3 Vragenuur: Vragen Van Veldhoven

Vragen van het lid Van Veldhoven aan de minister van Infrastructuur en Milieu, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, over het bericht dat met het huidige beleid de wereld afstevent op een gemiddelde temperatuurstijging van 4°C in 2100, en de zeven grootste ontwikkelende economieën meer doen aan groene groei dan de G7 . 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Over precies twee weken vindt de klimaattop van secretaris-generaal Ban Ki-moon plaats in New York. Daar zullen 120 regeringsleiders aanwezig zijn en namens deze Kamer mag ik als rapporteur deelnemen aan die top. Deze klimaattop moet leiden tot een nieuw klimaatverdrag in 2015. Als je de berichtgeving hoort, komt dat verdrag er echt geen seconde te laat, als het tenminste lukt. 

Het gaat immers helemaal de verkeerde kant op met de opwarming. Gisteren toonde consultancybureau PwC aan dat wij niet aankijken tegen een opwarming van 2°C, zoals de doelstelling is, maar van gemiddeld 4°C. 4°C gemiddeld betekent 10°C warmer op de Noordpool en 6°C in de tropen. In dat soort regio's zal dat veel meer storm, honger en ziekte betekenen en dat zullen wij ook hier bemerken. We kunnen dit tij nog keren, maar dat moet vandaag en niet morgen. Van de minister krijg ik graag allereerst een bevestigend antwoord op de vraag of Nederland dit zo serieus neemt dat onze minister-president zelf naar de top afreist. Kan de minister aangeven wat de inzet van Nederland is? Wat biedt Nederland Europa als andere landen — president Obama heeft recentelijk een aantal maatregelen afgekondigd en ook China heeft laten horen, plannen te hebben — vergaande emissiereducties aankondigen? 

In Brussel is een stoelendans begonnen om de nieuwe Europese Commissie te vormen. Hoe zorgen we ervoor dat Europa ondanks die stoelendans toch een eensgezind geluid laat horen? 

Ik hoor dat de Indiase en de Chinese president niet naar New York komen. Kan de minister dit bevestigen? Weet zij waarom? In die context dat wij niet een duidelijk Europees aanspreekpunt hebben, vraag ik haar of zij bereid is bij haar Indiase en Chinese collega's aan te dringen op deelname. Hun afwezigheid is opmerkelijk, juist omdat de zeven grootste opkomende economieën, zoals China, India, Brazilië en Turkije hun economie in een veel sneller tempo klimaatneutraal maken dan de grote oude economieën. Dat betekent dus dat we naar een andere kijk op dat klimaatbeleid moeten. In plaats van alleen te focussen op minder uitstoot moeten we ons afvragen hoe we elkaar kunnen helpen om schoner te groeien. Graag krijg ik een antwoord van de minister. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Mevrouw Van Veldhoven wijst erop dat het PwC-rapport aangeeft dat we op een temperatuurstijging van 4°C afstevenen als we geen extra maatregelen nemen. Zij noemt dit een gemiddelde. Ik had zelf begrepen, in de korte tijd dat ik mij hierop heb voorbereid omdat ik moest invallen voor de staatssecretaris, dat het ging om een onzekerheidsinterval tussen de 1,5 en 4°C. Dat betekent dat je op 1,5°C — onder de 2°C waar we naar streven — terechtkomt of op 4°C. Maar goed, laten we daar nu even niet over bakkeleien. Uiteindelijk gaat het erom dat we streven naar die maximale stijging van 2°C en liefst nog minder. Daar zijn we heel hard mee aan de slag. Tegelijkertijd weten we ook dat er nog veel moet gebeuren. Om die reden zullen we naar de klimaattop afreizen. We zullen daar allerlei voorbeelden van klimaatacties, nationaal en internationaal, laten zien om met elkaar naar verbetering te zoeken en daarover nieuwe afspraken te maken. Wij willen graag een ambitieus klimaatakkoord waar alle landen aan meedoen. 

De minister-president gaat er samen met staatssecretaris Mansveld naartoe. Ik beschik niet over informatie of de bewindslieden van China en India daarheen gaan, maar ik kan ongetwijfeld laten weten of dat zo is. Ik weet in ieder geval dat zij er ook hard aan werken, vaak op andere manieren dan wij. Het is belangrijk om dat van elkaar te zien en van elkaar te leren. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is natuurlijk altijd een kwestie van kansberekening, maar ik vind niet dat we kunnen zeggen dat we fantastisch op stoom zijn, terwijl er een heel kleine kans is dat het 1,5°C wordt en een grote kans dat het veel meer wordt. Dan lopen we wel degelijk risico's en dat is precies wat het PwC-rapport laat zien. Met het huidige beleid, met de voorgenomen pledges, gaan we die 2°C ruim niet halen. Dat benadrukt het belang van deze top en het belang om ook te bekijken hoe we de landen die we nog niet hebben kunnen bereiken wel kunnen bereiken. Daar gaan mijn vragen voornamelijk over. 

Ik vind het fijn dat de minister heeft gezegd dat onze minister-president gaat. Dat was een duidelijke wens van D66 en ik ben heel blij dat hij gaat. Ik zou het ook fijn vinden als er niet alleen gecheckt wordt of de Chinese en Indiase collega's wel of niet komen, maar ook dat onze minister-president onder de aandacht brengt het belang van een dialoog met die economieën die zo hard groeien om te onderzoeken hoe wel elkaar wel kunnen vinden. Op die manier maken we de kans op een akkoord in Parijs volgend jaar steeds groter. Ik denk dat er een kans zit in het aanjagen van de groene groei. Daarom heb ik een aanvullende vraag over de groene handelsmissies. Minister Kamp heeft het voorstel van D66 omarmd. Juist door na te gaan hoe we meer op het gebied van groene groei met die landen kunnen samenwerken, kunnen we er misschien voor zorgen dat de groei die in die landen heel erg nodig is, wel schone groei is. Graag een reactie van de minister. 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kan niet bevestigen of ontkennen dat de bewindslieden van China of India daar wel of niet heen gaan. Daarover zullen wij de Kamer nog informeren. Als er gerappelleerd wordt, lijkt het mij het beste dat de staatssecretaris die taak op zich neemt, om de minister-president niet met alles op te zadelen. Belangrijker is denk ik nog dat de landen waarvan in het verleden werd gezegd dat zij niets doen, hier vaak al op veel manieren intensief mee bezig zijn en grote stappen zetten. Het leerproces andersom is dus ook van belang. 

Ik kom op de groenegroeimissies. Ik weet onder andere van missies waaraan ik zelf deelneem, dat wij in veel landen proberen om de punten waar wij goed in zijn als concreet voorbeeld, als best practice, in te brengen. Nederland is bijvoorbeeld heel goed in afvalverwerking en hergebruik. Er zijn veel landen waarmee wij hierover praten. Wij laten hun voorbeelden zien en proberen akkoorden of afspraken met hen tot stand te brengen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb een heel concrete vraag. Gaan er ook vertegenwoordigers van bedrijven mee naar New York? Op welke manier betrekken wij bedrijven bij het opstellen van die nieuwe groenegroeiagenda? Kan de minister daarop een reactie geven? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik besef dat wij als kabinet alles zouden moeten weten over alles waarover wij besluiten nemen, maar ik weet dit niet uit mijn hoofd. Wij hebben gesproken over de klimaattop. Volgens mij gaan er vertegenwoordigers van bedrijven mee, maar dat kan ik nu niet met zekerheid zeggen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat hoor ik dan graag nog. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb net een vraag gesteld over de luchtvaart. Collega Van Veldhoven stelt nu een vraag over het klimaatbeleid. Die twee hebben natuurlijk een connectie. Als de projecties voor het toenemen van de luchtvaart, zeker in de Westerse wereld, maar ook in andere landen, allemaal zouden doorgaan, wordt het hele budget voor het beperken van de CO2-uitstoot opgesoupeerd door alleen de luchtvaart. Ik vraag de minister of zij dat onderwerp hoger op de Europese agenda kan krijgen en, zo ja, hoe. Hier moet echt aandacht voor komen in New York. Het gebruikelijke antwoord is: daar gaan wij niet over, want ooit is het verdrag van Chicago gesloten, dus dat is allemaal moeilijk. Als landen dit echter zien aankomen, moet het wel op de agenda komen. Ik ben het met de minister eens dat Nederland dat niet alleen kan doen; zelfs Europa kan dat niet alleen. Is de minister bereid om te proberen, met alles wat wij kunnen doen, dit zo hoog mogelijk op de agenda te krijgen? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Daarvoor hebben wij ook aandacht in New York. Dat zal zeker aan de orde zijn. Als je een opgave hebt, ga je ook afpellen: wat moet je nog doen en waar zit nog de grootste uitstoot? Er zijn dus geen onderwerpen die je onbesproken laat. Natuurlijk hebben wij te maken met verdragen en met historie. Dat betekent dat je niet zomaar alles kunt veranderen, maar ook in zo'n internationaal gremium kun je met elkaar besluiten dat je daar iets aan gaat doen. Dat is net zo internationaal als de afspraken die in het verleden zijn gemaakt. 

Ik heb nog een antwoord op de vraag van mevrouw Van Veldhoven over de bedrijven. Ik heb begrepen dat in ieder geval vertegenwoordigers van Shell en Unilever meegaan. Misschien gaan er vertegenwoordigers van nog wel meer bedrijven mee. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voor de PvdA-fractie is het klimaatprobleem, de klimaatuitdaging, net zo belangrijk als voor de voorgaande sprekers. Ik wil hun betoog dan ook onderstrepen. Ik ben wel wat ongerust, want tot nu toe heb ik minister Kamp altijd horen zeggen dat wij uitgaan van een opwarming van 3,6 graden in 2100, in navolging van cijfers van het Internationaal Energieagentschap. Mevrouw Van der Hoeven is daar de baas. Zij kwam hier ook vertellen dat het 3,6 graden was. Ik hoor hier nu andere getallen en een bandbreedte. Als de Nederlandse delegatie met de minister-president — ik ben er zeer verheugd over om dat hier te vernemen — naar New York afreist en als duizend organisaties in New York een grote mars organiseren, waar nu sprake van lijkt te zijn, kan ik er dan nog steeds van uitgaan dat mijn regering uitgaat van 3,6°C en dat zij de daarbij horende adequate maatregelen neemt? 

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Als zowel staatssecretaris Mansveld als minister Kamp als anderen die hierover gaan, altijd het getal van 3,6 hanteren, zal ik mij daar direct bij aansluiten. Omdat ik dit debat overneem, heb ik mij alleen even snel verdiept in het VN-rapport op dit punt. Daarin staat dat er een bandbreedte van gemiddeldes is, die tussen de 1,5 en 4°C ligt. Wat er gebeurt, hangt dus heel erg af van de vraag of het beleid ongewijzigd blijft of dat het beleid hierop wordt aangepast. Als de Kamer eraan hecht om te weten of wij een ander regeringsstandpunt hebben, kan ik zeggen dat dit niet het geval is. Als mijn collega's dat getal noemen, dan houd ik mij ook bij die 3,6°C. 

De voorzitter:

Dank u voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer ter vervanging van de staatssecretaris. 

Naar boven