4 Vragenuur

Vragen van het lid Van der Steur aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat Nederland volgens Europol een spil is in drugshandel.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. De Europese politieorganisatie Europol heeft een rapport doen uitkomen waaruit de conclusie kan worden getrokken dat Nederland de spil is in de wereldwijde drugshandel. Wat blijkt? Nederland is een belangrijk distributieland voor heroïne en een belangrijke producent van cocaïne, de containerhaven in Rotterdam is een belangrijke importhaven voor alle vormen van harddrugs en de retailprijs van cocaïne is het laagst in Nederland ten opzichte van andere landen in Europa. Nederland is, zoals wij al wisten, een belangrijk land in de productie van cannabis en de wiettelers zijn ook actief bij de productie en distributie van synthetische drugs. Daarnaast zijn wij een belangrijke producent van de middelen amfetamine, methamfetamine en xtc. Dat betekent dat Nederland zeer tegen de wens van de VVD-fractie in een drugsland lijkt te zijn geworden.

Herkent de minister zich in dit voor Nederland zeer negatieve en zeer zorgwekkende beeld van Europol? Is er voldoende internationale samenwerking om die internationale drugshandel, die zich kennelijk concentreert op Nederland, tegen te gaan? Heeft de minister enige indicatie dat wij de veldslag tegen de internationale drugshandel aan het winnen zijn?

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de heer Van der Steur voor de gestelde vragen.

De eerste vraag luidt of ik mij herken in het rapport van Europol. Het antwoord daarop is ja. We hebben heel veel informatie en impulsen gegeven wat betreft de totstandkoming van het rapport. Alles wat er in staat, is ons bekend. Dat zal bevestigd worden in het Nationaal dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit 2012, dat deze week of volgende week verschijnt en naar de Kamer zal worden gestuurd.

De tweede vraag gaat over de internationale samenwerking. Bijvoorbeeld op het punt van het onderscheppen van cocaïne in containers is sprake van een structurele samenwerking met België. In het kader van Euroregiosamenwerking en de Joint Hit Teams is er samenwerking tussen de politie van Frankrijk, België, Luxemburg en Nederland. Ook wordt er zeer intensief samengewerkt met Groot-Brittannië, Duitsland en Spanje. Waar het gaat om de vraag of we de slag gaan winnen, moet ik opmerken dat Nederland ontegenzeggelijk nog een te significante rol binnen de drugshandel speelt. Juist daarom heeft de bestrijding van de drugshandel en de georganiseerde criminaliteit topprioriteit bij politie en OM. Waarschijnlijk mede als gevolg van de toegenomen handhavingsdruk zien we bij ecstasy en hennep inmiddels wel dat de productie voor een deel naar andere Europese landen verschuift. Dat wijst erop dat de Nederlandse inspanningen effect hebben maar het dwingt ons natuurlijk ook tot nog intensievere internationale samenwerking.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor deze antwoorden. Het is een van de grote zorgpunten voor de VVD-fractie dat we onvoldoende in staat zijn om deze internationale drugshandel hier in Nederland het hoofd te bieden. De minister zegt wel dat er veel internationale samenwerking is, maar tegelijkertijd zien we dat er aan de import van qat uit Engeland te weinig gedaan kan worden omdat de Engelsen niet mee willen werken, en dat de haven van Antwerpen nu ook interessant wordt voor de import van cocaïne en harddrugs omdat men in Rotterdam succesvol is in de aanpak. Ik vraag de minister dan ook om daar in de toekomst goed naar te kijken.

Er zijn nog twee elementen die in het rapport naar voren komen waaraan we veel meer kunnen doen. Dat is allereerst de verkoop via internet. Heeft de minister het gevoel dat die internetverkoop goed genoeg kan worden aangepakt om ook die de kop in de drukken? Verder laat het rapport heel duidelijk zien dat de ontwikkeling van synthetische drugs buitengewoon snel gaat. Zijn we in Nederland nu snel genoeg met onze wetgeving om die ontwikkeling ook qua wetgeving te kunnen volgen zo niet, bij voorkeur, voor te kunnen zijn?

Minister Opstelten:

Voorzitter. De heer Van der Steur heeft twee aanvullende vragen gesteld. Bij brief van, naar ik meen, 21 november jongstleden heb ik de Kamer geïnformeerd over de methodieken die we hanteren ten aanzien van de drugshandel via internet, waaruit ook blijkt dat wij dit probleem zeer serieus nemen. Ik noem een paar punten: meer inzicht in de wijze van opereren, inzet van bestaand en toekomstig instrumentarium en bevordering van de expertise van de diensten, politie en OM, zoals ook uit het Nationaal dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit 2012 zal blijken.

Dan de tweede vraag van de heer Van der Steur. Uit het onderzoek blijkt dat Nederland bij de productie van synthetische drugs helaas nog altijd een te grote rol speelt. Er komen natuurlijk nieuwe stoffen in de markt. Daarom is het buitengewoon belangrijk dat je dat zeer intensief bestrijdt in Europees verband. Omdat het per definitie een internationale handel is, verdient dat ook internationale bestrijding.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik concludeer dat de minister mij in ieder geval geruststelt dat hij voldoende prioriteiten stelt, maar ik maak mij wel zorgen over de afhankelijkheid van Europa op dit gebied. Ook Europa staat op het gebied van drugshandel bepaald niet bekend om zijn snelheid en efficiëntie. Dus ik roep de minister op om alles in het werk te stellen om de Europese samenwerking op dit punt tot volle wasdom te laten komen.

Minister Opstelten:

Die ambitie heb ik.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik vind het ontroerend om te zien hoe twee VVD-vertegenwoordigers hier spreken over de aanpak van harddrugs. Betekent dit dat er een heroverweging komt ten aanzien van de afstand tussen scholen en coffeeshops? Het mag toch bekend zijn dat veel harddruggebruik daar begint. Graag antwoord op deze vraag.

Minister Opstelten:

Het antwoord is duidelijk en helder: het is nee. Wij zijn ervan overtuigd dat je de afstand tussen scholen en coffeeshops alleen maar tot stand kunt brengen als je de gemeentebesturen mee hebt en die heb ik nu mee bij dit onderdeel van het beleid.

De heer Bontes (PVV):

Eind vorig jaar kopte de media dat Nederland, het OM en de politie niet opgewassen waren tegen de georganiseerde criminaliteit. Dit op basis van het verantwoordingsrapport over georganiseerde misdaad. Het had eind van het jaar geen prioriteit en er was geen capaciteit. Hoe kan de minister waarmaken dat het op dit moment wel keihard wordt aangepakt, want dit soort lijstjes wil je niet aanvoeren?

Minister Opstelten:

Ik heb net tegen de heer Van der Steur gezegd dat ik heel snel – deze week of volgende week – kom met het Nationaal dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit 2012. Daarin komen alle punten aan bod. Daarin zal door het Openbaar Ministerie en door de politie bevestigd worden dat men die prioriteiten stelt en dat men daar ook de capaciteit voor heeft. Het is een analyse van het OM en van de politie. Het wordt door mij aangeboden. Ik zal het de Kamer ongewijzigd toesturen en alleen mijn commentaar erbij geven.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer en de uitgebreide beantwoording van de vragen van de Kamerleden.

Naar boven