11 Voorkoming en bestrijding mensenhandel

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Implementatie van de richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan, en ter vervanging van kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PbEU L 101) ( 33309 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. "We zeggen dat de slavernij is verdwenen uit de Europese beschaving, maar dit is niet waar. Slavernij bestaat nog steeds, maar het betreft nu alleen vrouwen en het heet prostitutie." Dat is wat Victor Hugo in Les Miserables schreef 150 jaar geleden. De tragiek is dat op dit terrein de Europese beschaving sindsdien bitter weinig vooruitgang heeft geboekt.

Het lukt mij niet om trots te zijn op de Nederlandse prostitutiepraktijk. Ons red light district is maar al te vaak een boulevard of broken dreams. Iedere dag worden vrouwen en mannen, die allemaal geschapen zijn naar Gods beeld, in ons land beroofd van hun vrijheid en aangetast in hun waardigheid.

Op ons Europese continent worden ieder jaar 140.000 mensen verhandeld en drie kwart van hen vindt zijn droeve bestemming in de prostitutie. Ik heb pas zelf in Roemenië de verhalen gehoord van meisjes die op 12-, 13-jarige leeftijd in de handen komen van pooiers, om op hun 16de naar Zwitserland verhandeld te worden omdat daar de prostitutie op die leeftijd legaal is, om vervolgens op hun 18de in Nederland achter een raam te worden gezet. Zo'n meisje heeft dan inmiddels vijf jaar werkervaring. Je hart breekt als je zulke verhalen hoort en deze meisjes in de ogen kijkt.

Voor zover we er in Nederland zicht op hebben, zien we in recente jaren een voortdurende stijging van het aantal slachtoffers van mensenhandel en gedwongen prostitutie. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel telde vorig jaar ruim 1.200 meldingen van slachtoffers, waarvan het overgrote deel in de prostitutie werkzaam was. Hoezeer de schattingen van gedwongen prostitutie ook uiteen lopen, we weten in ieder geval zeker dat er iedere dag duizenden vrouwen in Nederland tegen hun wil seks hebben, en onvrijwillige seks heet "verkrachting". Het feit dat doorgaans niet de prostituees maar de pooiers en mensenhandelaren daar het meeste geld aan verdienen, heet "diefstal" en "uitbuiting". En het gaat door, dag in, dag uit.

Mag ik de minister in dat kader vragen wat dat pooierschap eigenlijk rechtvaardigt? Als prostitutie inderdaad een vrij en eerzaam beroep is, waarom staan we dan toe dat het overgrote deel van de prostituees een deel of zelfs een groot deel van hun verdiensten moeten afstaan aan iemand die dan "veiligheid" zou bieden? Groenteboeren en fietsenmakers hoeven toch ook niet massaal veiligheid in te kopen bij schimmige figuren? Het is toch de overheid die veiligheid zou moeten bieden?

Veel slachtoffers van gedwongen prostitutie hebben niet de moed om naar de politie te gaan om aangifte te doen. En als een vrouw of een man na een tijd van mishandeling en uitbuiting dan toch de stap zet om aangifte te doen, leidt dit maar in een kleine minderheid van de gevallen tot een strafzaak. In veel gevallen vindt bij gebrek aan bewijs seponering plaats. Waar het toch tot een strafzaak komt, leidt het in vergelijking met andere strafzaken bij een aanklacht van gedwongen prostitutie in vier keer zo veel gevallen tot vrijspraak, omdat zelfs dan het onvrijwillige karakter moeilijk bewezen kan worden. Als het tot een veroordeling komt, krijgt 40% van de daders minder dan een jaar en 50% minder dan vier jaar. Daarna zijn de daders vrije mensen, terwijl de slachtoffers achterblijven met vaak levenslang lichamelijk en psychisch letsel. Kortom, weinig aangiftes, veel sepots, relatief veel vrijspraken en lage straffen; het is een vertoon van onmacht van onze rechtsstaat. Die onmacht is een blijvende aanmoediging voor mensenhandelaren om het betrekkelijk geringe risico op straf voor lief te nemen en veel geld te verdienen, terwijl hun slachtoffers er een onnoemlijk hoge prijs voor betalen.

Het is mooi dat de maximumstraffen voor mensenhandelaren en gedwongen prostitutie omhoog zijn gegaan. Het is goed om in de EU-richtlijn te lezen dat dit Europees beleid wordt. Maar zolang de opgelegde straffen zo laag blijven, is de maximumstraf een papieren tijger. Ik vraag de minister of hij met het OM in overleg kan gaan om te bezien hoe de strafeis daadwerkelijk omhoog kan gaan.

Een belangrijk doel van het Nederlandse beleid is zichtbaarheid van onze prostitutie. Een belangrijk bezwaar tegen bijvoorbeeld het strafbaar stellen van de klant is de angst dat prostitutie ondergronds gaat en onzichtbaar wordt. Afgezien van het feit dat prostitutie altijd op zoek moet naar klanten en dus zichtbaar zal moeten zijn, is dat doel van zichtbaarheid na dertien jaar legalisatie niet bereikt. Vrouwen worden door pooiers en mensenhandelaren van de ene naar de andere stad versleept om te voorkomen dat zo'n Roemeense of Bulgaarse vrouw een sociaal netwerk ontwikkelt en niet langer afhankelijk is van haar pooier.

Uit onderzoek van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Noord-Holland bleek dat uit het aanbod van prostitutie in advertenties slechts 17% vergund was. Dus maar liefst 83% bleek prostitutie te zijn zonder vergunning. En dat na dertien jaar legalisering. En dat terwijl wij naar andere landen wijzen en zeggen dat, als zij prostitutie niet legaliseren, hun prostitutie ondergronds gaat.

De minister wil terecht door met de Wet regulering prostitutie en bestrijding van misstanden in de seksbranche. Ik noem maar eens de hele titel van het wetsvoorstel. Ik deel zijn hoop dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel snel aanneemt, zodat er extra barrières worden opgeworpen tegen mensenhandel. De verhoging van de prostitutieleeftijd is een belangrijke stap. Ook de registratie van alle prostituees is een belangrijk middel om mogelijke slachtoffers eerder op het spoor te komen. Wij zien dit wetsvoorstel als een stap in de goede richting. Ik heb wel een aantal vragen daarover. Allereerst, wat heeft de minister geleerd van twee jaar ervaringen die Utrecht met registratie en een leeftijdsgrens van 21 jaar heeft opgedaan? Daar bleek immers dat ook geregistreerde meerderjarige prostituees slachtoffer van dwang en mensenhandel kunnen zijn. Welke voorlichting wordt er gegeven aan prostituees als zij zich registreren?

De EU-richtlijn vraagt om extra bescherming van jonge slachtoffers. Nederland voorziet daarin bij slachtoffers tot 18 jaar, maar met de Wet regulering prostitutie en bestrijding van misstanden in de seksbranche gaat de prostitutieleeftijd omhoog naar 21 jaar. Mijn fractie had samen met collega Agema van de PVV een amendement voorbereid bij dit wetsvoorstel, de implementatie van de richtlijn, weermee activiteiten die jongeren tot 21 jaar tot prostitutie aanzetten, strafbaar worden gesteld. Na overleg met collega's en specialisten hebben wij ervan afgezien om dat amendement bij deze richtlijn in te dienen, omdat dat een zorgvuldiger traject behoeft. Maar ik wil de minister wel vragen of hij bereid is om separaat een dergelijk voorstel tot wijziging van de strafwet te doen. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat en voordat ik mevrouw Berndsen het woord geef, wil ik even melden dat maximaal twee interrupties toegestaan worden, bestaande uit twee onderdelen: vraag en vervolgvraag.

Het woord is aan mevrouw Berndsen voor een interruptie.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb geen interruptie maar een puntje van orde. Vanavond hebben wij het over de implementatie van de richtlijn enzovoort. Ik hoor de heer Segers nu het debat heropenen over de prostitutiewet, die nu bij de Eerste Kamer ligt. Dat vind ik een wonderlijke figuur, want daar zouden wij het vanavond niet over hebben. Als wij die discussie nu gaan voeren, ga ik daar natuurlijk ook het nodige over zeggen, maar dat was ik eigenlijk niet van plan, omdat dat wetsvoorstel bij de Eerste Kamer ligt.

De voorzitter:

Mijnheer Segers, procedureel heeft mevrouw Berndsen gelijk.

De heer Segers (ChristenUnie):

De brief is pas op het allerlaatste moment afgevoerd van de agenda. Wij hebben bij de regeling aan de interruptiemicrofoon gestaan en gezegd dat wij die graag gezamenlijk met het wetsvoorstel willen bespreken. Daarnaast vind ik het lastig om over een wetsvoorstel, zoals de implementatie van de EU-richtlijn, te spreken zonder dat in een bredere context te zien.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik snap dat wel, maar wij hebben het nu over de implementatie van de richtlijn. Met alles wat wij nu zeggen over de prostitutiewet, lopen wij de Eerste Kamer voor de voeten, die daar nu wat van moet vinden. En wij kunnen dat wetsvoorstel op dit moment niet meer aanpassen, hoe graag ik dat overigens ook zou willen. Het is voor mij meer een procedureel puntje, ook voor u, voorzitter, in de zin van: wat gaan wij nu doen?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ben het daarmee eens.

De voorzitter:

Ik kijk even rond. Hoe denken de anderen daarover?

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Even ter verduidelijking, ik snap de verwarring maar bij de regeling twee of drie weken geleden – hou mij ten goede – heeft de heer Van der Staaij een dertigledendebat aangevraagd over de aangehouden wet op de prostitutie. Toen hebben de VVD- en PvdA-fractie voorgesteld om dat als agendapunt bij het debat van vandaag te betrekken om zo een extra debat op de plenaire agenda te voorkomen. En dat is geaccordeerd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het klopt dat ook bij de SGP-fractie de behoefte bestond om het wetsvoorstel in een breder kader te kunnen beschouwen. Aan de ene kant moeten we de Eerste Kamerdiscussie niet gaan voeren. Aan de andere kant heeft de Tweede Kamer hierover al lang geleden gesproken, en moet er de mogelijkheid zijn om erover te blijven spreken, misschien bovenop of naast het wetsvoorstel dat bij de Eerste Kamer ligt. Wat doen we nu? Doen we genoeg in het kader van mensenhandel?

De heer Van der Steur (VVD):

Volgens mij heeft iedereen gelijk. Het debat van vanavond gaat over implementatie van de richtlijn. Ik denk dat het aan de minister is om sowieso te antwoorden op vragen daarover. Het was overigens ooit een hamerstuk; dat weten we. We hebben echter ook gezegd dat de heer Van der Staaij gefaciliteerd moest worden om zijn onderwerp hier aan de orde te kunnen stellen. Op zichzelf heeft mevrouw Berndsen dus gelijk, maar ik geloof toch dat het goed is om er beknopt over te spreken, om zaken in een brede context te plaatsen, zoals de heer Segers zegt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dan heb ik toch nog een procedureel puntje, voorzitter. Ik hoor de heer Segers namelijk zeggen dat hij overweegt om een motie in te dienen. Wat doen we dan met een motie …

De heer Segers (ChristenUnie):

Nee, nee …

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

… op een wetsvoorstel dat nog bij de Eerste Kamer ligt?

De heer Segers (ChristenUnie):

Mag ik daarop reageren, mevrouw de voorzitter?

De voorzitter:

Ja.

De heer Segers (ChristenUnie):

Het punt is dat de richtlijn voorziet in extra bescherming van 21-minners, van jongeren. Daar wilde ik een amendement op indienen, en toen is in overleg met de collega's gezegd dat dit niet de koninklijke weg is. Dat moet echter wel bezien worden in relatie tot verhoging van de prostitutieleeftijd naar 21 jaar. Ik kan dat dus niet los zien van elkaar, maar het is wel degelijk een onderwerp dat voortvloeit uit de EU-richtlijn. Het betreft de extra bescherming van jongeren.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij dit debat gewoon voeren. Natuurlijk heeft mevrouw Berndsen ook gelijk; alleen de implementatie van de richtlijn staat geagendeerd. Iedereen is echter vrij om zijn eigen inbreng te houden en die in te vullen zoals hij wil. Ik doe echter wel een dringend beroep op u allen om niet te breed en uitgebreid te spreken, anders lokt u anderen ook daartoe uit. In de planning is rekening gehouden met een kort debat. Mijnheer Segers, ik geef u het woord en ik hoop dat u zich eraan houdt.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ja, maar dan wijs ik u er wel op dat ik voor vijftien minuten heb ingetekend. Dat is willens en wetens geweest.

De voorzitter:

Ja, dat is ook vastgelegd.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter, ik vervolg mijn betoog. Tot nu toe heb ik alleen onderwerpen besproken die wel degelijk raken aan de EU-richtlijn. Daarover dus geen misverstand. Het toeval wil alleen dat ik nu één separaat punt wil behandelen waar ik de minister nog een vraag over wil stellen. Dat betreft de andere barrière die is opgeworpen, namelijk de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Bij de begrotingsbehandeling van afgelopen najaar heb ik een breed ondertekende motie ingediend, waarin stond dat de Kamers van Koophandel niet moeten inschrijven bij verdenking van mensenhandel. Op verzoek van de minister heb ik die motie aangehouden, en sindsdien heb ik alleen informeel in Amsterdam iets over de uitvoering ervan gehoord. Ik zou graag van de minister zelf willen horen hoe die uitvoering ter hand is genomen.

Ik deel het uitgangspunt van de minister dat we moeten streven naar een landelijk en uniform beleid, om een waterbedeffect tegen te gaan. Er zijn inderdaad nog altijd gemeenten die denken dat er in hun regio geen prostitutie is en die dus ook geen zicht hebben op mogelijke misstanden. In dat licht vind ik het moeilijk te begrijpen dat het aanbod van hulpverlening – ook daarover gaat de EU-richtlijn – in de vorm van uitstapprogramma's, gemeentelijk beleid is. De minister schrijft in zijn brief over een positief verloop van de warme overdracht van uitstapprogramma's, terwijl mijn fractie ook geluiden bereiken dat dit hulpaanbod bij lokale bezuinigingen kind van de rekening is. Is de minister bereid om een overzicht te laten maken van het aanbod van vóór de overdracht en het huidige aanbod? Ik overweeg ook op dit punt een motie in te dienen.

Een ander punt van zorg hierbij is de categorale opvang van slachtoffers van loverboys. Daarover heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel haar zorgen uitgesproken. Hoe peilt de minister of er voldoende aanbod van specialistische hulpverlening aanwezig is? Is de minister bereid om hierover in overleg te treden met de staatssecretaris van VWS en dit voor de Kamer inzichtelijk te maken?

Mijn laatste punt betreft de verantwoordelijkheid van de klant en de keuze van de minister om op dit punt de EU-richtlijn niet te implementeren. De minister had ervoor kunnen kiezen om de klant strafbaar te stellen die weet of moet kunnen weten dat een prostituee slachtoffer is van uitbuiting. Onze Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft in reactie op dit wetsvoorstel een brief gestuurd en daar ook om gevraagd. Zij heeft dat ook bij andere gelegenheden gedaan. Ook een andere bekende strijder tegen mensenhandel, Henk Werson, is daar een voorstander van. Ook andere experts hebben mij verzekerd dat een dergelijke strafbaarstelling daadwerkelijk tot veroordelingen kan leiden, klanten preventief waarschuwt en hen wijst op hun verantwoordelijkheid om signalen van mensenhandel te melden. Ik beschouw het als een gemiste kans dat de minister de implementatie van de EU-richtlijn niet heeft aangegrepen om dit te regelen. Ik wil graag het initiatief nemen om dit alsnog te regelen en ga de komende weken met experts om de tafel zitten om te werken aan een tekst voor een initiatief op dit punt.

In een gesprek met de Roemeense rapporteur mensenhandel vertelde hij me hoe ze daar de strijd tegen mensenhandel opvoeren, voorlichting geven en zo proberen, het aanbod vanuit Roemenië in te dammen. Maar, zo zei hij, wat heeft het voor zin als wij het aanbod proberen in te dammen als jullie niets aan de vraag doen? Zolang de vraagkant onaantastbaar blijft, zullen mensenhandelaren altijd wegen vinden om vrouwen aan te voeren om aan die vraag te voldoen. Zoals gezegd, hoop ik dat de nieuwe wet regulering prostitutie snel van kracht wordt. Dat zou een stap in de goede richting zijn. Het is echter de grote vraag of de nieuwe wet ook in staat is om grote stappen te zetten in de strijd tegen mensenhandel. We moeten rekening houden met het feit dat de geboekte winst nog niet voldoende zal zijn. Daarom is het van belang om de komende twee à drie jaar voluit te gebruiken om te leren van het beleid van andere landen en van aanbevelingen van nationale rapporteurs van andere landen. Dat helpt ons, mocht de nieuwe wet onvoldoende slagkracht hebben in de strijd tegen het kwaad van de moderne slavernij, om op basis van inzichten van andere landen nieuwe wegen in te kunnen slaan. Want ook wij kunnen leren van Fransen, Belgen en Ieren, en misschien, heel misschien, zelfs wel van Zweden.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Voorzitter. Voor de duidelijkheid zeg ik maar even dat ik mijn inbreng ook heb opgezet aan de hand van de afgesproken agendaverbreding.

Mensenhandel kent letterlijk en figuurlijk vele gezichten. Figuurlijk zijn al die gezichten even afgrijselijk en misselijkmakend, en letterlijk lijken ze op die van u en mij, onze dochters en zonen en onze vaders en moeders. Elk jaar opnieuw worden tienduizenden mannen, vrouwen en kinderen verhandeld om ergens op de wereld of in Europa goedkope arbeid te verrichten, voor hun organen, maar vooral voor de prostitutie. In mijn bijdrage zal ik met name op dat laatste inzoomen.

In Utopia vindt betaalde seks plaats tussen enerzijds een sterke, stevige en zelfverzekerde sekswerker en anderzijds de klant die de aanbieder hopelijk behandelt zoals hij zelf behandeld wenst te worden, namelijk met respect. Helaas leert de praktijk dat er in prostitutieland nog veel te vaak sprake is van misstanden, uitbuiting, dwang en slechte arbeidsomstandigheden. Er worden raamhuren gevraagd tot wel € 140 per dagdeel van acht uur voor kamers die soms niet groter zijn dan 2 m2 of 4 m2. Er gelden lage tarieven voor seksuele handelingen, in het ergste geval € 20, misschien € 25 en in veel gevallen € 50. De romantiek van de happy hooker blijkt in veel gevallen vals. Dat de politiek van dat feit doordrongen is, wordt mijns inziens bewezen door het aangehouden wetsvoorstel dat momenteel bij de Eerste Kamer ligt. Als die wet het alsnog haalt, en dat hoop ik vurig, dan zal er weldra sprake zijn van een veel strenger prostitutiebeleid.

De lijst met verdrietig stemmende feiten is lang; veel langer dan ik en de PvdA zouden willen. Om het nog ingewikkelder te maken, is de waarheid dat ik eigenlijk niet weet of ik wel over feiten kan spreken. Sinds ik woordvoerder ben op dit dossier zoek ik naarstig naar waarheden. Is er in de Nederlandse prostitutiebranche sprake van 8% dwang, van 50% of misschien wel van 90%? En hoe definiëren we "dwang" in relatie tot prostitutie? Gaat dat alleen over mensenhandel? Of is het geval van een verslaafde vrouw die zich prostitueert om haar volgende shot te financieren ook een voorbeeld van dwang? Hoeveel procent van de slachtoffers die zich jaarlijks bij een opvang melden, heeft een verleden waarin seksueel misbruik plaatsvond? Mijn vragen zijn talloos. Het vinden van duidelijke, heldere antwoorden blijkt in de praktijk een kwestie van winkelen van het ene rapport naar het andere rapport, via de provincie Friesland naar de gemeente Amsterdam, van wetenschapper X naar wetenschapper Y.

Om aan dat al dan niet selectief winkelen een einde te maken, doe ik hierbij mijn eerste verzoek aan de minister. Ziet hij mogelijkheden om een nationaal rapporteur prostitutie in het leven te roepen? Dit moet iemand zijn die de Kamer net als op het dossier mensenhandel, objectief rapporteert over de stand van zaken op het dossier prostitutie in de breedste zin van het woord. Ik zeg er meteen bij dat die vraag wat mij betreft ondergebracht kan worden bij mevrouw Corinne Dettmeijer, die ons nu al heel objectief en zorgvuldig rapporteert over de aan mensenhandel gerelateerde feiten met betrekking tot prostitutie. Zou zij die opdracht kunnen krijgen? Kan zij haar onderzoek verbreden en daarin dus ook rekening kunnen houden met de sociale positie van de prostituee van vandaag in Nederland, zoals de arbeidsomstandigheden, de gezondheidsrisico's et cetera?Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

De sociale positie van de prostituee verdient wat mij betreft überhaupt meer aandacht. De arbeidsverhoudingen en omstandigheden die ik op werkbezoeken aantref, zijn verre van ideaal. Ik ben benieuwd welke minimumeisen er heden ten dage eigenlijk gelden ten aanzien van die omstandigheden. Kan de minister ons daar iets meer over vertellen?

Onlangs was ik met collega Segers in Zweden. Daar hebben wij de kans gekregen om het beleid grondig te bestuderen. In Zweden zijn hotelketens belangrijke tipgevers bij het melden van illegale prostitutie. In Nederland verrichten meerdere partijen, zoals de Task Force Aanpak Mensenhandel, de Koninklijke Horeca Nederland en de politiek, inspanningen om de signaalfunctie te bevorderen die hotels kunnen hebben in relatie tot illegale prostitutie en mogelijke opsporing van situaties waarin sprake is of zou kunnen zijn van dwang. Ik heb echter totaal geen zicht op de effectiviteit van die inspanningen. Hoeveel hotels zijn er in Nederland? Hoeveel van die hotels investeren in het leren herkennen van de signalen die kunnen duiden op dwang en illegale prostitutie? Hoe vaak zijn medewerkers van hotels al dan niet tipgevers? Op deze vragen krijg ik ook graag een antwoord van de minister.

De PvdA is van mening dat de bewustwording bij de klant omtrent misstanden, uitbuiting en dwang in de prostitutiepraktijk vergroot moet worden. De wet regulering prostitutie die is aangehouden in de Eerste Kamer, voorziet in het strafbaar stellen van klanten die gebruikmaken van een niet geregistreerde en dus illegaal werkende prostituee. Dat lijkt mij een forse en belangrijke stap. Tegelijkertijd geloof ik dat beleid pas echt gaat werken als de overheid zich ook inspant om het draagvlak voor dat beleid te verstevigen. In relatie tot de klant en diens verantwoordelijkheid zou ik daarom graag zien dat de minister actiever bij de prostituant onder de aandacht brengt, welke signalen kunnen duiden op dwang en uitbuiting en waar de klant zich vervolgens met vermoedens van misstanden al dan niet anoniem zou kunnen melden. Dat zou volgens mij zomaar op een platform als Hookers.nl kunnen en moeten. Ik hoop dat de minister hierop eveneens zal reageren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Wij spreken vanavond over een richtlijn vanuit Europa ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en het meer beschermen van slachtoffers. Die richtlijn is tot stand gekomen in 2011, kort nadat een wetsvoorstel dat te maken had met maatregelen rond de prostitutie en ook gerelateerd was aan het voorkomen van mensenhandel, naar de Eerste Kamer is gegaan. De Eerste Kamer is daar nogal intensief en langdurig mee in de weer geweest. Daardoor ontstond de bijzondere samenloop van omstandigheden dat wij spreken over de implementatie van deze richtlijn, terwijl er in dit verband nog een ander wetgevingstraject in de Eerste Kamer loopt. Wij hebben vanavond dus met een bijzonderheid van doen.

Inhoudelijk is de SGP een sterk voorstander van het stevig optreden tegen elke vorm van uitbuiting. Vanuit dat oogpunt steunen wij de maatregelen in dit wetsvoorstel voluit. De richtlijn die nu geïmplementeerd wordt, geeft niet echt aanleiding tot stevige wijzigingen in het beleid om mensenhandel tegen te gaan en te voorkomen, maar onderstreept wel het belang en de urgentie daarvan en leidt tot enkele aanscherpingen. Het is bijvoorbeeld een goede zaak dat bij mensenhandel niet langer een beroep mogelijk is op het ontbreken van dubbele strafbaarheid.

In navolging van een aantal collega's en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel vragen wij nog wel aandacht voor de positie van kwetsbare slachtoffers tussen de 18 jaar en 21 jaar. Waarom kiest de minister er niet voor om in dit opzicht tot eenduidigheid tussen de voorgestelde wet regulering prostitutie en dit wetsvoorstel te komen? Kan hij daarop ingaan?

Bij nota van wijziging heeft de minister een wettelijke status voor de Nationaal Rapporteur Mensenhandel toegevoegd aan het wetsvoorstel. De belangrijke, onafhankelijke positie van de rapporteur wordt hiermee bevestigd. Wij steunen dit, net als dat wij de motie steunden die volgens mij op initiatief van D66 is ingediend. Wij hopen en vertrouwen op een blijvende waardevolle bijdrage van de rapporteur aan de bestrijding van de uitbuiting van vrouwen die in de prostitutie werken en van andere vormen van mensenhandel.

Of iemand instemt met uitbuiting hoeft volgens de minister niet expliciet in het wetsvoorstel te worden opgenomen. Ik begrijp die redenering, want het mag duidelijk zijn dat de term "uitbuiting" al inhoudt dat iemand ergens niet mee instemt. Toch blijkt daar in de jurisprudentie weleens wat verwarring over te bestaan. Waarom is er dan toch niet voor gekozen om in het wetsvoorstel wellicht ten overvloede op te nemen dat bij dwang instemming van het slachtoffer op geen enkele manier kan worden tegengeworpen?

Uit bijdragen van collega's bleek al dat er een nauwe samenhang bestaat met de maatregelen op het terrein van mensenhandel en de regels over prostitutie. Bij de opheffing van het bordeelverbod – ik heb zelf de discussie daarover in de Kamer mogen voeren – was naar onze mening sprake van een naïef geloof in regulering. Regulering zou helpen bij het tegengaan van mensenhandel. Dat was een romantiek van vrijwillige betaalde liefde die weinig reëel was. Wij waren bezorgd dat de legalisering juist kansen zou bieden aan mensenhandelaars. Als je er een aantal jaren later weer naar kijkt en geluiden uit de praktijk hoort, blijft het volgende een probleem. De aanwezigheid van brandblussers in een bordeel kan vrij eenvoudig worden gecontroleerd, maar het is veel moeilijker om de vinger achter nog veel belangrijk zaken te krijgen, namelijk of mensen er vrijwillig verblijven of met drang en dwang opgesloten zitten. Er is nog altijd sprake van schrijnende misstanden. Gelukkig is in achterliggende jaren een kentering in het beleid gekomen. Er is nu veel meer oog voor de misstanden, uitbuiting, pooierschap en gedwongen seksuele contacten.

De schrijnende voorbeelden van uitbuiting van vrouwen en het ronselen bij kindertehuizen in Oost-Europa maken het tot een plicht om krachtig en doortastend op te treden. We zijn dan ook blij dat de minister in een recente brief aan de Eerste Kamer met standpunten over de voorgestelde wet regulering prostitutie duidelijke taal spreekt. Het gaat om grove schending van mensenrechten en vaak om mensonterende omstandigheden. Daarom is het goed dat het wetsvoorstel in de Eerste Kamer wordt doorgezet.

Toch lijkt het erop dat de kentering nog onvoldoende doordringt in de visie op prostitutie als zodanig. Waar in rapport na rapport de misstanden worden aangetoond, wordt door velen nog steeds gedaan alsof het leeuwendeel van de vrouwen vrijwillig voor het beroep kiest. Telkens weer blijkt echter dat dit slechts voor een zeer beperkt deel van de prostituees geldt. Het uitgangspunt dat legalisering de problemen oplost, heeft gefaald. Toch valt ons op dat in de toelichting op het wetsvoorstel dat wij vanavond bespreken, staat: "De verwachting is immers dat slachtoffers van mensenhandel zich straks vooral in het illegale deel van de prostitutie zullen bevinden." Is dat niet wat te optimistisch? Waarop is die verwachting volgens de minister gebaseerd? Wat ons betreft is dat reden temeer om niet te berusten in de legalisering en samen met duidelijk beleid om prostituees te helpen en klanten te bestraffen, echt werk te maken van de bestrijding van mensenhandel. Ik zou bijna zeggen dat er een nieuwe emancipatiegolf nodig is. Dat zeg ik niet elke dag in deze Kamer.

Een aantal jaren geleden heb ik een motie ingediend om te komen tot een souteneurverbod. Ik wil graag van de minister horen of het niet de voorkeur verdient om in de bepalingen over mensenhandel expliciet op te nemen dat onder "uitbuiting" ook elke vorm van het door anderen tegen betaling laten verrichten van seksuele handelingen valt. Is dit niet een nog krachtiger aanpak van de met zeer veel criminaliteit gepaard gaande uitbuiting van vrouwen in de prostitutie?

Tot nu toe is er geen sprake van rechtstreekse strafbaarstelling van de klant van een prostituee die slachtoffer is van mensenhandel. Collega Segers heeft hierover al behartigenswaardige woorden gesproken en wij steunen hem in die benadering.

In zijn beantwoording van onze vragen over uitstapprogramma's wijst de minister erop dat er sprake was van een zogeheten warme overdracht van deze programma's aan gemeenten. Toch hebben ons diverse signalen bereikt dat die overdracht helemaal niet zo warm ontvangen is door gemeenten. Wij hebben de indruk dat gemeenten dat bewustzijn heel vaak niet hebben. Daarom stel ik bij amendement voor om gemeenten een beleidsvisie over dit thema te laten ontwikkelen, zodat ze prostituees beschermen en mensenhandel ook op lokaal niveau tegengaan. Wat ons betreft gaan wij ook op dit terrein nu de vrijblijvendheid voorbij.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken de heer Van der Staaij als een zuiver redenerend jurist, maar maak mij nu enigszins zorgen. Ik heb het amendement zojuist gelezen en het ziet volgens de toelichting op prostitutie en mensenhandel, maar het heeft met name te maken met prostitutie. Mensenhandel in de zin van misbruik van illegalen valt namelijk niet in de categorie uitstapprogramma's. Ik maak mij grote zorgen dat wij hiermee zo'n beroemde Nederlandse nationale kop op de implementatie van een Europese richtlijn creëren. Wat is de visie van de heer Van der Staaij hierop? Is het niet verstandig om dit amendement in een later stadium bij een ander wetsvoorstel te betrekken? Ik vrees dat dit anders ook tot problemen in de Eerste Kamer zou kunnen leiden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Een kop op een richtlijn is vooral een probleem als je vindt dat er eigenlijk al genoeg gevraagd wordt en je geen behoefte hebt om iets extra's te doen. Bij het tegengaan van mensenhandel zou ik het prima vinden als wij goede ideeën die in de praktijk echt helpen, ook daadwerkelijk uitvoeren. Wat is daarop tegen? Volgens de Europese richtlijn moeten wij in de strijd tegen mensenhandel niet het minimale, maar het maximale willen doen!

De heer Van der Steur (VVD):

Dat begrijp ik, maar een van de zaken die hierop tegen zijn, is dat dit amendement vandaag is komen aanzeilen. Wij hebben het met niemand kunnen bespreken, ook niet met de mensen in het veld of de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, die wij pas volgende week spreken, na de stemmingen. Wij weten allen dat de Eerste Kamer een behoorlijke hekel heeft aan het verwerken van extra eisen in de implementatiewetgeving van richtlijnen. Los van de vraag wat wij van de uitstapprogramma's vinden, zien wij dit amendement als zeer problematisch.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is goed om dit signaal te horen. Als wij vinden dat er inhoudelijk best iets in dit amendement zit, maar als wij ons afvragen of dit wel het meest geschikte wetsvoorstel is om dat aan op te hangen, dan sta ik zeker open voor de mogelijkheid om dit op een ander moment te doen. De vraag is wel of er op niet al te lange termijn een logisch moment te verwachten is waarop dit wel aan de orde zou kunnen komen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dit is best een sympathiek amendement, maar mijn bezwaar is dat je gemeenten hiermee gaat voorschrijven dat zij een beleidsvisie moeten maken. Ik zie dat bij kleinere gemeenten niet gebeuren, terwijl er daar ook best sprake kan zijn van prostitutie; dat is niet alleen voorbehouden aan grote gemeenten. Bovendien leg je hiermee wel een financiële claim op gemeenten, en in het kader van de decentralisatie wordt er al flink bezuinigd. Hoe ziet de heer Van der Staaij deze twee problemen?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik denk dat juist op zo'n onderwerp best samenwerking tussen gemeenten kan plaatsvinden. Het hoeft ook niet heel veel extra geld te kosten, maar dwingt gemeenten wel om een rol te pakken in het tegengaan van mensenhandel en het verbeteren van de positie van prostituees. Dat ligt helemaal in het verlengde van de doelstelling van de richtlijn en van de brief die de minister onlangs nog naar de Kamer heeft gestuurd. Daarin vervullen de gemeenten juist een spilfunctie.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik ben het met de heer Van der Steur eens dat dit dan toch meer past bij de prostitutiewet. Die ligt nu weliswaar bij de Eerste Kamer, maar ook in dit verband gaan wij daar nog over praten in een AO. Ik ben het eens met de stelling dat dit wel heel complicerend werkt als het gaat om de richtlijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is goed om dat signaal te horen. Ik zal dit zeker meewegen. Dit debat is ook geschikt om te horen hoe tegen dit amendement wordt aangekeken. Als het als problematisch wordt gezien om het aan dit wetsvoorstel te hangen, is een ander moment wellicht geschikter. Het gaat mij er in ieder geval om dat wij op dit terrein zo snel mogelijk een stap vooruit kunnen zetten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Wij hebben in de Kamer uitvoerig gesproken over wat ik kortheidshalve maar de "prostitutiewet" zal noemen. Daar heb ik toen een behoorlijk kritische inbreng op geleverd. De voorzitter was daar zelf als woordvoerder bij. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet de behoefte heb om dat nu opnieuw te doen, met name omdat de minister ervoor heeft gekozen om in het aangehouden wetsvoorstel in de Eerste Kamer geen wijzigingen aan te brengen. Het zou voor mij dus een herhaling van zetten worden. Daarnaast speelt dat wij volgende week een gesprek hebben met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, met name over het prostitutiebeleid. Daarbovenop is er nog een AO prostitutie aangevraagd. Ik zal mij vanavond daarom beperken tot de richtlijn.

Wij hebben er lang op moeten wachten, maar gelukkig wordt de onafhankelijke positie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel wettelijk verankerd. Van de lange lijst met prioriteiten van dit kabinet heeft de aanpak van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen voor D66 de hoogste prioriteit. Daarom diende ik vorige zomer een motie in om de onafhankelijke positie van het belangrijke instituut van Nationaal Rapporteur Mensenhandel te waarborgen. De minister vond het aanvankelijk niet nodig, maar uiteindelijk is hij toch overstag gegaan en heeft hij de motie uitgevoerd. Met de nota van wijziging van de wet, die wij vandaag behandelen, heeft het kabinet daar inderdaad ook uitvoering aan gegeven. Ik dank de minister daarvoor.

Het verheugt mij ook om te horen dat Nederland, nu de positie van de Nationaal Rapporteur wettelijk verankerd is, een voortrekkersrol vervult in de Europese Unie in de strijd tegen mensenhandel en in de bescherming van slachtoffers. D66 juicht de Europese samenwerking toe om mensenhandel te voorkomen en te bestrijden. Een dergelijk internationaal probleem kan alleen met internationale afspraken en samenwerkingsverbanden worden aangepakt. Criminaliteit kent, net als vele andere maatschappelijke problemen van dit moment, geen nationale grenzen. Dit onderstreept nogmaals de noodzaak van internationale afstemming en de belangrijke rol van de Europese Unie om afschuwelijke misdrijven als seksueel geweld tegen kinderen en mensenhandel te voorkomen.

Iedereen kan slachtoffer worden van mensenhandel. Vaak wordt alleen een verband gelegd met gedwongen prostitutie. Het gaat hierbij echter om moderne slavernij. Slachtoffers van mensenhandel werken ook in de tuinbouw en de transportsector via malafide uitzendbureaus, en als au pairs in de particuliere sector. Meestal gaat het gelukkig goed. Mensen werken meestal vrijwillig, maar uitbuiting en mensenhandel vind je hier ook. In 2009 is CoMensha gestart met een voorlichtingscampagne, die het een aantal jaren heeft volgehouden, onder de naam "Sluit je ogen niet". Die terugkerende campagne is helaas gestopt en zou eigenlijk heel mooi passen in wat mevrouw Hilkens en de heer Segers naar voren brachten, namelijk dat het vooral ook om bewustwording gaat. Vanuit mijn politietijd weet ik nog dat aan de prostituanten een oproep werd gedaan om misstanden te signaleren en te melden bij Meld Misdaad Anoniem. Daar werd ook gebruik van gemaakt. Wellicht zou het dus helemaal niet zo verkeerd zijn als CoMensha die campagne, waarschijnlijk met financiële steun van het ministerie, weer eens gaat activeren.

Iedereen kan een rol spelen bij het helpen van slachtoffers van mensenhandel.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat zijn mooie woorden. Het is een oproep, een moreel appel eigenlijk, om misstanden te melden. Ligt er ook een morele verantwoordelijkheid bij de klant om, als hij misstanden ziet, die te melden?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Een morele verantwoordelijkheid wel, maar een strafrechtelijke vervolging niet. Laat ik dat er maar gelijk bij zeggen.

De heer Segers (ChristenUnie):

D66 vindt het dus immoreel als er misstanden, uitbuiting en dwang worden gesignaleerd en die niet gemeld worden. Is het niet heel wonderlijk als iets immoreels met zulke ernstige gevolgen buiten de strafwet blijft?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Het hoeft niet buiten het strafrecht te blijven. De heer Segers heeft het nu alleen over prostitutie, terwijl ik met mijn tekst het juist breder probeer te trekken. Laten wij de andere misstanden die ik heb genoemd niet vergeten. Ik hoorde van de week nog een verhaal van een meisje dat verkocht werd op haar zevende. Totdat zij de gelegenheid kreeg om weg te lopen, werd zij bij een gezin als slaaf behandeld, zonder enige scholing. Dat zijn ook misstanden. Het gebeurt dus niet alleen in de prostitutie. Ik wil mij dus sterk maken voor het tegengaan van alle vormen van uitbuiting en alle vormen van moderne slavernij.

Wat betreft het strafbaar stellen: ik denk dat het heel lastig is om het te handhaven en het bewijsbaar te maken. Ik denk dat je, als je dit wilt aanpakken, het goed moet kunnen aanpakken. Laten wij eerst maar weer eens beginnen met de bewustwording en met de mogelijkheid om te melden. Laten wij mensen erop attenderen dat je kunt melden bij Meld Misdaad Anoniem. Dat is nog wel een poging waard.

De heer Segers (ChristenUnie):

Het spreekt voor zich dat als je inderdaad gaat werken aan wetgeving die zo'n vorm van strafbaarstelling voorbereidt, dit heel zorgvuldig moet. Dan moet je met het Openbaar Ministerie spreken over handhaving. De signalen op dat punt zijn overigens positief, maar dat terzijde. Ziet mevrouw Berndsen niet dat er enorm verschil is tussen een klant die een bakje champignons koopt van een malafide champignonkweker die mensen uitbuit en iemand die gebruikmaakt van een prostituee die onder dwang werkt?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De heer Segers kijkt iets anders dan mijn fractie aan tegen prostitutie die vrijwillig plaatsvindt. Ik vind het echter eerlijk gezegd ook heel ernstig dat er zestien Bulgaren op een kamertje zes hoog achter in Rotterdam zitten van wie het paspoort is ingenomen, die gedwongen worden om te werken en die al hun verdiende geld moeten afgeven. Dat zijn de moderne slaven in de huisjesmelkerij. Ik ben er dus heel erg voor om misstanden aan te pakken – daar vindt de heer Segers mij helemaal aan zijn zijde – maar ik wil zijn initiatiefwetsvoorstel eerst weleens zien en bekijken of de handhaafbaarheid en bewijsbaarheid daarvan wel mogelijk zijn. Met alle respect, maar er komen hier wel meer wetten voorbij die op papier erg mooi zijn, maar in de praktijk niet te hanteren. Daarmee help je mensen achterop in plaats van vooruit. Je moet dus niet alleen de klanten van prostituees maar ook een willekeurige bewoner van het Westland of iedereen die ooit naar een Chinees restaurant gaat, waar ook sprake kan zijn van uitbuiting, erop attent maken dat je melding kunt maken van dit soort misstanden via Meld Misdaad Anoniem.

De minister en ik verschillen vaak van mening. Ik en mijn fractie zijn van mening dat hij soms te veel de nadruk legt op straffen en te weinig op preventie. Vandaag ben ik echter tevreden, omdat deze richtlijn ook aandacht geeft aan preventie en aan de positie van slachtoffers. Goede opvang is het minste wat de overheid voor slachtoffers van mensenhandel kan doen. Als je slachtoffer bent van zo'n ernstig misdrijf, is gespecialiseerde hulp noodzakelijk. Zo'n trauma verwerk je namelijk niet zo gemakkelijk. Daarom pleit ik er al wat langer voor om de bedenktijd voor slachtoffers van mensenhandel, zoals geregeld via de B9-regeling, terug te brengen of in ieder geval op te rekken naar een periode van zes maanden en om bij het verhoor traumadeskundigen in te schakelen. Voldoet de B9-regeling aan de nieuwe richtlijn of is daarvoor nog een aanpassing nodig?

In een artikel vraagt de Tilburgse universitair hoofddocent en specialist in mensenhandel Conny Rijken zich af of het vereiste van medewerking aan het strafproces wel als voorwaarde mag worden gesteld voor bijstand en ondersteuning. Ook CoMensha maakt zich hier zorgen over, evenals overigens Fier Fryslân. Is de minister het met hen en met mij eens dat slachtoffers van mensenhandel een menselijke benadering verdienen en dat meer moet worden uitgegaan van de behoeften en noden van deze slachtoffers? Is de minister dan ook bereid om hier met een open blik naar te kijken? Ik weet dat de B9-regeling eigenlijk valt binnen het domein van de staatssecretaris, maar de minister kent Fier Fryslân heel goed en hij weet dat daar ook een beroep wordt gedaan op het kabinet om in ieder geval ook traumadeskundigen in te schakelen en een termijn van meer dan drie maanden te hanteren.

Ik kijk uit naar de constructieve houding en het menselijke antwoord van de minister.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie staat positief tegenover het wetsvoorstel. Met name verwelkomen we de strafverzwaringsgrond voor mensenhandel waarbij bijzonder kwetsbare slachtoffers, in het bijzonder kinderen, in het geding zijn. We hebben geconstateerd dat Nederland zich reeds heeft verbonden aan de verplichtingen die uit de in de memorie van toelichting beschreven internationale rechtsinstrumenten voortvloeien en dat de legislatieve gevolgen van onderhavige richtlijn beperkt zijn. Over het wetsvoorstel zijn eerder adviezen uitgebracht, die alle positief en instemmend waren. We hebben ook kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en van de nota van wijziging, waarmee de positie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel wettelijk wordt verankerd.

Dit alles overziende is er voor ons weinig aanleiding tot het plaatsen van nadere opmerkingen of vragen bij het wetsvoorstel. Wel wil ik de minister iets ter overdenking aanreiken. Vaak zijn we nog tot laat bezig in de Kamer. Als je dan 's avonds thuiskomt en de tv aanzet, zie je nauwelijks fatsoenlijke tv, maar wel commerciële reclames met advertenties om naar prostituees te gaan of om dingen met hen te doen. Ook als je 's morgens de krant openslaat, zie je het weer staan. We zijn juist nu actief bezig om zaken aan te pakken. Is het niet tijd voor een verbod op prostitutiereclame?

De collega's Segers van de ChristenUnie en Hilkens van de Partij van de Arbeid hadden een goed initiatief. Ze zijn op werkbezoek geweest in Zweden en hebben daar ideeën opgedaan om misstanden in de prostitutie aan te pakken. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel is het niet overal mee eens. Ze is niet echt voor het Zweedse model.

De heer Segers heeft gisteren in de media en net ook in de Kamer aangekondigd dat hij met een initiatiefwet zal komen. Het is eigenlijk buiten de orde van deze bespreking, maar ik wil er toch kort iets over zeggen. Misschien is het goed om het mee te geven. Dat heeft ook mevrouw Berndsen gedaan. De CDA-fractie staat op zich sympathiek tegenover het voorstel van de heer Segers. Ook wij vinden het een goed idee om mensen aan te pakken die weten dat andere mensen het slecht hebben, worden uitgebuit of worden mishandeld. Ik zeg er echter meteen iets bij vanuit mijn praktijkervaring als rechter-commissaris in Amsterdam, waar we veel grote mensenhandelzaken hebben. Ik heb veel prostituees als getuige gehoord, ook in het buitenland. Je ziet bij die vrouwen een enorme angst om de organisatie waarvoor ze werken, de mensenhandelaren of de souteneurs te verlinken of die tegen zich in het harnas te jagen, waarbij de overheid, in casu de politie en het Openbaar Ministerie, dan ook nog beloven dat ze kunnen worden opgevangen en beschermd. Bij zo'n hoerenloper, om het maar zo te zeggen, is het een ander verhaal. Die kan naar het loket van de heer Segers lopen, maar hij kan ook naar een ander loket lopen, waarbij dan de problemen groot zijn. Ik vraag de heer Segers om in zijn wetsvoorstel goed te kijken naar de veiligheid. Laat hij die goed waarborgen. Laat hij goed nadenken over de vraag waar men zich moet melden en of dat dan wel safe is. Verder zet ik ook vraagtekens bij het punt dat ook mevrouw Berndsen heeft genoemd: de bewijsvergaring. Hij zal het bewijs toch van met name de prostituee moeten hebben om zo'n zaak rond te krijgen. Dat wilde ik erover zeggen.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Voor de goede orde. De heer Oskam noemt mijn reis naar Zweden samen met de heer Segers en hij verbindt daaraan de conclusie dat mevrouw Dettmeijer niet voor het Zweedse model is. In Zweden is de prostituant per definitie strafbaar, maar geen enkele partij in dit huis staat dat voor. Ik wil dat voor de nuance inbrengen, want het leek erop alsof hij mij woorden in de mond legde.

De heer Oskam (CDA):

Dat deed ik niet en het is geen vraag, dus ik hoef er niet op te reageren.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dank voor de sympathieke bejegening van het voornemen om te komen tot een initiatief. Wij zullen er verder over spreken.

Ik wil citeren uit een brief van mevrouw Dettmeijer, die commentaar levert op de implementatie van de richtlijn. Over het strafbaar stellen van de klant die weet of kan weten dat een prostituee het slachtoffer is van uitbuiting schrijft zij: een dergelijke strafbaarstelling hoort mijns inziens thuis in het Wetboek van Strafrecht. Is dat voor de CDA-fractie in beginsel ook het uitgangspunt?

De heer Oskam (CDA):

Zeker. Ik heb ook met haar gesproken. Ik heb haar genoemd, omdat ik weet dat zij geen voorstander is van het totale Zweedse model. Het is mij bekend dat dit haar standpunt is. Dat ligt ook in de lijn van uw wetsvoorstel, denk ik.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Wij zijn er gelukkig mee dat wij zo snel tot implementatie kunnen overgaan. Het is altijd goed om er dan nog eens een scherp debat over te voeren, want er zijn inderdaad vele misstanden, zeker in de seksbranche en wanneer het mensenhandel in het algemeen betreft. Het is nooit verkeerd om daarover van gedachten te wisselen. In ieder geval steunt de SP-fractie deze wet voor het implementeren van een richtlijn en het voorstel van de minister.

Ik ben vooral heel tevreden over de wettelijke verankering van de positie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Het is goed dat dit is gebeurd. Als ik het mij goed herinner, was het een motie van mevrouw Berndsen die ik destijds niet voor niets heb meegetekend. Nederland loopt daarmee voorop en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel is heel belangrijk, deskundig en op zijn tijd zeer kritisch, ook op het Nederlandse beleid. Het is een soort luis in de pels en dat is nodig.

Recentelijk ontvingen wij de visie van de minister waarin hij de Eerste Kamer aanspoort verder te gaan met de behandeling van de wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche; een aantal collega's hebben er ook aan gerefereerd. De wet heeft de Tweede Kamer reeds gepasseerd. Mijn fractie heeft er ondanks een aantal kritische kanttekeningen toch mee ingestemd. Nu ligt de zaak voor bij de Eerste Kamer, dus ik wil er vanavond geen nadere opmerkingen aan wijden. Maar met alleen wetten en regels komen wij er niet. Ook met alleen een wijziging van het Wetboek van Strafrecht komen wij er niet.

Ook in de richtlijn die wij vandaag implementeren met een wet wordt nadrukkelijk gesproken over het belang van preventie, vervolging, bescherming en bijstand van de slachtoffers. Dan zegt de minister in mijn ogen wel iets te gemakkelijk: dat doen wij, wij voldoen eraan. Ik vind dat iets te snel gaan, want de Raad van State maakt in dat kader ook enkele opmerkingen over de positie van slachtoffers. De richtlijn kent rechten toe aan slachtoffers, dus zou die duidelijk kenbare afdwingbare rechten en verplichtingen moeten scheppen, aldus de Raad van State, maar een dwingend normatief kader voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel ontbreekt. De reactie van de regering daarop is dat het verheugend is dat de Raad van State geen kritiek heeft op de bijstand en ondersteuning van slachtoffers in de praktijk. Dat vind ik dus vreemd. Het staat er niet en het is ook niet onderzocht door de Raad van State, dus waarom zegt de regering dat dan zo? Graag krijg ik een reactie daarop.

De opvangcapaciteit is uitgebreid. Altijd goed, maar het blijft toch een probleem dat er onvoldoende doorstroom is naar de gemeenten. Daar wordt volgens de minister aan gewerkt. Wat is de stand van zaken?

Ik kom toe aan de capaciteit bij de politie om mensenhandel en uitbuiting aan te pakken. Niet voor niets heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor de capaciteit en het belang van deskundige, gespecialiseerde politierechercheurs. De regering antwoordt dan wel dat opsporing en bestrijding van mensenhandel prioriteit hebben, maar ik wijs erop dat we nog niet zo heel erg lang geleden in een algemeen overleg aan de orde hebben moeten stellen dat dit in veel politiekorpsen juist nog niet het geval was. Zo vanzelfsprekend is het dus niet dat dit prioriteit heeft: die gespecialiseerde rechercheurs zijn er in een flink aantal gevallen nog niet. Hoe zit dat? Ook op dat punt graag de stand van zaken. Hoe zit het vandaag de dag met de Nationale Politie?

Op pagina 9 van de nota naar aanleiding van het verslag legt de minister uit waarom het niet nodig zou zijn, alle verhoren van de slachtoffers audiovisueel vast te leggen. Toch begrijp ik dat niet helemaal, want ook de Raad voor de rechtspraak adviseert om het verhoor wel standaard te registreren. Ik voel daar veel voor. Waarom de regering dan niet?

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Dank voor de gelegenheid om op dit onderwerp het woord te voeren. Ik zal me beperken tot mensenhandel in de breedste zin van het woord.

Voor de VVD-fractie is mensenhandel, uiteindelijk neerkomend op een afschuwelijke inbreuk op de lichamelijke integriteit en het ontnemen van het zelfbeschikkingsrecht van mensen over lichaam en toekomst, een van de meest schandelijke en grove inbreuken op het liberale gedachtegoed in onze samenleving. Wij zijn als VVD-fractie dan ook streng en krachtig tegen mensenhandel en alle aspecten die erbij komen kijken. Niet alleen het deel waarin mannen en vrouwen worden verplicht om zich te prostitueren, maar ook als je spreekt over uitbuiting, gedwongen tewerkstelling en werk verrichten tegen lage lonen. Dat is de breedte van dit debat.

Het is goed om te merken dat ook de Kamer nog steeds unaniem van mening is dat mensenhandel een halt moet worden toegeroepen. Het is goed dat ik bij de diverse fracties proef dat men steeds weer op zoek gaat naar de vraag hoe het beter en efficiënter kan. Het is ook goed dat de collega's Hilkens en Segers van de PvdA en de ChristenUnie op pad zijn geweest om zich te vergewissen van de vraag of in Zweden met het systeem dat men daar heeft, de allesomvattende oplossing voor mensenhandel en misbruik is gevonden. Ik heb ook de indruk dat die oplossing niet direct gevonden is in het Zweedse model. Dat wil niet zeggen dat de VVD-fractie het niet waardeert dat gezocht wordt naar wegen om aan het fenomeen mensenhandel een halt toe te roepen.

Het is goed dat erkenning wordt uitgesproken voor het feit dat de VVD-fractie en de CDA-fractie samen hebben opgetrokken om in goed overleg met de minister de straffen op mensenhandel te verzwaren. Dat was nodig omdat de strafdreiging misschien al te laag is – daar zijn we het snel over eens – maar als er dan de mogelijkheid is om iemand te veroordelen, dan moet dit afschuwelijke misdrijf stevig worden veroordeeld. Je zou bijna zeggen: wat is het jammer dat we op dit soort punten geen minimumstraffen kunnen invoeren, omdat daar geen Kamermeerderheid voor is. Maar als er nou een misdrijf is waarvan ik denk dat een groot deel van de samenleving vindt dat het in aanmerking komt voor minimumstraffen, dan is dit daar een heel mooi voorbeeld van, in ieder geval wat de VVD-fractie betreft.

Dat betekent dan ook dat ik hier namens de VVD een zeer krachtige aanpak van de bestrijding van mensenhandel zal blijven bepleiten. Dat kan niet anders dan in Europees verband. Dat kan niet anders dan in internationaal verband. Ik wijs daarbij met name op Afrika, want de cijfers laten zien dat Afrikaanse slachtoffers aan het oprukken zijn, om het eens op een rare manier te zeggen. Dan kan niet anders dan door te zoeken naar een manier om die internationale samenwerking zo effectief mogelijk te maken en daaraan kan deze richtlijn wellicht een kleine bijdrage leveren.

Ik hoop dat mevrouw Berndsen dat met mij eens is.

De voorzitter:

Dat had u natuurlijk niet moeten zeggen. Maar goed …

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter, ik ga hier niet op in, want ik weet dat een-tweetjes niet toegestaan zijn. En daar houd ik mij netjes aan.

Is de heer Van der Steur het met mij eens dat rechters een wettelijke minimumstraf niet nodig hebben om mensenhandelaren hun verdiende straf te geven?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is een interessante vraag. Als mevrouw Berndsen die vraag aan mij, een advocaat of een rechter stelt, dan zullen wij allemaal zeggen: dat hebben wij niet nodig. Als zij die vraag stelt aan slachtoffers of mensen uit het veld, dan zal blijken dat hierover nogal wat mensen anders denken. Het antwoord is dus afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. Eén ding is zeker: er worden over het algemeen behoorlijke straffen opgelegd voor mensenhandel. Hoewel! Ik ken ook voorbeelden van zaken waarin mijns inziens eigenlijk een te lage straf is opgelegd.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik ben blij dat de heer Van der Steur het in ieder geval hierover met mij eens is. Daaruit blijkt namelijk dat wij vertrouwen hebben in de rechterlijke macht. Bovendien is de strafmaat voor mensenhandel behoorlijk verhoogd. Ik denk dan ook dat rechters hun werk heel goed kunnen doen.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ben blij dat mevrouw Berndsen erkent dat het destijds een slimme zet en een belangrijke stap was van de VVD en het CDA om de minister te vragen de strafmaat te verhogen. Dank dat zij mij daarin steunt! Het laat echter onverlet dat een behoorlijk aantal slachtoffers vermoedelijk vindt dat de straffen nog wel wat strenger mogen. Ik heb alle vertrouwen in de rechterlijke macht, maar als er ergens minimumstraffen van toepassing zouden mogen zijn, dan is het wel bij het misdrijf van mensenhandel.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Steur toch!

De heer Van der Steur (VVD):

Ik gaf gewoon antwoord op de vraag.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Het is goed om de heer Van der Steur zo gepassioneerd over deze materie te horen spreken.

In januari publiceerde de London School of Economics een eerste verkennend onderzoek naar de mogelijke correlatie tussen enerzijds de legalisering van prostitutie als een gekozen model en anderzijds de intensivering van de mensenhandel. Ik zeg het heel voorzichtig, maar uit die eerste verkennende research lijkt het beeld te ontstaan dat landen als Duitsland en Nederland, landen met dit specifieke model, een hogere intensiteit mensenhandel kennen dan landen met ander beleid. Hoe ziet de heer Van der Steur die mogelijke correlatie tussen enerzijds ons beleid en anderzijds de afzetmarkt van mensenhandelaren, een nog steeds heel aantrekkelijke markt?

De heer Van der Steur (VVD):

Een goede vraag. Ik zeg dat, los van alle mitsen en maren die mevrouw Hilkens er zelf ook aan verbindt. De vraag is natuurlijk wat uiteindelijk de ideale situatie is. Is het de ideale situatie dat in heel Europa prostitutie wordt gelegaliseerd, zodat Nederland niet langer een aantrekkelijke plek is voor, plat gezegd, Oost-Europese mensenhandelaren om hier met relatief weinig risico vrouwen en mannen te exploiteren? Of is het de ideale situatie dat je het in heel Europa verbiedt om mensenhandelaren een slag toe te brengen? Ik geloof in het eerste. Ik geloof dat het verstandig is om iets wat al eeuwenlang onuitroeibaar is gebleken, niet te verbieden. Ik denk dat alle partijen, behalve de partij van de heer Van der Staaij en de ChristenUnie, het daarmee eens zijn. Op deze partijen na wilden we allemaal het bordeelverbod opheffen, omdat we inzagen hoe belangrijk het is om zaken te kunnen controleren en om vrouwen en mannen in de gelegenheid te stellen om zich te uiten. Alles overziend denk ik dat de eerste mogelijkheid het beste is, maar dat laat onverlet dat we in Nederland op dit moment problemen hebben met de praktijken van met name Oost-Europese mensenhandelaren. Dat is juist.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Als ik het goed begrijp, stelt de heer Van der Steur dat Nederland mogelijk een aanzuigende werking op mensenhandelaren heeft, maar dat dit samen zou kunnen hangen met het feit dat andere lidstaten een veel rigider beleid hanteren ten aanzien van prostitutie. Begrijp ik goed dat hij misschien zelfs wel pleit voor het afficheren van ons model, proactief, binnen de Europese lidstaten?

De voorzitter:

Mijnheer Van der Steur, een korte reactie graag.

De heer Van der Steur (VVD):

Het is een lastige vraag, voorzitter. U kunt toch niet van mij verwachten dat ik een lastige vraag eenvoudig afdoe?

De voorzitter:

Ach, dat kunt u wel.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik zal mijn best doen, voorzitter. Volgens mij is er niets mis met het propageren van het opheffen van het bordeelverbod. De VVD-fractie is daar nog steeds groot voorstander van, omdat zichtbaar is geworden wat zichtbaar moet zijn. Daarnaast bestaat hierdoor de mogelijkheid om zonder risico dat vak uit te oefenen, wat je er verder ook van vindt. Het is heel belangrijk dat je dat weloverwogen doet. Ik ben daar dus helemaal geen tegenstander van. Ik geloof ook niet dat bijvoorbeeld de Nationale Rapporteur Mensenhandel bepleit om het weer te verbieden, om diezelfde reden.

De heer Segers (ChristenUnie):

De heer Van der Steur zegt dat wij iets moeten legaliseren als het niet uit te roeien is. Mijn vraag is of dezelfde stelregel geldt voor diefstal. Dat is mijn eerste vraag. Het is niet uit te roeien, dus moeten wij het legaliseren. De heer Van der Steur zei dat prostitutie een oud beroep is en niet uit te roeien is, dus dat wij het moeten legaliseren. Mijn vraag is of hetzelfde geldt voor diefstal, wat ook niet uit te roeien is.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van der Steur.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dit was mijn eerste vraag. Ik heb ook nog een tweede vraag. Ik wil mijn vraag ook wel in tweeën stellen, als dat helpt. Misschien kan ik hem aan de eerste vraag verbinden. Feit is dat wij heel weinig feiten kennen. Er is nu een onderzoek uitgevoerd naar de prostitutiepraktijk van de afgelopen tien jaar in landen als Duitsland, Zweden en Nederland. De schattingen wat betreft dwang in Nederland lopen uiteen van 10% tot 90%. En wat zeggen wij dan? Wij weten het eigenlijk niet. Heeft de heer Van der Steur zo'n open mind dat hij zegt: als inderdaad blijkt dat ons model tot meer mensenhandel leidt, ben ik bereid om het model te heroverwegen?

De heer Van der Steur (VVD):

Laat ik even beginnen met een antwoord op de laatste vraag. Ik geloof dat je ons model niet los kunt zien van de ontwikkelingen in andere landen. Wij weten allemaal – dat is één ding dat wij wel weten – dat een heel groot deel van de prostitutie op dit moment afkomstig is uit Oost-Europa. Dat wil niet zeggen dat er altijd sprake is van mensenhandel. Er zijn echter wel behoorlijke indicaties dat er een risico op mensenhandel is. Dat komt onder andere doordat het in Nederland makkelijker is om legaal je geld te verdienen, ook als je illegale pooier bent. Dat is duidelijk.

Dat wil niet zeggen dat vervolgens de redenering opgaat die de heer Segers in zijn eerste vraag neerlegde, namelijk dat je alles wat je niet kunt uitroeien, moet legaliseren. Als wij die redenering volgen – dat is ook de drogreden van de verkeerde vergelijking, zeg ik even als oud-docent debattechnieken – kun je het hele Wetboek van Strafrecht wel opzij zetten. Dat was ik niet van plan.

De VVD-fractie erkent fundamenteel – zij heeft dat ook erkend bij de opheffing van het bordeelverbod – dat als iemand beslist, geheel zelfstandig, om door middel van prostitutie – dat is iets heel anders dan mensenhandel – in zijn of haar inkomen te voorzien, er op zichzelf geen bezwaar tegen is om dat op een legale wijze laten doen. Dan kan ook alle bescherming worden geboden, bijvoorbeeld op de punten die mevrouw Hilkens net noemde: bancaire zaken, verzekeringen, hypotheken en registratie bij de Kamer van Koophandel. Al dat soort dingen biedt bescherming. Dat is een groot voordeel van de opheffing van het bordeelverbod.

De voorzitter:

De heer Segers, tot slot.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik ga nog even in op mijn eerste punt. De heer Van der Steur zei dat prostitutie er altijd is geweest en er altijd zal zijn en dat je het daarom niet moet verbieden. Mijn reactie daarop was dat diefstal er altijd is geweest en er altijd zal zijn. Zou dan de logische reactie van de VVD-fractie zijn – dat is overigens niet mijn reactie – dat wij diefstal maar moeten legaliseren? Dat lijkt mij niet de logische consequentie, maar dit terzijde.

Stel dat blijkt dat een mensenhandelaar die iemand vanuit Roemenië meeneemt de keuze heeft tussen een land met een heel restrictief of ander beleid en Nederland en consequent kiest voor Nederland. Stel dat hij dat een heel aangenaam land vindt om mensen naartoe te brengen, onder dwang. Als er een onderzoek is waaruit blijkt dat daarvoor indicaties zijn, dat het wel eens het geval zou kunnen zijn, is de heer Van der Steur dan bereid om toe te zeggen om over twee of drie jaar nog eens heel kritisch naar onze praktijk en ons beleid te kijken?

De heer Van der Steur (VVD):

U komt met een drogreden. Ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik het zeg, want ik bedoel het educatief. U zegt: stelen is moeilijk uit te roeien, dus moeten we het legaliseren. De denkfout die u maakt, is dat u eigenlijk zegt: als je iets leent en het weer teruggeeft, dan is dat hetzelfde als prostitutie nu, namelijk legaal, en stelen, vergelijkbaar met mensenhandel, wat ook illegaal is en in strijd is met het Wetboek van Strafrecht, is moeilijk uit te roeien, dus moeten we dat niet verbieden. Maar dat zegt u dus niet. U maakt dus echt een structurele denkfout. Ik ben helemaal niet tegen lenen. Zo ben ik ook niet tegen prostitutie, want dat is een legale activiteit. Maar van stelen en mensenhandel – die twee moet je met elkaar vergelijken – is de VVD-fractie streng tegenstander. Wij vinden dat die krachtig moeten worden aangepakt. Als u het op die manier vergelijkt, zal blijken dat uw vergelijking niet opgaat. Mensenhandel en stelen zijn allebei illegale activiteiten, waarbij mensenhandel wat mij betreft nog vele malen ingrijpender is dan het stelen van een fiets. Ik weet niet hoe de heer Segers daar tegenaan kijkt, maar dat kan hij misschien in tweede termijn nog toelichten. Een ding is zeker. Deze VVD-fractie en deze woordvoerder blijven er samen met deze minister keihard voor strijden – ik vertrouw dat wij dat doen met de rest van de Kamer, ongeacht wat men verder van prostitutie vindt – dat mensenhandel wordt bestreden. Dat is precies waar we het hier over hebben. De vergelijking van de heer Segers gaat niet op.

Dan het antwoord op de tweede vraag, die wat ingewikkelder was. U kent mij als woordvoerder al langer dan vandaag. Zodra er redenen zijn om over bestaand beleid te twijfelen en daarin een andere keuze te maken, kunt u er altijd op rekenen dat de VVD-fractie dat debat met u wil voeren. Maar ik zeg u alvast erbij, dat ik dan eerder geneigd zal zijn om te denken dat het verstandig is dat andere landen ook prostitutie legaliseren, vanuit dezelfde gedachte die wij destijds hadden om het bordeelverbod op te heffen, dan dat we weer terugkeren naar een verbod, om weer terug te keren naar de ellende waar we voor 1996 in zaten.

De voorzitter:

U moet echt korte reacties geven, mijnheer Van der Steur.

De heer Van der Steur (VVD):

Dan moet ik kortere vragen krijgen, voorzitter.

De voorzitter:

Nee. Dit was een korte vraag, maar een lang antwoord.

De heer Van der Steur (VVD):

Maar het was een heel ingewikkelde vraag.

De voorzitter:

De heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Een van de doelstellingen van de opheffing van het bordeelverbod was juist om de mensenhandel, om dwang en drang in die business, beter te kunnen aanpakken. Mijn vraag aan de heer Van der Steur is, of dat doel is gehaald. Heeft dat gewerkt?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ben ervan overtuigd dat de meeste deskundigen het met ons allen eens zijn dat we weliswaar het probleem niet hebben opgelost – dat moge helder zijn – maar dat het beter aan te pakken is als het zichtbaar is dan als het onzichtbaar is. Een van de grote problemen sinds 1996, toen we het afschaften, is de opkomst van internet. Dat is een nieuw fenomeen, waar we destijds geen rekening mee konden houden. Wat je nu ziet, is dat we nieuwe maatregelen nodig hebben om binnen de legale prostitutie de misstanden, onder andere gerelateerd aan internet, tegen te gaan.

De voorzitter:

De heer Van der Staaij, tot slot.

De heer Van der Staaij (SGP):

Kan de heer Van der Steur mij helpen aan enig wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat opheffing van het bordeelverbod heeft geholpen in de bestrijding van mensenhandel? Ik kom veel vaker tegen dat dit wel de bedoeling was, maar dat juist het effect was dat Nederland makkelijk een steun in de rug kon bieden aan mensenhandelaren, omdat ze een legale omgeving hadden waarin ze werkzaam konden zijn.

De heer Van der Steur (VVD):

Met alle respect, maar ik wijs op de documentaires uit het buitenland. Ik heb die gezien. Ik wijs op de prostitutieomstandigheden in Roemenië, Bulgarije en Hongarije, waar de heer Segers is geweest. Ik wijs op de prostitutieomstandigheden in Polen. Ik wijs op de omstandigheden van prostituees die langs de weg zitten in Spanje. Ik wijs op prostituees die in Italië actief zijn, waar prostitutie nog verboden is. Als je die situaties vergelijkt met de Wallen in Amsterdam, waar zonder enige twijfel afschuwelijke misstanden plaatsvinden, denk ik dat we met z'n allen kunnen vaststellen dat binnen die afschuwelijke situaties het in Nederland relatief goed geregeld is, behoudens voor zover het zich ondergronds bevindt, ergens in een Turks koffiehuis in Rotterdam-Zuid. Dat ben ik dan weer met de heer Van der Staaij eens. Maar per saldo heeft ons beleid het voor de prostituees hier beter gemaakt, ook al is het maar iets, dan voor prostituees in de landen waar onder anderen de heer Segers is geweest om te zien hoe afschuwelijk het daar is.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Hilkens vragend kijken. U bent al geweest, mevrouw Hilkens.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Een korte vraag, voorzitter, en dank dat het even mag. In een gemeente als Amsterdam blijkt, in tegenstelling tot wat ik zelf verwachtte, dat de grote misstanden zich in de zichtbare prostitutie voltrekken, juist achter de ramen. De allerberoemdste mensenhandelzaak in ons land is die van de broertjes Baran met wellicht 100 slachtoffers, de meesten vergund. Ik wil daar graag een korte reactie op, omdat de heer Van der Steur zo zeker weet dat zichtbaarheid misstanden tegengaat. Dat blijkt in de praktijk lang niet altijd.

De heer Van der Steur (VVD):

Dit is een gevaarlijke redenering van collega Hilkens, omdat wij juist niet weten wat wij niet weten, en daar gaat het bij mensenhandel om. Wij weten wat wij zien op de Wallen in Amsterdam. Zoals de heer Segers al zei: er is geen enkel wetenschappelijk onderzoek dat de omvang van het probleem pinpoint of duidelijk maakt. Ik hoor inderdaad ook die cijfers van 90% en 10%. Alles daartussenin wordt ook gememoreerd, maar dat wil niet zeggen dat je kunt stellen: daarmee is het het ergste op de Wallen in Amsterdam. Dat werkt dus juist niet, omdat wij niet weten hoe erg het daarbuiten is. Ik weet van eigen observaties – al ben ik niet zoals collega Segers in Roemenië geweest – dat wij per saldo een enorm probleem hebben, maar dat het probleem beheersbaar is en zal worden door de nieuwe prostitutiewet, die in de Eerste Kamer voorligt en waar wij al eerder over hebben gesproken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter?

De voorzitter:

U bent echt drie keer geweest, maar u kijkt mij zo aan.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik wil één interruptie plaatsen.

De voorzitter:

Echt een korte opmerking dan. Dat geldt ook voor degene die antwoordt.

De heer Segers (ChristenUnie):

Als schattingen uiteenlopen van 10% tot 90% dwang, dan weten wij het dus niet. Alleen hebben wij wel sterke aanwijzingen dat er sprake is van een grote mate van dwang. Het RIEC in Noord-Holland, dat ruim 4.000 advertenties heeft onderzocht, het aanbod van prostitutie heeft bekeken en naar de oorsprong heeft gekeken, stelt dat 17% was vergund en 83% niet. Zou ons dat niet veel bescheidener moeten maken? Dat onderzoek kan ik de heer Van der Steur overhandigen. Dus 17% was vergund, het grootste deel van het aanbod niet vergund, illegaal. Zou ons dat niet veel bescheidener moeten maken, in plaats van te leiden tot een lofrede op ons beleid? Wij weten het immers niet. Wij weten niet wat er in het illegale, niet-vergunde deel allemaal plaatsvindt.

De heer Van der Steur (VVD):

Precies. Ik ben erg blij met de erkenning van de heer Segers dat wij inderdaad niet weten wat er in het illegale, niet-vergunde deel plaatsvindt. Maar even voor de goede orde, er zijn heel veel prostituees die niet vergund zijn, ook omdat het nu niet nodig is. Daar gaat juist dat nieuwe wetsvoorstel over dat in de Eerste Kamer ligt. Daarmee wordt namelijk een vergunningsplicht ingevoerd. Maar dat wil niet zeggen dat, zoals de heer Segers lijkt te suggereren, alles wat niet vergund is, ook mensenhandel is – daar hebben wij het vandaag over – want dat is natuurlijk helemaal niet het geval. Er zijn ontzettend veel mensen die actief zijn als prostituee die niet vergund zijn of daar geen ruchtbaarheid aan geven, omdat ze inkomsten niet opgeven aan de Belastingdienst. Maar dat is iets totaal anders dan dat wij hier mensenhandel bestrijden.

Voorzitter. Ik ga verder, want ik moest kort antwoorden.

De voorzitter:

Ik dacht dat u klaar was.

De heer Van der Steur (VVD):

Nee, nog zeker niet. U hebt mijn tijd wel laten doorlopen, maar ik ben nog lang niet klaar.

De voorzitter:

Nee, die wordt hier bijgehouden.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik heb tien minuten spreektijd en die ga ik gebruiken ook, want het is een belangrijk onderwerp.

Wij moeten zeker niet vergeten dat door de wetsvoorstellen die wij in de Eerste Kamer hebben liggen, de kans ontstaat om veel beter grip te krijgen op de legale markt door middel van de vergunning en de maatregelen die wij op dat punt nemen, juist ten aanzien van internet en thuisprostitutie. Op die manier verbeteren wij de controle.

Dan hebben wij het belangrijke onderwerp van de opvang. Collega Berndsen en iemand anders memoreerden eerder het goede voorbeeld van Fier Fryslân. Ik geloof dat inmiddels alle Kamerleden die op dit onderwerp actief zijn, daar zijn uitgenodigd. Ik was er zelf afgelopen maandag en ben zeer onder de indruk van de aanpak die ze daar kiezen. Dat laat weer eens zien dat bijvoorbeeld slachtoffers van mensenhandel op een heel aparte en bijzondere manier moeten worden aangepakt. Mevrouw Berndsen noemde al een voorbeeld. Ik heb de betrokkene zelf ontmoet: een jong meisje dat zonder achternaam in de slavernij in Nederland terechtkwam. Dat zijn schrijnende verhalen waar wij ons, los van prostitutie, met zijn allen bewust van moeten zijn. De samenleving heeft de belangrijke taak om daar wat aan te doen.

Die opvang heeft dus voldoende capaciteit nodig en moet ook leiden tot aangifte tegen de misdadigers. Natuurlijk moet ook met vreemdelingen die slachtoffer zijn van mensenhandel in het kader van de B9-regeling – ik noem die maar weer eens een keer – op de juiste manier worden omgegaan. Er wordt gesuggereerd dat die B9-regeling enorm veel wordt misbruikt, omdat die het verblijf van onder andere asielzoekers in Nederland kan verlengen. Kan de minister zeggen wanneer daar duidelijkheid over komt voor de Kamer?

De voorzitter:

Ik kijk even of u bijna klaar bent.

De heer Van der Steur (VVD):

Nee, nog niet, maar ik geef mevrouw Berndsen even de gelegenheid te interrumperen.

De voorzitter:

Korte interruptie, mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Volgens mij geeft de voorzitter die gelegenheid, maar goed.

Ik ben erg blij dat het bezoek van de heer Van der Steur aan Fier Fryslân heeft opgeleverd dat hij in ieder geval wat genuanceerder is gaan denken over de opvang van slachtoffers. Wil hij straks met mij bij de staatssecretaris, want die gaat daarover, nog sterker bepleiten dat er traumadeskundigen betrokken worden bij de verhoren van slachtoffers van mensenhandel die asiel aanvragen?

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Berndsen knoopt nu een paar zaken aan elkaar die niet noodzakelijkerwijs aan elkaar geknoopt horen te worden. Laat ik vooropstellen dat mijn VVD-collega mevrouw Van der Burg een motie heeft ingediend, die aangenomen is en waarvan onder andere Fier Fryslân heeft gevraagd of zij nu eens kan worden uitgevoerd. Het lijkt mij goed dat wij er ten aanzien van de opvang – ik had het niet zozeer over het verhoor – voor zorgen dat er voldoende capaciteit is en dat we weten dat het misbruik, voor zover daar sprake van is, wordt tegengegaan. Ik kan de opmerking van mevrouw Berndsen niet zo goed plaatsen in relatie tot de opmerking die ik heb gemaakt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De heer Van der Steur had het over de B9-regeling. Die regeling voorziet erin dat slachtoffers van mensenhandel – de heer Van der Steur staat al met zijn hoofd te schudden – asiel kunnen aanvragen, dat zij drie maanden de tijd hebben om aangifte te doen en dat zij in die tijd verhoord worden – dat noem ik ook echt "verhoren" – door de politie, om te bekijken of zij inderdaad slachtoffer zijn van mensenhandel of misbruik maken van de regeling.

De voorzitter:

En de vraag is?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De vraag is, dat bekend is dat het heel lastig is om slachtoffers die uit landen komen waar de politie niet direct je beste vriend is en die zwaar getraumatiseerd zijn, te laten komen tot een aangifte tegen hun mensenhandelaar of tot een geloofwaardige verklaring, zoals dat wordt genoemd. Daar heb je dus die traumadeskundige bij nodig. Daar kan onder andere Fier Fryslân in voorzien. Er zijn meer instanties die dat kunnen.

De voorzitter:

Wat is de vraag?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Mijn vraag is dus aan de heer Van der Steur of hij dat wil ondersteunen. Hij ging zonet een andere kant op, dus ik legde even uit wat de B9-regeling is.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik weet heel goed wat de B9-regeling is, omdat ik al vrij lange tijd het woord voer over dit onderwerp. Naar de mening van velen uit het veld wordt misbruik gemaakt van die regeling. Dat blijkt niet uit het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel; dat zeg ik er alvast maar even bij. Er is een groot verschil tussen de opvang van gewone slachtoffers van mensenhandel met een Nederlandse nationaliteit en de opvang van slachtoffers die in de B9-regeling zitten. Dat is overigens te begrijpen, want daar zit een andere achtergrond achter. Als er dus misbruik wordt gemaakt van de B9-regeling, moet dat krachtig worden bestreden. Daar hebben we in de Kamer meermalen over gesproken. En hoe het verhoor verder plaatsvindt ... Overigens is het geen verhoor. Ik heb zelf een keer zo'n verhoor meegemaakt van slachtoffers van mensenhandel, dat echt geen verhoor genoemd mag worden. Dat woord laat ik dus graag aan mevrouw Berndsen. Ik vind het echter wel terecht dat wordt onderzocht of iemand er terecht gebruik van maakt.

Ik ga nu in op de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Ik wil mevrouw Berndsen – zij staat inmiddels uitgebreid snuifgeluiden te maken, wat niet erg is; dat gun ik haar van harte – graag complimenteren met het feit dat zij de onafhankelijke positie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel met enige zachte aandrang onder de aandacht heeft gebracht van deze minister. De minister heeft daarin met deze wet volledig voorzien. Voor de VVD-fractie is het van groot belang dat onze nationaal rapporteur een onafhankelijke, wettelijk verankerde positie heeft. Het zou goed zijn als dit in de landen die we zonet noemden, de Oost-Europese, ook het geval zou zijn. Daar vervullen vaak ambtenaren die rol, waarbij je je kunt afvragen hoe onafhankelijk en hoe vrij van pressie zij hun werk kunnen doen.

Hoe gaat het met de studentenvisa voor met name Chinese meisjes die in massagesalons werken? We kennen allemaal het rapport dat hier recentelijk over is verschenen. Wederom wordt er daarin op gewezen dat er meisjes werkzaam zijn in massagesalons in Amsterdam terwijl ze ingeschreven zouden zijn aan een hogeschool heel ergens anders in het land en geen Nederlands en geen Engels spreken. Dan rijst toch de interessante vraag hoe het kan dat zo iemand in staat is om een studentenvisum te verkrijgen. Kan de minister, al dan niet samen met de staatssecretaris, daar nog eens naar kijken in het kader van mensenhandel?

Mijn volgende punt is de implementatietermijn van deze richtlijn. Op 6 april 2013 moeten wij klaar zijn met dit werk. Dat is op zichzelf relatief kort dag als we de Eerste Kamer ook nog vier weken de tijd willen geven om erover na te denken. Hoe komt het nu eigenlijk dat zo'n richtlijn langzaam wordt geïmplementeerd? Ligt dat aan de Kamer? Zo ja, dan mag de minister dat zeker zeggen. Of zijn er ook op andere manieren denkbaar om ervoor te zorgen dat we zo'n termijn niet overschrijden? De VVD-fractie vindt het in ieder geval heel slecht staan als we zo'n termijn overschrijden.

We hebben een paar dagen geleden een mooi rapport gekregen van de Koninklijke Marechaussee: de beleidsdoorlichting van de rol die de Koninklijke Marechaussee speelt bij de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel. Ook dat onderwerp hoort hierbij. In dat rapport worden drie conclusies getrokken. Ten eerste moet de samenwerking met de Nationale Politie beter. Ten tweede moeten er veel meer activiteiten worden ontplooid in het kader van Frontex. Ten derde zijn er meer bevoegdheden wenselijk voor de Koninklijke Marechaussee om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel. De Koninklijke Marechaussee focust zich vooral op mensensmokkel, maar heeft weinig bevoegdheden ten aanzien van mensenhandel. Kan de minister over die samenwerking en die drie aspecten nog iets zeggen?

Dan kom ik op Sint-Maarten. Uit onderzoeken blijkt dat de Antillen, maar met name Sint-Maarten, een spilfunctie vervullen in de mensensmokkel en mensenhandel. Nederland heeft daar last van en is daarbij betrokken. Deelt de minister de zorgen van de VVD-fractie over de rol die Sint-Maarten op dit gebied speelt? Kan de minister zeggen wat hij van plan is te doen aan de rol die de Antillen en Sint-Maarten hebben in de mensensmokkel en mensenhandel?

De vergadering wordt van 20.13 uur tot 20.22 uur geschorst.

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun bijdrage aan het debat. Het debat over het wetsvoorstel is natuurlijk iets verbreed, namelijk tot de implementatie van een Europese richtlijn. Het is logisch en voor mij niet geheel verrassend dat het onderwerp van het debat iets verbreed is. Ik ga ervan uit dat, afgaand op de inbreng van de Kamer, het voor vandaag geagendeerde wetsvoorstel op unanieme steun van de Kamer kan rekenen. Dat vind ik heel positief. Dat geeft volgens mij aan dat wij zonder uitzondering de aanpak van mensenhandel steunen en de uitbuiting van vrouwen verafschuwen, hoewel hier en daar discussie is over de scherpte of over een bepaald instrument. Iedereen heeft zijn eigen ideologie en visie, maar ik constateer dat men het Kamerbreed wil aanpakken. Dat gevoel heb ik en het is goed dat dit zo gerespecteerd door de Kamer naar voren is gebracht.

Voordat ik op specifieke vragen inga, wil ik benadrukken dat met de voorgestelde wet regulering prostitutie een belangrijke eerste stap in de goede richting wordt gezet om misstanden in de prostitutiebranche aan te pakken. Zoals men weet, wordt de behandeling van dit wetsvoorstel op korte termijn hervat. Ik moet even enigszins procedureel reageren, anders lopen wij risico's in de focus van de aanpak die het kabinet wil teweegbrengen. Op korte termijn wordt de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer voortgezet. Uit mijn hoofd zeg ik dat de behandeling voor dinsdag 7 mei geagendeerd staat. Er is van tevoren nog een schriftelijke ronde voorzien. Wij zullen daarbij natuurlijk heel goed en nauwgezet opereren. Binnen het kabinet doe ik dat schouder aan schouder met collega Asscher, de vicepremier.

Ik hoop dat we via de afgevaardigden de steun van hun partijgenoten aan de overkant kunnen krijgen om het wetsvoorstel goed te behandelen, natuurlijk met respect voor de senaat. Mijn hoop is dat het lukt, maar later zal blijken of die hoop terecht is. Ik benadruk dit, omdat wij dan de aanpak hebben die de grote steden, de politie, het Openbaar Ministerie en de Task Force Aanpak Mensenhandel wensen. We moeten ervoor waken dat het betere de vijand van het goede wordt. Misschien is dat een te bestuurlijke benadering, maar ik zeg het toch. Het heeft mijn voorkeur om het proces even de tijd te gunnen en de behandeling van het wetvoorstel in de Eerste Kamer af te wachten.

De heer Segers heeft een indrukwekkend betoog gehouden. Ik vind het buitengewoon respectabel dat hij een enorm gedreven positie inneemt. Zo ken ik hem ook. Samen met mevrouw Hilkens heeft hij een bezoek aan Zweden gebracht. Ik heb het natuurlijk gevolgd en wij hebben elkaar zo nu en dan ook informeel gesproken.

Er zijn een aantal vragen gesteld, bijvoorbeeld wat pooierschap nog rechtvaardigt om veiligheid te garanderen. Kort gezegd: helemaal niets. Daarom sta ik samen met het kabinet een stevige aanpak voor. Het wetsvoorstel dat in de Eerste Kamer voorligt, is daar natuurlijk een voorbeeld van.

Wat heb ik geleerd van twee jaar ervaring met registratie in Utrecht? Daarvan is veel geleerd, met name door de wijze waarop daar gesprekken met prostituees plaatsvinden. Deze ervaringen neem ik uiteraard mee bij de landelijke registratie. Er is een heel goede aansluiting tussen onze benadering en de benadering van de G4.

De heer Segers heeft ook gezegd dat uit de cijfers van RIEC Noord-Holland blijkt dat slechts een klein percentage van de prostitutie vergund is. Ik ben niet bekend met de exacte percentages. Met de prostitutiewet, waarin alle bedrijven onder een vergunning komen te vallen, zullen deze percentages in grote mate gaan groeien. Daarnaast zal niet-vergunde prostitutie eenvoudiger bestreden kunnen worden. Ik ben het helemaal eens met degenen die stellen dat wij meer kennis en informatie moeten hebben, maar in het kader van de prostitutiewet zal het WODC een totale, fundamentele nulmeting laten doen. Dan weten wij waar wij staan en hebben wij het totale overzicht. Vervolgens zullen wij de wet na drie jaar evalueren, zoals wij in dit huis hebben afgesproken. Dan kunnen wij zien of die effectief is. Wij starten dus met een nulmeting die door het WODC in gang wordt gezet. Na drie jaar volgt een evaluatie.

De heer Segers heeft gevraagd naar de motie over weigering van inschrijving bij de Kamer van Koophandel. In samenwerking met mijn collega van Economische Zaken doe ik hiernaar onderzoek. Ik voer onder andere gesprekken met Amsterdam. Op korte termijn ontvangt de Kamer een brief van ons over dit onderwerp.

Mij is ook gevraagd om in overleg te treden met het OM om de wettelijke strafeis omhoog te krijgen. Verhoging van de wettelijke strafmaxima voor het misdrijf mensenhandel zal vanzelfsprekend worden betrokken bij het strafvorderingsbeleid van het Openbaar Ministerie. Dat komt natuurlijk ook aan de orde in de vergadering die ik met het OM heb. De straftoemeting door de rechterlijke macht is eveneens een nadrukkelijk aandachtspunt. Ook wordt ingezet op gespecialiseerde reacties. Gemonitord zal worden hoe dit in de praktijk werkt.

De heer Segers vraagt ook of ik bereid ben om een overzicht te geven van de warme overdracht van de uitstapprogramma's. Dat wil ik doen, want ik weet dat dit altijd een punt is tussen de ChristenUnie-fractie, ook de voorgangers van de heer Segers, en mijzelf. Ik denk dat wij hetzelfde willen. Wij hebben een iets andere appreciatie hiervan. Ik wil een toets doen, maar ik vraag de Kamer wel om enige tijd daarvoor. Ik kan niet zomaar een mailtje sturen of een paar telefoontjes plegen. De overdracht heeft pas onlangs plaatsgevonden. Ik wil de gemeenten graag even tijd geven. Kunnen wij afspreken dat de Kamer dit overzicht in het derde kwartaal van dit jaar krijgt? Ik vind het sympathieker tegenover de heer Segers om af te spreken dat dit voor de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie plaatsvindt. Dan kan hij hiervan bij de begrotingsbehandeling een punt maken als hij dat wenst.

De heer Segers (ChristenUnie):

Betekent dit dat er een vergelijking komt tussen het aanbod voor de overdracht en het huidige aanbod?

Minister Opstelten:

Jazeker. We zullen dat in ieder geval doen met de gegevens die voorhanden zijn. Dat betekent dat we de huidige stand van zaken vergelijken met die van vóór de overdracht. De heer Segers wil bevestigd en geobjectiveerd hebben of ik terecht heb mogen constateren dat er sprake is geweest van een warme overdracht. Dat wil ik graag doen, omdat ik het net als de heer Segers belangrijk vind.

De heer Segers heeft ook gevraagd hoe ik peil of er voldoende specialistische hulpverlening is. Ik ben bereid om met de staatssecretaris van VWS overleg te plegen. De staatssecretaris van VWS heeft de Kamer per brief van 18 december geïnformeerd over zijn standpunt ten aanzien van specialistische opvang. Het geeft de uitkomsten weer van een expertmeeting over de opvang van specifieke groepen. Ik zal de vraag van de heer Segers bespreken met de staatssecretaris van VWS, die primair verantwoordelijk is op dit terrein. Overigens heeft de staatssecretaris in het vandaag gehouden AO over geweld in afhankelijkheidsrelaties een brief toegezegd over het onderwerp loverboys. Wij zijn dus op hetzelfde tijdstip op verschillende borden in dit huis aan het schaken met hetzelfde onderwerp. Dat toont aan dat ons dit onderwerp zeer ter harte gaat.

De heer Segers heeft nog gevraagd wanneer ik de leeftijdsverhoging voor prostitutie van 18 jaar naar 21 jaar in het Wetboek van Strafrecht ga regelen. Laat ik vooropstellen dat ik het buitengewoon belangrijk vind dat jongeren in de leeftijdscategorie van 18 jaar tot 21 jaar extra beschermd worden tegen misstanden in de seksbranche. Het kabinet beschouwt dit dan ook als een prioriteit. Dit is opgenomen in het wetsvoorstel over de regulering van prostitutie en de bestrijding van misstanden in de seksbranche. Op 8 maart heb ik de Kamer bericht over de uitkomsten van de herbezinning. De behandeling zal binnenkort in de Eerste Kamer worden voortgezet. De wet voorziet in de leeftijdsverhoging voor prostitutie van 18 jaar naar 21 jaar. Als gevolg daarvan is prostitutie onder de 21 jaar straks per definitie illegale prostitutie. De wet maakt het mogelijk dat in dat geval tegen uitbaters en klanten stevig zal kunnen worden opgetreden. De leeftijdsverhoging komt er dus. Die toezegging doe ik graag. De invoering van deze maatregel uit het wetsvoorstel moet wel verantwoord gebeuren. Ik zal haar gepaard doen gaan van beleidsflankerende maatregelen en van overleg met de branche en de handhavingsdiensten. Het is natuurlijk heel belangrijk dat dit echt gebeurt, om een mogelijke vlucht van deze toch al zeer kwetsbare groep in de illegaliteit te voorkomen. Op het moment dat de leeftijdsverhoging op grond van de prostitutiewet haar beslag heeft gekregen, kunnen we bezien of aanvullende bescherming voor jongeren in deze leeftijdscategorie geboden is. Laten we ons nu echter eerst richten op de maatregelen uit het wetsvoorstel en ervoor zorgen dat dit door de senaat komt. Dat is naar mijn mening de juiste volgorde der dingen. Onverhoedse criminalisering, zonder het samenspel van maatregelen waarin de invoering van de wet voorziet, moeten we immers voorkomen. Ik sta dus een stapsgewijze behandeling van dit punt voor.

De heer Segers (ChristenUnie):

Is dit een intentieverklaring of is het echt een voornemen om de bescherming die nu alleen voor 18-minners geldt, na verhoging van de prostitutieleeftijd uit te breiden naar de groep tussen 18 jaar en 21 jaar?

Minister Opstelten:

Ik wil nu eerst realiseren dat de wet er komt en die wil ik in de senaat verdedigen. Als die er komt, moeten wij vervolgens zorgen voor een buitengewoon goede invoering en handhaving. Dat is voor mij een open kwestie. De heer Segers ziet aan mij dat ik daar heel open en bereidwillig in zit. Dan moeten wij bekijken of er nog aanleiding is om met een extra wetsvoorstel te komen. Dat zijn dus de stappen die wij gaan zetten. De heer Segers ziet dat ik er open in zit. Ik vraag hem om met mij en het kabinet gewoon even de stappen te zetten die wij aan het zetten zijn. Uiteraard moet hij daarbij controleren of ik dat kwalitatief goed en in een juist tempo doe.

Dan kom ik op de aankondiging van het initiatiefwetsvoorstel van de heer Segers. Ik zeg heel kort dat ik natuurlijk iedereen respecteer in de Kamer die een initiatiefwetsvoorstel maakt. Ik heb daar zelfs veel respect voor. Wij wachten onze beurt af. Ik wil daarover iets meer zeggen, gelet op het onderwerp. Laat ik vooropstellen dat ik het afschuwelijke misbruik van de zwakke positie waarin prostituees kunnen verkeren, ten zeerste verwerp.

Ook ik ben van mening dat de klant van een prostituee op zijn verantwoordelijkheid moet kunnen worden aangesproken. Daarom willen wij op dat punt stevige maatregelen treffen. In dit kader verwijs ik allereerst naar het wetsvoorstel inzake de wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, met daarin een strafbaarstelling die zich richt op de klant. Ik stel voor om eerst af te wachten hoe dat wetsontwerp op dit punt in de praktijk uitwerkt. Verder biedt de strafwet mogelijkheden om de klant strafrechtelijk ter verantwoording te roepen. Zo is de klant van een minderjarige prostituee strafbaar op grond van het bekende artikel 248b. In artikel 273f, eerste lid, onderdeel 6, van het Wetboek van Strafrecht is het trekken van profijt uit uitbuiting strafbaar gesteld. Mijn conclusie voor nu is dat wij hiermee een effectief samenstel van regels hebben die zullen helpen om misstanden binnen de branche te bestrijden. Dit alles laat uiteraard onverlet dat ik, zoals gezegd, veel sympathie heb voor het voorstel van de heer Segers.

Wel zie ik met mevrouw Berndsen, de heer Van der Steur en de heer Oskam een aantal heel juridische punten van handhaving, bewijsrecht en uitvoerbaarheid. Dat zijn grote punten, waarop uiterste zorgvuldigheid en behoedzaamheid is geboden. Daarom zeg ik dat dit de volgorde moet zijn. Een strafbaarstelling zoals de heer Segers die voorstelt, zal enkele aanknopingspunten moeten bevatten op basis waarvan het bewijs kan worden geleverd dat een klant welbewust gebruik heeft gemaakt van de diensten van een slachtoffer van mensenhandel. Niettemin zeg ik de heer Segers, omdat ik zijn optreden zeer respecteer, dat ik zijn initiatiefwetsvoorstel met veel belangstelling afwacht.

De heer Segers (ChristenUnie):

Een belangrijk feit is dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, mevrouw Dettmeijer, heeft gezegd dat een dergelijke strafbaarstelling heilzaam zou zijn. Datzelfde geldt voor iemand als Henk Werson, bij de politie een voorvechter in de strijd tegen mensenhandel. Zij geven het signaal dat dit ons zou helpen en dat dit hen handen zal geven in de strijd tegen mensenhandel. Is de minister bereid om heel goed naar die geluiden te luisteren en staat hij open voor ontwikkeling op dat gebied?

Minister Opstelten:

Het zijn gezaghebbende namen die de heer Segers noemde. Die zijn dus echt belangrijk voor mij. Wel vind ik dat we absoluut de volgorde moeten hanteren die ik heb aangegeven. Ook heb ik een aantal punten genoemd op basis waarvan het nu al mogelijk is om misstanden en uitbuiting aan te pakken. Desalniettemin zal ik een initiatiefwetsvoorstel met sympathie bekijken. Dat is het. Ik wacht het initiatief af.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor die open houding. Ziet de minister het verschil tussen enerzijds de verantwoordelijkheid van de klant als het gaat om bijvoorbeeld minderjarigheid en de vergewisplicht, waarbij het alleen gaat om de vaststelling of iemand een vergunning heeft, en anderzijds het feit dat iemand die een vergunning heeft, wel degelijk ook slachtoffer kan zijn van uitbuiting en dwang?

Minister Opstelten:

Jazeker, dat verschil zie ik. We hebben in het wetsvoorstel echter een keuze gemaakt en daarop moeten we nu eerst focussen, want anders zoeken we voortdurend het beste maar bereiken we uiteindelijk te weinig. Ik wil eerst de wet die nu aanhangig is bij de senaat, uitwerken. Daar wil ik zorgvuldig mee omgaan. Ik heb een nulmeting en een evaluatie genoemd. Ik wacht het initiatief van de heer Segers af. Dat gaan we ook bekijken. Ik wijs echter wel op een aantal zware punten die aan de orde moeten komen. Die deel ik met mevrouw Berndsen, de heer Van der Steur en de heer Oskam. Anders zijn we namelijk iets aan het doen wat niet gaat werken. Dat zou ik buitengewoon betreuren. Dat moeten we juist bij dit onderwerp niet hebben.

Ik kom bij de bijdrage van mevrouw Hilkens. Ik heb sympathie voor haar betoog en voor de grote aandacht die ook zij schonk aan het onderwerp. Ze had het over de onmenselijke situaties van slachtoffers en over misbruik in het kader van mensenhandel en misbruik in het kader van prostitutie. Ze vraagt om eenmaal per jaar te rapporteren over prostitutie, met een focus op niet alleen slachtoffers maar de hele groep. Ik ben het zeer met haar eens dat het van belang is om goed zicht te hebben op de prostitutiebranche in de volle breedte, zeker ook in relatie met de wet die ik al heb genoemd. Het doel van die wet is ondermeer een beter zicht op die branche, want dat krijg je daardoor. Bovendien wordt in het kader van de wet reeds voorzien in onderzoek. Ik heb dat net aangegeven. Het WODC bereidt momenteel meerdere onderzoeken in dit kader voor. Dat zullen we dus krijgen. Het totale overzicht komt er. En na drie jaar volgt dan een evaluatie. Deze onderzoeken richten zich niet alleen op de omvang van de branche maar ook op de verschuivingseffecten als gevolg van de wet. Daarnaast richten ze zich op de effectiviteit van het contactmoment, het toezicht en de handhaving. Bij de evaluatie wordt de sociale positie van de slachtoffers, van de prostituees, vanzelf meegenomen. Ik ga ervan uit dat op deze wijze voor nu afdoende aan de wens van mevrouw Hilkens tegemoet kan worden gekomen. Dat is mijn reactie op deze eerste vraag van mevrouw Hilkens.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Ik heb toch behoefte aan verduidelijking. Mijn wens komt ergens vandaan. Als wij het Nederlandse systeem verdedigen, is dat vaak vanuit de aanvliegroute dat wij de prostituee willen helpen emanciperen. Als je het veld ingaat, is het eerste wat je hoort dat dit heel moeilijk gaat. Het gaat vaak om heel praktische zaken, zoals toegang tot hypotheken en banken die prostituees weigeren. Ook is het moeilijk aanvullende verzekeringen te krijgen, omdat de gezondheidsrisico's door maatschappijen te hoog worden geacht en ga zo maar door. Om dat te weten te komen, moet ik door het hele land reizen en honderd rapporten tot mij nemen, terwijl wij allemaal op basis van deze veronderstelling hier debatteren. Ik hecht er dan ook enorm aan dat wij jaarlijks niet alleen gerapporteerd krijgen over de aan mensenhandel gelinkte problematiek, maar in de breedste zin van het woord "prostitutie" en niet alleen maar nu in het kader van die nieuwe wetgeving. Wij hebben echt behoefte aan goede jaarlijkse documentatie.

Minister Opstelten:

Ik voel dat zelf ook, dus mag ik daarover het volgende afspreken met mevrouw Hilkens? Het is een mooie mogelijkheid om te sturen en dan hebben wij geen vragen: dit rapportje zegt dit en dat rapportje zegt dat. In dit kader zal ik het momentum van de wet aangrijpen om die feiten op tafel te krijgen. Ik zal ook de wens van mevrouw Hilkens over de breedte inbrengen in de opdrachtgeving aan het WODC. Ik zal er eventueel overleg over hebben met de staatssecretaris van VWS, die verantwoordelijk is voor de opvang. Als wij dat hebben, kijken wij even: dit hebben wij nu, gaan wij er een rapportagelijn van maken? Ik kan mij er iets bij voorstellen, dus ik sluit dat niet uit. Ik wil met een positieve mind bekijken of wij dat doen en hoe wij het doen. Als ik nu zeg dat wij het gaan doen, hebt u daar niet zo veel aan. Ik wil er iets fundamenteler over nadenken, want dan hebben wij er iets aan.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Ik bedank de minister voor zijn zorgvuldigheid en voor het feit dat hij het op zijn minst serieus neemt. Ik constateer wel dat onder anderen mijn voorgangster, mevrouw Arib, al heel lang hamert op het belang van goede documentatie en het inzichtelijk maken van datgene waarover wij het nu precies hebben en dat bewindspersonen, soms ook onze eigen, de ernst en de zorg iedere keer hebben beklemtoond, maar dat wij ondertussen nog steeds zonder die gewenste jaarlijkse documentatie zitten. Met respect voor de minister overweeg ik toch op dit punt een motie in te dienen.

Minister Opstelten:

U ziet dat ik hiermee aan de slag ga. Een motie is dus eigenlijk overbodig, maar ik laat dat natuurlijk aan u over. Al voordat de motie is ingediend, zeg ik dat ik het oordeel aan de Kamer laat, omdat ik het gevoel heb dat ik in die geest zal werken.

Mevrouw Hilkens vraagt of ik kan aangeven wat het minimum is wat de sociale positie van prostituees betreft. Het minimum is hetzelfde als bij alle andere beroepen. De prostitutiewet zet ook daarop in. Het is een doelstelling. Zo worden diverse rechten van prostituees opgenomen in de AMvB bij de wet. Dan is het aan ons om ervoor te zorgen dat die ook wordt uitgevoerd. Ik vind dat een heel belangrijk punt en dat was het ook bij de wetsbehandeling.

Mevrouw Hilkens heeft mij ook gevraagd om met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, mevrouw Dettmeijer, te bespreken of haar positie iets kan worden uitgebreid. Mag ik het zo doen dat ik eerst met haar bespreek of zij dat een goed idee vindt? Ik zal u daarover terugrapporteren.

Ik kom toe aan de aanpak van prostitutie in hotels. Gevraagd is wat de omvang van dit probleem is. Ook op dit punt vinden mevrouw Hilkens en ik elkaar. Het is van groot belang dat ook hotels waar mogelijk barrières opwerpen en signalen doorgeven. De samenwerking met de hotelbranche in verband met het voorkomen en signaleren van uitbuiting in hotelprostitutie heeft in de afgelopen tijd een forse impuls gekregen. In april 2012 heeft de Nationale Recherche controles uitgevoerd om te zien hoe het melden door hotels bij een vermoeden van illegale prostitutie in zijn werk gaat. De controle van de hotels vloeit voort uit een strafrechtelijk onderzoek van de Nationale Recherche naar mensenhandel. In samenwerking met de Koninklijke Horeca Nederland en de hotelbranche zullen de Nationale Recherche en het Landelijke Parket enkele honderden receptionisten en portiers gaan voorlichten over het herkennen van signalen van mensenhandel. Op 30 mei zal over dit thema een conferentie plaatsvinden. Mevrouw Hilkens vroeg mij of ik wat actiever bij de prostituanten onder de aandacht wil brengen wat de signalen van mensenhandel zijn, bijvoorbeeld op sites als hookers.nl. Ik kan een paar punten noemen die wel lopen. Meld Misdaad Anoniem is in opdracht van het departement begonnen met een online campagne om klanten van prostituees op te roepen om misstanden te melden. De campagne wordt gevoerd middels banners op websites als hookers.nl. Wanneer de bezoekers op deze banners klikken, worden ze doorgeleid naar de campagnesite. De campagne leidt tot extra meldingen van vermoedens van mensenhandel. We zullen kijken of we dit moeten intensiveren. Een terecht punt.

De heer Van der Staaij had graag expliciet geregeld gezien dat het voor uitbuiting niet van belang is of een slachtoffer instemt. Dat kan natuurlijk nooit worden tegengeworpen, zei de heer Van der Staaij. Een expliciete regeling is niet nodig, omdat de Hoge Raad al op 27 oktober 2009 voor duidelijkheid heeft gezorgd op dit punt. Ook in de lage rechtspraak leidt dit punt niet tot problemen in de strafrechtelijke zin in uitspraken. Die zorg kan ik wegnemen.

De heer Van der Staaij vroeg of de strafbaarstelling van mensenhandel moet worden aangescherpt om souteneurs aan te kunnen pakken. Strafbaarstelling van mensenhandel heeft een ruim bereik. Op grond van deze strafbaarstelling zal onder omstandigheden tegen souteneurs kunnen worden opgetreden. Zodra sprake is van uitbuiting of het faciliteren of profiteren daarvan kan worden opgetreden. Ook het wetsvoorstel prostitutie zal de aanpak van kwalijke praktijken van souteneurs kunnen versterken. Ik denk dat ik bij de beantwoording van de heer Segers ook een aantal punten van de heer Van der Staaij heb beantwoord.

In reactie op het amendement van de heer Van der Staaij breng ik nog het volgende naar voren. Het amendement valt wel buiten het kader van dit wetsvoorstel dat vandaag ter behandeling voorligt. Het amendement heeft immers betrekking op het wetsvoorstel regulering prostitutie dat in de Eerste Kamer aanhangig is. Ik denk dat het niet verstandig is om dit amendement in stemming te brengen, nu dat wetsvoorstel bij de Eerste Kamer aanhangig is. Ik ben het dan ook eens met de interventie van de heer Van der Steur naar aanleiding van de bijdrage van de heer Van der Staaij. Verder ben ik het ook eens met mevrouw Berndsen, want aanvaarding van dit amendement zal de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer – laat ik mij voorzichtig uitdrukken – niet vergemakkelijken.

Ik doe daarom een beroep op de heer Van der Staaij om zijn amendement aan te houden of in te trekken. Het heeft een beetje een relatie met de wens van de heer Segers over een warme overdracht. Ik kom met een rapportage daarover. Die rapportage zal voor de begroting aan de orde komen. Tijdens de begroting is er daardoor van alles mogelijk voor de heer Van der Staaij als hij toch niet tevreden is met mijn inventarisatie van de manier waarop wij met de warme overdracht zijn omgegaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zie de technische bezwaren om het aan dit wetsvoorstel te verbinden. Ik kwam bij dit wetsvoorstel uit, omdat het een mogelijkheid biedt om eruit te komen, juist voor mensen die tegen hun zin gevangen zitten. Dat is de relatie met de mensenhandel.

Is de minister bereid om in de rapportage over uitstapprogramma's mee te nemen in hoeverre gemeenten al dan niet een beleidsvisie hebben? Dat is namelijk eigenlijk waar in dit amendement om wordt gevraagd. Is hij verder bereid om te bevorderen dat gemeenten zo'n beleidsvisie ontwikkelen?

Minister Opstelten:

Jazeker. Dat laatste doe ik al. Checken of ze het doen, doen we nog wat minder vaak. Ik kan het overigens in ieder geval agenderen voor mijn periodieke overleg met de voorzitter en het dagelijks bestuur van de VNG. Het is beter om het daar aan te kaarten, want je moet voor zo'n amendement wel draagvlak zien te vinden. Als men het niet wil, heeft het ook niet zo veel zin, want dan wordt het niet uitgevoerd. We kunnen het opleggen, maar dan moeten we wel eerst voor draagvlak hebben gezorgd.

Mevrouw de voorzitter, wat de heer Van der Staaij vraagt, zal dus worden meegenomen in de brief die voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie naar de Kamer wordt gestuurd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik bedank de minister voor zijn toezegging. Ik trek het amendement hierbij in.

De voorzitter:

Het amendement-Van der Staaij (stuk nr.8) is ingetrokken.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik bedank mevrouw Berndsen voor haar steun voor het wetsvoorstel en de toon van haar betoog. Verder ben ik haar er ook dankbaar voor dat zij mij er met haar volharding van heeft overtuigd dat onze rapporteur een wettelijke onafhankelijke positie moet krijgen.

Kan CoMensha haar campagne over mensenhandel voortzetten? Er vinden reeds diverse activiteiten plaats in het kader van bewustwording. Zo vindt er momenteel een internetcampagne van de Stichting M plaats en is er in 2012 een voorlichtingsfilm over loverboys gemaakt. Deze film wordt dit jaar met een ondersteunend voorlichtingspakket onder de aandacht van alle scholen gebracht. Ik sluit niets uit, maar ik vind het moeilijk om nu weer even zo'n voorlichtingscampagne aan te kondigen. Ik hoop dat mevrouw Berndsen dat begrijpt. Misschien is zij bereid om even af te wachten of het gebeurt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik wou de minister graag nog een tip meegeven. De campagne tegen huiselijk geweld op televisie is buitengewoon indringend. Als je die eenmaal gezien hebt en je hebt de begeleidende muziek gehoord, dan weet je precies waar het over gaat. Ik zat dus aan een dergelijke campagne te denken. Als de minister dat wil meenemen, ben ik zeer tevreden.

Minister Opstelten:

Oké, ik zal dat meenemen.

Mevrouw Berndsen vroeg of de EU-richtlijn niet verplicht tot ondersteuning van de slachtoffers onder de voorwaarde van medewerking en hoe dit zich verhoudt tot de B9-regeling. De B9-regeling voldoet aan de richtlijn. In de richtlijn is met nadruk gesteld dat zij geen inbreuk mag maken op de verblijfsrechtelijke richtlijnen, waaronder de richtlijn waarop de B9-regeling is gebaseerd. Tijdens de bedenktijd is de ondersteuning in Nederland onvoorwaardelijk. Dit is in overeenstemming met wat hierover in de richtlijn is neergelegd. Aan het verlenen van bijstand en ondersteuning aan slachtoffers die niet legaal op het grondgebied van de betrokken lidstaat mogen zijn, mogen tijdens de bedenktijd geen voorwaarden worden verbonden. Bij de afgifte van de B9-verblijfsvergunning mag de voorwaarde van medewerking wel worden gesteld. Ook dit is neergelegd in de overwegingen bij de richtlijn. Overigens is het in Nederland ook mogelijk om een verblijfsvergunning te krijgen voor slachtoffers van wie niet verwacht kan worden dat zij medewerking aan het strafrechtelijk onderzoek verlenen. Dat kan het geval zijn vanwege psychische of medische omstandigheden of vanwege een grote dreiging van de daders.

De heer Oskam vroeg of het geen tijd is voor een verbod op advertenties voor prostitutie. Ik moet de grenzen van mijn bevoegdheden en mogelijkheden altijd zien. Ik kan niets ondernemen tegen dergelijke reclames indien het legale activiteiten betreft. Met de prostitutiewet wordt het mogelijk om te controleren of het vergunde bedrijven betreft. In de toekomst moeten immers vergunningnummers in advertenties worden opgenomen. Nu eerst het wetsvoorstel en dan de uitvoering ervan.

Mevrouw Gesthuizen vroeg hoe het zit met de bepalingen uit de richtlijn met betrekking tot de bescherming van slachtoffers, en of Nederland op dit punt aan zijn implementatieverplichtingen voldoet. De bijstand en ondersteuning van slachtoffers van mensenhandel krijgen in Nederland in een algemene juridische context vorm. In dit verband zijn bijvoorbeeld de Wet op de jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning van belang. Naar mijn overtuiging wordt met het bestaande wettelijke kader voor de desbetreffende bepalingen voldaan aan de vereisten die aan de implementatie van de richtlijn worden gesteld.

Een andere vraag van mevrouw Gesthuizen was waarom verhoren van slachtoffers van mensenhandel niet altijd audiovisueel worden geregistreerd. Van belang in dit verband is de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten. Deze aanwijzing voorziet in uniforme beleidsregels voor het auditief respectief audiovisueel registeren van verhoren afgenomen van aangevers, getuigen en verdachten. Deze beleidsregels hebben voor het Openbaar Ministerie een verbindend karakter. De aanwijzing stelt niet in alle gevallen het auditief of audiovisueel registreren van verhoren verplicht, ook niet in alle gevallen van mensenhandel. Dit heeft te maken met de vele verschijningsvormen die het misdrijf mensenhandel kent en met de uiteenlopende persoonlijke kenmerken van de slachtoffers. In bepaalde omstandigheden is audiovisuele registratie van het verhoren van het slachtoffer van mensenhandel wel verplicht. Daarbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan mensenhandel gepleegd tegen bijzondere, kwetsbare, slachtoffers, zoals kinderen. In de gevallen waarin de verplichting niet geldt, laat de aanwijzing ruimte voor een belangenafweging door de officier van justitie. Ik denk dat de aanwijzing daardoor voorziet in een evenwichtig beslissingsmodel.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dit is een van de weinige concrete vragen die ik de minister heb gesteld, dus ik wil daar wel een interruptie op plegen. Mij wordt uit het antwoord van de minister niet duidelijk waarom er in een aantal gevallen voor wordt gekozen om niet op te nemen. Ik snap wel dat er redenen voor kunnen zijn, maar dan zou ik die redenen ook graag kennen.

Minister Opstelten:

Ik heb de formele lijn gegeven. We hebben ervoor gekozen onder bepaalde omstandigheden audiovisuele registratie van het verhoor van het slachtoffer van mensenhandel wel verplicht te stellen. Daarbij moet allereerst worden gedacht aan mensenhandel gepleegd tegen bijzonder kwetsbare slachtoffers, zoals kinderen. Dat is het antwoord. Daarom dacht ik daar voldoende garantie op te hebben gegeven. Dit is ook geen klacht die ik van rechtsplegers, wetenschappers of anderen heb gehoord.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nee, de Raad voor de rechtspraak heeft het geadviseerd. Maar misschien is het een idee dat de minister in zijn tweede termijn aangeeft in welke gevallen het in zijn ogen achterwege kan blijven.

Minister Opstelten:

Ik zal daar in tweede termijn op terugkomen.

Dan kom ik bij de heer Van der Steur. Is er wel voldoende capaciteit voor de opvang en hoe staat het met de doorstroming van slachtoffers uit de opvang? Zoals ik reeds eerder heb bericht, is er voldoende capaciteit voor de opvang van slachtoffers. De staatssecretaris van VWS en ik zitten erbovenop. Er zijn enkele knelpunten bij de doorstroming van slachtoffers uit de opvang naar bijvoorbeeld huisvesting. In samenwerking met de gemeenten wordt aan oplossingen gewerkt. Een van de reeds getroffen maatregelen betreft het onder de huisvestingstaakstelling brengen van slachtoffers met een B9-vergunning. Deze maatregel wordt uitgevoerd. Vorige week heeft hierover nog een voorlichtingsbijeenkomst voor gemeenten plaatsgevonden. Ik zal de Kamer voor de zomer nader berichten over de voortgang van deze en overige maatregelen op het gebied van doorstroom en de consequentie voor de opvang van slachtoffers, die wij natuurlijk heel belangrijk vinden.

Capaciteit bij politie; zijn er voldoende gespecialiseerde rechercheurs? Ook mevrouw Gesthuizen heeft dat gevraagd. De aanpak van mensenhandel heeft prioriteit. In de Aanwijzing mensenhandel van het OM is ook bepaald dat signalen van mensenhandel in ieder geval tot opsporing en zo mogelijk tot vervolging moeten leiden. Er is voldoende capaciteit bij de politie om mensenhandel aan te pakken. De komst van de Nationale Politie zal moeten leiden tot een verhoging van de prestaties van de politie, waaronder ook de prestatie bij de aanpak van mensenhandel, omdat dit een topprioriteit in het kabinetsbeleid en van de politie is.

De heer Van der Steur vraagt hoe kan worden bewerkstelligd dat de implementatietermijn voor EU-wetgeving wordt gehaald. De heer Van der Steur stipt een belangrijk punt aan. Het is van belang dat de implementatietermijn wordt gehaald. Als dat niet gebeurt, kan immers in het uiterste geval door de Europese Commissie een inbreukprocedure worden gestart, met mogelijk boetes tot gevolg. De implementatiewetgeving heeft in het wetgevingsprogramma van de regering hoge prioriteit. Ik hoop dat ook van de zijde van de Kamer voorrang kan worden gegeven aan de agendering van de implementatiewetgeving.

Ik veroorloof mij nog erop te wijzen dat we moeten vermijden dat een implementatiewetsvoorstel, zoals dit voorstel, wordt belast met elementen die tot vertraging in een van de Kamers kunnen leiden. Daarom hebben we ook even over het proces en de procedure gesproken.

Wat doe ik aan het misbruik van de B9-regeling? Staatssecretaris Teeven heeft in zijn brief van 17 december aangegeven dat er twee onderzoeken lopen, onder meer naar oneigenlijk gebruik van de B9-regeling. Op dit moment wordt het onderzoek naar de verblijfsregeling voor slachtoffers van mensenhandel in andere Europese landen afgerond. Het gaat om de verblijfsregeling in België, Italië en het Verenigd Koninkrijk. Hierin wordt ook nader ingegaan op de mogelijkheid van oneigenlijk gebruik van die regeling. Daarnaast is een onderzoek gestart naar mogelijk oneigenlijk gebruik van de B9-regeling. Dat is met de Kamer afgesproken. In dit onderzoek wordt bekeken of het mogelijk is om in een representatief, kwantitatief onderzoek de mate van oneigenlijk gebruik vast te stellen. Dit onderzoek wordt deze zomer afgerond.

Onder het vorige kabinet is een aantal maatregelen getroffen als inzet op de aanpak van oneigenlijk gebruik van de B9-regeling. Op basis daarvan zijn deze onderzoeken gestart. Zo is onder meer op 1 september 2012 de pilot Kansloze aangifte van start gegaan in de regio's Rotterdam-Rijnmond, Friesland, Groningen, Drenthe. Deze pilot loopt tot 1 januari 2014 en heeft tot doel om aangiftes van mensenhandel met geen tot weinig opsporingsindicaties door vreemdelingen met een B9-vergunning sneller dan voorheen af te handelen, uiteraard met behoud van de noodzakelijke zorgvuldigheid.

De heer Van der Steur noemde een rapport over Chinezen en het onderzoek naar studentenvisa. De laatste jaren is een aantal maatregelen getroffen om oneigenlijk gebruik van studentenvisa tegen te gaan. Zo is in 2006 de Gedragscode Hoger Onderwijs in werking getreden, waarin is vastgelegd aan welke eisen internationale studenteninstellingen moeten voldoen. Een extra check is het Nuffic certificate for Chinese students. Met de inwerkingtreding van modern migratiebeleid per juni aanstaande is vastgelegd dat internationale studenten per studiejaar minimaal de helft van hun studiepunten moeten halen. Als zij daar niet in slagen zonder verschoonbare redenen, trekt de IND de verblijfsvergunning in. Het is de plicht van de onderwijsinstelling om de studievoortgang van niet-EU-studenten te rapporteren aan de IND.

De heer Van der Steur vroeg naar de KMar-bevoegdheden. Dat gaat over de drie punten, die we allemaal kennen: de intensivering van de samenwerking met de Nationale Politie, Frontex en meer bevoegdheden in het kader van mensenhandel. OM, politie en KMar gaan op korte termijn om de tafel. Mijn collega Hennis en ik gaan afspraken maken over een effectievere aanpak van mensenhandel door de KMar en bekijken of er in de bevoegdhedentoewijzing maatregelen moeten worden genomen. Wij staan daar dus beiden positief tegenover.

De heer Van der Steur vroeg naar de aanpak van mensenhandel op de Antillen: Sint-Maarten, Aruba en Curaçao. Er wordt momenteel gewerkt aan een criminaliteitsbeleidsanalyse voor Caribisch Nederland. Dat wil zeggen: voor de BES-eilanden, dus ook Bonaire. Er is mij niets bekend over een nieuwe criminaliteitsbeleidsanalyse. Het opstellen van een dergelijke analyse is een eigen verantwoordelijkheid, maar in de periodieke vergadering tussen de vier ministers van Justitie wordt mensenhandel altijd bewaakt. Ik zal hier nog extra attentie voor vragen.

Tegen mevrouw Hilkens wil ik nog even het volgende zeggen en dan ben ik klaar.

De voorzitter:

De heer Van der Steur had op het laatste punt nog een korte vraag.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik dank de minister voor zijn toezegging om dat onderwerp onder de aandacht te brengen. Wij hebben echter de indruk dat de effectiviteit van de aanpak op de Antillen, en specifiek op Sint-Maarten, van het probleem van mensenhandel en mensensmokkel niet de prioriteit heeft die zij in Nederland heeft. Mocht dat inderdaad zo zijn, is de minister dan bereid om vanuit Nederland actie te ondernemen, zodat het onderwerp die prioriteit krijgt? We hebben er namelijk wel last van.

Minister Opstelten:

Jazeker, absoluut. Daarom zijn er die besprekingen, ook tussen de OM's. Wij vinden dat mensenhandel ook daar prioriteit moet hebben en dat de uitvoering effectief moet zijn.

Ik kom nog even terug op de vraag van mevrouw Hilkens over de rapportages. Daar zat ik nog aan te denken tijdens mijn antwoorden aan de anderen; neemt u mij dat niet kwalijk. Op dat onderwerp mogen we niet stranden, want mevrouw Hilkens en ik willen het allebei. Laten we niet voor de bureaucratie moties gaan indienen. Ik zal ze niet bestrijden, hoor, als ze worden ingediend. Ik wil gewoon toezeggen dat ik ga leveren – mag ik het zo op zijn Rotterdams zeggen? – een integrale, volledige rapportage per jaar met inzicht in de prostituees, zoals hun aantal en hun sociale positie. Ik zal er ook voor zorgen dat dit in de nulmeting aan de orde komt. We gaan jaarlijks een overzicht presenteren. Hoe we dat doen, dat komt aan de orde in de brief die vóór de begrotingsbehandeling van V en J naar de Kamer zal worden gestuurd. Om mevrouw Hilkens helemaal tevreden te stellen, zal ik het eerste laten doen door de nationaal rapporteur – ik ga dat met haar bespreken – en het tweede door de WODC.

De voorzitter:

Mevrouw Hilkens kijkt heel tevreden. Dank u wel.

We zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant van de regering. Er is mogelijkheid voor een korte tweede termijn. Is daar behoefte aan? Dat is het geval. Het wordt een heel korte tweede termijn zonder interrupties, want de volgende woordvoerders staan al op de gang te wachten.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording en voor de open houding die hij heeft tentoongespreid ten aanzien van het initiatief dat ik heb aangekondigd. Uiteraard zullen we dat heel grondig voorbereiden. Dat zal tijd vergen. Wij zullen met juristen, specialisten en mensen uit de praktijk om de tafel gaan zitten. Juist de mensen uit de praktijk, zoals de nationaal rapporteur en de mensen van de politie en het Openbaar Ministerie, hebben gezegd dat dit initiatief hen zou helpen. Ik voel bij de minister een commitment ten aanzien van de strijd tegen mensenhandel. Daar vinden wij elkaar in. Het is een strijd tegen een enorm kwaad. Als deze stap daarbij zou kunnen helpen volgens mensen uit de praktijk, dan reken ik op dezelfde openheid van de minister als dit plan op tafel ligt. Wij zullen er in ieder geval de tijd voor nemen.

Dank voor de update met betrekking tot de Kamer van Koophandel en de barrières die daar worden opgeworpen.

Dank ook voor het overzicht dat ons zal worden toegestuurd van de uitstapprogramma's en de inventarisatie van gemeentelijk beleid. Wij zullen daar verder over spreken, maar ik dank de minister voor de ruimhartige toezegging op dat punt.

Er blijft één punt over, en dat is de bescherming van 21-minners. Als de prostitutieleeftijd van 18 jaar naar 21 jaar gaat, is het logische gevolg dat de bescherming die nu voor 18-minners geldt, ook gaat gelden voor degenen die tussen 18 jaar en 21 jaar zijn. De minister ziet dat ook, maar is nog niet voornemens om hiermee onmiddellijk aan de slag te gaan. Ik dien dus op dat punt een motie in, met de volgende toelichting. Ik ben het met de minister eens dat eerst de wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche door de Eerste Kamer moet zijn aangenomen. Dat is de eerste stap in de volgtijdelijkheid. Daarna zou ik echter de bescherming van kwetsbare, jonge mensen willen uitbreiden tot 21-minners. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bestrijding van mensenhandel een prioriteit is van de Europese Unie en van Nederland;

constaterende dat de strafverzwaringsgrond verruimd is voor het plegen van mensenhandel tegen een persoon beneden de leeftijd van 18 jaar of tegen een ander persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt;

overwegende dat in het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is gekozen voor het verhogen van de leeftijdsgrens voor prostitutie naar 21 jaar;

voorts overwegende dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens mensenhandel eveneens uitgebreid dient te worden ter bescherming van de categorie jongeren tot 21 jaar;

verzoekt de regering, indien het voorstel van wet houdende regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche, 32211) in werking treedt, te komen met een voorstel tot wijziging van de strafwet waarin alle activiteit die erop gericht is om jongeren tot de leeftijd van 21 jaar in de prostitutie te brengen strafbaar wordt gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Hilkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33309).

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn heldere beantwoording. Het is hem zowaar gelukt om mij op een belangrijk punt enigszins gerust te stellen. Ik ga mijn tweede termijn beperken tot een heel korte toelichting op het feit dat ik wellicht wat oververhit met een mogelijke motie stond te wapperen. Het is mij erom te doen dat we in deze Kamer gelijk geïnformeerd gaan worden over alles wat prostitutie betreft. Het gaat me dus niet alleen om de dwang en de mensenhandel, maar ook om de sociale omstandigheden en het al dan niet slagen van de emancipatie van de prostituee. Dat laatste brengen we namelijk vaak als argument voor ons beleid in. Ik wil dat kunnen toetsen aan de werkelijkheid. Pakt wat wij wensen in de praktijk ook als zodanig uit?

Waarom had het mijn voorkeur om de opdracht van specifiek mevrouw Dettmeijer te verbreden? Dat wil ik omdat zij een onafhankelijke bron is – dat gaan we nu ook wettelijk verankeren – en ik zeer hecht aan haar rapportages. Ik blijf dus hopen dat uit het gesprek dat de minister heeft toegezegd met haar te zullen voeren, blijkt dat zij hiervoor voelt. Ik zal keurig het verslag van de minister daarover afwachten en me dan beraden op eventuele volgende stappen, maar misschien ben ik dan ook wel helemaal gerustgesteld en tevreden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil de minister danken voor zijn beantwoording en voor zijn coöperatieve instelling. Hij was bereid mee te denken over de punten waarop in de Kamer zorgen en vragen leefden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de beleidsvisie van gemeenten op de hulp bij het beëindigen van werkzaamheden van prostituees. Daar dank ik hem voor. Er zijn ook toezeggingen gedaan om in de rapportage aan de Kamer ook op dat punt terug te komen. Ik heb het amendement dat ik heb ingediend, daarom ook ingetrokken.

Er blijft nog wel een aantal punten spelen waarover we vandaag nog geen knopen kunnen doorhakken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de punten die de heer Segers heeft aangekaart, waaronder de bescherming van jongeren in de leeftijd van 18 jaar tot 21 jaar. Denk ook aan de uitbreiding van de strafbaarstelling waarvoor de heer Segers heeft aangekondigd met een initiatiefwetsvoorstel te komen. Dat zijn punten waarvoor wij dezelfde benadering volgen als de ChristenUnie. Wij zien uit naar de verdere behandeling van die onderwerpen in de Kamer.

Voorzitter, met het oog op de klok zal ik het hierbij laten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik ben in een zeker opzicht tevreden over zijn beantwoording, maar ik maak mij nog zorgen over één punt, namelijk het medewerkingsvereiste. Ik denk dat een slachtoffer van mensenhandel voldoende bescherming en waarborgen moet krijgen. Een van de voorwaarden is dat een slachtoffer van mensenhandel in aanmerking moet kunnen komen voor een verblijfsrecht, met bijstand en ondersteuning daaraan gekoppeld. Een aanvraag tot asiel waarvoor een vreemdeling zijn asielrelaas aannemelijk moet maken, blijkt zelfs simpeler dan wat een slachtoffer van mensenhandel overkomt.

Ik snap dat het lastig is omdat het ook de portefeuille van de staatssecretaris van Immigratie en Asiel raakt. Ik zal mijn collega Schouw dus vragen om het punt ook ter sprake te brengen in een overleg met de staatssecretaris. Ik ben nu echter nog minder gerustgesteld, omdat de minister weer sprak over misbruik van de B9-regeling. Ik vind het juist belangrijk dat er een fatsoenlijke procedure plaatsvindt, waarbij wordt uitgegaan van trauma's van mensen. Ik krijg daar onvoldoende respons op van de minister en daarom proberen we het ook nog een keer bij de staatssecretaris.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Allereerst wil ik de minister bijzonder hartelijk danken voor zijn coöperatieve beantwoording van de vragen. Ik zie uit naar de resultaten van de diverse acties die hij heeft aangekondigd en ook naar de samenwerking tussen de Koninklijke Marechaussee en de Nationale Politie op dit punt. Ik zie ook uit naar wat de minister gaat doen aan de positie van en de situatie op de Antillen.

Ik stel vast dat de Kamer vanavond eensgezind haar afschuw heeft uitgesproken over mensenhandel. Weliswaar her en der met nuances, zetten wij allen onze schouders onder het bestrijden van mensenhandel, mensensmokkel en uitbuiting. Ik ben daar namens de VVD-fractie buitengewoon verheugd over. Ik zie er ook naar uit om in de komende jaren met deze woordvoerders wederom alles te doen wat we kunnen om mensenhandel effectief te bestrijden en mensen uit hun afschuwelijke positie te halen. Wij als liberalen kunnen ons er helemaal niets bij voorstellen dat een mens een ander mens in een dergelijke positie zou willen brengen.

De voorzitter:

Er is één motie ingediend. Volgens mij kan het antwoord van de minister dus heel kort zijn.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de leden voor alle reacties, vragen en opmerkingen in tweede termijn. Ik ben het met de heer Van der Steur en anderen eens dat de Kamer vanavond een soort eensgezindheid uitstraalt. Wel is hier en daar sprake van verschillende accenten, in tempo en zwaarte. De een wil het direct, maar de ander wil nog even wachten of zegt: ja, dat wil ik toch niet. Iedereen heeft echter het aanpakken van de onwaardige mensenhandel als doelstelling. Het is goed om dat te constateren en als minister zo veel steun te vinden in een gezamenlijke operatie.

Mevrouw Gesthuizen vroeg in tweede termijn nog even naar de audiovisuele opname. De officier van justitie heeft afwegingsruimte nodig om rekening te houden met de bij strafvordering betrokken belangen. Audiovisuele opname kan voor het slachtoffer een indringende ervaring zijn en soms een té indringende ervaring. Daarom is voor de desbetreffende formulering gekozen. De officier heeft daarmee ruimte voor belangenafweging. Laten wij in bepaalde gevallen ruimte laten aan de beoordeling door officieren van justitie. Bij een kind moet worden voorkomen dat het op de zitting moet komen. Een volwassen slachtoffer moet de keuze behouden om wel op de zitting te komen. De aanwijzing biedt hiervoor de ruimte. De Raad voor de rechtspraak heeft niet gevraagd om de vastlegging van een verplichting, maar om beleid ter zake. De aanwijzing voldoet aan deze wens.

Tot slot ga ik in op de motie van de heer Segers en mevrouw Hilkens. Ik ga mijn betoog niet herhalen. Ik heb de volgorde aangegeven. De heer Segers zou de motie kunnen aanhouden totdat het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is behandeld. Ik vind dat net iets passender in het verkeer met de senaat. Hiermee doe je namelijk eigenlijk de uitspraak: als u dit doet, dan doen wij dat. Ik wil hier geen last van hebben in de Eerste Kamer. Mijn verzoek aan de heer Segers is dus om de motie aan te houden. Mocht hij dit verzoek niet willen inwilligen, wat ik mij nauwelijks kan voorstellen, dan laat ik het oordeel wel aan de Kamer.

De heer Segers (ChristenUnie):

Wij moeten hier inderdaad fatsoenlijk mee omgaan, maar er staat heel duidelijk "indien". Dat laat de Eerste Kamer alle ruimte om zelf de afweging te maken. Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zou de bescherming moeten worden uitgebreid.

Minister Opstelten:

Als de heer Segers bij zijn indiening blijft, en ik heb het gevoel dat hij dat doet, laat ik het oordeel aan de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik bedank de minister voor zijn aanwezigheid en zijn antwoorden. Over de ingediende motie en het wetsvoorstel zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven