2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Pechtold aan de minister van Veiligheid en Justitie over het politieoptreden tegen iemand wegens het uiten van kritische teksten over de monarchie.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag vierde koningin Beatrix haar 75ste verjaardag in Utrecht. Buiten stond een studente met een kartonnen bord met daarop de leuze "Weg met de monarchie, het is 2013". Zwijgend, ingetogen, rustig. Toch voerde de politie haar weg. Volgens een politieverklaring was de sfeer te grimmig en was het voor haar eigen bestwil. Op de beelden is duidelijk te zien dat er geen sprake is van een grimmige sfeer. Inmiddels geeft de politie toe dat een andere inschatting ook had gekund. Voor deze ruiterlijke erkenning mijn complimenten aan de politie.

Als we iemand na zo'n milde vorm van protest al wegsturen dan krijgt de politie het in de aanloop naar 30 april heel druk. Is de minister het met mij eens dat er in dit geval geen sprake was van een dreigende situatie? Is hij het met mij eens dat dit soort protesten gewoon moet kunnen, dat er ruimte moet zijn voor tegenstanders van de monarchie, dat we die protesten niet moeten tegenhouden, maar in goede banen moeten leiden en dat de politie pas moet ingrijpen als de veiligheid in het geding komt?

Ik deel met deze minister liberale overtuigingen. Daarom vraag ik hem: het recht om je mening te uiten en het recht om te demonstreren wegen toch zwaarder dan het achterhaalde artikel over majesteitsschennis? Toen de minister nog VVD-voorzitter was en de premier nog VVD-leider, stelde de VVD dat burgers moeten kunnen zeggen wat zij willen zolang zij niet aanzetten tot geweld. Hulde. In dat kader is mijn vraag hoe het kabinet de komende maanden omgaat met kritische geluiden.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Pechtold ervoor dat hij juist nu deze vraag heeft gesteld, aan mij. Ik dank hem ook voor de wijze waarop hij dit heeft voorbereid, want dan hoef ik niet te zeggen wat de politie al heeft gezegd. Uit zijn vraag blijkt dat hij weet dat de verantwoordelijkheid in dit geval ligt bij het gezag, bij de burgemeester van Utrecht. Er zijn raadsvragen gesteld over deze kwestie.

Op elk moment geldt dat er recht is van meningsuiting en recht van betoging. Dat zijn zeer belangrijke rechten, vastgelegd in de Wet openbare manifestaties. Op weg naar 30 april zullen die regels ook gelden. Op 30 april zal het gezag in Amsterdam, zoals het ook weer op 1 mei is, berusten bij de lokale driehoek van burgemeester, politie en Openbaar Ministerie. Alle vrijheden die in de wet zijn vastgelegd, zullen dan ook gelden. Behoudens als de driehoek vindt dat dit in strijd is met de openbare orde. Als dat het geval is, horen wij dat vanzelf. Ik denk echter dat dit, gelet op de uitgangspunten, niet het geval zal zijn.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb niet de oud-burgemeester van Utrecht naar de Kamer gehaald, maar de minister van Justitie, die overigens terecht stelt dat Utrecht bij dit incident straks als eerste aansprakelijk is als er wordt bezien hoe dit is gelopen. Ik wil graag antwoord van de minister op de vraag hoe het kan gebeuren dat de politie zo verkrampt reageert. Is de minister van plan om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst op andere plekken niet kan gebeuren? Is de minister het met mij eens dat je wat betreft majesteitsschennis de afgelopen jaren een toename ziet? Bij het OM zijn negentien gevallen aangemeld. Er zijn tien veroordelingen geweest. Dat kwam in de jaren zeventig en tachtig niet voor. In het verleden is al gesteld dat de artikelen over majesteitsschennis en godslastering moeten worden afgeschaft. Wil de minister voor mij inventariseren waarom het OM van zo iets een prioriteit maakt? Wil de minister aan de Kamer rapporteren hoe dit kabinet van VVD en PvdA de komende jaren met het artikel over majesteitsschennis omgaat?

Minister Opstelten:

Ik kan aangeven hoe wij de komende tijd in het land met deze begrippen omgaan en hoe het staat met het politieoptreden in dat kader. Ik houd vast aan mijn stelling dat dit overal in eerste instantie een zaak zal zijn van het lokale gezag. Ik ben verantwoordelijk voor het optreden van het OM en voor het beheer van de nationale politie. Ik heb geen behoefte om te rapporteren over de artikelen die de heer Pechtold noemde. Het OM heeft mij ook niet vertrouwelijk gerapporteerd dat dit een probleem zou zijn. Ik hoor er ook niets over op weg naar 30 april. Ik hoor er ook niets over van het OM en de burgemeesters als zodanig. Volgens mij kunnen wij dit in ons land goed aan. We gaan hier zorgvuldig en behoedzaam mee om, met inachtneming van het recht van meningsuiting en het recht van betoging.

De heer Pechtold (D66):

Ik mis de liberale minister, de stevige minister van: we gaan het gewoon doen als de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van demonstratie in het geding zijn. Ik hoor de minister niet zeggen dat het geen voorbeeld is wat er in Utrecht gebeurde. De minister loopt weg voor het feit dat majesteitsschennis de afgelopen jaren bij het OM kennelijk trending topic is. Lees het artikel van 3 augustus 2012 in NRC er nog maar eens op na. De cijfers tonen anders aan. Het is moeilijk te vinden, maar majesteitsschennis komt steeds vaker voor en krijgt prioriteit bij het OM.

Er resten nog steeds twee vragen. Is de minister het met mij eens dat wat er in Utrecht gebeurde geen voorbeeld is voor de rest van het land en zeker niet in de aanloop naar 30 april? Is de minister bereid om de Kamer te informeren over hoe met het artikel majesteitsschennis onder dit kabinet en zijn leiding wordt omgegaan, te beginnen door het leveren van de feiten?

Minister Opstelten:

Ik vind het jammer dat de heer Pechtold wat betreft de eerste vraag niet onderkent dat het niet aan mij is om een oordeel te geven over het optreden van de politie. De politie heeft dat zelf gedaan. Het lokale gezag legt daarover verantwoording af. Ik ga niet van elk optreden van de politie hier zeggen wat ik ervan vind. Dat moet eerst de burgemeester doen en dan de gemeenteraad. Dat is de kern. Daar is de wet op gebaseerd.

De tweede vraag van de heer Pechtold vind ik niet aan de orde. Ik voel er niets voor te rapporteren over de toepassing van het artikel over majesteitsschennis. Er is geen probleem wat dit betreft. Het is geen prioriteit. Het wordt op een natuurlijke wijze toegepast en niet in die zin dat ik erover word gerapporteerd. Het lijkt mij daarom ook niet nodig om de Kamer erover te informeren.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb eigenlijk heel andere zorgen dan de heer Pechtold. Dat heeft te maken met de herinneringen die ik en velen met mij nog hebben van de vorige troonswisseling en de wijze waarop die toen is verlopen. Daarom vraag ik de minister, misschien ten overvloede, of gegarandeerd kan worden dat echt alles gedaan zal worden om van 30 april een feestdag te maken, dat de troonswisseling op een ordentelijke, fijne en feestelijke wijze kan verlopen en dat er tijdig ingegrepen wordt als mensen plannen hebben om dat te gaan verstoren.

Minister Opstelten:

Het antwoord is: ja. Hierover is ook al gesproken in de eerste vergadering van de ministeriële commissie die hiervoor is ingesteld en waarvan de burgemeester van Amsterdam deel uitmaakt. Ik herhaal dat de veiligheid behartigd wordt door degenen die hiervoor wettelijk verantwoordelijk zijn. Dat is in de eerste plaats de locale driehoek. Ik ben natuurlijk ook verantwoordelijk, in een andere zin. Ik heb er ongelooflijk veel vertrouwen in dat wij er een prachtig feest van gaan maken, met de juiste uitgangspunten voor zo'n feestelijke dag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij hebben pas iets aan vrijheden als deze ook in moeilijke omstandigheden gehandhaafd worden. Rond de inhuldiging komt er ongetwijfeld een forse hoeveelheid noodverordeningen in Amsterdam. Deelt de minister mijn mening dat het uiterste gedaan moet worden om de vrijheid van meningsuiting in die noodverordeningen te verankeren? Gaat de minister hierbij helpen en adviseren op de achtergrond? Ziet hij erop toe dat wij een situatie krijgen waarin de vrijheid van meningsuiting uitsluitend belemmerd wordt als het absoluut niet anders kan, dus niet als iemand alleen met een kartonnen bordje vreedzaam langs de weg staat?

Minister Opstelten:

De Wet openbare manifestaties is een heel strikte wet waarin de vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren spijkerhard zijn vastgelegd. In de kern moet je als burgermeester heel zwaarwegende argumenten hebben, wil je hierin ingrijpen. Bovendien kan iedereen hierover een uitspraak vragen van de president van de rechtbank. De kern van ons beleid is dat ook te zijner tijd de Wet openbare manifestaties ten volle zal gelden. Dat zal ook het beleid zijn van de driehoek, daarvan ben ik overtuigd.

De heer Van Raak (SP):

Deze minister loopt weg voor zijn verantwoordelijkheid. Hij is verantwoordelijk voor de rechtsstaat, maar schuift zijn verantwoordelijkheid af op de willekeur van burgemeesters. Als één iemand een bord omhoog houdt, is dat geen georganiseerde demonstratie, maar het gebruikmaken van het recht op meningsuiting. Daar hoort deze minister voor te staan. Kan de minister hier en vandaag verzekeren dat mensen die gebruikmaken van hun recht op meningsuiting, hierin niet worden belemmerd omdat dat toevallig even niet uitkomt met het mooie plaatje?

Minister Opstelten:

Het antwoord is natuurlijk: ja. In ons land gedragen de burgemeesters en de driehoeken in de steden zich naar de Wet openbare manifestaties. Dat is het punt, daar gaat het om. Het gezag over de politie – wij hebben hierover gestreden in deze zaal – moet u ook respecteren en in ere houden. De burgemeesters doen dat ook, gelet op wat de politie zelf heeft gezegd over dat optreden. In de kern vond men het niet juist.

De heer Schouw (D66):

De fractie van D66 heeft de minister goed verstaan: het was een ongelukje, afgelopen vrijdag; het was eigenlijk niet de bedoeling. Ik heb twee korte vragen. Kan de minister nog eens bevestigen dat het absoluut geen prioriteit heeft om dit soort dingen te doen? Is de minister bereid om toch te inventariseren hoe het zit met die majesteitsschennis: hoe vaak is dit de afgelopen twee jaar voorgekomen?

Minister Opstelten:

Ik kan de Kamer verzekeren dat dit optreden als zodanig niet staat voor het normale optreden. Dat is ook waarom de politie dat heeft gezegd. Het gezag is bij de burgemeester. Laten we dat alsjeblieft vasthouden; dat is heel belangrijk. Laten we niet hier alles overdoen voordat de gemeenteraad van Utrecht er iets over heeft gezegd. Dat zou verkeerd zijn.

Wat het tweede punt betreft, herhaal ik nogmaals dat ik geen enkele reden heb om nu te gaan inventariseren welke gevallen van majesteitsschennis zich hebben voorgedaan en hoe we daarmee moeten omgaan. Het is geen prioriteit, dat moge duidelijk zijn. Dat moet voldoende zijn voor de heer Schouw om zich op 30 april te kunnen verheugen …

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Opstelten:

… en vooral ook op de tijd daar naartoe.

Mevrouw Helder (PVV):

We hoorden de minister zeggen dat majesteitsschennis geen prioriteit heeft bij het Openbaar Ministerie. Kan de minister in dat licht uitleggen waarom de meneer die met een waxinelichthoudertje naar de gouden koets gooide, maar liefst twee jaar in voorarrest heeft gezeten, terwijl iemand als Badr Hari gewoon zijn voorarrest thuis mag uitzitten?

De voorzitter:

En wilt u dat dan in een halve minuut doen, minister?

Minister Opstelten:

Ja, dat kan ik doen. Ik kan erop verwijzen dat dit gewoon de afwegingen zijn in die situaties van het terechte optreden van de politie in dit verband. Het is een afweging die door het Openbaar Ministerie is gemaakt. Daar treed ik niet in en die steun ik in dit geval ook.

De heer Van der Staaij (SGP):

Vrijheid van meningsuiting is heel belangrijk. De rechter bewaakt daar altijd heel zorgvuldig de grenzen van. De vrijheid van meningsuiting is echter niet onbegrensd. Als er misbruik van wordt gemaakt, als er beledigend of opruiend wordt opgetreden, zeker in deze tijd, zal er dan geen schroom zijn om daar gewoon tegen op te treden? Ik heb eigenlijk een spiegelbeeldige zorg van die van D66.

Minister Opstelten:

Ja, maar dat is van alle tijden. Zowel de heer Pechtold als de heer Van der Staaij vragen naar de bekende weg, want dit is van alle tijden. Voel je gezegend dat wij leven in een land waar een Wet openbare manifestaties bestaat en waarin je van heel goeden huize moet zijn om een demonstratie te verbieden. Maar dan is het ook onomstreden. Die beslissing moet immers altijd ook nog de toets van de rechter kunnen halen. Lees de jurisprudentie er maar op na. Ik heb er in het verleden ervaring mee opgedaan en heb mijn lessen wat dat betreft geleerd.

De voorzitter:

Dank u wel, minister en dank voor uw komst naar … Ik wilde alvast "naar de Kamer" zeggen, maar u mag nog even blijven zitten, want ook de heer De Wit van de SP heeft een vraag voor u.

Naar boven