16 Noten

Noot 1 (zie item 7)

In handen van de commissie is gesteld, behalve de geloofsbrieven van de heer Van Laar te Leiden en de heer Smaling te Weesp.

De volgende missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal:

een afschrift van zijn besluit van 14 mei 2013, waarbij de vacature is ontstaan door het tijdelijk ontslag van mevrouw L.T. Bouwmeester te Den Haag en het tijdelijk ontslag van mevrouw M. Smits te Den Haag, worden benoemd verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal de heer R.P. van Laar te Leiden en de heer E.M.A. Smaling te Weesp.

Uit de bij de geloofsbrief gevoegde stukken blijkt, dat zij de vereiste leeftijd hebben bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemden, dat zij geen betrekkingen bekleedt welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie ten aanzien van hen niets is gebleken van enige omstandigheid welke zijn Nederlanderschap in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan zij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht ontzet zou zijn.

De commissie stelt derhalve voor als lid der Kamer toe te laten, nadat zij de bij de wet van 27 februari 1992, Stb. 120, voorgeschreven verklaringen en beloften hebben afgelegd, de heer R.P. van Laar te Leiden en de heer E.M.A. Smaling te Weesp.

Naar boven