31 Arbeidsomstandigheden in Bangladesh

Aan de orde is het VAO Maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeidsomstandigheden in Bangladesh (AO d.d. 19/09).

De voorzitter:

Aangezien de minister nog niet aanwezig is, schors ik de vergadering nog enkele ogenblikken tot zij er is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is uit de Eerste Kamer komen snellen. Dank u en welkom in de Tweede Kamer.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Een belangrijke motie, die wij bij dit debat wilden indienen, hebben wij inmiddels ingediend bij de begrotingsbehandeling, omdat ik niet zeker wist of wij het voor de kerst nog gingen redden. Die motie is inmiddels aangenomen, waarvoor ik de collega's heel dankbaar ben. Ik heb begrepen dat de minister die motie voortvarend gaat uitvoeren. De motie vraagt de regering om een convenant aan te gaan voor risicolanden en -sectoren.

Omdat wij de puntjes op de i willen zetten, heb ik nog een motie waarin ik de regering vraag om de financiële sector op te nemen in het risicosectorenbeleid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat financiële instellingen als banken en pensioenfondsen als kapitaalverstrekkers een vaak onmisbare schakel vormen in internationale handels- en productieketens;

constaterende dat Nederlandse financiële instellingen grootschalig investeren in ketens met een hoog risicoprofiel op duurzaamheid en mensenrechten, zoals mijnbouw en cacao;

overwegende dat transparantie over investeringskeuzes in de financiële sector de consument beter in staat stelt om duurzame betalingsbeslissingen te nemen;

verzoekt de regering, de financiële sector expliciet op te nemen in het mvo-risicosectorenbeleid om duurzaamheid en transparantie in deze sector te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 170 (26485).

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Het AO vond inderdaad al lang geleden plaats, in september van dit jaar. Wij voerden toen een goed debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen, over transparantie en over Bangladesh. Met name die transparantie vormde voor mij een belangrijk onderwerp in het debat. Ik heb een aanzienlijke hoeveelheid van de spreektijd besteed aan de zogenaamde "bloedkolen". Inmiddels heeft collega Vos bij de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een motie ingediend die ik van harte steun. Ik hoop vooral dat hij deze ofwel niet in stemming hoeft te brengen omdat de minister met mooie resultaten terugkomt van haar gesprekken met de elektriciteitsbedrijven ofwel in stemming brengt om de minister een steuntje in de rug te geven.

Er is helaas nog wel onduidelijkheid over de eisen die het Rijk stelt aan bedrijven die subsidies ontvangen of meegaan op exportmissies. De minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking lijkt dit elke keer enkel op haar ministerie te betrekken. Mijn fractie ziet het echter rijksbreed en ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid het goede voorbeeld moet geven wat betreft maatschappelijk verantwoord ondernemen;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat bedrijven rijksbreed enkel in aanmerking komen voor overheidssteun indien zij handelen conform de OESO-richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 171 (26485).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Mij werd de doorgang versperd op weg naar het katheder, maar ik ben er toch gekomen. Wij hebben eigenlijk al best vaak van gedachten gewisseld over de kwestie van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daar zijn wij allemaal voor en daar bestaan prachtige richtlijnen voor, waaronder de OESO-richtlijnen. Hoe kun je ervoor zorgen dat die in de praktijk worden toegepast en tot uitwerking komen? De discussie gaat dan vaak over de vraag welke mate van binding er zou moeten zijn in de internationale regelgeving. De minister heeft daarover een opvatting. De fractie van GroenLinks heeft er vaak voor gepleit om de bindende werking van die richtlijnen wat sterker te maken, voor zover dat kan.

In Nederland hebben we het Nationaal Contactpunt. Een klacht over het toepassen van de OESO-richtlijnen kan daar worden ingediend. De fractie van GroenLinks zou willen dat de werking en de reikwijdte van het werk van het Nationaal Contactpunt wordt uitgebreid. Daarover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de OESO-richtlijnen heldere criteria en regels bevatten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;

constaterende dat Nederland een Nationaal Contactpunt heeft waar klachten ingediend kunnen worden in het geval dat er een meningsverschil bestaat over het toepassen van de OESO-richtlijnen;

verzoekt de regering, een instrumentarium te ontwikkelen dat de naleving van de OESO-richtlijnen permanent volgt en waar klachten ingediend kunnen worden, dat op eigen initiatief onderzoek kan verrichten en dat toezicht houdt op de naleving van de OESO-richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 172 (26485).

Er is een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. De minister heeft enkele minuten nodig om haar antwoord voor te bereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik begin met de motie-Voordewind op stuk nr. 170 over de financiële sector. Ten eerste ben ik mede naar aanleiding van de rol die financiële instellingen kunnen spelen in het borgen van landrechten, reeds in gesprek met financiële instellingen over hun mvo-beleid. Dat gesprek is wat breder dan alleen landrechten. Dat ligt voor de hand. Dat gaat ook over transparantie en keuzecriteria, en over wat men doet als men onrechtmatigheden constateert of als afspraken niet worden nagekomen. Ten tweede is de sectorrisicoanalyse die wij in gang gaan zetten, bedoeld om sectoren te selecteren waarmee wij met voorrang in overleg willen treden en convenanten willen sluiten om de risico's in de ketens te verkleinen. In die sectorrisicoanalyse wordt de financiële sector meegenomen. Dat wil niet zeggen dat de financiële sector een van de sectoren is waarop wij in eerste instantie die risicoanalyse gaan doen, maar hij wordt daar wel breed in betrokken. Op die analyse wil ik niet vooruitlopen, want daarvoor maken wij hem; anders heeft hij geen zin. Maar als ik de motie zo mag lezen dat ik met het gesprek dat ik nu al voer met de financiële sector, beantwoord aan de vragen uit de motie enerzijds en dat de financiële sector naast een aantal andere sectoren wordt gezien als een van de mogelijke sectoren in de sectorrisicoanalyse anderzijds, dan wil ik de motie beschouwen als ondersteuning van beleid.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is logisch dat de minister eerst de risico's gaat onderzoeken. Wat daar uitkomt, lijkt mij redelijk voorspelbaar, gezien de belangrijke rol van de Nederlandse financiële instellingen in die ketens. Maar de minister mag haar zo zien. Dan zullen wij bezien of ze straks daadwerkelijk in dat beleid terechtkomen, maar daar heb ik alle vertrouwen in gezien het trackrecord.

Minister Ploumen:

Dank u wel.

De motie-Sjoerdsma op stuk nr. 171 zie ik graag als ondersteuning van beleid als ik haar zo mag lezen dat het gaat over het internationalebedrijfsleveninstrumentarium dat de overheid in de volle breedte hanteert. Een groot deel zit bij mijn begroting maar het zit ook bij andere departementen. Dus voor zover de motie betrekking heeft op het bedrijfsleveninstrumentarium — dat is vrij ver — is het ondersteuning van beleid, want het bedrijfsleven moet inderdaad voldoen aan de OESO-richtlijnen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Waarom zou de minister de reikwijdte van de motie willen beperken van rijksbreed naar enkel het bedrijfsleveninstrumentarium?

Minister Ploumen:

Misschien moet ik mij iets preciezer uitdrukken. Ik wil niet zozeer van rijksbreed naar bedrijfsleveninstrumentarium. Ik zou het willen hebben over het internationalebedrijfsleveninstrumentarium dat rijksbreed wordt ingezet, dus niet alleen vanuit mijn begroting.

In de motie-Van Ojik op stuk nr. 172 wordt verzocht, een instrumentarium te ontwikkelen dat de naleving van OESO richtlijnen permanent volgt, met verwijzing naar het Nationaal Contactpunt. Ik wil de heer Van Ojik vragen of hij die motie wil aanhouden, want zoals aangekondigd heeft het kabinet het Nationaal Actieplan Ruggie in voorbereiding. Dat gaat onder meer over een instrumentarium om de naleving van de OESO-richtlijnen te monitoren. Hoe dat instrumentarium er precies uit komt te zien, wil het kabinet graag in de brief duiden. Ik hoop dat de heer Van Ojik daarop wil wachten, want het zal interessant zijn voor het debat.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Uiteraard wil ik daarover nadenken, maar we kunnen het ook omdraaien. De minister kan het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Als de Kamer de motie aanneemt, heeft de minister een goede input voor de brief die zij zal sturen. Wil de minister het niet op die manier doen?

Minister Ploumen:

Het is mij geheel duidelijk waarom de heer Van Ojik politiek talent van het jaar is geworden. Ik begrijp zijn redenering, maar het zou het nationaal actieplan niet ten volle recht doen. Dit is er overigens een heel belangrijk onderdeel van en de heer Van Ojik koppelt het aan het Nationaal Contactpunt, waarover het ook in de brief zal gaan. We hebben ook onderzoek laten doen naar de wijze waarop nationale contactpunten in andere landen functioneren. Ik zou mijzelf echter de vrijheid willen gunnen om daar nog eens even goed naar te kijken en niet alvast de ene of de andere motie als ondersteuning van beleid te kwalificeren. De heer Van Ojik zou mij een groot genoegen doen als hij de motie zou willen aanhouden.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Die kans wil ik mij niet laten ontnemen en ik zal de motie dus aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor, zijn motie (26485, nr. 172) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Ploumen:

Hiermee heb ik de moties in dit VAO besproken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij zullen aanstaande donderdag over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt van 16.51 uur tot 17.00 uur geschorst.

Naar boven