5 Vragenuur

Vragen van het lid Omtzigt aan de staatssecretaris van Financiën over de koopkrachtgevolgen van de Wet uniformering loonbegrip.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Een aantal jaren geleden hebben wij de Wet uniformering loonbegrip ingevoerd. Het was een behoorlijke en mooie vereenvoudiging van het loonstrookje, dat de helft korter werd. De bedoeling was echter dat het loonstrookje de helft korter werd en niet het loon of het inkomen dat uit een pensioen voortkomt. Tijdens de behandeling van de Wet uniformering loonbegrip hebben wij uitgebreid gesproken over de koopkrachtgevolgen. Ik heb de tabel nog even erbij gepakt en ik geef die ook aan u voor de Handelingen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Omtzigt (CDA):

Daarin staat bijvoorbeeld dat de AOW voor alleenstaanden met een pensioen tot € 20.000 maximaal 0,25% daalt. De AOW voor paren met een pensioen tot € 20.000 blijft gelijk of stijgt in koopkracht. Dat is de wet waarmee de Kamer akkoord is gegaan. Al in januari was duidelijk dat de uitslag volstrekt anders was. De staatssecretaris zei dat hij uiteraard een eerste analyse had laten maken van de loonstrookjes en dat daaruit is gebleken dat voor sommige mensen forse effecten optreden die echter wel passen binnen het beeld dat hij driekwart jaar geleden met de Kamer heeft besproken, dus met datgene wat ik net zei. Hij gaf ook toe dat, als er werkelijk onvoorziene effecten zijn en als die op eenvoudige wijze kunnen worden hersteld, hij daarvoor openstaat. Tot slot zei hij dat hij niet over de data beschikte, maar hij blijkt ze wel te hebben. De Volkskrant laat zien dat gepensioneerden er 2 tot 3% op achteruitgaan, dga's nog meer. Ik vraag de staatssecretaris het volgende.

Kloppen de cijfers nog die bij de wetsbehandeling zijn gegeven aan de Kamer?

Kloppen de cijfers van de Volkskrant en waarom zijn die niet onmiddellijk op 30 januari met de Kamer gedeeld?

Vindt de staatssecretaris dat er onvoorziene effecten zijn die gerepareerd dienen te worden?

Staatssecretaris Weekers:

Mevrouw de voorzitter. Bij de behandeling van de Wet uniformering loonbegrip zei de heer Omtzigt dat er helemaal niemand op de publieke tribune zat terwijl wij hier toch een buitengewoon fundamentele en verstrekkende vereenvoudiging van het loonbegrip doorvoerden waarvan veel mensen nog wel de gevolgen zouden ondervinden. Hij sprak toen de voorspellende woorden dat we er na 1 januari van het jaar waarin deze wet in werking zou treden, wel wat meer van zouden horen. Dat is inderdaad ook het geval gebleken. Als je een mooie vereenvoudiging van het loonbegrip wilt doorvoeren en je hebt geen grote zak met geld erbij om aan nettolastenverlichting te doen, dan betekent dit dat zo'n operatie er een is van winnaars en verliezers, maar macro is het uiteindelijk budgettair neutraal en dat was bekend.

Ik heb de Kamer destijds een update gegeven van wat de koopkrachteffecten zouden zijn, ook voorzien van puntenwolken. In juni van het afgelopen jaar gaven deze aan dat bij 78% van de gevallen de effecten beperkt bleven tussen -1,5 en +1,5 en dat de overige gevallen buiten die range zaten. Iedereen wist toen dat er ook mensen waren die er meer op achteruit of meer op vooruit zouden gaan.

In januari van dit jaar heb ik ter voorbereiding op het debat aangegeven wat de koopkrachteffecten zouden zijn van de uniformering van het loonbegrip. Toen heb ik aangegeven, en dat benadruk ik hier nogmaals, dat deze op een paar momenten merkbaar zijn geweest. Dat maakt de zaak misschien wat verwarrend. De heer Omtzigt vraagt of de cijfers van de wetsbehandeling kloppen. Daar ga ik vooralsnog vanuit, maar ik kom er nog op terug.

Hij vraagt ook of de cijfers van de Volkskrant kloppen. Deze cijfers zijn een eerste indicatie op grond van loonstrookjes geweest, maar zij geven niet het complete beeld. Het complete beeld is dat in 2012 een belangrijk deel van de compensatie heeft plaatsgevonden, die varieert van enkele tientjes tot enkele honderden euro's plus voor de groep gepensioneerden. In 2013 kunnen er bij de aanvullende pensioenen behoorlijke minnen zijn, met plusjes bij de AOW. Na afloop van het belastingjaar 2013 kan bij de aangifte voor mensen het definitieve saldo worden opgemaakt. Dat heb ik in januari ook in het debat gezegd.

Zijn er nu nog onvoorziene effecten? Dat weet ik niet en dat durf ik niet te beloven, maar ik heb wel met de Kamer afgesproken dat ik een buitengewoon goede analyse laat maken. De mensen van Financiën en van Sociale Zaken zijn daar nu mee bezig. Dan kunnen we de werkelijke effecten meenemen in de besluitvorming over de koopkracht in 2014.

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Die analyses zaten in januari al bij bakken in mijn mailbox. Ik stel dezelfde vraag nog een keer. Kloppen de cijfers bij de wetsbehandeling? Daarin staat dat de gemiddelde AOW'er – want ik begrijp dat er uitzonderingen zijn, zoals iemand die meer zorg nodig heeft of in een bepaalde huurwoning woont – op nul uitkomt. Dat is wat er bij de wetsbehandeling stond. Had de staatssecretaris die actuele cijfers in het debat dat hij onder andere met de heer Van Vliet heeft gevoerd op 30 januari? Kennelijk wel. Waarom zijn deze toen niet met de Kamer gedeeld? Nu er koopkrachteffecten tot -5 in staan en wellicht groter, want de toeslagen en enkele andere zaken zijn er nog niet in verwerkt, heeft de staatssecretaris dan te maken met voorziene effecten, waarover hij de Kamer niet heeft geïnformeerd, of met onvoorziene effecten die hij wil repareren? Het is toch een van de twee?

Op 7 maart heeft de Kamer een hele set zeer gedetailleerde aanvullende vragen gesteld. Waarom duurt het zo lang voordat daarop een antwoord komt? Is de staatssecretaris bezig om de zaak te rekken, te rekken en te rekken, totdat wij uiteindelijk bij het zomerreces zijn en er niet meer over kunnen praten? Zorgt hij ervoor dat hij zoveel verwarring zaait met de antwoorden die er gegeven worden dat er uiteindelijk geen helderheid komt?

Het is altijd heel simpel geweest. Regeringen waren heel goed in staat om binnen een paar weken goede koopkrachtplaatjes te leveren. Of de effecten gewenst waren, was altijd punt twee, maar nu lijkt de regering heel bewust van alles te doen om deze niet te geven. Is de staatssecretaris bereid om binnen een week al die vragen van 7 maart te beantwoorden, de standaardkoopkrachtplaatjes voor dat jaar te geven en precies te vertellen of de effecten die zich daarbij voordoen, ook voor zzp'ers, voor militairen en voor vutters, gewenst of ongewenst waren en wat hij eraan gaat doen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb volstrekt niets te verbergen. Sterker nog: ik wil dezelfde helderheid die de heer Omtzigt vraagt, maar die kan ik niet binnen een week geven. Zo simpel is het. De heer Omtzigt vraagt of de aannames kloppen die in het wetsvoorstel en in de nadere stukken aan de Kamer zijn gegeven. Vooralsnog ga ik daar wel van uit. Ik heb wat dat betreft geen contra-indicaties. Ik heb de Kamer eerder aangegeven dat ik een zorgvuldige analyse wil hebben van de effecten die zich hebben gematerialiseerd. Als dan blijkt dat die effecten totaal anders waren dan de effecten waarop de Kamer en ikzelf ons bij de besluitvorming hebben gebaseerd, zullen we daar natuurlijk aandacht voor moeten hebben. Dan zullen we dat natuurlijk moeten redresseren. Vooralsnog heb ik die aanduiding niet. Ik heb een- en andermaal aangegeven waardoor de verschillen worden veroorzaakt. Een van de vragen van de heer Omtzigt betreft de alleenstaande AOW'er die in 2013 op nul zou uitkomen. Die komt inderdaad op nul uit. In 2012 heeft hij een plus gehad van € 41. Per saldo is daar in 2013 € 13 van afgegaan. Per saldo resteert een plus van € 29. Het is niet fraai. Het zaakje is opgesplitst in een stuk 2012, een stuk 2013 en straks ook nog een stuk realisatie bij de ib 2014. Dat had ik ook liever anders gezien, maar zo is het.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb een paar maanden geleden al gezegd dat de puntenwolk waarover de staatssecretaris het heeft, nu in de vorm van hagelstenen leeg regent op de hoofden van de gepensioneerden. Daar moeten wij dus iets aan doen. Ik heb er ook al op aangedrongen om, als de gevolgen van die wet niet goed zijn geschetst, die wet open te breken. Er is een debat aangevraagd. We gaan in de commissie voor Financiën ons best doen om dat debat te versnellen. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is om, als de Kamer besluit om het debat te versnellen, echt alle gegevens op tafel te hebben. De Volkskrant heeft de gegevens waar ik eerder om vraag, immers ook gekregen. Mijn geduld is dus ook op. Aan die gepensioneerden moet recht worden gedaan.

Staatssecretaris Weekers:

Ik wil de Kamer volledig informeren. Ik ben even afhankelijk van het moment waarop de polisadministratie voldoende is gevuld met de reële gegevens en de reële loonstrookjes uit januari 2013. Dat zal in de loop van april het geval zijn. Vervolgens moet daar behoorlijk aan gerekend worden. Ik verwacht dus in de zomer een goede analyse te krijgen. Die analyse heb ik echt niet eerder op tafel liggen. Als u sneller gegevens wilt, bijvoorbeeld de gegevens die de Volkskrant heeft, hebt u slechts een zeer partiële, voorlopige analyse. Dat schept geen totaalbeeld. Op basis van de cijfers die nu in de Volkskrant staan, kan ik dus geen beleid maken. De Volkskrant heeft die cijfers van mij gekregen omdat die op basis van de Wet openbaarheid van bestuur zijn verzocht. Ook de Kamer kan die gegevens natuurlijk krijgen, maar daar heb je niets aan, want voor de doelgroep gepensioneerden is dit alleen een uitdraai van fictieve loonstrookjes en van aanvullend pensioen, waarbij bijvoorbeeld geen rekening is gehouden met de AOW, compenserende maatregelen die in 2012 zijn genomen en zaken die uiteindelijk in de inpassing in 2013 worden gerepareerd.

De heer Groot (PvdA):

Kan de staatssecretaris niettemin de brief waarover de Volkskrant beschikt, alsnog naar de Kamer sturen, eventueel met zijn eigen toelichting daarbij? Het stelt mij verder een beetje teleur dat de analyses pas in de zomer beschikbaar komen. Zou dat niet eerder kunnen? We hebben immers een uitgebreid notaoverleg gepland over de Wet uniformering loonbegrip. Het is van belang dat die wet goed wordt geëvalueerd. Daarvoor is het belang dat we zo veel mogelijk kunnen beschikken over de relevante inzichten. Is de staatssecretaris bereid om dat toe te zeggen?

Staatssecretaris Weekers:

Dat zijn twee vragen van de heer Groot. Ik deel zijn teleurstelling over het feit dat die echte analyse, die evaluatie, pas in de zomer kan komen. Ik zal mijn uiterste best doen om te bezien of wij dat naar voren kunnen trekken, maar ik durf geen al te overspannen verwachtingen te wekken, want het is een analyse van de hele polisadministratie. Dat is behoorlijk wat werk; uitzoekwerk en rekenwerk. Als ik met een goede analyse naar de Kamer wil komen, moet die ook kloppen; liever een deugdelijke analyse dan haastwerk. Ik zeg de heer Groot echter graag toe dat ik, als het enigszins sneller kan, dat ook zal doen. Uiteindelijk is dat wel nodig voor een dergelijk notaoverleg.

De andere vraag van de heer Groot was of hij dezelfde stukken kan krijgen als de Volkskrant. Ja, natuurlijk kan dat, vanzelfsprekend. Ik geef er overigens bij aan dat ik tegen de Volkskrant heb gezegd dat dit slechts een eerste analyse is te noemen van een heel klein stukje. Juist daarom heb ik in een eerder debat met de Kamer toegezegd dat ik in het kader van de evaluatie van de wet met een uitgebreide analyse kom, als de reële loongegevens bekend zijn. Daar hebben wij pas echt wat aan. Maar de Kamer krijgt uiteraard dezelfde stukken.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb destijds zelf samen met de heer Van Vliet om die evaluatie gevraagd, toen de wet tot stand kwam. De noodzaak van die evaluatie wordt steeds duidelijker en die moet er nu snel komen. Dit valt namelijk wel heel moeilijk uit te leggen. Kan de staatssecretaris de stukken naar de Kamer sturen en daarbij aangeven wat er in het bericht in de Volkskrant niet klopt? Kunnen de vragen die de Kamercommissie heeft gesteld snel worden beantwoord? Tot slot zeg ik: zet druk op die evaluatie, want Nederland wil er echt niet lang op wachten. Dit kan niet; snelheid dus!

Staatssecretaris Weekers:

Ik deel dat gevoel van urgentie. Er zijn natuurlijk veel mensen in het land die zich zorgen maken over hun inkomenspositie, zeker ook als zij hun loonstrookje zien. Die zorgen zie ik ook en die deel ik met de mensen. Voor mij is wel van belang dat ik niet alleen naar het simpele loonstrookje van januari kijk, maar dat ik ook kijk naar wat er in 2012 alvast aan de mensen is gegeven. Wat gebeurt er na afloop van dit jaar met betrekking tot het fiscaal rechttrekken via de inkomstenbelasting wanneer mensen meerdere loon- of uitkeringsbestanddelen hebben? Ik zeg mevrouw Neppérus graag toe dat ik zo snel mogelijk al deze gegevens naar de Kamer zal sturen, maar ik schiet er niets mee op om elke keer een heel klein partje te sturen, want op basis daarvan kunnen wij geen goede besluiten nemen.

De heer Krol (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter, de staatssecretaris vertelt dat hij het wel wil repareren. De mensen thuis hebben in januari tientjes minder gekregen. Het is nu april. De pensioenen worden gekort. In de derde week van deze maand gaan ze opnieuw gekort worden. De mensen thuis willen een garantie hebben. Wat kunt u ze beloven als de cijfers zijn zoals ze in de Volkskrant stonden of wellicht nog erger zijn? Of als de cijfers zijn zoals ze bij ons meldpunt binnenkwamen? Maakt u uw borst dan maar helemaal nat.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan natuurlijk geen enkele garantie geven. Ik kan geen blanco cheque uitschrijven. Wat ik zeg, is dat de Kamer op basis van een aantal aannames, koopkrachtplaatjes en puntenwolken samen met de regering tot besluitvorming is overgegaan. Ik zou menen dat compensatie niet aan de orde is wanneer een en ander binnen die kaders past. Wanneer het buiten die kaders treedt en er zich echt onvoorziene effecten manifesteren, zullen wij met elkaar een stevig gesprek moeten aangaan. Dan zal ik mij ook verstaan binnen het kabinet, om ervoor te zorgen dat het wordt rechtgetrokken. Wij moeten ervan uitgaan dat de gegevens waarop de Kamer haar besluiten heeft gebaseerd, kloppen.

De voorzitter:

De heer Krol maakt gebruik van de tweede vraag die zijn fractie heeft. Ga uw gang.

De heer Krol (50PLUS):

Uw voorganger heeft de fractie van de VVD schriftelijk beloofd dat voor gepensioneerden zou gelden dat zij er niet op achteruit gaan. Houdt u dat staande?

Staatssecretaris Weekers:

Ik weet niet waar mijn voorganger deze belofte heeft gedaan, maar het is heel simpel: als je een vereenvoudiging doorvoert die budgettair neutraal is, kent dat winnaars en verliezers. Er kan dan geen enkele garantie worden gegeven dat grote groepen er niet op achteruit gaan. Over de groep van de gepensioneerden kan ik wel het volgende zeggen. In het hele koopkrachtbeeld wordt de groep mensen met alleen AOW ontzien en moeten mensen met grote aanvullende pensioenen een extra steentje bijdragen. Dat is ook afgelopen zomer in de augustusbesluitvorming nog aan de orde geweest. Grosso modo zijn mensen met AOW en tot zo'n € 20.000 à € 25.000 aan aanvullend pensioen er per saldo niet op achteruitgegaan als gevolg van deze maatregel. Daarboven is men er grosso modo wel op achteruitgegaan.

De heer Koolmees (D66):

Er wordt nu een grote analyse uitgevoerd. Ook D66 wil dat die snel wordt uitgevoerd. De staatssecretaris sprak over de onvoorziene effecten en over het redresseren daarvan in het koopkrachtbeeld 2014. Wat betekent dit? Betekent dit terug naar de range van -1,5 tot +1,5, zoals in het wetsvoorstel stond? Betekent dit ook aandacht voor speciale groepen als militairen, vutters, zzp'ers en gepensioneerden? Met andere woorden: wat gaat het kabinet concreet doen als die onvoorziene effecten er inderdaad zijn?

Staatssecretaris Weekers:

Er is niet beloofd dat de effecten zich alleen zouden manifesteren tussen -1,5 en +1,5. Ik heb in het debat in januari verwezen naar brieven die ik aan de Kamer heb gestuurd op 20 juni vorig jaar, waaruit blijkt dat 11% van de huishoudens er meer dan 1,5% op achteruit zou gaan. 11% van de huishoudens zou er meer dan 1,5% op vooruitgaan. Als ik het heb over mogelijke maatregelen zullen ook deze piketpalen blijven staan. Als ik namelijk alles zou moeten terugbrengen naar tussen -1,5 en +1,5, hadden we nooit tot dit wetsvoorstel kunnen komen. Ik denk dat de heer Koolmees dat terdege beseft.

De voorzitter:

Dank voor uw uitgebreide antwoord en uw komst naar de Kamer.

Naar boven