3 Vragenuur

Vragen van het lid De Wit aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat ook de hoogste rechter waarschuwt voor te hoge werkdruk onder rechters.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. 700 van de ongeveer 2.500 rechters in ons land, dat wil dus zeggen 1 op de 3, hebben inmiddels het manifest getekend dat half december van het vorige jaar door een zevental raadsheren van het hof Leeuwarden naar buiten is gebracht. Sinds gisteren heeft zich daar één rechter bijgevoegd, en wel de hoogste rechter die wij in ons land kennen: de president van de Hoge Raad. Zijn waarschuwingen zijn er niet minder ernstig om. Samengevat komt zijn waarschuwing hierop neer: als we niets doen, gaan er ongelukken gebeuren. Hij zei het in het Engels, maar ik dacht dat het passend was om dat maar in het Nederlands te vertalen, voorzitter.

Het gaat om de voortdurend toenemende werkdruk bij de rechters als gevolg waarvan de kwaliteit van de rechtspraak onder druk staat. Rechters zeggen dat het aantal zaken niet alleen in omvang maar ook in complexiteit, specialisme, internationale aspecten en bewerkelijkheid toeneemt. In hun klacht stellen zij centraal dat er geen ruimte meer is voor studie en reflectie en dat ze gedwongen zijn mee te draaien in de productiecijfers van het gerecht waar zij werken, omdat anders het gerecht gekort wordt op de financiën.

"Ongelukken", dat wil zeggen: mensen die ten onrechte worden ontslagen, alimentaties die verkeerd worden vastgesteld of, hopelijk niet, nog meer gerechtelijke dwalingen. Het hoogste recht in ons land wordt het hoogste onrecht op die manier, om de oude Cicero maar eens te citeren. Wat vindt de minister van deze opmerkingen, uitlatingen en opvattingen van de president van de Hoge Raad?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer De Wit voor het stellen van deze vragen. In de kern geef ik nu het ongeveer hetzelfde antwoord als op de mondelinge vraag van de heer Schouw bij het uitkomen van het manifest. De heer Corstens had zich namelijk al eerder publiekelijk achter het manifest geschaard. Ik heb toen gezegd dat ik dat serieus vind en dat herhaal ik nu. Ik vind het manifest belangrijk. Ik waardeer bovendien dat dit manifest er is en dat de rechters zich uitspreken. De Raad voor de rechtspraak is nu een roadtour aan het maken door het hele land om met de rechters te spreken en aan de hand daarvan conclusies te trekken en deze naar mij terug te koppelen. In de maand februari zal ik, zoals gezegd, met een brief naar de Kamer komen met antwoorden op de vragen van de heer Schouw over het kwaliteitspunt. In april, voor de Voorjaarsnota, zal ik bovendien met verschillende scenario's plus mijn eigen scenario komen met de nadere invulling van de manier waarop wij hiermee zullen omgaan.

In dit verband wil ik nog een punt vermelden. Vanochtend, toen ik hoorde dat de heer De Wit hierover vragen zou stellen, bedacht ik dat wij ook even moeten spreken over de kwaliteit van de rechters, bijvoorbeeld aan de hand van een klantwaarderingsonderzoek over het jaar 2011. 81% van de rechtzoekenden en 73% van de professionals, dus de rechters zelf, zijn over het algemeen tevreden over het optreden en de manier waarop er recht gesproken wordt. Dat is een heel hoge score. Slechts weinigen behalen een dergelijke score. De visitatiecommissie-Leijnse van 2010 heeft ook positief geoordeeld over de kwaliteit. Wij zijn nu bezig met het voorbereiden van de activiteiten van de visitatiecommissie 2014.

De heer De Wit (SP):

Ik vroeg de minister wat hij vindt van de opvatting van de president van de Hoge Raad. Hij gaat daar niet uitdrukkelijk op in. Ik vraag hem daar dus nogmaals naar. Ik wijs de minister erop dat wij praten over de toekomst. De rechters geven een waarschuwing voor de toekomst af, namelijk dat de kwaliteit op een onverantwoorde manier onder druk staat en dat er brokken gemaakt zullen worden. Wij kunnen ons allemaal heel goed voorstellen dat dit gaat gebeuren, als wij zien dat, zoals ik in de krant lees, per 1 januari 2013 282 nieuwe wetten, Algemene Maatregelen van Bestuur, ministeriële beschikkingen, beleidsregels en circulaires van kracht zijn geworden. Wat vindt de minister van het idee van de president van de Hoge Raad, dat in zijn tekst geformuleerd staat? De president hecht eraan dat er op korte termijn een commissie van zwaargewichten komt die zal onderzoeken welke klachten de 700 mensen hebben, die het manifest getekend hebben, zodat wij daar op korte termijn inzicht in hebben en maatregelen kunnen treffen.

Minister Opstelten:

Ik dank de heer De Wit voor zijn twee vragen. Wat vind ik van de brief van de heer Corstens? Ik heb reeds gezegd dat hij het manifest onderschrijft, in ieder geval op één punt. Ik heb gezegd wat ik van het manifest vind. Ik zeg niet dat ik het eens ben met het manifest, maar dat ik daar goed mee zal omgaan. Dat is mijn verantwoordelijkheid ook. Als er zo veel rechters spreken over werkdruk, neem ik dat serieus.

Het gaat om de kwaliteit. De heer De Wit en ik hebben die samen bij de begrotingsbehandeling ingevuld. Dat is de toetssteen. Een onderzoek moet gedaan worden door de Raad voor de rechtspraak. Ik ben daarover in gesprek met de Raad voor de rechtspraak. Ik heb net aangegeven hoe de Raad voor de rechtspraak daarmee omgaat. Ik vind dat heel zorgvuldig en serieus. Ik zal aan de Kamer rapporteren op de wijze die ik heb aangegeven in de twee brieven die eraan komen.

De heer De Wit (SP):

Ik weet dat ook. De minister heeft al eerder gezegd dat de Raad voor de rechtspraak dit onderzoek doet. Maar is dat verstandig gelet op het feit dat een van de bezwaren van de 700 mensen die het manifest hebben ondertekend, zich richt op de Raad voor de rechtspraak? Is het niet beter om het idee van de president te volgen? Dat is één.

Twee is de vraag aan de minister of het niet toch verstandig is om nu al te kijken naar de wijze waarop de gerechten worden gefinancierd. Daar komt immers het grootste probleem vandaan. Daardoor staan rechters onder druk. Aan het eind van het jaar moet de productie gehaald worden en dan ga je dossiers diagonaal doorlezen, dan word je slordig en dan ontstaan er in ieder geval fouten. Dat is dus mijn vraag aan de minister.

Minister Opstelten:

Dat zijn twee vragen. Ik dank de heer De Wit daarvoor. In antwoord op de eerste vraag zeg ik dat ik dat niet vind. Het is een voor de Raad voor de rechtspraak in de wet geformuleerde taak. De Raad is daarmee bezig en wil dat ook. De Raad wil rapporteren, ook aan mij. Ik rapporteer vervolgens aan de Kamer op de wijze zoals aangegeven. Ten aanzien van de tweede vraag zeg ik dat er een heel goed visitatiesysteem is, met een visitatiecommissie. Die commissie heeft een externe voorzitter en bestaat verder uit negen externen en zes rechters. Dezen gaan wederom het hele rechtsbestel visiteren. Alsjeblieft, doe er dan nu niet nog een commissie bij. Laat het nu gebeuren via de bestaande kaders. Dit waren mijn antwoorden op beide vragen van de heer De Wit.

De heer Recourt (PvdA):

Als …

Minister Opstelten:

Nog even, voorzitter, want er schiet me nog iets te binnen. Ik heb de heer Recourt destijds bij de begrotingsbehandeling toegezegd dat we in de opties en analyses ook het financieringssysteem meenemen. Ik heb echter wel gezegd dat ik niet zo snel zie dat daarin een verandering zou moeten plaatsvinden, want ook productie is, naast kwaliteit en zorgvuldigheid, buitengewoon belangrijk. Daar hebben we ook afspraken over gemaakt.

De heer Recourt (PvdA):

Ik wilde het volgende zeggen en zeg dat nu weer: als de president van de Hoge Raad in navolging van veel rechters zegt dat de kwaliteit onder druk staat en dat het wachten is op ongelukken, dan moeten we dat zeer serieus nemen. Ik wil daarover in de Kamer dan ook een gefundeerd debat voeren. Ik wil het debat echter breder trekken: het moet gaan over meer dan alleen de mening van de rechters. Wil de minister ook een onderzoek naar best practices meenemen? Ik weet uit de praktijk namelijk dat de ene rechtbank de zaken veel beter heeft georganiseerd dan het andere hof. Ook is relevant dat om verschillende redenen in de toekomst waarschijnlijk steeds minder zaken bij de rechter terechtkomen.

De voorzitter:

U moet uw vraag stellen.

De heer Recourt (PvdA):

Ook dat zou ik graag meegenomen zien. Op welke korte termijn kunnen we in de Kamer inhoudelijk over dit serieuze probleem debatteren?

Minister Opstelten:

Ik heb dat aangegeven. We moeten dat in de structuur waarin we werken, ordelijk doen. Ik februari kom ik met een brief over de kwaliteit. Ik zal daarin ook de stand van zaken betreffende de roadtour van de Raad voor de rechtspraak meenemen. Daar komen zeker ook best practices in. Dat is het eerste punt.

Het tweede punt is – en daarmee hebben we het hele staketsel – dat ik in de loop van april met een brief kom waarin de toekomst voor vierenhalf jaar staat aangegeven. Dat zijn prachtige momenten om een basis te vinden voor een debat.

De heer Oskam (CDA):

Het is nog erger dan hier wordt geschetst, want niet alleen de hoogste rechter maar ook de hoogste manager van de rechtspraak, de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, heeft de noodklok geluid. Op zijn nieuwjaarsreceptie zei hij: niet alleen de werkdruk is te hoog, maar ook hebben we onvoldoende financiële armslag. Hij heeft toen zelfs geopperd om bepaalde rechtszaken niet meer af te doen. Daarover wil ik natuurlijk iets vragen. Ongelukken zijn er al gebeurd. Ik noem het voorbeeld van de verlenging van de tbs, zoals vorige week uitvoerig in het nieuws is gekomen. We zullen daarover nog debatteren met de staatssecretaris. De burgemeester van Rotterdam zegt dat in Rotterdam de zaken op de plank blijven liggen. Wat gaat de minister eraan doen, behalve een brief schrijven? Is het acceptabel dat de Raad voor de rechtspraak zegt: we doen bepaalde zaken niet meer af omdat we er geen mensen voor hebben?

Minister Opstelten:

Ik was ook bij de nieuwjaarsreceptie van de Raad voor de rechtspraak. Ik heb dat niet zo luid en duidelijk horen uitspreken. In ieder geval heb ik met de Raad voor de rechtspraak de volgende afspraak gemaakt. Zij maken de roadtour en verbinden hun eigen onafhankelijke conclusies daaraan, ik vertaal dat in een brief naar de Kamer en dan kunnen wij er in alle rust over spreken. Rotterdam is een bekende situatie, al jarenlang. In het strafrecht moet een inhaalslag worden gemaakt. Ik weet van de Raad voor de rechtspraak dat men bereid is om in noodsituaties direct in te grijpen en niet de hele roadtour af te wachten.

De heer Van der Steur (VVD):

Ook voor de VVD-fractie geldt dat, als de hoogste rechter in Nederland zijn zorgen uit over de werklast van de rechterlijke macht, het kabinet met informatie daarover moet komen. Is de minister bereid om in zijn brief naar aanleiding waarvan wij een debat kunnen voeren, ook aandacht te geven aan de werkdruk in het buitenland? Nogal wat mensen menen dat het in het buitenland heel anders is gesteld met de werkdruk voor rechters dan in Nederland, ook in relatie met de ondersteuning. Is hij ook bereid om daarbij al die innovatieve maatregelen te betrekken die moeten worden genomen, ook door de rechtspraak zelf?

Minister Opstelten:

Het antwoord daarop is op alle fronten ja. Dat was ook de aanleiding tot de brief. Wij staan voor grote innovatieve veranderingen, waarvoor een goed draagvlak moet komen. Daarom is het heel belangrijk dat het debat plaatsvindt en dat er uit de Kamer steun komt voor die operatie. Via de Raad voor de rechtspraak zal ik mij uiteraard internationaal verder oriënteren en de Kamer daarover informeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij hebben dit kabinet regelmatig gehoord over bezuinigen met behoud van kwaliteit. Mijn fractie vraagt zich af of daar ook een grens aan zit. Ik hoor de minister nu zeggen: wij gaan het in alle rust eens bespreken. Zijn eigen topmensen luiden hier echter de noodklok. Wanneer is er een grens bereikt? Ik ga ervan uit dat de minister nee zal zeggen. Waaruit destilleert hij dat er op dit moment nog alle tijd is voor rustig overleg, terwijl zijn mensen hier de noodklok luiden?

Minister Opstelten:

Ik zeg niet "rustig overleg". De Raad voor de rechtspraak is na het verschijnen van het manifest direct op de roadtour gegaan en is bijna klaar. De laatste bijeenkomst is zeer binnenkort en ik heb er deze week een gesprek over. Daarna trekt men conclusies en bekijkt men waar moet worden ingegrepen. Met rust bedoel ik dat wij via de geordende patronen deze signalen moeten behandelen, bekijken en analyseren en ze van een adequaat antwoord moeten voorzien. Ik neem het signaal in ieder geval serieus en zal er een adequaat antwoord op geven. Welk antwoord dat is, moet u nog even afwachten.

De voorzitter:

Dank u wel. U mag nog even blijven zitten, want de heer Van der Steur heeft een vraag aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat Nederland volgens Europol een spil is in drugshandel.

Naar boven