7 Situatie tentenkampen Amsterdam Osdorp

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 november 2012 over de situatie rond het tentenkamp in Amsterdam Osdorp.

De voorzitter:

Het overleg is zojuist afgelopen. Er hebben zich zes sprekers gemeld voor dit debat. Elk lid krijgt twee minuten spreektijd, inclusief het voordragen van eventuele moties. Ik geef het woord aan mevrouw Gesthuizen.

Vanzelfsprekend heet ik de staatssecretaris van harte welkom.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik heb een motie, maar voordat ik die ga voorlezen, moet mij nog wel iets van het hart. De staatssecretaris was tijdens het algemeen overleg een beetje verontwaardigd toen enkele leden aangaven een debat naar aanleiding van het algemeen overleg te willen houden waarin zij moties kunnen indienen. Dat kan hem echter niet heel erg verbaasd hebben. De staatssecretaris weet hoe hoog de druk is die op dit moment op de ketel staat. Er was ook een vooraankondiging van dit debat naar aanleiding van het algemeen overleg gedaan. Er is wel redelijk wat ruime tussen wat de staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om te doen en datgene wat een tamelijk groot aantal fracties zojuist in het debat hebben aangegeven. Ik zie mij dan ook genoodzaakt om de volgende motie in te dienen, die ik daarna met een heel korte zin zal toelichten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor uitgeprocedeerde vluchtelingen welke Nederland moeten verlaten niet altijd mogelijk is, dit te doen en dat het tevens voorkomt dat het ook voor de Nederlandse overheid niet mogelijk is, hen uit te zetten;

voorts constaterende dat de schuld van deze onmogelijkheid niet eenzijdig bij de uitgeprocedeerden kan en mag worden gelegd en dat landen van herkomst in voorkomende gevallen niet of onvoldoende meewerken aan terugkeer;

van mening dat het onwenselijk is dat uitgeprocedeerden op straat leven omdat dit noch voor henzelf noch voor andere inwoners van ons land een goede, veilige en gezonde situatie is;

verzoekt de regering om voor uitgeprocedeerde vreemdelingen welke niet terug kunnen reizen naar hun land van herkomst, welke niet door de Nederlandse overheid uitgezet kunnen worden en welke mee willen werken aan terugkeer of een andere oplossing, menswaardige opvang te bieden welke in ieder geval niet inhoudt bewaring in vreemdelingendetentie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Van Ojik, Voordewind, Thieme, Krol en Schouw.

Zij krijgt nr. 93 (29344).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Er staat nadrukkelijk “opvang” en dus geen opvang zijn die gelimiteerd is. Het gaat dus niet om een opvang van 30 dagen en ook geen opvang voor alleen maar de koude winterperiode of een opvang die op een andere manier beperkt is. Het gaat gewoon om opvang zolang mensen niet terug kunnen terugkeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De staatssecretaris zegt dat hij mensen geen valse hoop wil geven. Het is volgens mij nooit goed om mensen hun hoop te ontnemen. Daarom dient mijn fractie een drietal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Den Haag en Amsterdam uitgeprocedeerde asielzoekers tentenkampen hebben opgezet;

overwegende dat in sommige delen van Irak de situatie dermate onveilig is dat van uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers niet kan worden verwacht, terug te keren;

verzoekt de regering, in ieder geval tijdelijk verblijf voor deze Irakese asielzoekers mogelijk te maken en te zoeken naar een structurele oplossing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gesthuizen, Schouw en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (29344).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Den Haag en Amsterdam uitgeprocedeerde asielzoekers tentenkampen hebben opgezet;

van mening dat onuitzetbare asielzoekers ook recht hebben op menswaardige opvang totdat er daadwerkelijk sprake is van terugkeer naar het land van herkomst;

overwegende dat niet iedereen die terug wil inderdaad terug kan wegens het ontbreken van de benodigde papieren door gebrek aan medewerking van het land van herkomst en dat dit zelfs per regio van een land kan verschillen;

overwegende dat statelozen, vaak uit voormalige Sovjetlanden die niet meer bestaan, vrijwel nooit de benodigde papieren kunnen verkrijgen;

verzoekt de regering, de buitenschuldcriteria ruimhartiger te interpreteren waarbij er rekening wordt gehouden met de werkwijze/weigering van ambassades van het desbetreffende land van herkomst en de positie van statelozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Ojik, Gesthuizen, Krol en Schouw.

Zij krijgt nr. 95 (29344).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Den Haag en Amsterdam uitgeprocedeerde asielzoekers tentenkampen hebben opgezet;

overwegende dat een maand na afwijzing van het asielverzoek de opvang wordt beëindigd;

van mening dat mensen die nog niet klaar zijn met de gerechtelijke procedure in feite op straat worden gezet;

verzoekt de regering, de opvang voor asielzoekers te regelen tot en met de uitspraak in hoger beroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Ojik, Gesthuizen, Krol en Schouw.

Zij krijgt nr. 96 (29344).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik gebruik mijn spreektijd voor het indienen van drie moties, waarvan de inhoud voor zich spreekt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de in de tentenkampen verblijvende vreemdelingen is vastgesteld dat zij niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking komen en terug dienen te keren naar het land van herkomst;

overwegende dat ook is vastgesteld dat deze vreemdelingen weigeren om medewerking aan hun terugkeer te verlenen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de uitzetting van deze uitgeprocedeerde vreemdelingen met de grootst mogelijke spoed ter hand wordt genomen waardoor tentenkampen ophouden te bestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (29344).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering op 15 november 2012 de vreemdelingen in de tentenkampen in Amsterdam en Den Haag die nog een toelatingsprocedure hebben lopen, heeft aangeboden om opgevangen te worden in een asielzoekerscentrum;

constaterende dat deze vreemdelingen hiermee in vergelijking met andere vreemdelingen een voorkeursbehandeling krijgen;

van mening dat een dergelijke voorkeursbehandeling een ongepaste beloning is van het negeren van de vertrekplicht;

verzoekt de regering, de vreemdelingen in de tentenkampen geen voorkeursbehandeling te geven, hen te behandelen conform het geldende vreemdelingenbeleid en aan hen geen opvang te verlenen zolang zij hun terugkeer naar het land van herkomst blijven saboteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (29344).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2007 met de Nederlandse gemeenten is afgesproken om de noodopvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen door de gemeenten met ingang van 1 januari 2010 te beëindigen;

overwegende dat volgens de burgemeester van Amsterdam tien gemeenten zich bereid hebben verklaard om de thans in tentenkampen verblijvende uitgeprocedeerde asielzoekers opvang te verlenen;

overwegende dat het terugkeerbeleid door het schenden van genoemde afspraak ernstig wordt ondermijnd;

verzoekt de regering, de gemeenten die de met hen gemaakte afspraken inzake noodopvang aan hun laars lappen en die toch overgaan tot het bieden van opvang aan de uitgeprocedeerde asielzoekers uit de tentenkampen financieel aan te pakken door middel van een forse korting op het Gemeentefonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (29344).

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft in het algemeen overleg gewezen op de vrees dat toch een dubbel signaal aan gemeenten wordt gegeven en dat een deur op een kier wordt gezet voor lokaal asielbeleid. Nu zijn wij de eerste om toe te geven dat inderdaad als het om openbare orde gaat, er natuurlijk enige ruimte is om problemen aan te pakken. Dat heeft de staatssecretaris al aangegeven. De staatssecretaris geeft ook aan dat het bieden van opvang door gemeenten ook weer valse hoop kan bieden of verblijfprecedentrisico’s met zich meebrengt. Daarbij vind ik dat door de PvdA en de VVD totaal verschillende signalen worden afgegeven. De staatssecretaris noemde dat couleur locale, maar ik zag toch de zebra van de SGP langskomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in 2007 een bestuursakkoord is gesloten tussen de toenmalige staatssecretaris en de VNG waarin is opgenomen dat gemeenten de noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers zouden beëindigen;

overwegende dat zorg voor adequate opvang van asielzoekers de verantwoordelijkheid van het Rijk is;

constaterende dat de gemeente Amsterdam in samenwerking met een aantal andere gemeenten tijdelijk opvang wil gaan verlenen aan uitgeprocedeerde asielzoekers;

verzoekt de regering om in overleg met de VNG de afspraak te herbevestigen dat gemeenten geen noodopvang zullen bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (29344).

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar ik heb wel de behoefte te reageren omdat er geen tweede termijn was in het algemeen overleg. Wij gaan er alles aan doen om tijdens deze periode dat de PvdA verantwoordelijkheid draagt te waarborgen dat wij in Nederland een humaan asielbeleid houden. Daar mag iedereen mij op aanspreken. In dit debat hebben wij gesproken over mensen die op straat leven en die nu ook protesteren in Amsterdam en Den Haag. Voor ons is en blijft het een consequente lijn. Het is ook de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid ervoor te zorgen dat zo min mogelijk mensen op straat belanden. Ik ben tevreden met de toezegging van de staatssecretaris om op papier te zetten hoe het buitenschuldcriterium in de praktijk werkt. Ik heb die vraag niet gesteld omdat ik nieuwsgierig ben naar de technische werking, maar omdat maar zo weinig mensen hierop een beroep kunnen doen. Dit geeft aan dat dit kennelijk als een criterium wordt gebruikt om mensen af te wijzen. Ik wacht de brief af en daarmee is de discussie niet afgerond. Het gaat niet alleen om de cijfers, maar echt om een korte analyse hoe buiten schuld nu werkt en hoe dat in de toekomst verbeterd kan worden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De procedure van buiten schuld is neem ik aan bij de PvdA bekend. Gaat het mevrouw Arib erom dat het buitenschuldcriterium nu te stringent wordt toegepast?

Mevrouw Arib (PvdA):

Wij hebben net een AO gehad en daar heeft Voordewind dezelfde vraag gesteld. Daarover heb ik gezegd dat het feit dat zo weinig mensen daarvoor in aanmerking komen, aangeeft dat het criterium heel streng wordt toegepast. Daarom heb ik daarover meer vragen gesteld. Om te kijken hoe je het anders kunt doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb een soortgelijke motie ingediend. Ik wacht met spanning de steun van de Partij van de Arbeid af.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik wacht ook met spanning de brief van de staatssecretaris af.

De heer Schouw (D66):

Het valt op dat mevrouw Arib begint met het woord “humaan”. Net in de commissievergadering heeft de staatssecretaris zijn beleid uiteengezet en daar kwam het woord “humaan” helemaal niet in voor. Dat viel me op. Het ging over snelheid, efficiëntie en dat soort dingen. Ik zou aan mevrouw Arib van de Partij van de Arbeid willen vragen wat dit standpunt over de brief betekent voor de huidige groep die in Amsterdam zit. Moet deze groep herbeoordeeld worden of zegt de Partij van de Arbeid dat ze de lijn van de staatssecretaris nog 30 dagen volgt, en dat ze dan moeten wegwezen?

Mevrouw Arib (PvdA):

Burgemeester Van der Laan heeft in Amsterdam naar een oplossing gezocht, namelijk dat de mensen uit de tenten weg kunnen omdat het onhoudbaar is geworden voor de mensen zelf, maar ook voor de omgeving. Er kunnen namelijk ook allerlei ziektes ontstaan. Dat vind ik een humaan beleid. Dat de staatssecretaris dat niet noemt, is aan hem. In zijn beantwoording heb ik echter niet gehoord dat hij er afstand van heeft genomen. Humaan betekent ook dat mensen niet aan hun lot worden overgelaten en dat mensen niet op straat worden gegooid. Dat heb ik ook allemaal in mijn inbreng gezegd. Dat heeft de PvdA altijd verdedigd, en dat zal de PvdA altijd blijven verdedigen. Ik heb nadrukkelijk de aandacht gevraagd voor kwetsbare groepen, maar ook voor het feit dat mensen niet op straat worden gezet en dat er goede opvang en een goed terugkeerbeleid worden geregeld. Ik kan er niet meer van maken. Volgens mij is het helder.

De heer Schouw (D66):

We hebben een paar uur lang gedebatteerd over een groep uitgeprocedeerden in Amsterdam. Er is nu even uitstel van executie, maar deze mensen moeten verdwijnen. Ik begrijp nu uit de woorden van mevrouw Arib dat ze dat niet humaan vindt, want er moet opvang geregeld worden. Wat betekent dat voor het beleid van de staatssecretaris? Staat de PvdA-fractie erachter? De mensen worden immers niet opgevangen maar uitgezet. Of zegt de PvdA-fractie dat er een oplossing moet en zal komen?

Mevrouw Arib (PvdA):

Volgens mij creëert u tegenstellingen die er niet zijn, ook tussen u en mij. Dezelfde vraag heeft u ook in het algemeen overleg gesteld. We doen de discussie nog eens dunnetjes over. Mensen worden niet het land uitgezet, maar krijgen gewoon 30 dagen opvang in Amsterdam. In die 30 dagen, dat staat zowel in de brief van de staatssecretaris als in het beleid van de burgemeester … U moet wel luisteren, mijnheer Schouw.

De voorzitter:

We spreken via de voorzittersmicrofoon. De heer Schouw was klaar en u maakt uw beantwoording af.

Mevrouw Arib (PvdA):

Binnen 30 dagen moet individueel gekeken worden naar de zaken van de asielzoekers. Dat heeft de staatssecretaris ook gezegd. Ze worden niet het land uitgezet of eerst opgevangen en daarna het land uitgezet. Misschien geldt dat voor sommige mensen, of misschien geldt het voor allemaal. Ik kan de dossiers niet vanaf de katheder individueel beoordelen. Ik kan ook niet toezeggen dat alle mensen hier mogen blijven, want ik ken de dossiers niet. Het is niet aan mij als Kamerlid om de individuele dossiers te beoordelen. Deze mensen kunnen wel even tot rust komen, worden goed opgevangen, en er wordt geluisterd naar hun individuele verhalen. Op basis daarvan wordt een oordeel geveld.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Er is een belangrijk verschil tussen het beleid van de staatssecretaris en de suggestie die burgemeester Van der Laan heeft gedaan. Mevrouw Arib verwijst er zelf naar. De staatssecretaris zegt dat je recht hebt op extra opvang als je bereid bent mee te werken aan terugkeer. Burgemeester Van der Laan heeft gezegd dat het misschien goed zou zijn om opvang te garanderen aan mensen die bereid zijn mee te werken aan een oplossing, ook al zou die oplossing misschien niet terugkeren zijn. Ik vraag mevrouw Arib welke van de twee opties zij steunt.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ook die vraag is aan de orde geweest in het AO. De vraag is of men bereid is mee te werken aan een oplossing, een oplossing die ook terugkeer kan zijn. Willen we een rechtvaardig asielbeleid kunnen voeren en bescherming kunnen bieden aan mensen die het echt nodig hebben, dan heb je soms ook te maken met mensen die uitgeprocedeerd zijn, die jarenlang in procedures hebben gezeten en waar de rechter naar heeft gekeken, die uiteindelijk tot de conclusie is gekomen dat ze terugmoeten. Dat is heel pijnlijk en hard, maar dat is ook een beleid. Tenzij GroenLinks vindt dat iedereen die een asielaanvraag indient ook asiel moet krijgen, dan hoor ik dat graag. Mensen die een asielaanvraag hebben ingediend, maar niet terug kunnen, bijvoorbeeld omdat het land van herkomst dat niet wil, kunnen een beroep doen op het buitenschuldcriterium. Dat wordt tot nu toe echter bijna niet gehonoreerd. Wij willen dat daar opnieuw naar wordt gekeken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dan hoop ik goed te hebben begrepen dat mevrouw Arib zegt: die oplossing kán terugkeer zijn. Ik heb altijd van de staatssecretaris begrepen dat de oplossing terugkeer móet zijn, wat een groot verschil is. Het zou goed zijn als mevrouw Arib zou zeggen dat dat niet hoeft. Dat wat het kabinet voorschrijft, is niet per se datgene wat de PvdA wil.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik ben erg benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris.

De heer Azmani (VVD):

Voor alle duidelijkheid: het klopt toch dat mevrouw Arib aangeeft dat, wanneer mensen bereid zijn om mee te werken aan terugkeer, individueel kan worden beoordeeld of sprake is van het buitenschuldcriteritium?

Mevrouw Arib (PvdA):

Als mensen zijn uitgeprocedeerd, mag je verwachten dat ze meezoeken naar een oplossing. Mevrouw Van Nieuwenhuizen kwam zelfs met een mij zeer aansprekend voorstel op dit punt. Als mensen dat willen, moeten we ze zeker steunen. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat er binnenkort een nieuw ambtsbericht komt over Somalië. We hebben nu echter te maken met de huidige situatie. Ik heb daarover een vraag gesteld en daar heb ik geen antwoord op gekregen. Vindt de staatssecretaris principieel niet dat mensen die niet uitzetbaar zijn, zoals nu het geval is met mensen uit Somalië, onderdak moeten krijgen? Daar heb ik nog geen bevredigend antwoord op gekregen. Dit kan in toekomstige situaties ook gebeuren met betrekking tot andere landen en dit zou juist voorkomen dat mensen op straat belanden.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor het AO. Het is dat de heer Pechtold vorige week de Klare Taalprijs kreeg, want als hij die prijs niet had gekregen, had ik die geschonken aan de staatssecretaris. Het was immers buitengewoon duidelijk welke kant en koers hij op wil.

Wij hebben even iets gewisseld over de koudweerregeling, maar ik denk dat het voor de duidelijkheid goed is als ik hierover een motie indien als een soort eerbetoon aan de heer Spekman, die dat twee jaar geleden heeft gedaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de winterperiode voor vreemdelingen zonder dak boven hun hoofd een moeilijk door te komen periode is;

overwegende dat het opvang- en terugkeerbeleid in Nederland niet sluitend is en mede daardoor op aanzienlijke schaal uitgeprocedeerde asielzoekers op straat belanden;

verzoekt de regering om in de maanden december tot en met februari geen vreemdelingen op straat te zetten als in de betreffende regio een “koudweerregeling” van kracht is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw, Van Ojik, Voordewind, Gesthuizen en Krol.

Zij krijgt nr. 101 (29344).

De heer Schouw (D66):

Ik heb deze motie vooral ingediend om ook op dit punt duidelijkheid te krijgen: staat het kabinet hierachter of niet? Als het kabinet hierachter staat, kan ik de motie natuurlijk altijd nog intrekken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. De aanleiding voor dit debat is natuurlijk de situatie van de ongeveer 130 mensen die nu in een van de twee tentenkampen verblijven, maar zij zijn volgens mij helaas het topje van de ijsberg. Er zijn in Nederland duizenden ongedocumenteerden en velen van hen kunnen geen kant op. Ze mogen hier niet blijven en zij kunnen niet terug. De zorgplicht die voor de gemeenten geldt, betekent eigenlijk dat het hiaat in de asielprocedure via die zorgplicht op het bordje van de gemeenten komt. Wat ons betreft, moet ook de landelijke overheid hiervoor verantwoordelijkheid nemen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor uitgeprocedeerde vluchtelingen niet altijd mogelijk is om vrijwillig of gedwongen terug te keren naar het land van herkomst;

constaterende dat gemeenten als gevolg van een rechterlijke uitspraak ondersteuning moeten bieden aan uitgeprocedeerde vluchtelingen vanwege de zorgplicht;

verzoekt de regering, op zeer korte termijn in gesprek te gaan met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en vluchtelingenorganisaties over de wijze waarop het Rijk ondersteuning kan bieden bij de invulling van de gemeentelijke zorgplicht ten behoeve van uitgeprocedeerde vluchtelingen die niet vrijwillig of gedwongen kunnen terugkeren;

verzoekt de regering tevens, de Kamer over de uitkomst van het gesprek te informeren voor de aankomende begrotingsbehandeling Veiligheid & Justitie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Voordewind, Gesthuizen en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (29344).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat hij al met de VNG in gesprek is geweest en nog in gesprek zal gaan met de vluchtelingenorganisaties. Ik denk dat dit een goede zaak is. Ik hoop dat hij deze motie beschouwt als een ondersteuning van zijn beleid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik wil de leden danken voor hun inbreng tijdens dit VAO. Wij hebben vandaag een constructief AO gehad. Ik ben dat eens met de heer Schouw. Wij hebben daarin nader met elkaar kennisgemaakt. Dat is altijd aardig, zeker als het in een AO gebeurt waarin het echt ergens over gaat. Het gaat immers over mensen en niet over dingen of tabellen. De mensen zitten ook recht tegenover je. Het is dan ook goed als wij zo duidelijk mogelijk proberen te zijn. Ik zal niet zeggen dat ik een constructieve houding bespeur. Die houding is er immers gewoon bij alle leden van de commissie, uiteraard vanuit verschillende gezichtspunten.

Ik begin met de vraag die mevrouw Arib stelde namens de PvdA-fractie. Het antwoord op die vraag is blijven liggen in de haast van de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Haar vraag komt erop neer of de uitspraak van de Raad van State over Somalië leidt tot het bieden van opvang aan uitgeprocedeerde Somaliërs. Dat is de hele discussie over Somaliërs en hoe wij daarmee omgaan. Als gedwongen terugkeer niet kan, betekent dit niet dat de uitgeprocedeerde asielzoekers weer opvang moeten krijgen. Zij blijven dan natuurlijk gewoon vertrekplichtig en kunnen vrijwillig vertrekken. Als zij willen meewerken aan terugkeer – en dan komen wij weer op het punt waarover wij eigenlijk het gehele AO hebben gesproken – ontstaat de situatie dat zij onderdak kunnen krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Dat is de situatie op dit moment. Dan moeten zij echter wel individualiseerbaar zijn. Dan moeten zij ook willen meewerken aan terugkeer. Dan kunnen zij ook onderdak krijgen op die locatie. Dan ontstaat een situatie waarin er daadwerkelijk kan worden gewerkt aan terugkeer. Ik zeg dit in aansluiting op wat tijdens de hoorzitting is gezegd en wat door enkele Kamerleden is gemeld.

Ik zal de moties snel bespreken. Mevrouw Gesthuizen verzoekt in een motie de regering om menswaardige opvang te bieden voor uitgeprocedeerde vreemdelingen welke niet kunnen terugreizen naar het land van herkomst, welke niet door de Nederlandse overheid uitgezet kunnen worden en welke willen meewerken aan terugkeer of een andere oplossing. In de term “een andere oplossing” zit het venijn ‘m een beetje. Ik heb duidelijk gezegd dat terugkeer de optie is. Dat hebben wij duidelijk in het AO met elkaar gedeeld. Als mensen tot terugkeer bereid zijn, is er ook onderdak. Dat heet in dit geval dus onderdak en geen opvang. Mevrouw Gesthuizen vraagt nog iets meer. Zij vraagt ook of dat in ieder geval niet inhoudt: in bewaring. Dat kan ik natuurlijk niet toezeggen. De Kamerleden weten immers dat bewaring soms noodzakelijk kan zijn. Om deze reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Zo ken ik de staatssecretaris weer! Een gevangenis is nog net geen hotel en opvang is ook detentie. Nee, dat is lekker! Het gaat erom dat de staatssecretaris nu weer een fout maakt door te zeggen: wij gaan mensen opvangen als die bereid zijn om mee te werken aan terugkeer, terwijl hij net nog in het AO heeft gezegd dat het altijd zo kan zijn dat de procedure van het buitenschuldcriterium wordt gevolgd. Dan is het toch gewoon een farce als de staatssecretaris zegt dat mensen eerst moeten aangeven om bereid te zijn om terug te keren? Als deze mensen vervolgens worden opgevangen, is het daarna toch gewoon einde verhaal?

Staatssecretaris Teeven:

Nee, ik bestrijd dat. Mevrouw Gesthuizen miskent ook de situatie. Misschien is het goed als wij beiden de Dienst Terugkeer en Vertrek bezoeken om te bekijken hoe het daadwerkelijk gaat. Mevrouw Gesthuizen heeft dat kennelijk al gedaan. Ik heb nog een inhaalslag te maken. Dat ga ik ook zeker doen. Het is belangrijk om te constateren dat als een vreemdeling of asielzoeker zegt mee te willen werken aan terugkeer, die asielzoeker dan ook handelingen moet verrichten waaruit blijkt dat die daadwerkelijk wil terugkeren. Als wij over het AO over de tentenkampen spreken, moeten wij wel eerst weten met wie wij te maken hebben. Dat is het grote probleem op dit moment. Wij weten niet wie zich in die tentenkampen bevinden. Mensen krijgen onderdak. Als zij in de terugkeerprocedure zitten, kan de buitenschuldsituatie ontstaan en dat kan niet op een andere wijze.

De heer Voordewind verzoekt de regering in een motie om in ieder geval tijdelijk verblijf voor Irakezen mogelijk te maken en om te zoeken naar een structurele oplossing. Ik merk op – de heer Voordewind weet dat beter dan ik – dat onveiligheid een toelatingskwestie is. Er is net een nieuw ambtsbericht verschenen, zoals wij al hebben besproken tijdens het algemeen overleg. Ik zal de Tweede Kamer daarover informeren. Ik ben voornemens dat voor de behandeling van de begroting, aanstaande dinsdag, te doen. De Kamer ontvangt hierover dus nog een brief van mij. Op zich is onveiligheid een onderwerp dat bij de toelating wordt besproken. Het is geen separate kwestie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb geen oordeel over deze motie gehoord van de staatssecretaris, hoogstens een impliciet verzoek om de motie aan te houden. Wat is zijn oordeel?

Staatssecretaris Teeven:

Wij hebben met elkaar gesproken over dat ambtsbericht. Ik verzoek de heer Voordewind om deze motie aan te houden tot ik een standpunt heb ingenomen over de veiligheidssituatie in Irak. Die brief is onderweg naar de Kamer. Die kan ik nog eens scherp bezien naar aanleiding van wat in het VAO is besloten. De Kamer ontvangt die brief voor aanvang van de behandeling van de begroting van Immigratie en Asiel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De staatssecretaris heeft zelf geciteerd uit die brief, namelijk dat in sommige delen van Irak de situatie is verslechterd. Zo heb ik de motie ook geformuleerd. Ik zal zijn verzoek in overweging nemen. De staatssecretaris heeft hier echter zelf een voorschot op genomen, vandaar deze motie.

Staatssecretaris Teeven:

Ik ga niet op dit moment een vorm van categoraal beleid herinvoeren. Dat ben ik helemaal niet van plan. Ik ga scherp kijken naar het ambtsbericht. Daar zal ik de Kamer over informeren. Ik verzoek de heer Voordewind om zijn motie in elk geval tot dat moment aan te houden. Daarna kan hij wat mij betreft in stemming worden gebracht, maar daar gaat de heer Voordewind over.

In zijn motie op stuk nr. 95 verzoekt de heer Voordewind de regering de buitenschuldcriteria ruimhartiger te interpreteren en daarbij rekening te houden met de werkwijze en weigering van ambassades. Ik ontraad deze motie. In het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gesproken over de buitenschuldprocedure. Ik heb in antwoord op vragen van mevrouw Arib van de PvdA-fractie gezegd dat ik daar een aantal zaken in ga doen. Ik zie op dit moment geen reden om die criteria ruimhartiger te interpreteren. Daar moeten wij natuurlijk nog met elkaar over spreken. Ik wil daar goed over nadenken. Daarom heb ik een brief toegezegd naar aanleiding van vragen van de PvdA-fractie.

De motie van de heer Voordewind op stuk nr. 96 betreft de opvang tot en met hoger beroep. Ook die motie ontraad ik. In beginsel geldt – dat weet de heer Voordewind volgens mij ook, dat heb ik in de verslagen gezien – dat vreemdelingen die beroep instellen na een afwijzing in de verlengde asielprocedure, die procedure mogen afwachten in een asielzoekerscentrum. Vreemdelingen krijgen na die afwijzing in de algemene asielprocedure in beginsel vier weken opvang om aan het vertrek te werken. Na het verstrijken van die vertrektermijn kunnen zij onderdak krijgen terwijl intensief wordt gewerkt aan vertrek uit Nederland. Het indienen van hoger beroep geeft op zich geen recht op opvang. Daar heeft de heer Voordewind nog een interruptiedebat over gevoerd met de heer Fritsma. Dat was overigens ook praktijk onder vorige kabinetten. Het is bovendien in overeenstemming met hetgeen wij in Europa hebben afgesproken. Ook die motie ontraad ik.

Ik kom nu aan de bespreking van de drie moties van de heer Fritsma. In zijn motie op stuk nr. 97 verzoekt hij de regering te bewerkstelligen dat de uitzetting van uitgeprocedeerde vreemdelingen met de grootst mogelijk spoed ter hand wordt genomen waardoor tentenkampen ophouden te bestaan. Ik moet die motie ontraden, want dat kunnen wij op dit moment niet doen. Die vreemdelingen maken zich niet bekend. Gedwongen terugkeer is op dit moment dus niet mogelijk. Dat laat onverlet dat er sprake is van een vertrekplicht.

De heer Fritsma (PVV):

Tijdens het algemeen overleg ben ik een beetje geschrokken toen de staatssecretaris zei dat voor geen van de bewoners van het tentenkamp een uitzetprocedure is opgestart en dat de vreemdelingenpolitie zelfs niet eens in beeld is gekomen. Het kan toch niet zo zijn dat het recht op demonstatie, waar deze tentenkampen dan kennelijk onder moeten vallen, de vertrekplicht tenietdoet? Er is toch geen uitzonderingsbepaling gemaakt bij de vertrekplicht, bijvoorbeeld dat die wordt opgeschort in geval van demonstratie? Dat is toch niet de bedoeling?

Staatssecretaris Teeven:

Nee, dat hebben wij ook besproken tijdens het algemeen overleg. Ik heb ook steeds gezegd dat die vertrekplicht is blijven bestaan. Tegelijkertijd hebben wij te maken met een situatie die van invloed kan zijn op de openbare orde en de rechtsorde. Dat betekent dat ik in goed overleg met het lokale bestuur probeer te komen tot oplossingen. Dat betekent niet dat die vertrekplicht verdwenen is, maar ik heb de heer Fritsma ook gezegd dat ik niet bereid ben de Vreemdelingenpolitie, om in zijn woorden te blijven, daarin ogenblikkelijk en onverkort te laten optreden. Dat is op dit moment niet aan de orde, wel op het moment dat er ontruimd wordt. Dan zullen de personalia worden opgenomen. Dat heeft de burgemeester van Amsterdam mij bevestigd. Op dat moment wordt ook de Vreemdelingenpolitie in kennis gesteld en weten wij om wie het gaat.

De heer Fritsma heeft in zijn tweede motie op stuk nr. 98 de regering verzocht de vreemdelingen in de tentenkampen geen voorkeursbehandeling te geven, hen te behandelen conform het geldende vreemdelingenbeleid en aan hen geen opvang te verlenen zolang zij hun terugkeer – zoals in de motie wordt gesteld – blijven saboteren. Ik heb daar in het AO over gezegd wat ik daarover gezegd heb. Ik vind niet dat wij een verschil maken. Ik constateer dat er een situatie is waarin de openbare orde kan worden verstoord en dat de burgemeester van Amsterdam ook van mening is dat er moet worden ontruimd. Dat geldt overigens ook voor de burgemeester van Den Haag, maar daar heeft de rechter een andere uitspraak over gedaan. Ik vind dat ook verschillende gevallen. Ik vind het ook geen voorkeursbeleid. Ik kan deze motie dan ook niet steunen. Ik ontraad haar derhalve.

De heer Fritsma heeft in motie op stuk nr. 99 verzocht met de gemeenten afspraken te maken en ze, als de met hen gemaakte afspraken aan de laars worden gelapt, aan te pakken via een forse korting op het Gemeentefonds. Ik moet die motie ontraden, want ik zoek niet de confrontatie, maar de samenwerking met het lokale bestuur. Dat is misschien in die zin een ander geluid. Ze hebben weleens gezegd: laat dit kabinet een ander geluid laten horen. Het kabinet volgens mij niet, maar deze staatssecretaris zoekt altijd de samenwerking met het lokale bestuur. Veel partijen in deze Kamer zijn ook vertegenwoordigd in het lokale bestuur en weten als geen ander dat dat heel belangrijk is en dat je het lokale bestuur nodig hebt, wil je wat bereiken in dit land.

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris zoekt niet de samenwerking met het lokale bestuur. Hij laat over zich heen lopen door het lokale bestuur. Nogmaals, wij hebben in 2007 al de afspraak gemaakt tussen het Rijk en de gemeenten dat gemeenten moeten stoppen met noodopvang. In die afgelopen vijf jaar zijn er steeds gemeenten geweest die deze afspraak aan hun laars lappen. Zo kunnen wij toch niet verdergaan? Wanneer is het geduld van deze staatssecretaris op? Wij zijn nu al vijf jaar aan het doormodderen met gemeenten die afspraken aan hun laars lappen. Dus natuurlijk wordt het tijd voor een sanctie.

Staatssecretaris Teeven:

De heer Fritsma brengt zijn betoog met verve, maar feitelijk klopt het niet helemaal. Wij hebben in het AO met elkaar gewisseld dat ik van mening ben dat er geen noodopvang moet zijn door gemeenten. In die zin vind ik de motie van de heer Van Hijum ook als ondersteuning van het beleid van het kabinet. Daar zijn wij het over eens. Dat hoeven wij niet met elkaar te bespreken. Ik heb wel gezegd dat er een bijzondere situatie is in die tentenkampen. De burgemeester van Amsterdam was van mening dat de openbare orde in het geding was. Dan vind ik dat het Rijk de plicht heeft om zo veel mogelijk mee te denken met het lokale bestuur om tot een werkbare oplossing te komen. Dat is de opgave die wij de komende jaren in dit dossier hebben. In die zin staan de woorden “bruggen bouwen” mij wel aan als het gaat om de samenwerking met het lokale bestuur.

In de motie-Van Hijum op stuk nr. 100 wordt de regering verzocht in overleg met de VNG de afspraak te herbevestigen dat gemeenten geen noodopvang zullen bieden. Ik ben al in gesprek geweest. Dat is al mondeling overeengekomen. Ik voel veel voor dit verzoek. Ik zie het ook min of meer als ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

In de motie-Schouw c.s. op stuk nr. 101 wordt de regering verzocht om in de maanden december tot en met februari geen vreemdelingen op straat te zetten als in de betreffende regio een koudweerregeling van kracht is. De heer Schouw noemt in zijn motie de volgende overweging: overwegende dat het opvang- en terugkeerbeleid in Nederland niet sluitend is en mede daardoor op aanzienlijke schaal uitgeprocedeerde asielzoekers op straat belanden. Die overweging deel ik niet, want als je meewerkt aan vrijwillige terugkeer, dan zou het aantal dat op straat belandt weleens aanzienlijk veel kleiner kunnen zijn. Waar hij echter in het dictum om vraagt, namelijk de maanden december tot en met februari, onderschrijf ik niet helemaal. Ik onderschrijf wel het beleid dat is opgenomen in de brief van 15 december 2010. Dat betekent onder meer dat wij het beleid van de koudweerregeling handhaven. Als het vriest, dan worden er dus geen mensen op straat gezet. Ik kijk nu naar de heer Schouw, want dat werkt nog weleens tussen ons beiden, en kom tot de volgende conclusie. Ik onderschrijf de strekking van de motie, namelijk dat het beleid dat naar aanleiding van de motie van de heer Spekman en anderen is ontwikkeld op 15 december 2010, nog steeds staat. Het is alleen niet helemaal december tot en met februari, en ik deel de overwegingen niet. De gedachte van de heer Schouw deel ik echter wel. Wellicht is dat voor hem reden om zijn motie aan te houden.

De heer Schouw (D66):

Nou, ik wil eerst eens even het compliment incasseren dat de staatssecretaris de gedachte ondersteunt die ik heb neergelegd in de motie. Ik kan die overweging er natuurlijk uit halen, maar het dictum staat rechtovereind en het was de bedoeling om dat hier herbevestigd te krijgen. Ik denk dus dat de staatssecretaris en ik het met elkaar eens zijn. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat het oordeel over de motie aan de Kamer is, of dat de motie ondersteuning van beleid is. Het maakt me niet uit, als maar gewoon gebeurt wat in het dictum staat.

Staatssecretaris Teeven:

Dan is er toch nog een klein verschil. Het is dus goed dat we nog even doorpraten. Als het dictum op deze manier is geformuleerd, moet ik de motie ontraden. Dat is namelijk niet wat we in de brief van 15 december 2010 hebben afgesproken. Als de heer Schouw mij vraagt om te blijven uitvoeren wat het kabinet op 15 december 2010 als standpunt heeft ingenomen, kan ik volmondig ja zeggen. Als hij de regering dus verzoekt om te blijven handelen zoals opgenomen in de brief van 15 december 2010, dan is deze motie overbodig. En anders moet ik haar toch ontraden, omdat zij net een tikje verder gaat.

De voorzitter:

De heer Schouw, ten slotte.

De heer Schouw (D66):

Dan houd ik de motie aan, omdat we er volgende week verder over komen te spreken, en dan halen we de brief van 15 december 2010 erbij.

Staatssecretaris Teeven:

Prima.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Schouw stel ik voor, zijn motie (29344, nr. 101) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Teeven:

Tot slot ga ik in op de motie-Van Ojik c.s. op stuk nr. 102. Die motie is een aansporing voor de staatssecretaris om te doen wat hij heeft gezegd te gaan doen. Ik vraag de heer Van Ojik om zijn motie aan te houden. Hij vraagt de regering om de Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de uitkomst van de gesprekken, maar dat is feitelijk onmogelijk. Voor de begrotingsbehandeling lukt me dat niet, om de eenvoudige reden dat ik een aantal van die gesprekken nog moet voeren. Ik kan de heer Van Ojik wel toezeggen dat ik de gesprekken over dit punt voer voordat er gestemd wordt over de begrotingsstaten van Veiligheid en Justitie. Als dat ons tot elkaar brengt, krijgt de heer Van Ojik in ieder geval voor het moment dat de stemmingen over de begroting van V en J plaatsvindt, een weergave van de besprekingen die ik over dit onderwerp heb gevoerd met de organisaties die hij noemt in zijn motie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Met de toezegging van de staatssecretaris dat hij in de geest van de motie de gesprekken gaat voeren, want dat concludeer ik hieruit natuurlijk, kan ik de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor, zijn motie (29344, nr. 102) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 19.02 uur tot 19.14 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

De voorzitter:

We gaan zo stemmen, maar eerst geef ik het woord aan mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb net bij het VAO over het tentenkamp één motie ingediend. Ik wens deze motie te wijzigen. In de laatste zin van de motie moet het gedeelte “welke in ieder geval niet inhoudt bewaring in vreemdelingendetentie” worden geschrapt. Die gewijzigde motie wil ik graag in stemming brengen.

De voorzitter:

De motie-Gesthuizen c.s. (29344, nr. 93) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor uitgeprocedeerde vluchtelingen welke Nederland moeten verlaten niet altijd mogelijk is dit te doen en dat het tevens voorkomt dat het ook voor de Nederlandse overheid niet mogelijk is, hen uit te zetten;

voorts constaterende dat de schuld van deze onmogelijkheid niet eenzijdig bij de uitgeprocedeerden kan en mag worden gelegd en dat landen van herkomst in voorkomende gevallen niet of onvoldoende meewerken aan terugkeer;

van mening dat het onwenselijk is dat uitgeprocedeerden op straat leven omdat dit noch voor henzelf noch voor andere inwoners van ons land een goede, veilige en gezonde situatie is;

verzoekt de regering, voor uitgeprocedeerde vreemdelingen welke niet terug kunnen reizen naar hun land van herkomst, welke niet door de Nederlandse overheid uitgezet kunnen worden en welke mee willen werken aan terugkeer of een andere oplossing, menswaardige opvang te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 103, was nr. 93 (29344).

Ik geef nu het woord aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil bij de stemming over de moties betreffende de situatie rond het tentenkamp in Amsterdam-Osdorp twee moties aanhouden. Het betreft de moties op stuk nrs. 94 en 95. De derde motie breng ik wel in stemming.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn moties (29344, nrs. 94 en 95) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven