geven?

Staatssecretaris Teeven:

Over de 5,5 jaar heb ik gezegd dat het ook niet de inzet is — ik verwijs daarvoor ook naar het regeerakkoord — om dat punt aan te scherpen. Laat dat helder zijn. De grenzen van het regeerakkoord zijn ook de PVV helder. De regering beweegt zich op dit punt ook binnen de grenzen van dat regeerakkoord; dat zullen we ook blijven doen.

Met betrekking tot Bulgarije, Roemenië en Polen lijkt de heer Fritsma te veronderstellen, zeker als je naar de discussie rondom de tweede lidstaat kijkt, dat iedereen hierheen komt. Dat is natuurlijk niet zo. Er zijn ook mensen die van hier naar elders vertrekken. De beweging is dus ook andersom. In de praktijk blijkt dat ook zo te zijn. Van een Europa van 28 — straks van 29 — kun je vinden wat je wilt, maar dat betekent dat iedereen invloed uitoefent. De heer Fritsma weet als geen ander dat het vreemdelingenbeleid in hoge mate wordt geharmoniseerd en dat het nog verder wordt geharmoniseerd; ook de andere leden van de Kamer weten dat. Het kabinet voert op een aantal onderdelen aanscherpingen door binnen de grenzen van het regeerakkoord. Daar willen we het bij laten. Dit valt daar niet onder.

De voorzitter:

Tot zover de eerste termijn. Het woord is aan de heer Fritsma voor zijn tweede termijn.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De staatssecretaris geeft zelf ook al aan dat Nederland in toenemende mate invloed verliest op het eigen vreemdelingenbeleid. De zaken worden mede bepaald door landen als Roemenië, Polen, Bulgarije, Portugal en noem ze maar op. Dat is een slechte zaak. Daarom dien ik de volgende motie in, waarvan de inhoud voor zich spreekt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het asiel- en immigratiebeleid zo cruciaal is voor onze samenleving dat Nederland dat in eigen hand moet houden;

constaterende dat Europese richtlijnen op dit gebied een restrictief toelatingsbeleid in de weg staan;

constaterende dat de richtlijn ten behoeve van langdurig ingezetenen van de EU daar een nieuw voorbeeld van is;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor een opt-out op het gebied van immigratie en asiel, waardoor Nederland op dit terrein niet meer gebonden is aan Europese richtlijnen, voor zolang de meer gewenste uittreding uit de EU nog niet aan de orde is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma, Van Klaveren en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33581).

De heer Fritsma (PVV):

Ik ben vergeten te zeggen dat ik vier collega's bereid heb gevonden om de motie mede te ondertekenen, gelet op de ietwat magere opkomst vanochtend in de plenaire zaal. De vijfde persoon hier was geen probleem.

De voorzitter:

Wij hebben de heren Van Klaveren en De Graaf toegevoegd.

Heeft de heer Azmani een bijdrage voor de tweede termijn? Dat is niet het geval. Dan stel ik vast dat de tweede termijn is afgelopen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. In het dictum van de motie op stuk nr. 8 wordt de regering verzocht om zorg te dragen voor een opt-out op het gebied van immigratie en asiel, waardoor Nederland op dit gebied niet meer gebonden is aan Europese richtlijnen, voor zover de meer gewenste uittreding uit de EU nog niet aan de orde is. Ik moet die motie ontraden. De Nederlandse regering vindt dat wij niet moeten uittreden uit de EU. Ook vindt zij niet dat wij een opt-out moeten bewerkstelligen. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover dit debat. Ik dank de staatssecretaris.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De Kamer zal aanstaande dinsdag stemmen over de motie en, naar ik aanneem, over de wet.

Ik moet nog even iets voorlezen.

Naar boven