6 Vragenuur

Vragen van het lid Karabulut aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat er ruis op de lijn zit over het sociaal akkoord.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Dit kabinet heeft duidelijk geen antwoord op de steeds dieper wordende crisis, op de werkloosheid en op het aantal faillissementen. Dat kan ook haast niet omdat de twee coalitiepartners heel anders denken over oplossingen. Toch proberen ze de zaak een beetje vooruit te krijgen. Dat gaat niet op eigen kracht, dus worden er keer op keer akkoorden gesloten: het zorgakkoord, het sociaal akkoord en het woonakkoord. Het treurige is echter dat ook voor die akkoorden geldt dat óf het draagvlak ontbreekt, óf dat het kabinet er zelf een bom onder legt. Dat gebeurt nu ook weer met het sociaal akkoord dat gesloten is tussen werkgevers, werknemers en het kabinet. Wat zegt de staatssecretaris van Sociale Zaken in een interview met Binnenlands Bestuur? Ze zegt dat ze eigenlijk helemaal niet gebonden is aan het sociaal akkoord, niet aan het onderliggende stuk dat zij is overeengekomen met werkgevers en werknemers. Waarom zegt ze dat? Omdat gemeenten nu heel erg boos zijn. Die zijn namelijk boos omdat ze niet bij de plannen betrokken zijn en omdat ze keer op keer worden opgezadeld met meer verantwoordelijkheden, maar daar minder geld voor krijgen. De staatssecretaris zegt daarop dat er "ruis" is ontstaan over het sociaal akkoord. Maar volgens mij is het de staatssecretaris zelf die de ruis doet ontstaan door te suggereren dat zij niet gebonden is aan het sociaal akkoord met de sociale partners, namelijk aan het stuk van de Stichting van de Arbeid. Is dat zo? Of wil de staatssecretaris de wethouders in het ootje nemen en aan het lijntje houden door te stellen dat zij echt de lead hebben en dat "de wethouders op de voorplecht staan", zoals zij zelf zegt? Mensen hebben recht op duidelijkheid. Dit geldt niet in de laatste plaats voor jonggehandicapten, mensen met een arbeidsbeperking, bijstandgerechtigden en voor de gemeenten die uiteindelijk worden opgezadeld met de problemen van dit kabinet.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Dank voor deze mondelinge vragen. Ik kan heel helder en duidelijk zijn. Ik zit in het kabinet en ben medeondertekenaar van de brief van 11 april aan de Kamer. In die brief staat helder en duidelijk wat het sociaal akkoord in zich draagt. Als mevrouw Karabulut mij vraagt of ik het sociaal akkoord onderteken, dan is het antwoord daarop een volmondig "ja".

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan wil ik toch meer duidelijkheid. In het interview met Binnenlands Bestuur suggereert de staatssecretaris dat zij zich niet gebonden voelt aan het onderliggende stuk zoals dat aan ons is gepresenteerd door de Stichting van de Arbeid, het stuk "uit de crisis, met goed werk, op weg naar 2020". Neemt zij die woorden nu terug? Dat is mijn eerste vraag.

Daarnaast wil ik weten wat dit concreet betekent voor de inhoud waarmee gemeenten grote moeite hebben. Zij kan niet op draagvlak bij de wethouders rekenen voor de centrale indicatie voor de arbeidsgeschiktheid van mensen. Zo staat dat immers in het sociaal akkoord. De staatssecretaris suggereert richting de wethouders dat dit niet het geval zal zijn. Wat betekent dat voor de herkeuring van jonggehandicapten? Daarover zij de staatssecretaris in januari nog vol trots dat ze dat van tafel had gekregen en dat de SP niet zo moest zeuren. Maar nu staat het weer in het sociaal akkoord. Gaat dat door? Wat betekent dat voor de 35 werkbedrijven? De sociale werkvoorzieningen waar 70.000 plekken moeten worden geschrapt, moeten worden omgevormd tot 35 werkbedrijven waarbij gemeenten de volledige zeggenschap verliezen en die moeten gaan delen met werkgevers en werknemers. Kan de staatssecretaris daar inhoudelijk op antwoorden?

Staatssecretaris Klijnsma:

Het stuk van de sociale partners, van de STAR, is natuurlijk de basis, het fundament, voor het sociaal akkoord zoals dat is afgesloten tussen de sociale partners en het kabinet. Het kabinet en de sociale partners hebben samen de "bovenlegger", de brief van 11 april, naar de Kamer gestuurd. Daar staan de drie handtekeningen onder, die van de minister-president, die van de heer Wientjes en die van de heer Heerts.

In dat sociaal akkoord staat dat we op basis van een werkkamer aan de slag gaan. In De Werkkamer zijn de werkgevers, de werknemers en de gemeenten te vinden. We zullen daar vanuit Sociale Zaken natuurlijk nauwgezet bij aansluiten. De Werkkamer zal alle vragen die mevrouw Karabulut stelt – zij stelt die overigens terecht – verder uitwerken. Het betreft dan de volgende vragen. Hoe doe je dat nu met regionalisering? Hoe doe je dat nu met de opmaat naar een voorziening bij een gemeente? Hoe doe je dat nu met herkeuringen, ook van Wajongeren? Die zaken zullen we allemaal verder uitwerken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik moet constateren dat de staatssecretaris vandaag minder stoer is dan in het interview. Ik begrijp wel waarom. Zij heeft gewoon de gemoederen willen sussen. De gemeenten zijn absoluut niet blij met de plannen die voorliggen, temeer daar zij al jarenlang aan het lijntje worden gehouden en telkens weer met onmogelijke opdrachten en te weinig geld worden opgezadeld. Daarnaast hebben de werkgevers en de werknemersorganisaties heel duidelijke eisen. De staatssecretaris heeft het willen doen voorkomen alsof gemeenten en wethouders daadwerkelijk de lead hebben. Dat blijkt nu dus niet zo te zijn.

De staatssecretaris zegt dat het allemaal nog uitgewerkt moet worden. Ik vraag haar dan wel om in de toekomst de waarheid te spreken en eerlijk te zijn. Het gaat er bij dit akkoord volgens mij om om vertrouwen te scheppen en dat doe je niet door dingen te verdoezelen of te verdraaien.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter, fijn dat ik mag reageren, want ik verdoezel helemaal niets. Ik verdraai ook helemaal niets. Ik ben ook niet minder stoer dan ik normaliter ben, hoewel ik niet weet of ik altijd enorm stoer ben. Eén ding is echter zo klaar als een klont: wij zijn doende om regionaal de arbeidsmarkt her in te richten. Dan is het alleen maar heel plezierig dat de sociale partners volwaardig en volmondig meedoen bij die inrichting. Ik heb gemerkt dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten daar ook zo over denkt. Werkgevers zullen plekken scheppen voor de mensen die het betreft. Dat is natuurlijk de essentie.

De essentie is ook – dat heb ik in Binnenlands Bestuur nog eens onderstreept – dat gemeenten per definitie de kostendragers blijven. De kostendragers zijn natuurlijk altijd op de bok en in the lead. Zij hebben dit hele decentralisatieproces onder hun hoede. Ik verheug me op de interactie met de sociale partners en de gemeenten, en vooral op die met de mensen om wie het gaat.

De heer Ulenbelt (SP):

De staatssecretaris bedient zich in het interview van de volgende metafoor: de wethouders staan op de voorplecht. Ik weet niet of de staatssecretaris weleens op een schip is geweest, maar op de voorplecht staan de matrozen. Zij gooien de touwen uit en laten de ankers zakken. Is dat the lead? Of had de staatssecretaris eigenlijk willen zeggen dat de wethouders op de brug staan?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ben regelmatig op een schip geweest, ook op kleine scheepjes. De heer Ulenbelt heeft een punt. Het ene schip heeft een volledig roer, sterker nog, een enorme stuurhut, het andere schip – ik zit bijvoorbeeld weleens op een kano – heeft iets anders. De heer Ulenbelt snapt volgens mij volledig wat ik heb willen zeggen. Ik wil dat gemeenten en wethouders altijd the lead blijven houden in dit proces. Dat is zo helder als glas.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw komst naar de Kamer, staatssecretaris.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is geen antwoord. Staan die wethouders op de plecht of staan ze op de brug in de opvatting van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Klijnsma:

Op de brug, tenminste als het om een groot schip gaat.

De voorzitter:

Ik dank u nogmaals voor uw komst naar de Kamer, staatssecretaris.

Naar boven