7 Vragenuur: Vragen Voordewind

Vragen van het lid Voordewind aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de oproep van Amnesty International over de opvang van Syrische vluchtelingen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We zien dezer dagen de beelden op televisie van besneeuwde tenten en kinderen met slippertjes in de modder en de sneeuw. Inmiddels worden de meeste vluchtelingen alweer tweeënhalf jaar lang opgevangen in omliggende landen en zijn er 6,5 miljoen van huis en haard verdreven in Syrië. We horen van de honderden vluchtelingen die inmiddels zijn omgekomen in de Middellandse Zee. Er wordt al gesproken van één groot zeekerkhof. Afgelopen zaterdag volgde Zembla een Syrische familie van zes mensen van wie helaas alleen de vader Hassan en de zoon de tocht overleefd hebben. Zij zullen donderdag hier in dit parlement hun verhaal komen vertellen.

Amnesty International heeft net een nieuw rapport uitgegeven, waarin op een rijtje is gezet hoeveel Syrische vluchtelingen in Europa worden opgevangen. Het resultaat is 0,5% van de 2,3 miljoen vluchtelingen. Nederland was bereid om 50 vluchtelingen op te vangen en daarbovenop komen dan nog de 200 van volgend jaar.

Ik kom tot de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wat is de uitkomst geweest van het overleg van gisteren van de minister van Buitenlandse Zaken met zijn collega's in Europa om meer te doen voor de Syrische vluchtelingen? Is de staatssecretaris bereid over te gaan tot een versoepeling van de visa voor de meest kwetsbare vluchtelingen met familie in Nederland? Is de staatssecretaris bereid om er bij de Europese collega's van de achttien lidstaten die op dit moment geen enkele vluchteling willen opnemen, op aan te dringen om alsnog ruimhartig Syrische vluchtelingen op te vangen?

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Dank aan de heer Voordewind voor zijn vragen. Laat duidelijk zijn dat de beelden die we afgelopen weekend hebben gezien rond de stad Aleppo iedereen natuurlijk schokken. Het is ook duidelijk dat als dat gebeurt in Syrië, dit, hoewel we dat niet hopen, vermoedelijk tot nog veel meer vluchtelingen zal leiden.

Kijkend naar de vragen van de heer Voordewind denk ik dat het belangrijk is even vast te stellen wat Nederland al doet. Nederland is een belangrijke donor; tot op dit moment is een bedrag van ruim 61 miljoen beschikbaar gesteld voor het steunen van de opvang van vluchtelingen in de regio. Nederland heeft hervestiging toegezegd van dit jaar 50 vluchtelingen en volgend jaar 250. Bovendien wordt bezien of er volgend jaar nog 250 vluchtelingen extra mogen komen. Daarnaast is het zo dat Nederland de afgelopen negen maanden 1.900 vluchtelingen die asiel hebben aangevraagd in Nederland, heeft opgevangen; die mensen hebben ook een vluchtelingenstatus gekregen. Het is dus niet zo — maar dat weet de heer Voordewind ook wel — dat het zich beperkt tot 300 mensen, zoals hij zegt, want dan gaat om hervestiging; daarnaast zijn er dus de 1.900 mensen die asiel hebben aangevraagd.

De heer Voordewind heeft gevraagd of de regering bereid is om te komen tot extra opvang van mensen die in Nederland al familieleden hebben. Er worden op dit moment 30.000 vluchtelingen in Europa opgevangen, van wie Nederland er dus zo'n 2.000 voor zijn rekening neemt en Duitsland nog aanzienlijk meer, maar dat is ook een groter land. Als het gaat om het opnemen van die familieleden is het probleem — ik heb er ook een brief over gestuurd aan de Kamer — dat die mensen hier dan niet tijdelijk blijven maar dat het dan ook een blijvende situatie zal zijn die je dan in het leven roept. Het is ook een situatie die we niet willen. Het betekent ook dat we niet precies weten wie er dan komt. We kunnen dat niet goed checken. Maar we gaan wel twee andere dingen doen. Ik spreek morgen met vertegenwoordigers van de UNHCR om te bezien wat voor extra zaken we kunnen doen. Bovendien ga ik zelf in januari naar Jordanië om de kampen daar te bezoeken en om te kijken welke maatregelen we dan verder kunnen nemen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Dank voor de toezegging van de staatssecretaris dat hij bereid is met de UNHCR te bekijken wat er eventueel nog mogelijk is. Ik hoop ook dat de minister van Buitenlandse Zaken van Nederland daar op aandringt bij de andere achttien lidstaten die tot nu toe daartoe nog niet bereid zijn.

Het gaat om twee zaken. Ten eerste gaat het om het verruimen van de visatoekenningen voor mensen met familieleden in Nederland. Ten tweede gaat het om het opvangen van uitgenodigde Syrische vluchtelingen via de UNHCR. De UNHCR heeft gezegd ook volgend jaar veel meer mensen uit te kunnen nodigen dan het aantal van 200 dat tot nu toe is toegezegd. Ik hoor graag van de staatssecretaris aan welke getallen hij denkt om enigszins in de buurt te komen van een redelijk aantal in vergelijking met landen als Duitsland, dat op dit moment 10.000 mensen opvangt.

Is het kabinet bereid om er bij Griekenland op aan te dringen dat dat land geen boten met vluchtelingen uit de Griekse wateren terugsleept naar bijvoorbeeld de Turkse wateren? Daardoor moeten de mensen immers langer dan nodig is op zee blijven en kunnen zij Europa niet binnenkomen.

Staatssecretaris Teeven:

Ik begin met de laatste vraag van de heer Voordewind. Ik zal vanavond al in de gelegenheid zijn om dat onder de aandacht van de Griekse autoriteiten te brengen. Wij hebben een Griekse delegatie op bezoek die de immigratie-inspanningen bekijkt die wij hier verrichten. De delegatie wil zien of er van de best practices iets geleerd kan worden. Ik zal de opmerking van de heer Voordewind verifiëren en ik zal bezien of ik die onder de aandacht van de Griekse collega's, de Griekse immigratie-autoriteiten, kan brengen.

Ik kom op de gesprekken met de UNHCR. Er is een langdurig misverstand. De UNHCR zou steeds zeggen dat zij veel meer kan doen, ook als het gaat om uitgenodigde vluchtelingen hier in Nederland, terwijl wij juist informatie van de UNHCR hebben dat zij op dit moment niet meer kan doen; zij kan niet zorgen voor de opvang van meer mensen dan de aantallen die wij met elkaar in de Kamer hebben afgesproken. Ik hoop morgen te kunnen ophelderen hoe dit precies zit. Wij zullen bekijken wat er dan mogelijk is.

Ik heb de Kamer in een brief al uitgelegd dat het extra verstrekken van visa aan familieleden niet de optie is waar het kabinet op dit moment aan denkt, ten eerste omdat het nooit tijdelijk zal zijn, waardoor wij een blijvende situatie in het leven roepen, en ten tweede omdat wij niet goed kunnen controleren wie er op dat moment nog meer binnenkomen. Wij willen in ieder geval niet dat er mensen kunnen binnenkomen in Nederland van wie wij niet weten wat hun geschiedenis is geweest in Syrië. Daarmee bedoel ik dat wij oorlogsmisdadigers of mensen die die verdenking op zich hebben geladen, hier natuurlijk geen onderdak willen bieden. Dat zou de omgekeerde situatie zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is goed om te horen van de staatssecretaris dat hij bereid is om met de UNHCR te overleggen over de vraag wat er nog meer mogelijk is volgens de UNHCR. Ik heb net nog contact met de commissie gehad. De UNHCR is bereid om veel meer mensen op te vangen dan het door de staatssecretaris toegezegde aantal van 200. Kan de staatssecretaris nogmaals bevestigen dat de motie van de ChristenUnie, ondersteund door de Kamer, wordt uitgevoerd, zodat het aantal van 250 mensen in ieder geval bovenop het vaste quotum van 500 mensen van de UNHCR komt? Ik zal bekijken waartoe de staatssecretaris bereid is als het gaat om grotere aantallen uitgenodigde vluchtelingen. Dat is natuurlijk de beste route, in plaats van dat mensen zelf over land naar Nederland moeten komen.

Staatssecretaris Teeven:

De heer Voordewind weet dat 250 van die 500 mensen uit Syrië komen. De motie die door de Kamer is aangenomen, heeft betrekking op nog eens 250 Syriërs. Ik heb aangegeven dat ik eerst wil nagaan hoe ik die 250 mensen een plek kan geven. Daarna zullen wij kijken naar de uitvoering van de motie. Dat is de stand van zaken. Dat verdraagt zich inderdaad niet met de mededelingen die de heer Voordewind krijgt van de UNHCR, dus het is goed dat ik morgen met de commissie spreek, want dan krijgen wij daar gelijk duidelijkheid over.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Voordewind, sorry, mevrouw Voortman, voor een interruptie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het is inderdaad goed dat de staatssecretaris morgen met de UNHCR spreekt over de vraag of er nog meer mogelijk is. Ik ben erg benieuwd naar de uitkomst daarvan, dus ik hoop dat de staatssecretaris ons daar snel van op de hoogte kan snellen.

Mijn tweede punt betreft andere EU-landen. Er zijn genoeg EU-landen die nog minder doen dan Nederland. Is de staatssecretaris bereid om zich ervoor in te zetten dat ook andere landen Syrische vluchtelingen gaan opvangen?

Staatssecretaris Teeven:

Het onderwerp van de Syrische vluchtelingen is twee weken geleden bij de Europese Raad aan de orde geweest. Dat ging onder meer over de opvangactiviteiten in Bulgarije en de vermeende slechte opvang van vluchtelingen in Bulgarije. Toen is ook gevraagd of andere Europese landen, niet alleen Nederland en Zweden, bijstand kunnen geven aan de migratie- en opvangautoriteiten in Bulgarije. Dat beroep op de andere lidstaten hebben de Zweedse collega en ik toen gedaan. Wij hebben ook over Syrië gesproken. Wij hebben gezegd dat de inspanningen wel over alle 28 lidstaten moeten worden verdeeld. Ik ben het met, niet mevrouw Voordewind, maar mevrouw Voortman eens, dat ook andere lidstaten hierop moeten worden aangesproken.

De heer Schouw (D66):

De problematiek met Syrië neemt elke dag toe, maar het standpunt van de regering blijft hetzelfde als een paar weken geleden. Ik vraag het kabinet om eind januari een nieuwe brief aan de Kamer te sturen, met daarin verwerkt het resultaat van het gesprek met de UNHCR, de impressie van de staatssecretaris na zijn werkbezoek aan Jordanië en de visumaanpak, die in Duitsland kennelijk wel mogelijk is en in Nederland niet. Is de staatssecretaris daartoe bereid? Dan kunnen wij misschien met elkaar discussiëren over de vraag of de deur een stukje kan worden opengezet of dicht blijft.

Staatssecretaris Teeven:

Ik ben zeer bereid om eind januari de Kamer te informeren over de stand van zaken rond de eerste twee onderwerpen: de gesprekken met de UNHCR en mijn werkbezoek aan Jordanië. Dat zal ik zeker doen. Over het derde onderwerp heb ik de Kamer al geïnformeerd. Ook vandaag nog heb ik in de Kamer aangegeven dat de manier waarop Duitsland het doet geen zekerheid biedt dat je goed screent wie er op dat moment Europa binnenkomen. Daarover heb ik ook met mijn Duitse collega gesproken. Het laatste wat wij moeten willen is ongescreende vluchtelingen binnenkrijgen, onder wie zich misschien ook mensen bevinden tegen wie wij later artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag moeten inzetten omdat ze zelf betrokken of mogelijk betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden. Dat hebben wij in het verleden ook meegemaakt in verband met Afghanistan en Irak. Dus ja, ik heb aandacht voor de nood die ontstaat. Informeren zal ik zeker, maar ik zal wel goed kijken wie wij concreet binnenkrijgen. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de D66-fractie dit helemaal met mij eens is, want wij moeten het 1F-probleem niet groter maken dan het op dit moment al is.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Ik heb begrepen dat u bereid bent bij de stemmingen nog even aanwezig te blijven. Daarvoor ben ik u ook dankbaar.

Naar boven