24 Vreemdelingenbewaring

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 maart 2013 over opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring.

De voorzitter:

Ik geef het woord allereerst aan de heer Voordewind van de ChristenUnie. Er geldt een spreektijd van twee minuten per fractie. Dat is inclusief het voorlezen van de moties.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst vraag ik ook deze week aandacht voor de mensen in de Vluchtkerk. Het mag bekend zijn dat zij aanstaande vrijdag uit de Vluchtkerk worden gezet. Via de volgende motie roep ik de staatssecretaris ertoe op om in gesprek te gaan met de burgemeester aldaar om in ieder geval tijdelijk alternatief onderdak te zoeken voor de mensen die daar zitten, in ieder geval totdat wij over het rapport van de ACVZ hebben gesproken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bewoners van de Vluchtkerk te Amsterdam eind deze week het pand dienen te verlaten en dat ze weer op straat terechtkomen;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de burgemeester van Amsterdam om zodoende tot een passende noodopvang te komen, in ieder geval totdat de Kamer met de staatssecretaris heeft gesproken over het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) aangaande de "buitenschuldcriteria",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Voortman, De Wit en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1633 (19637).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We hebben ook gesproken over de vele verhuizingen van asielkinderen. Daarover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderen van asielzoekers buitengewoon vaak moeten verhuizen en dat dit mogelijk op gespannen voet staat met de verplichtingen die voortvloeien uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind omdat deze kinderen in hun sociaal-emotionele en in hun cognitieve ontwikkeling schade oplopen;

constaterende dat kinderen van asielzoekers sinds 2010 standaard twee keer meer moeten verhuizen: van de centrale ontvangstlocatie (col) naar de procesopvanglocatie (pol) en (uitgeprocedeerde kinderen) vanuit een asielzoekerscentrum (azc) naar de vrijheidsbeperkende locatie (vbl) of een gezinslocatie (gl);

constaterende dat kinderen daarnaast vaak verhuizen van asielzoekerscentrum naar asielzoekerscentrum, veelal als gevolg van logistieke beslissingen waardoor asielkinderen gemiddeld tien keer vaker verhuizen dan Nederlandse kinderen;

verzoekt de regering:

  • - alles in het werk te stellen om het verhuizen van kinderen van asielzoekers te voorkomen;

  • - voor gezinnen met kinderen de functies van de col en de pol samen te voegen en hen van daaruit direct in een asielzoekerscentrum te plaatsen en het gezin daar te laten verblijven tot de terugkeer naar het land van herkomst is gerealiseerd of duidelijk is dat het gezin in Nederland mag blijven;

  • - het COA de opdracht te geven om gezinnen met kinderen alleen nog op plekken op te vangen waarvan duidelijk is dat ze permanent beschikbaar blijven, zodat kinderen niet meer om logistieke redenen hoeven te verhuizen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Sjoerdsma, De Wit en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1634 (19637).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog één motie, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, maar u hebt echt geen spreektijd meer, want u was al ruim over uw twee minuten heen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan beperk ik de motie tot alleen het dictum.

De voorzitter:

Nee, het kan echt niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik streep de rest van de tekst nu weg.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Voordewind, twee minuten is echt twee minuten. Toen we dat destijds hebben vastgesteld, is daarbij overwogen dat daarin een beperkt aantal moties kan worden ingediend. Het kan dus echt niet. Ik ga het woord nu dus geven aan mevrouw Voortman van GroenLinks.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan weet ik niet waar ik deze motie moet indienen.

De voorzitter:

Ik probeer altijd heel duidelijk te zeggen dat twee minuten twee minuten is en we hebben hierna nog drie VAO's.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik maak er één zin van, voorzitter. Ik streep de rest helemaal weg.

De voorzitter:

U moet de hele motie voorlezen of niet, maar er is geen tijd meer voor. Ik geef nu het woord aan mevrouw Voortman van GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen extra kwetsbaar zijn en op grond van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind recht hebben op bijzondere bijstand en bescherming;

overwegende dat de opvang van alleenstaande minderjarigen in grootschalige opvanginstellingen schade toebrengt aan de kinderen;

verzoekt de regering, kleinschalige alternatieven te onderzoeken voor de grootschalige opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, waaronder de opvang in pleeggezinnen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1635 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verhuizing van uitgeprocedeerde asielzoekergezinnen van het azc naar de gezinslocatie voor kinderen zeer ingrijpend is en gezinnen ontregelt;

overwegende dat minder dan 10% van de gezinnen die op een gezinslocatie verblijven vandaaruit terugkeert naar het land van herkomst, waaruit blijkt dat deze vrijheidsbeperkende opvang ineffectief is;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om uitgeprocedeerde gezinnen in asielzoekerscentra op te blijven vangen, zodat zij de ingrijpende verhuizing naar de vrijheidsbeperkende gezinslocaties niet meer hoeven te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1636 (19637).

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties. In het debat heb ik aangegeven dat mijn fractie een verdergaand gemeenschappelijk Europees asielbeleid voorstaat. Hierbij is een Europees ambtsbericht essentieel. De staatssecretaris noemde dit een interessante suggestie, dus ik verzilver dit voorstel graag in een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van Buitenlandse Zaken ambtsberichten opstelt, die als informatiebron worden gebruikt bij de beoordeling van asielverzoeken met betrekking tot de veiligheidssituatie in een bepaald land;

constaterende dat de kwaliteit van de landeninformatie die per lidstaat beschikbaar is enorm verschilt, met als gevolg dat de uitkomst van de asielprocedure per land verschilt;

overwegende dat dit oneerlijk is voor de asielzoeker en het de migratiesamenwerking tussen de Europese Unie en de herkomstlanden onnodig compliceert;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een leidend Europees ambtsbericht voor alle lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1637 (19637).

De heer Sjoerdsma (D66):

Naar aanleiding van de eerste rapporten van het European Asylum Support Office heeft de European Council on Refugees and Exiles een aantal aanbevelingen gedaan. Een daarvan is dat asielzoekers en hun gemachtigden ook toegang moeten krijgen tot de portal met landeninformatie. Ik hoop dat de staatssecretaris ook deze aanbeveling wil overnemen. Een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het European Asylum Support Office beschikt over een Country of Origin Information Portal;

constaterende dat alleen overheidsinstanties toegang hebben tot deze portal;

overwegende dat alle partijen in een asielprocedure in staat moeten worden gesteld adequaat hun belangen te verdedigen;

verzoekt de regering, in Europees verband te pleiten om de portal ook open te stellen voor de gemachtigden van asielzoekers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1638 (19637).

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik vervang mevrouw Gesthuizen, die ziek is. Ik heb een motie over de adviezen rond Medifirst.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in 2011 uit het onderzoek "Gehoor Geven" van onder andere de Universiteit van Nijmegen is gebleken dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan het begin van de asielprocedure onvoldoende rekening hield met de psychische problematiek van asielzoekers;

constaterende dat na dit onderzoek een nieuwe werkinstructie in het leven is geroepen waarin duidelijker staat dat de IND in het rapport van gehoor en in de motivering van het voornemen en de beschikking kenbaar moet maken op welke wijze rekening is gehouden met de door Medifirst geconstateerde medische (psychische of fysieke) beperkingen en hoe dit meegenomen is in het voorliggende besluit;

overwegende dat de IND nu al drie jaar werkt met adviezen van Medifirst en werkinstructie 2010/13 en nooit is geëvalueerd of deze nieuwe werkwijze een verbetering is;

verzoekt de regering, in vervolg op het onderzoek van de Universiteit van Nijmegen de nieuwe werkinstructie te evalueren en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1639 (19637).

De heer De Wit (SP):

Ik heb nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Pakistaanse ahmadi's sinds kort terecht zijn aangemerkt als risicogroep maar dat christenen niet als risicogroep worden aangemerkt;

overwegende dat de regering dit onderscheid onder meer berust op het gegeven dat het christenen vrijstaat boeken en literatuur en lectuur te verspreiden, dat de Pakistaanse autoriteiten de vrijheid van vereniging respecteren en dat christenen de vrijheid hebben het geloof te verspreiden;

van mening dat dit onvoldoende recht doet aan de praktijk waarin christenen, waaronder politici christelijke organisaties en kerken worden gediscrimineerd, bedreigd en aangevallen, bekeerlingen vanuit de islam vogelvrij zijn en de overheid niet of nauwelijks aan haar beschermingsplicht voldoet onder druk van radicale islamitische invloeden;

overwegende dat er van christenen en van andere religieuze minderheden niet kan worden verwacht dat zij binnen bepaalde grenzen opereren, een laag profiel aanhouden en niet wegens andere problemen de negatieve aandacht op zich vestigen, zoals ook is bevestigd door de Raad van State;

verzoekt de regering, Pakistaanse christenen alsnog aan te merken als risicogroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1640 (19637).

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. De staatssecretaris heeft mij het opstellen van een motie bespaard. Het gaat dan om het aantal verhuisbewegingen dat op eigen verzoek plaatsvindt, zo'n 50% van het aantal verhuisbewegingen over het afgelopen jaar. Ik ben blij met de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan om na te gaan in hoeverre wij dit kunnen gaan inperken. Mijn vraag aan de staatssecretaris daarbij is nog wel op welke termijn ik de uitkomst hiervan kan verwachten. Misschien kan hij dit nu aangeven.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maij van de Partij van de Arbeid, want de heer Van Hijum staat wel op de lijst, maar heeft zich niet aangemeld om te spreken; alleen om een vraag te stellen, zo begrijp ik.

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. In het algemeen overleg heeft de PvdA aandacht gevraagd voor de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, met name omdat een aantal van die vreemdelingen verdwijnen uit de opvanglocaties. Wij zouden graag aandacht willen vragen voor de ondersteuning van deze vreemdelingen en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) in een kwetsbare positie verkeren en kwetsbaar zijn voor uitbuiting;

constaterende dat amv's die in een procesopvanglocatie of op een campus worden opgevangen, regelmatig verdwijnen en dat de omstandigheden daar voor hun emotionele ontwikkeling niet ideaal zijn;

van mening dat het verdwijnen van amv's tot een minimum moet worden gereduceerd en dat bij de keuze van de vorm van opvang het belang van de amv voorop moet staan;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de mogelijkheden, een pilot te starten om alle amv's na het doen van een verblijfsaanvraag in het aanmeldcentrum in beginsel rechtstreeks in een pleeggezin te plaatsen;

verzoekt de regering tevens, daarbij ook in te gaan op de hoeveelheid verdwijningen van amv's en het verschil in de kosten tussen de opvang in een pleeggezin of kleinschalige opvang en de opvang in een procesopvanglocatie of campus,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1641 (19637).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het is nu al bekend dat deze staatssecretaris niet veel kan bereiken op het gebied van immigratie en asiel. Aan de ene kant conformeert hij zich aan Brusselse richtlijnen, die vrijwel elke aanscherping van het vreemdelingenbeleid onmogelijk maken, en aan de andere kant moet hij steeds buigen voor de PvdA, zoals wij zagen bij het generaal pardon. Helaas bleek tijdens het algemeen overleg dat de staatssecretaris ook niet thuis geeft op het gebied van de paar dingen waar hij nog wel iets aan zou kunnen doen. Hierbij valt te denken aan het aanpakken van gemeenten die, tegen de afspraken in, uitgeprocedeerde vreemdelingen blijven opvangen. Hierdoor worden nota bene met belastinggeld illegale vreemdelingen in ons land gehouden en wordt het terugkeerbeleid ernstig ondermijnd. De staatssecretaris laat gemeenten te gemakkelijk over zich heen lopen en dat is de PVV-fractie een doorn in het oog. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2007 met de Nederlandse gemeenten is afgesproken om de noodopvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen door gemeenten met ingang van 1 januari 2010 volledig te beëindigen;

constaterende dat gebleken is dat meerdere gemeenten desondanks door blijven gaan met het bieden van deze noodopvang;

overwegende dat het terugkeerbeleid door het schenden van de genoemde afspraak ernstig wordt ondermijnd;

verzoekt de regering om gemeenten die in weerwil van de gemaakte afspraak noodopvang blijven faciliteren, financieel aan te pakken door middel van een forse korting op het Gemeentefonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1642 (19637).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. We hebben in het debat uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld. Het was een goed algemeen overleg. Ik dank de heer Azmani voor zijn vriendelijke opmerkingen daarover.

Ik begin met de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 1633. We hebben daarover al diverse keren met elkaar gesproken. Ik heb gezegd: zij die bereid zijn om mee te werken aan terugkeer en om zichzelf te identificeren, kunnen onderdak krijgen. Dat aanbod staat nog steeds. Verder wil ik niet gaan. Ik wil ook niet vooruitlopen op een ACVZ-advies dat we nog niet kennen. Als de burgemeester van Amsterdam met mij wil spreken en ik met hem, dan zullen wij dat uiteraard doen. Het dictum van de motie gaat echter over overleg om tot passende noodopvang te komen, en daarover heb ik gezegd wat ik erover wil zeggen. Op het moment dat mensen meewerken aan terugkeer is de noodopvang beschikbaar. Dan kunnen ze in de opvang worden genomen en kan worden gewerkt aan terugkeer. Ik moet de motie dus ontraden.

De motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 1634 gaat over verhuizingen van asielkinderen en het samenvoegen van de col (centrale ontvangstlocatie), dus de eerste locatie waar mensen binnenkomen, en de pol (proces opvanglocatie). We zijn het met elkaar eens dat het aantal verhuizingen van gezinnen met kinderen zo veel mogelijk moeten worden beperkt. Dat scheidt ons niet. Als die verhuizingen dan toch moeten plaatsvinden, zou dat in de schoolvakanties moeten gebeuren. Dat is ook al jarenlang de praktijk bij het COA. De col en de pol hebben echter ook een eigen functie. Dat is de heer Voordewind bekend. De col is bijvoorbeeld van belang voor het onderzoek naar tbc. Het is in het belang van de volksgezondheid dat dit onderzoek direct na aanmelding plaatsvindt op een centraal punt, voordat de vreemdeling verder het land in reist. Op de pol zijn er allerlei zaken die met de vreemdeling moeten worden besproken. We proberen dat in acht dagen te doen. Dat is het uitgangspunt. Om die reden moet ik deze motie dus ook ontraden. Over de doelstelling van zo weinig mogelijk verhuizingen zijn de heer Voordewind en ik het eens. Daar zullen we aan werken. Over de wijze waarop zijn we het niet eens.

In de motie van mevrouw Voortman en de heer Sjoerdsma op stuk nr. 1635 wordt de regering verzocht om kleinschalige alternatieven te onderzoeken. Ik zou gelijk een reactie willen geven op de motie op stuk nr. 1641 van mevrouw Maij. Mijn reactie geldt dus voor beide moties. Ik ben bereid om de Kamer per brief nader te informeren over mogelijkheden en inhoudelijke voors en tegens van de opvang in pleeggezinnen en de kleinschalige opvang direct vanuit het aanmeldcentrum. Ik zal in die brief ook ingaan op het aantal verdwijningen en een nadere vergelijking maken tussen de kosten van pleeggezinnen en kleinschalige opvang en de kosten die in de campus worden gemaakt. Ik zal ook ingaan op de vraag of, gezien het tekort aan cultuurgezinnen in Nederland, prioriteit moet worden gegeven aan het plaatsen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in pleeggezinnen. Voor amv's is natuurlijk goede opvang bij het COA beschikbaar. Tevens wordt met de herijking van het amv-beleid het verblijf van amv's korter. Dan zal in het algemeen snel moeten worden gestart met de voorbereiding op terugkeer. Er moet worden onderzocht of pleeggezinnen bereid zijn om actief met de jongeren aan terugkeer te werken. Als dat niet zo is en het verblijf daardoor langer wordt, zal dat de kosten natuurlijk nadelig beïnvloeden. Ik zal de Kamer daarover een brief sturen. Ik laat het oordeel over de beide moties aan de Kamer.

Ik ga nu in op de motie-Voortman op stuk nr. 1636. Daarin verzoekt mevrouw Voortman de regering om de mogelijkheden te onderzoeken om uitgeprocedeerde gezinnen in azc's op te blijven vangen, zodat ze de ingrijpende verhuizing naar een vrijheidsbeperkende locatie niet hoeven mee te maken. Gezinnen die uitgeprocedeerd zijn en waarvoor de vertrektermijn is verstreken, gaan naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad – dat hebben wij met elkaar gewisseld in het algemeen overleg – naar een gezinslocatie. Daar wordt intensief aan terugkeer gewerkt. Door het wachten op een regeling langdurig verblijvende kinderen liep de terugkeer ook vertraging op. Nu wordt weer intensief op terugkeer ingezet. Ik denk dat het van belang is om onderscheid te maken tussen groepen die uitgeprocedeerd zijn en naar een gezinslocatie gaan en groepen die nog in procedure zijn. Naar mijn oordeel is het belangrijk dat die groepen niet met elkaar vermengd worden en dat azc's en gezinslocaties gescheiden blijven. Om die reden ontraad ik de motie.

In zijn motie op stuk nr. 1637 pleit de heer Sjoerdsma voor de neergelegde ontwikkeling. Het is aan het EASO om dit op te pakken. De eerste stappen zijn ook gezet. In het algemeen overleg heb ik al gezegd – dat zei de heer Sjoerdsma ook – dat ik bereid ben, te doen wat mij in de motie wordt gevraagd. Ik denk dat het nog wel enige tijd zal duren voordat er daadwerkelijk sprake zal zijn van een Europees ambtsbericht. Ik ben bereid om hiermee aan het werk te gaan.

De voorzitter:

Wat is uw oordeel over de motie op stuk nr. 1637?

Staatssecretaris Teeven:

Ik laat het oordeel over aan de Kamer, maar ik zal deze motie uitvoeren.

In de motie-Sjoerdsma op stuk nr. 1638 wordt de regering verzocht om er in Europees verband voor te pleiten om de portal ook open te stellen voor gemachtigden van asielzoekers. Van Nederlandse zijde bestaan hiertegen geen bezwaren, maar andere lidstaten zijn op dit vlak terughoudend. Hier past de Kamer verwachtingenmanagement, want een groot aantal lidstaten wil dit niet. Ik zal hiervoor pleiten in Europees verband, maar ik ben heel voorzichtig en raad verwachtingenmanagement aan. Ook over deze motie laat ik het oordeel aan de Kamer.

In zijn motie op stuk nr. 1639 verzoekt de heer De Wit de regering om in vervolg op het onderzoek van de Universiteit van Nijmegen de nieuwe werkinstructie te evalueren en de Kamer hierover te informeren. De verbeterde asielprocedure waarmee MediFirst is geïntroduceerd, wordt binnenkort geëvalueerd. Dat hebben wij in het AO met elkaar gewisseld. Ik ben bereid om op dat punt in te gaan. Ik heb de termijn van de evaluatie niet paraat, maar ik zal de Kamer daar schriftelijk over informeren. Ik hoop dat dit een reden is voor de heer De Wit om de motie in te trekken, dan wel aan te houden.

De heer De Wit (SP):

Vooralsnog houd ik mijn motie aan, in afwachting van de brief.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Wit stel ik voor, zijn motie (19637, nr. 1639) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Teeven:

Ik kom op de motie op stuk nr. 1640 van de leden De Wit en Voordewind. Zij dienen deze motie samen in. Met de heer Voordewind heb ik hierover in het algemeen overleg ook uitgebreid van gedachten gewisseld. Ik heb de Kamer een uitgebreide brief geschreven over de redenen waarom ik de christenen in Pakistan niet als risicogroep zie. Ik zal dit bij een volgend ambtsbericht weer beoordelen, maar op dit moment is daarvoor geen reden. Daarom ontraad ik de motie op dit moment.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik complimenteer collega De Wit uiteraard met deze fantastische motie. Er hebben zich echter weer ontwikkelingen voorgedaan die de situatie van de Pakistaanse christenen erger maken. Ik noem bijvoorbeeld de huisverbrandingen. Honderd huizen van christenen zijn systematisch verbrand. Dit geweld was zó gericht. Heeft dit nog invloed op het oordeel van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Teeven:

Op dit moment niet. Ik heb over de motie gezegd wat ik erover wil zeggen. Ik heb dit in mijn brief ook beargumenteerd. Ik heb daarbij ook de positie van christenen in andere landen betrokken. Ik heb in mijn overwegingen meegenomen dat er andere landen zijn waar christenen het als groep moeilijk hebben. Ik heb dit alles dus meegewogen en ik kom niet tot een ander oordeel over de motie. Ik ontraad de aanneming van de motie op dit moment dus.

De motie van mevrouw Maij heb ik reeds besproken. Ik kom nu op de motie-Fritsma op stuk nr. 1642. Op deze plek en op andere plaatsen hebben wij daar reeds veelvuldig met elkaar over gesproken. Ik heb de heer Fritsma bij herhaling geïnformeerd over het feit dat ik kies voor de dialoog met de gemeenten en niet voor de confrontatie. Dat heeft niets te maken met "over je heen laten lopen", maar wel met het feit dat je de gemeente nog heel vaak nodig zult hebben bij het vreemdelingenbeleid. Om die reden ontraad ik dus de motie. Dat was ook mijn eerdere standpunt en daarover hebben de heer Fritsma en ik al eerder van gedachten gewisseld. Ik mag dus veronderstellen dat dit bekend is bij de heer Fritsma.

De voorzitter:

De heer Fritsma heeft er toch nog een vraag over.

De heer Fritsma (PVV):

Het is inderdaad bekend dat de staatssecretaris de dialoog zoekt met gemeenten die bewust het vreemdelingenbeleid, met name het terugkeerbeleid, geweld aandoen door uitgeprocedeerde vreemdelingen toch op te vangen. Ik ben nieuwsgierig wat de staatssecretaris zal doen, als hij concludeert dat de dialoog niet helpt. Daar lijkt het wel op als zoveel gemeenten steeds weer deze afspraak schenden.

Staatssecretaris Teeven:

Dit is een als-danvraag. Als de dialoog niet zou helpen, komen wij in de volgende stap terecht. Vooralsnog ben ik met de gemeenten in gesprek. Dat is een onderdeel van het regeringsbeleid. De heer Fritsma zal in het regeerakkoord ongetwijfeld gelezen hebben dat wij de gemeenten, de lokale overheid, nog veel nodig zullen hebben bij het uitvoeren van het regeringsbeleid. Dat geldt ook voor dit onderdeel van het regeringsbeleid. Ik ben nog met de gemeenten in gesprek. Als-danvragen lijken mij op dit moment niet opportuun.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Komende dinsdag stemmen wij over de ingediende moties.

Wij gaan meteen verder naar het volgende onderwerp.

Naar boven