Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 48, item 21 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 48, item 21 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 januari 2013 over Contouren Participatiewet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Met het oog op de tijd beperk ik mij tot het voorlezen van een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het quotum geen onderdeel uitmaakt van de Participatiewet;
constaterende dat de afbouw van werkplekken in de sociale werkplaatsen een jaar eerder zal starten dan de opbouw van werkplekken bij reguliere werkgevers;
constaterende dat mensen met een beperking tussen wal en schip raken;
verzoekt de regering, het quotum onderdeel uit te laten maken van de Participatiewet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 104 (29817).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op basis van de evaluatie van de lopende experimenten met loondispensatie een beslissing wordt genomen over de maatvoering en invulling hiervan;
overwegende dat het lopende experiment met het instrument loondispensatie tot op heden onvoldoende resultaat heeft opgeleverd en daarmee is mislukt;
verzoekt de regering, het instrument loondispensatie niet in de Participatiewet op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Voortman en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 105 (29817).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing voor de afbouw van de arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening ontbreekt;
verzoekt de regering, onderzoek te doen naar het benodigde aantal werkplekken in de sociale werkplaats ten behoeve van volledige en gelijkwaardige arbeidsparticipatie van mensen met een beperking,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Voortman en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 106 (29817).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, een zorgplicht voor gemeenten en een verplichting om een minimum aantal beschutte werkplekken te realiseren op te nemen in de Participatiewet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 107 (29817).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt zich uit voor behoud van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 108 (29817).
De heer Van Vliet (PVV):
Ik heb een vraag ter verduidelijking. Bij de voorlaatste motie hoorde ik mevrouw Karabulut zeggen: verzoekt … op te nemen in de Participatiewet. Dat suggereert dat zij voor de Participatiewet is.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat ben ik niet, maar zoals de heer Van Vliet weet, doen wij ons best om die wet te verbeteren. Op hoofdlijnen heb ik mij beperkt tot deze zeer belangrijke voorstellen.
De heer Van Vliet (PVV):
De conclusie is dat de SP wel tegen de Participatiewet is.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat moge duidelijk zijn.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Mijn fractie zal meeondertekenen een motie over de monitoring van collega Kerstens en een motie van collega Heerma om de koppeling tussen de Participatiewet en het quotum heel sterk neer te zetten.
Daarnaast heb ik nog twee moties. De eerste gaat over de cliëntenraden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Participatiewet alleen succesvol kan worden ingevoerd als er niet alleen over, maar ook met cliënten gepraat wordt;
verzoekt de regering, in de nota van wijziging op het wetsvoorstel Werken naar vermogen voorstellen te doen om de positie van cliëntenraden te versterken, door cliëntenraden adviesrecht en recht op ondersteuning toe te kennen en in staat te stellen advies te vragen, informatie uit te wisselen en kennis te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 109 (29817).
De heer Van Weyenberg (D66):
Het regeerakkoord is in zulke haast geschreven dat er een fout is ingeslopen. Een quotum van 5% leidt niet tot 100.000 extra plekken, zoals in de financiële doorrekening is gebruikt, maar tot 170.000 plekken. Dat is een uitgelezen kans om met de extra besparingsopbrengsten van het quotum van 5% mensen te helpen die onder de Participatiewet vallen, namelijk met meer beschutte werkplekken. Ik reken op de Partij van de Arbeid om de volgende motie aan een meerderheid te helpen. De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het regeerakkoord is voorgenomen dat een quotum van 5% wordt opgebouwd voor bedrijven voor het aannemen van arbeidsgehandicapten;
constaterende dat daarbij de rekenveronderstelling is gemaakt dat het quotum volledig wordt benut als minimaal 100.000 mensen met een arbeidsbeperking extra aan het werk komen, maar dat doorrekening nu aantoont dat een quotum van 5% meer werkplekken zal beslaan;
constaterende dat indien het kabinet de quotumregeling uitvoert zoals in het regeerakkoord is afgesproken, de bezuinigingsopbrengst daardoor groter is dan in het regeerakkoord is verondersteld;
verzoekt de regering, deze eventuele extra bezuinigingsopbrengst te benutten voor extra beschutte werkplekken, begeleiding en re-integratie voor de doelgroep van de Participatiewet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 110 (29817).
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dit is wat mij betreft een uitgelezen mogelijkheid om wat te doen voor een toch heel kwetsbare groep, die zwaar wordt aangeslagen. Wij hebben nu echt de kans om binnen de begrotingsregels hun een extra steuntje in de rug te geven.
De heer Van Vliet (PVV):
Voorzitter. De Participatiewet. Het is een groot vraagteken wie er allemaal gaan participeren in deze maatschappij. Mevrouw Karabulut had het al over die quotumregeling. Het feit dat deze apart wordt behandeld, blijft een zeer merkwaardige zaak, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering in 2013 eerst een nota van wijziging op de Wet werken naar vermogen, alsmede later pas een separaat wetsvoorstel voor een quotumregeling naar de Tweede Kamer wil sturen;
overwegende dat deze wetsvoorstellen in zeer nauwe samenhang tot elkaar staan en derhalve door de Kamer als één geheel beoordeeld moeten kunnen worden;
verzoekt de regering om indiening van een gecombineerd wetsvoorstel Participatiewet opdat de Kamer een volwaardig debat hierover kan voeren met de regering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 111 (29817).
De heer Van Vliet (PVV):
Voorzitter. Hierna vindt het VAO Armoede- en schuldenbeleid plaats. Dat is ook een belangrijk thema. Ik zal er helaas niet aan kunnen deelnemen. Dat is niet uit desinteresse maar omwille van het feit dat ik voorzitter ben van de contactgroep Duitsland. Vandaag hebben wij een grote startbijeenkomst die ik voorzit. Het spijt mij dat ik hierdoor niet kan deelnemen aan het VAO.
De voorzitter:
Wij wensen u uiteraard allemaal veel succes op die bijeenkomst.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien eerst een motie in waarin ik verzoek om onderzoek te doen naar de effecten van de decentralisaties. Ik wil hierbij ook verwijzen naar het verzoek van de CDA-fractie om een onderzoek door de commissie voor de Rijksuitgaven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is de komende jaren verschillende landelijke en provinciale taken naar gemeenten te decentraliseren;
constaterende dat deze decentralisaties gepaard gaan met flinke kortingen op het bijbehorende budget;
van mening dat de gevolgen hiervan verstrekkend zullen zijn in alle domeinen van gemeenten en dat op dit moment onvoldoende duidelijk is wat de gevolgen van deze kortingen kunnen zijn;
verzoekt de regering, een onafhankelijk onderzoek te doen naar de maatschappelijke effecten van decentralisaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Karabulut en Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 112 (29817).
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Verder heb ik een motie over het persoonsgebonden budget.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat zelfredzaamheid en eigen regie belangrijke kernwaarden zijn in de Participatiewet;
overwegende dat burgers in staat gesteld moeten worden om daar waar mogelijk zelfredzaam te kunnen zijn;
verzoekt de regering om de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget voor re-integratievoorzieningen in de Participatiewet op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 113 (29817).
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan mijn derde motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in een breed persoonsgebonden budget individuele budgetten rondom zorg, werk, wonen en onderwijs kunnen worden ondergebracht en dat dit niet alleen veel bureaucratie voor budgethouders kan schelen, maar ook de integratie van deze regelingen bevordert;
constaterende dat het kabinet niet afwijzend staat tegenover een breed persoonsgebonden budget, maar dat uitwerking van een dergelijke regeling vooralsnog ontbreekt;
verzoekt de regering, in het nog uit te werken wetsvoorstel van de Participatiewet een bepaling op te nemen voor een breed persoonsgebonden budget,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 114 (29817).
Het woord is aan de heer Potters van de VVD. Excuses, ik zie dat zijn spreektijd nul minuten is. Het woord is aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over de definitie van het begrip "loonwaarde".
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er binnen de pilots voor loondispensatie zowel verschillende definities van loonwaarde als verschillende methodieken voor het meten van loonwaarde worden toegepast;
overwegende dat loondispensatie ook deel uit gaat maken van de Participatiewet;
overwegende dat het bestaan van verschillende definities van loonwaarde en methodieken voor het meten van loonwaarden leidt tot andere uitkomsten in vergelijkbare gevallen;
van mening dat op grond van de rechtsgelijkheid vergelijkbare gevallen op gelijke wijze moeten worden beoordeeld;
verzoekt de regering om zorg te dragen voor het tot stand komen van een uniforme definitie van het begrip "loonwaarde" en een eenduidige methodiek voor het meten van de loonwaarde,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 115 (29817).
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mijn tweede motie gaat over de gevolgen van de Participatiewet. Daar bestaan vrij veel zorgen over, waaronder zorgen over het effect dat het budgettaire beslag op de gemeente heeft. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zorgen bestaan over de uitvoerbaarheid en financiële haalbaarheid van de Participatiewet;
verzoekt de regering om een onafhankelijk onderzoek in te stellen dat adviseert over de uitvoerbaarheid en financiële haalbaarheid van de voorgestelde Participatiewet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 116 (29817).
De heer Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik wil een drietal moties indienen. De eerste heeft betrekking op de aandacht voor regio's met een hoog percentage WSW'ers.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in bepaalde regio's waar een bovengemiddeld aantal personen werkzaam is in de sociale werkvoorziening ook een verslechterde arbeidsmarkt voor jongeren en ouderen bestaat ten opzichte van het landelijk gemiddelde;
overwegende dat individuele gemeenten en individuele sociale werkplaatsen daardoor voor een extra zware opgave kunnen worden geplaatst bij de hervorming van de SW-sector;
verzoekt de regering, bij de uitwerking van de Participatiewet rekening te houden met de verschillen tussen de regio's en hiervoor een oplossingsrichting aan te dragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heerma, Kerstens en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 117 (29817).
De heer Heerma (CDA):
Mijn tweede motie heeft betrekking op de compensatieplicht en gaat over het compensatiebeginsel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een integrale benadering van mensen met een beperking voor zowel maatschappelijke participatie als arbeidsparticipatie de effectiviteit van de ondersteuning door gemeenten ten goede zal komen en sociaal wenselijk is voor mensen die afhankelijk zijn van deze hulp;
overwegende dat de compensatieplicht in de Wmo gemeenten de mogelijkheid biedt om maatwerk te leveren om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking te vergroten;
verzoekt de regering, te kijken naar mogelijkheden om de systematiek van de Wmo en die van de Participatiewet naar elkaar toe te laten groeien met inbegrip van de compensatieplicht, met als doel een integrale benadering van participatieproblemen van burgers op lokaal niveau en daarbij ook andere gedecentraliseerde beleidsterreinen te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heerma en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 118 (29817).
De heer Heerma (CDA):
Mijn laatste motie heeft betrekking op de twee wetsvoorstellen waarover we in het AO met de staatssecretaris hebben gesproken en op het moment waarop deze wetsvoorstellen naar de Kamer komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is, het wetsvoorstel Werken naar vermogen te vervangen door de Participatiewet;
voorts constaterende dat in samenhang hiermee een quotumregeling wordt ingevoerd voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten;
overwegende dat het vanwege de samenhang van belang is dat beide voorstellen ook in samenhang door de Kamer worden beoordeeld;
verzoekt de regering om de nota van wijziging van het wetsvoorstel Werken naar vermogen en ten minste de hoofdlijnen van het wetsvoorstel quotumregeling beide voor de zomer van 2013 naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heerma, Van Weyenberg en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 119 (29817).
De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. De Kamer heeft net gehoord dat mijn fractie de motie van de heer Heerma over regionale verschillen mede ondertekend heeft. Datzelfde zullen we doen met de motie over buitenlandse arbeidskrachten die nog zal worden ingediend door de heer Dijkgraaf. Ik beperk me tot het onderwerp monitoring.
De Participatiewet voorziet in een zeer geleidelijke afbouw van de sociale werkvoorziening, terwijl in een hoger tempo door middel van het eveneens voorziene quotum plekken vrijkomen bij overheid en bedrijfsleven. Daarmee gaat, om het zo maar te zeggen, tegenover elke deur die dichtgaat, elders een deur open en hoeft niemand tussen wal en schip te vallen. Om zicht te houden op de voortgang van een en ander stel ik de volgende motie voor, die mede wordt ingediend door collega Van Weyenberg van D66.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de Participatiewet voorzien wordt in een geleidelijke afbouw van het aantal arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening;
overwegende dat via een quotum – gekoppeld aan de Participatiewet – eveneens wordt voorzien in de verplichting voor werkgevers om in de toekomst meer functies te laten vervullen door mensen met een arbeidshandicap;
van mening dat het van belang is dat in voldoende mate en voldoende tempo functies voor arbeidsgehandicapten beschikbaar komen;
verzoekt de regering, na inwerkingtreding van de Participatiewet het evenwicht tussen bedoelde uitstroom en de instroom in de markt- en premiegesubsidieerde en collectieve sectoren, alsook in beschut werk, jaarlijks te monitoren en de Kamer over de voortgang te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 120 (29817).
Mevrouw Karabulut (SP):
Monitoren en achteraf volgen is natuurlijk prima, maar dat levert geen banen op. Gezien de zorg van de heer Kerstens, neem ik aan dat de PvdA-fractie er ook voorstander van is om het quotum op te nemen in het wetsvoorstel.
De heer Kerstens (PvdA):
Mevrouw Karabulut heeft mij daar niet over gehoord. Ze weet van eerdere gelegenheden dat het quotum ontzettend belangrijk is voor de PvdA, omdat dat ervoor zorgt dat tegenover de dichte deuren in bijvoorbeeld de sociale werkvoorziening deuren bij werkgevers en de overheid opengaan. Mijn fractie hecht er zeer aan dat er uiteindelijk bij de inwerkingtreding van de wet ook een quotum in staat of een vergelijkbaar alternatief, mocht dat vanuit de bespreking over de sociale agenda komen. Op de concrete vraag die mevrouw Karabulut mij stelt, gaan we ons nog beraden. Dan gaat het erom hoe we voldoende zekerheid krijgen dat het quotum er ook echt komt.
Mevrouw Karabulut (SP):
De heer Kerstens van de PvdA-fractie kan ook kiezen voor zekerheid op dit gebied en zeggen dat het sowieso in het wetsvoorstel moet. Hij gooit een slot op de sociale werkplaatsen. Misschien komen er later reguliere werkplekken. Hij verzuimt echter om het op dit moment goed te regelen. Waarom?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik verzet me tegen de kwalificatie als zouden we verzuimen om iets goed te regelen. Mevrouw Karabulut mag van mij aannemen dat het quotum voor de PvdA hartstikke belangrijk is en dat we met argusogen zullen volgen dat er uiteindelijk bij de inwerkingtreding van de Participatiewet een duidelijk quotum komt, zodat de deur ook echt opengaat.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, we gaan hier niet het AO overdoen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Nee, zeker niet. Ik stel alleen concluderend vast dat iets hartstikke belangrijk is, maar dat de PvdA het in de praktijk achterwege laat en dat het daarmee cosmetische veranderingen zijn.
De voorzitter:
Ik heb gezegd dat we het AO niet gaan overdoen. Laten we elkaar dus niet uitlokken. Ik geef het woord aan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik hoor de heer Kerstens over zijn zorg en over een kwetsbare groep. Ik heb een motie ingediend om ervoor te zorgen dat het geld van de extra besparingen die ontstaan doordat het quotum om 170.000 plekken gaat en niet om 100.000, in de sector wordt gehouden en daarmee de begeleiding en de kansen voor mensen met een beperking worden verbeterd. Wat is zijn reactie daarop?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik heb de uitdrukkelijke oproep van de heer Van Weyenberg in zijn bijdrage gehoord. Die was met name gericht aan de PvdA. Ik heb vorige week in het algemeen overleg ook gesproken over de eventuele meeropbrengsten. We zullen zijn motie dus serieus bespreken. Volgende week bij de stemmingen hoort hij waartoe dat heeft geleid.
De heer Van Weyenberg (D66):
Vol verwachting klopt mijn hart. Ik heb de partijleider van de heer Kerstens uitgebreid gehoord op het Malieveld. Dan kan er wat mij betreft maar één uitkomst zijn van die overwegingen binnen de PvdA-fractie.
De heer Kerstens (PvdA):
Daar mag ik nog gauw iets over zeggen? De heer Van Weyenberg heeft me net gehoord over iets anders wat de partijleider van de PvdA daar heeft gezegd. Dat ging over deuren open en deuren dicht. Ik heb net aangegeven hoeveel belang de PvdA daaraan hecht.
De heer Potters (VVD):
De heer Kerstens geeft aan dat hij volgende week nog eens nadenkt over de motie van de heer Van Weyenberg. Ik neem aan dat de afspraken in het regeerakkoord over de meeropbrengsten op zichzelf nog staan, ook volgende week.
De heer Kerstens (PvdA):
De omschrijving in het regeerakkoord en in de stukken van het CPB waarop dat regeerakkoord is gebaseerd, staat nog: de boetes die werkgevers wellicht gaan betalen als zij mensen niet daadwerkelijk een plek bieden, volgens mij tot 340 miljoen euro, komen aan de staatskas toe. Dat deel staat natuurlijk nog. De heer Van Weyenberg heeft het over een mogelijke meeropbrengst van de boete, maar er zijn geen twijfels over die 340 miljoen.
De heer Potters (VVD):
Dat was niet helemaal mijn vraag. Het gaat juist over de meeropbrengst boven de 340 miljoen. Volgens mij wil het kabinet er nog goed over kunnen discussiëren wat daarmee gaat gebeuren. Ik vraag de heer Kerstens om dat eventjes af te wachten alvorens er een voorschot op te nemen.
De heer Kerstens (PvdA):
De heer Potters vroeg mij net of de afspraak in het regeerakkoord staat. Die staat ten bedrage van 340 miljoen. Als het om een meeropbrengst gaat, zullen wij datgene wat de heer Potters net meldt uiteraard ook in onze overwegingen betrekken.
Mevrouw Karabulut (SP):
...
De voorzitter:
Volgens mij bent u al geweest in dit rondje.
Mevrouw Karabulut (SP):
Maar niet op dit onderwerp.
De voorzitter:
Vooruit, als u het kort houdt.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het was mij toch wat onduidelijk. Betekent dit nu dat de PvdA-fractie de aanwezige ruimte neemt om eventuele meeropbrengsten gewoon te gebruiken voor de groep waarvoor die bestemd zouden moeten worden en zich dus niet in het hok laat stoppen door de VVD?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik voelde mij niet in een hok gestopt door de vraag van de heer Potters. Die gaf mij de gelegenheid om nog wat helderheid te scheppen over de 340 miljoen euro. Ik heb in reactie op de heer Van Weyenberg aangegeven dat wij bekijken wat wij met zijn motie kunnen rondom de meeropbrengsten.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Over de Wet werken naar vermogen hebben wij heel wat debatten gevoerd. Ik zal niet het woord "vrees" gebruiken, want het is een plezier om deze debatten met elkaar te voeren en het gaat ook nog over een belangrijk onderwerp. Maar ik denk dat er wel nog heel wat debatten zullen volgen met deze staatssecretaris over deze wet. Er ligt een hoofdlijnennotitie en het gaat om de uitwerking. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel (tijdelijke) arbeidskrachten uit het buitenland werkzaam zijn in Nederland in sectoren waarin veel vraag is naar laaggeschoolde arbeid;
overwegende dat een substantieel deel van de arbeidsbeperkten aangewezen zal zijn op laaggeschoolde arbeid;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe sectoren waarin veel vraag is naar laaggeschoolde arbeid ontvankelijker kunnen worden voor arbeidsbeperkten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Kerstens en Potters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 121 (29817).
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Ik kijk naar de heer Kerstens. Een van de eerste Kamerleden van de SGP was ds. G.H. Kersten. Het is altijd mooi om met een naamgenoot nog een motie te mogen indienen, al is hij van een iets andere kleur.
De voorzitter:
Daarmee komen wij aan het einde van de sprekerslijst. De staatssecretaris heeft gevraagd of zij vijf minuutjes kan krijgen voor het beoordelen van de moties. Daaraan voldoen wij graag. Dus ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 16.37 uur tot 16.45 uur geschorst.
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in dit VAO. Kortheidshalve loop ik de moties langs.
Ik begin met de motie van mevrouw Karabulut en mevrouw Voortman op stuk nr. 104. In de motie wordt mij gevraagd, het quotum onderdeel te laten uitmaken van de Participatiewet. Ik heb in het algemeen overleg uitgelegd dat de Participatiewet vóór het zomerreces zal worden ingediend. Het quotum zal na het zomerreces bij de Kamer landen. Ik ontraad de motie.
De motie op stuk nr. 105 gaat over het instrument van de loondispensatie. Dat zou niet in de Participatiewet moeten worden opgenomen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Meent de staatssecretaris het serieus dat ons wordt gevraagd een wet te steunen met volledige onzekerheid over het quotum, dat door haar permanent extreem belangrijk is genoemd? Ik vind dat onbegrijpelijk van de Partij van de Arbeid.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik was van zins om daarop terug te komen in het kader van een andere motie. Er zijn meerdere moties over dit punt van aandacht ingediend. Het is inderdaad een bijzonder belangrijk punt van aandacht. Ik wil er wel even op preluderen. Het is natuurlijk heel wezenlijk dat, als de Participatiewet wordt behandeld, voor ons allemaal heel duidelijk is dat het quotum bij de wet hoort en in het verlengde daarvan een plaats moet hebben. Ik sta sympathiek tegenover de motie die dat van mij vraagt, maar daar kom ik zo op terug.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat roept natuurlijk bij mij de vraag op waarom de staatssecretaris wel sympathiek staat tegenover een soortgelijke motie, terwijl zij de motie van mij op zo'n manier ontraadt.
Staatssecretaris Klijnsma:
Dat komt doordat ik de motie van mevrouw Karabulut als volgt lees: het quotum moet integraal onderdeel uitmaken van de Participatiewet. Ik vind wel dat er een verbintenis moet zijn, maar niet dat het quotum opgenomen dient te zijn in de Participatiewet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Volgens mij zit iets erin of niet. Kan de staatssecretaris toelichten welke informatie de Kamer voor of bij de behandeling van het wetsvoorstel krijgt over het quotum en over de geplande wijzigingen, de verdere aanscherping en het sanctioneren rond de Wet werk en bijstand? Dit zal uiteindelijk ook onderdeel uitmaken van en de polisvoorwaarden scheppen voor de Participatiewet. Dat heeft consequenties voor mensen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Daar zit een volgtijdelijkheid in die wij voor de Kamer inzichtelijk hebben gemaakt. Wij hebben precies verteld wanneer welke wet hier ter behandeling zal landen. Ik kom graag terug op de interactie tussen het quotum en de Participatiewet.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, ik stel voor om de staatssecretaris nu even te laten doorgaan met haar betoog.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wil graag nog een korte opmerking maken.
De voorzitter:
U bent op dit punt al twee keer geweest.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wist niet dat het in tweeën moest. Ik zal heel kort zijn. Ik vind die volgtijdelijkheid leuk en aardig, maar ik wil gewoon inzicht in wat er gaat gebeuren en wat precies de bedoeling is. Als dat quotum zo wezenlijk is, moet het erin. Hetzelfde geldt voor de wijziging van de WWB. Ik vind het prima en leuk dat de staatssecretaris zegt dat wij de informatie na de zomer krijgen, maar ik wil de consequenties bij de behandeling van de wet kunnen overzien. Ik vraag de staatssecretaris om op dit punt wat toeschietelijker te zijn.
Staatssecretaris Klijnsma:
Het regeerakkoord geeft hier natuurlijk al behoorlijk wat inzicht in. Mijn toeschietelijkheid ligt erin dat ik bij een volgende motie graag aangeef hoe ik quotum en Participatiewet met elkaar in verband wil brengen.
Ik kom op de motie op stuk nr. 105 over het niet in de Participatiewet opnemen van het instrument van de loondispensatie. Ik ontraad de motie. Wij hebben erover gedebatteerd, waarbij ik heb gezegd dat ik hierop terugkom.
Dan de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 106, waarin om een onderzoek naar het benodigd aantal werkplekken in de sociale werkplaats wordt gevraagd. Deze motie moet ik ook ontraden, omdat we op basis van bestaand onderzoek voldoende zicht hebben op het aantal plekken dat aan de orde is. We weten ook dat de 30.000 beschutte werkplekken in de Participatiewet verankerd zijn.
Dan de motie van mevrouw Karabulut waarin de regering wordt verzocht een zorgplicht voor gemeenten en een verplichting om een minimumaantal beschutte werkplekken te realiseren en op te nemen in de Participatiewet. Het is nu juist de filosofie en de bedoeling van de Participatiewet om gemeenten ook beleidsvrijheid te geven in de uitvoering van het geheel. Waar de motie het heeft over een zorgplicht en een verplichting moet ik haar ontraden.
De volgende motie van mevrouw Karabulut spreekt zich uit voor behoud van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening. Het is zo klaar als een klont dat een cao tussen sociale partners tot stand komt. Dat is ook nu aan de orde in de WSW. Dus het al dan niet hebben van een cao is aan sociale partners.
Mevrouw Karabulut (SP):
Deze staatssecretaris die samen met mij en vele anderen op het Malieveld scandeerde "armoede werkt niet" en "deze bezuiniging moet van tafel" zegt nu: ontraden, ontraden, ontraden, ontraden en nog eens ontraden. Op welk punt kunnen we de uitgestoken hand van de staatssecretaris verwachten?
Staatssecretaris Klijnsma:
Op behoorlijk wat punten, want ik ben nog lang niet door alle moties heen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is allemaal leuk en aardig en een beetje fröbelen in de marge kan natuurlijk iedereen, maar werken onder het minimumloon, daarvan zegt de staatssecretaris dat de proeven zijn mislukt, maar dat zij er toch niet mee gaat stoppen, terwijl dat punt wel in het regeerakkoord staat. Een cao voor mensen met een beperking voor een eerlijk loon en bescherming, nee, dat moet volgens de staatssecretaris ook overboord worden gegooid. Ze wil ook al niet aan een onderbouwing voor een minimumaantal plekken. Ik kan niet anders dan concluderen dat deze staatssecretaris niets doet met uitgestoken handen, de groep totaal in de steek laat en de VVD rechts inhaalt.
De voorzitter:
Ik hoor daar geen vraag in aan de staatssecretaris. Ik geef het woord aan mevrouw Voortman.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De staatssecretaris geeft aan dat de cao aan de sociale partners is. Maar natuurlijk moet er wel gehandeld worden binnen de financiële kaders die de landelijke overheid, deze staatssecretaris stelt. Die cao staat als een paal boven water. Dus kan de staatssecretaris ook zeggen dat ze die motie steunt of in ieder geval als ondersteuning van beleid ziet?
Staatssecretaris Klijnsma:
De letterlijke tekst van de motie is dat de Kamer zich uitspreekt voor behoud van de cao voor de sociale werkvoorziening. Ik kan mij natuurlijk voorstellen dat de cao voor de bestaande sociale werkvoorziening in stand blijft. Het is echt aan sociale partners, dus werkgevers en werknemers, om dat ter hand te nemen. De motie zegt dat de cao tot in lengte van jaren behouden dient te blijven en dat de regering daaronder haar handtekening moet zetten. Welnu, dan kan per definitie niet, omdat dit gewoon aan de sociale partners is.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik ben benieuwd hoe dit dan anders is dan toen we hier discussies hadden over bijvoorbeeld de cao thuiszorg en dit ook hartstochtelijk gesteund werd door de PvdA.
Staatssecretaris Klijnsma:
Daarbij zullen ook ongetwijfeld de sociale partners aan de orde zijn geweest. Dat kan gewoon niet anders. Zo werkt dat bij cao's.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, hebt u een nieuw punt? Bij het vorige punt ben u namelijk al aan het woord geweest waarop de staatssecretaris ook heeft gereageerd.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat niet zozeer, maar de staatssecretaris maakte als laatste een nieuwe opmerking over een motie aangaande de cao en dat heeft bij mij weer nieuwe vragen opgeroepen.
De voorzitter:
Maar is het een vraag die betrekking heeft op deze motie?
Mevrouw Karabulut (SP):
Zeker.
De voorzitter:
Heel kort, want u bent tot nu toe vrij lang in uw interrupties. Ik ga het nu echt heel kort houden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris zegt dat zij in principe wel voor een cao voor de sociale werkvoorziening is, maar dat dit iets is tussen werkgevers en werknemers. Dat is ook zo. Cao's komen ook tussen werkgevers en werknemers tot stand, maar als de staatssecretaris achter haar uitspraak staat – zo mag de motie ook gelezen worden – dan kan zij deze ook als ondersteuning van beleid zien.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb niet gezegd dat ik in principe voor cao's ben, ik heb alleen maar geconstateerd dat cao's een mooi fenomeen zijn tussen werkgevers en werknemers en daar houd ik het bij. Nogmaals, ik ontraad deze motie, omdat hier echt klip-en-klaar staat dat de cao behouden dient te blijven.
Ik kom bij de motie-Van Weyenberg op stuk nr. 109, over versterking van de positie van de cliëntenraden. Ik vind het ook op basis van datgene wat wij hebben gewisseld, natuurlijk een goed idee om te kijken hoe cliëntenraden verankerd kunnen worden in het wetsvoorstel. De heer Van Weyenberg kleurt dat hier al een beetje in en preludeert er al een beetje op. Ik zou willen vragen om deze motie aan te houden. Ik heb vanochtend met de Landelijke Cliëntenraad gesproken en we gaan samen aan de slag. Ik zal zeker bij de nota van wijziging over de Participatiewet hierop ingaan.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het doel van het AO was om over de contouren een richting aan het kabinet mee te geven, dus dan vind ik aanhouden jammer, want dan kan ik geen richting geven. Help ik de staatssecretaris naar een positiever oordeel als ik de uitwerking weghaal en als het dictum stopt na "de positie van cliëntenraden te versterken", punt?
Staatssecretaris Klijnsma:
"Over de positie van cliëntenraden", want ik weet niet of deze versterkt worden of niet of hoe de cliëntenraden precies in alle gemeenten aan de slag zijn. Ik kan de Kamer niet beloven dat de cliëntenraden verder worden versterkt. Dat vind ik lastig, maar ik snap de voorzet van de heer Van Weyenberg, dus misschien kunnen we nog even naar de redactie van de motie kijken. De strekking van de motie ontraad ik dus geenszins
De voorzitter:
Ik begrijp dat u de motie in deze vorm ontraadt, maar als de heer Van Weyenberg bereid is om deze wat aan te passen – en non-verbaal zie ik dat hij dat is – dan zegt u dat u bereid bent om een ander oordeel over die motie te vellen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Zo is het.
Dan kom ik bij de motie-Van Weyenberg op stuk nr. 110. Deze verzoekt de regering om de extra bezuinigingsopbrengst te benutten voor extra beschutte werkplekken, begeleiding en re-integratie voor de doelgroep. Dat is natuurlijk zeer sympathiek, ik kan niet anders zeggen, edoch, ik vind dat we first things first moeten doen. Ik vind het heel belangrijk dat we nu op basis van de Participatiewet en met het instrument quotum aan de slag gaan. Dan is het fijn om gewoon successievelijk te kijken of er überhaupt extra bezuinigingsopbrengsten aan de orde zijn. Dan is het goed gebruik, en daar wil ik mij graag aan houden, dat als er extra middelen beschikbaar zouden zijn, eerst in de boezem van het kabinet wordt bekeken waaraan deze uitgegeven zouden kunnen worden. Dan is dit op zichzelf natuurlijk ook heel aardig, maar het is veel te prematuur, dus ik moet deze motie ontraden. O sorry, ik wil de motie aanhouden, als dat mag, want het is te prematuur.
De voorzitter:
U verzoekt de motie aan te houden.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Wederom geldt dat dit hele debat was om richting mee te geven aan het kabinet, dus aanhouden, daar voel ik in dezen niet zoveel voor. Ik heb wel een vraag. We hebben het over een quotum. In de motie staat: eventuele extra opbrengst, want daarover is de staatssecretaris in het AO ook duidelijk geweest. De motie is volledig in overeenstemming met de budgettaire spelregels. Ik constateer dat de enige vraag is of de politieke wil er is bij het kabinet. Als de staatssecretaris daar vrijdag in het kabinet nog even over wil praten, vind ik dat een prima vorm van aanhouden, maar dan hoor ik graag vrijdagmiddag wat zij hiervan vindt, want ik vind dit een belangrijke richtinggevende uitspraak, die ik wel van de Kamer wil vragen. Bedoelt de staatssecretaris met aanhouden dat zij mij dan vrijdagavond kan laten weten wat het kabinet wel vindt?
Staatssecretaris Klijnsma:
Nee, zo zit de wereld nu ook weer niet in elkaar. Ik bedoelde met "prematuur" dat we in eerste instantie eens even stevig moeten kijken naar datgene wat we nu op de rails gaan zetten. Dat betekent niet dat we nu al extra bezuinigingsopbrengsten kunnen inboeken, want dan zouden we echt voor de troepen uit lopen. En als ze al zouden kunnen worden ingeboekt, lijkt het mij goed om te beklemtonen dat wij daarvoor in het kabinet eerst een plan horen op te trekken.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik vind dit heel erg jammer. Ik heb de partijleider van de Partij van de Arbeid grote woorden horen gebruiken. Nu is er een optie om, als er eventueel extra geld is, een groep in een kwetsbare positie een extra steuntje in de rug te geven, zonder dat de rijksbegroting daar op dit moment nadeel van ondervindt. De PvdA-staatssecretaris zegt dat dit nu prematuur is en dat zij nog een keer gaat kijken. Ik zou het een gemiste kans vinden. Ik hoop op lef van de Partij van de Arbeid-fractie.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag aan de staatssecretaris, dus zij kan nu verdergaan.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik kom bij de motie van de heer Van Vliet op stuk nr. 111 over een gecombineerd wetsvoorstel voor de Participatiewet en de quotumregeling. Ik heb daarover al het een en ander gezegd bij een eerdere motie. Deze motie moet ik ontraden, omdat dit terugkomt bij een andere motie.
De motie op stuk nr. 112 gaat over de effecten van decentralisaties en vraagt om een onafhankelijk onderzoek. Ook deze motie moet ik ontraden. Het regeerakkoord is helder over decentralisaties. Wij zijn met gemeenten en de VNG in gesprek over allerlei modaliteiten en gevolgen. Wij gaan daarmee door
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb deze motie ook ingediend omdat de staatssecretaris niet duidelijk kon maken wat de afrekenbare doelen van de Participatiewet zijn. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat er geen mensen tussen wal en schip vallen? Garandeert zij dat? Graag een reactie.
Staatssecretaris Klijnsma:
Bij de uitwerking van de Participatiewet kijken we natuurlijk ook naar hoe we verkeren met de gemeenten en op welke manier zij ons iedere keer rapporteren over wat zij hebben bewerkstelligd, door monitoring of op allerlei andere manieren, zodat wij inderdaad kunnen nagaan hoe het gaat met de mensen die het betreft.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat is allemaal achteraf. Het gaat hierbij om kwetsbare mensen. Ik denk dat het logisch is dat je de effecten al vooraf in kaart brengt.
Voorzitter: Van Miltenburg
Staatssecretaris Klijnsma:
Daarvan heb ik gezegd wat ik heb gezegd. Wij zijn nu echt nauwgezet met de VNG en gemeenten in conclaaf om te bekijken hoe een en ander gestalte kan krijgen. Wij doen dat heel zorgvuldig.
De motie op stuk nr. 113 gaat over het persoonsgebonden budget. Als ik deze motie zo mag lezen dat de regering wordt verzocht om de keuzemogelijkheid voor de gemeenten om het persoonsgebonden budget voor re-integratievoorzieningen in de Participatiewet op te nemen zodat zij het pgb al dan niet in hun eigen verordening kunnen verankeren, wil ik mevrouw Voortman vragen om deze motie aan te houden, zodat wij er bij de behandeling van de Participatiewet op kunnen terugkomen
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het gaat mij om de eigen regie van de mensen, niet om die van de gemeenten. Dat is wel even een cruciaal verschil. Wij voeren dezelfde discussie bij de Wmo, waarbij de Partij van de Arbeid een warm voorstander van het pgb is. Dat onderscheid wil ik dus niet maken; ik wil dit niet zoals het in de Wmo staat
Staatssecretaris Klijnsma:
In dat geval moet ik de motie ontraden. Ik begrijp nu hoe mevrouw Voortman deze duidt. Ik kan deze motie niet overnemen, de keuze aan de Kamer laten of vragen om deze aan te houden.
De motie op stuk nr. 114 gaat over het brede persoonsgebonden budget. Ik moet daarop hetzelfde antwoord geven. Het kabinet wil graag dat gemeenten beleidsruimte krijgen, bij alle voorziene decentralisaties. Dat geldt ook voor het brede persoonsgebonden budget.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 115 van mevrouw Schouten. Zij verzoekt de regering om een uniforme definitie van het begrip "loonwaarde". Ik ben nu zeer doende om met de gemeenten te bekijken hoe dispensatie überhaupt vorm kan worden gegeven. Dit verzoek loopt dus een beetje vooruit op de Participatiewet, maar ik weet zeker dat wij hierop bij de behandeling van de Participatiewet zullen terugkomen. Ik vraag dus of deze motie kan worden aangehouden, zodat we kunnen bekijken of die uniforme en eenduidige methodiek aan de orde zou kunnen zijn.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mijn collega Karabulut vroeg zich net al af waar de uitgestoken hand was. Wij voeren een debat over de hoofdlijnen die de Kamer aan de staatssecretaris wil meegeven. Telkens vraagt ze om aanhouden, omdat het ongetwijfeld gaat terugkomen. Het gaat erom dat er een principiële uitspraak van de Kamer ligt dat we daar graag aan willen werken. Ik vraag de staatssecretaris toch om daarop in te gaan en niet telkens te vragen of de moties kunnen worden aangehouden omdat de onderwerpen bij het wetsvoorstel zullen terugkomen. Het gaat er nu om dat we er een principe-uitspraak over doen en bekijken wat mogelijk is. Hoe staat de staatssecretaris dan tegenover deze motie?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik vind het belangrijk om te zeggen dat het voor mij heel plezierig is dat de Kamer mij allerlei gedachtegangen meegeeft. Dat meen ik heel serieus. In de gesprekken die ik voer met gemeenten, met de cliëntenraad en met al mijn andere partners in het land heb ik dan in mijn achterhoofd hoe de Tweede Kamer over een en ander denkt. Dat is een groot goed. Ik ben dus heel blij met het debat van vorige week, alsmede met dit VAO. Dat neemt niet weg – dat wil ik dan ook gewoon eerlijk zeggen – dat als de Kamer nu al een groot aantal dingen vastlegt die ik moet meenemen in mijn rugzak, het natuurlijk lastiger is om met mijn partners van gedachten te wisselen en te bekijken hoe we beleidsvrijheid kunnen vormgeven voor degenen die het moeten uitvoeren. Ik vraag de Kamer dus om mij de ruimte te geven in de opmaat naar de behandeling van de Participatiewet om zo veel mogelijk met mijn partners te kunnen overleggen. Als de Kamer aan het einde van de rit, namelijk bij de behandeling van de Participatiewet, datgene wat ik heb uitonderhandeld onvoldoende vindt of toch vindt dat een aantal zaken verder moet worden ingekleurd, is dat uiteraard ook aan de Kamer.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het gaat hier ook om draagvlak zoeken in de Kamer. Mijn fractie staat niet te juichen bij deze wet, om het eufemistisch te stellen. Zij is echter altijd bereid om het debat aan te gaan om te bekijken hoe het wetsvoorstel misschien acceptabel kan worden. Dat vraagt ook iets van de staatssecretaris. Het vraagt ook om te luisteren naar wat hier wordt gezegd. Dat zeg ik niet alleen voor mezelf, maar waarschijnlijk ook voor andere collega's die heel veel moeite doen om deze wet zo te krijgen dat er nog over te praten valt. Ik hoop oprecht dat de staatssecretaris daar ook naar luistert, want anders wordt het voor ons een heel lastige zaak bij de wetsbehandeling.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik hoor dit signaal luid en duidelijk. Daarom zei ik net ook dat datgene wat de geachte afgevaardigden mij meegeven, voor mij heel wezenlijk is. Het enige wat ik terugvraag aan de leden van de Tweede Kamer is dat ik met alle partners die het betreft, wetende wat de Kamer belangrijk vindt, de nadere inkleuring echt goed kan doen zonder dat op voorhand alles is dichtgeregeld.
Voorzitter. Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 116, over een onafhankelijk onderzoek waarin wordt geadviseerd over de uitvoerbaarheid en financiële haalbaarheid van de voorgestelde Participatiewet. Ik moet deze motie ontraden, want we hebben daar afspraken over met de VNG.
Met de motie op stuk nr. 117 van het lid Heerma c.s. wordt de regering verzocht, bij de uitwerking van de Participatiewet rekening te houden met de verschillen tussen de regio's en hiervoor oplossingsrichtingen aan te dragen. We hebben het daarover breedvoerig gehad in het debat. Kortheidshalve laat ik het oordeel aan de Kamer, want ook ik wil hiermee graag aan de slag.
De motie op stuk nr. 118 gaat over de systematiek van de Wmo en die van de Participatiewet. Bekeken zou moeten worden of die naar elkaar toe kunnen groeien, met inbegrip van de compensatieplicht. Ik wil daar heel graag verder naar kijken, samen met collega Van Rijn en andere collega's in het kabinet. Ik vraag de indieners van de motie om deze aan te houden, zodat ik daarmee inderdaad aan de slag kan.
De heer Van Weyenberg (D66):
In het verlengde van wat mevrouw Schouten zonet zei: wij voeren een debat met deze staatssecretaris over de contouren van een wetsvoorstel. De premier heeft hier uitbundig betoogd dat wij dit doen zodat alle leden van de Kamer, ook de leden van de partijen die in de Eerste Kamer nodig zullen zijn om de voorstellen aan een meerderheid te helpen, hun visie kwijt kunnen. Het advies is nu geloof ik voor de zevende keer "aanhouden", maar zou de staatssecretaris in ieder geval kunnen vertellen of zij het er wel of niet mee eens is? Ik vind eerlijk gezegd dat dit hele contourenbriefdebat zo langzamerhand een schijnbeweging wordt, als er uiteindelijk helemaal niets gebeurt met de richtingen die wij, ook vanuit de oppositie, aandragen.
Staatssecretaris Klijnsma:
Het is natuurlijk aan de Kamer – daar ben ik heel "ruiterlijk" in, ook als oud-Kamerlid overigens – om mij uiteindelijk zaken mee te geven als een soort wet van Meden en Perzen. Dat is natuurlijk logisch. Ik vraag alleen aan de Kamer om in dit stadium, waarin wij de contouren van de Participatiewet met elkaar hebben besproken, mij de ruimte te geven om een en ander met de partners verder in te kleuren. Dan kunnen wij twee dingen doen. De Kamer kan mij een aantal zaken meegeven die sowieso geregeld moeten worden. Dat maakt voor mij de speelruimte tegenover de partners kleiner, daar ben ik heel eerlijk in. De Kamer kan ook zeggen: de staatssecretaris weet drommels goed wat zij in haar rugzak heeft meegekregen, want dat hebben wij met ingediende moties laten zien. Die moties liggen er gewoon, dus de Kamer kan die altijd in stemming brengen. Dat is de manier van werken die aan de orde is.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik begrijp dat de staatssecretaris in gesprek moet met partners, maar er zitten hier 150 leden met een mandaat om hun visie te geven. Wat mijn fractie betreft gaan wij dat doen. Als het kabinet heel veel aanhoudt, hoop ik dat ook de collega's van de coalitiepartijen in het vervolg de ruimte pakken om wel degelijk hun visie mee te geven, en dat bijvoorbeeld de Partij van de Arbeid mijn motie over de extra opbrengsten van het quotum zal steunen.
De heer Heerma (CDA):
Collega Van Weyenberg heeft een aantal dingen die ik wilde zeggen al gezegd, dus ik zal niet in herhaling vallen. Aangenomen dat ik niet voornemens ben om deze motie aan te houden, gegeven wat verschillende collega's hebben ingebracht, zou ik toch graag een oordeel van de staatssecretaris over de motie willen hebben.
Staatssecretaris Klijnsma:
Wij hebben het over de motie op stuk nr. 118. Het punt van aandacht is de compensatieplicht. In de motie staat: "Verzoekt de regering, te kijken naar mogelijkheden om de systematiek van de Wmo en die van de Participatiewet naar elkaar toe te laten groeien met inbegrip van de compensatieplicht ..." Het is voor mij moeilijk om te bepalen hoe ik de motie moet duiden. Misschien kan de heer Heerma mij daarbij helpen. Als de strekking van deze motie is dat de compensatieplicht zwart op wit in de Participatiewet verankerd moet worden, kan ik daar op dit moment niets mee. Dat moet ik dan ook eerlijk zeggen. Als de heer Heerma met deze motie de regering verzoekt om te kijken of dat zou kunnen, is het inderdaad een andere intonatie. Dan kan ik het oordeel overlaten aan de Kamer.
De voorzitter:
Mijnheer Heerma, hoe mag de staatssecretaris de zin duiden, waar ligt de klemtoon?
De heer Heerma (CDA):
De motie is daarover vrij duidelijk en neigt meer naar het eerste dan naar het tweede, als ik heel eerlijk ben. Er staat namelijk "met inbegrip van de compensatieplicht".
Staatssecretaris Klijnsma:
Dan moet ik recht in de leer zijn, en moet ik zeggen: "aanhouden". Ik wil er oprecht heel graag naar kijken ...
De voorzitter:
Mevrouw de staatssecretaris, u kunt de indieners verzoeken, de motie aan te houden, maar het oordeel moet zijn "ontraden" of "oordeel Kamer".
Staatssecretaris Klijnsma:
Als het echt zo is dat de heer Heerma mij vraagt om de compensatieplicht op dit moment te verankeren in de Participatiewet, moet ik de aanneming van de motie ontraden. "Op dit moment" zeg ik er wel bij, want dat is belangrijk.
In de motie op stuk nr. 119 wordt de regering verzocht ten minste de hoofdlijnen van het wetsvoorstel quotumregeling en de nota van wijziging voor de zomer van 2013 naar de Kamer te sturen. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. Dit is ook gelijk het antwoord op de vragen die mevrouw Karabulut in eerste aanleg stelde.
In de motie op stuk nr. 120 wordt de regering verzocht om het evenwicht tussen bedoelde uitstroom en de instroom in de markt- en premiegesubsidieerde en collectieve sectoren als ook in beschut werk jaarlijks te monitoren. Het oordeel hierover laat ik ook aan de Kamer.
Ik kom bij de laatste motie, de motie op stuk nr. 121 van de leden Dijkgraaf en Kerstens. Hier in wordt de regering verzocht om te onderzoeken hoe sectoren waarin veel vraag is naar laaggeschoolde arbeid ontvankelijker worden voor arbeidsgehandicapten. Het oordeel hierover laat ik ook graag aan de Kamer.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wat betreft dit laatste: is de staatssecretaris het met mij eens dat het vooral moet gaan om passende arbeid voor mensen met een arbeidsbeperking?
Staatssecretaris Klijnsma:
Zeker.
De beraadslaging wordt gesloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-48-21.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.