6 Europese top

Aan de orde is het debat over de Europese top.

De voorzitter:

Ik heet de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Financiën van harte welkom. We hebben tijdens de schorsing met elkaar afgesproken dat er geïnterrumpeerd kan worden, maar dat interrupties bestaan uit maximaal twee vragen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Bij veertien EU-toppen heeft Nederland helaas achter de feiten aangelopen. Bij veertien toppen zat de anti-Europese gedoger op de bagagedrager. Bij veertien toppen was het doorschuiven, doorschuiven, doorschuiven. Nu komt de vijftiende top eraan. De D66-fractie wil vanmiddag graag spreken over vier zaken: over het verschil tussen het kabinet-Rutte I en het kabinet-Rutte II, als dat er is, zoals we hopen, over Griekenland en het onvermogen van de Europese Unie en misschien ook van dit kabinet, over dit weekend en de 1.000 miljard euro van de EU-begroting en tot slot over de toekomst: waar gaan we heen met Europa?

De verkiezingen hadden voor Nederland en Europa een nieuw begin kunnen zijn: geen gedoogconstructie meer en een pro-Europese meerderheid in de Kamer. Wat zien we echter? Rutte II doet net of er geen verschil is met Rutte I. Minister Dijsselbloem draait alleen de redenering om. De premier doet alsof zijn neus bloedt. In Turkije zei hij “vergeet Wilders”, maar in Europa zei hij niets van dat alles. Dit is toch echt een nieuw kabinet. Waarom zegt de premier dat niet in Europa? Waarom zegt hij niet “vergeet Wilders”? Met Rutte I hadden we anderhalf jaar gedoe. De premier hield vier verhalen over soevereiniteit. De Partij van de Arbeid dreigde met nieuwe verkiezingen als we verder zouden gaan met Europa. Gaat Rutte II eindelijk een einde maken aan die gammele achtbaan, aan het nee, nee, nee zeggen, maar het vervolgens toch doen?

Als het om Griekenland gaat, zouden wij graag een einde zien aan de spagaat tussen Den Haag en Brussel. Graag krijgen wij een helder verhaal. Minister Dijsselbloem zei over herstructurering: ik ga niet speculeren. Een week later was herstructureren wél een optie. Minister Dijsselbloem zei: vers geld is een no-go voor Nederland. Een dag later zette de premier de deur voor een steunpakket toch weer op een kier. Waarom zijn er altijd twee verhalen, twee gezichten? Dat is de reden dat mensen het vertrouwen in Europa en in politici kwijtraken: wij maken geen keuzes. Stel dat we in juli 2011 krachtig, snel en onvoorwaardelijk hadden gezegd: wat er ook gebeurt, we grijpen in. Had dat niet veel meer vertrouwen opgeleverd?

Ik kom op dit weekend en de Europese begroting van 1.000 miljard euro. Eigenlijk voert het kabinet hier een achterhoedegevecht. Dat geldt ook voor de Kamer. Maandenlang is er gestecheld over nationale kortingen en nettobetalingen, resulterend in een berg spaghetti. Dan nog is de vraag of er een akkoord komt. Wat vindt het kabinet van deze gang van zaken, van de eenzijdige Nederlandse inzet op korting en een lagere begroting? Wat gebeurt er als er geen akkoord komt en de begroting 2007–2013 doorgaat? Dan verliezen we toch ons miljard? Beseft het kabinet dit? Hoe gaat de premier dat oplossen?

Het is absoluut noodzakelijk dat dit de laatste keer is dat we zo over en in Europa onderhandelen. Het moet niet gaan over afdrachten, kortingen en plafonds, maar over het principe van het geld. Het gaat mij niet om het biljoen, maar om een goede financiering van en voor Europa. Mijn fractie is dan ook voor Europese belastingen, in plaats van het hele circus dat wij nu hebben. Wij zijn voor meer flexibiliteit. Dit jaar, 2012, zit de Europese Unie financieel vast aan een besluit uit december 2005, aan onderhandelingen van Tony Blair en Jacques Chirac. Dat kan niet waar zijn, maar dat is het wel. Ik wil geld minder strak vastleggen en verschuivingen mogelijk maken. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we dat in 2020 wel kunnen doen? De opzet van de discussie en de begroting die we nu hebben, is verkeerd. De vraag moet zijn: wat doen we met het geld en wat is effectief? D66 wil niet meer 283 miljard aan landbouwsubsidies en 379 miljard aan regionaal beleid uitgeven. VVD en PvdA zijn toch ook ontevreden over EU-subsidies voor fietspaden in Lelystad, landbouwsubsidies voor Deense golfclubs en campings en landbouwsubsidies voor vliegvelden? VVD en PvdA willen toch ook structurele economische hervormingen, innovatie en grensoverschrijdende samenwerking? Het geld moet naar fundamenteel onderzoek gaan, zoals van CERN, of naar de opvang van vluchtelingen in Griekenland. Ik doel op dingen waar we allemaal iets aan hebben. Het geld moet echter niet gaan naar de aanleg van rotondes in Bordeaux om de Fransen te laten zien dat Europa belangrijk is. Dit moet de laatste keer zijn dat wij de kern van de discussie over een biljoen euro uit de weg gaan.

Zes jaar geleden zei Blair over het begrotingscircus: never again. Maar we deden het weer. Neemt het kabinet nu het voortouw om de systematiek de komende jaren te veranderen? Doet Nederland voorstellen en legt het plannen op tafel om dit bereiken? Zo ja, wanneer krijgen wij die te zien? Deze discussie is natuurlijk een-op-een gekoppeld aan de voorstellen van Van Rompuy om Europa sterker en democratischer uit de crisis te krijgen. Deelt het kabinet die mening?

De grote discussie over de top in december over de voorstellen van Van Rompuy krijgen we nog, maar nu al kan Rutte II een nieuwe koers kiezen en zich weer als een founding father gedragen. Nederland moet de unieke positie tussen Berlijn, Parijs en Londen, die het nooit met elkaar eens zijn, gebruiken. Nederland moet durven te agenderen. Ik wil de premier niet keer op keer achtervolgen op zijn vergezichten, maar hij heeft ze nu wel echt nodig. Europa is niet alleen een handelsakkoord, een soort vereniging van eigenaren die zorgt dat het dak niet lekt. Europa is een ambitieus project en onze beste garantie voor vrede, veiligheid en welvaart.

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Het zijn zware economische tijden in de Europese Unie. Daarom past het ook om te bezuinigen, zowel in de lidstaten alsook in de Europese Unie. Gelukkig kan dat ook en de SP bepleit dit al geruime tijd.

Veel van de Europese uitgaven kunnen namelijk beter door de EU-lidstaten zelf worden gedaan. Ik noem bijvoorbeeld het besteden van het geld voor regionale ontwikkeling. Waarom moet vanuit de Europese begroting de renovatie van het Mauritshuis, hier om de hoek, mede worden betaald? Dit soort uitgaven leidt tot het nodeloos rondpompen van geld en dat werkt verspilling in de hand. Ook wordt daarmee het draagvlak voor de Europese begroting ondermijnd.

Ook de hoge landbouwuitgaven, vooral het aandeel directe inkomenssteun, zijn niet meer van deze tijd. Klopt het dat er in het recente begrotingsvoorstel van voorzitter Van Rompuy meer wordt gekort op landschapsbeheer dan op inkomenssteun? Dat zou wat ons betreft een verkeerde beslissing zijn en daar moet Nederland dus niet mee akkoord gaan.

Daarnaast kan er ook veel op de administratieve uitgaven worden gekort, zoals op de riante arbeidsvoorwaarden van Europese ambtenaren. Die verdienen in de regel bijna het dubbele van nationale ambtenaren. Of neem het aantal agentschappen. Onderzoekers van de Radboud Universiteit hebben daar in opdracht van onze eurofractie onderzoek naar gedaan. En wat blijkt? Het toezicht op de uitgaven schiet tekort en de effectiviteit van deze agentschappen is volstrekt onduidelijk. Tot welke concrete actie leidt dit?

Ook wijs ik op het verspillende reiscircus tussen Straatsburg en Brussel. Dat is iedere belastingbetaler een doorn in het oog. Is nu niet het moment aangebroken om dat aan de orde te stellen? Daar valt namelijk veel geld mee te verdienen. Brussel is in de ban van overdreven bezuinigingsdrift, maar dit geldt duidelijk niet voor Brussel zelf. Vanuit de Europese Commissie en het Europees Parlement wordt zo luid mogelijk verkondigd dat bezuinigen oneerlijk zou zijn omdat zij extra taken hebben gekregen en de kwaliteit van het werk hierdoor achteruit dreigt te hollen. Zelfs de EU-ambtenaren staken, niet vanwege hun salaris – dat moest er nog bijkomen – maar omdat zij zichzelf hetzelfde werk met minder ambtenaren niet zien doen.

In Brussel houdt men vast aan de budgettaire afspraken die vijf jaar geleden over de jaarlijkse begroting zijn gemaakt. Ondanks de sterk veranderde omstandigheden vraagt men lidstaten om het Europese tekort te dichten. Laat men eens met Nederlandse gemeenten gaan praten. Zij krijgen meer taken, maar steeds minder geld. Zij besparen op sociale voorzieningen, zorg, onderhoud van de buitenruimte en nog meer belangrijke publieke voorzieningen. Zijn deze taken niet noodzakelijk? Zijn ze niet belangrijk? Treedt daardoor geen kwaliteitsverlies op? Ik dacht het wel.

De slag om de begroting is voor de SP dan ook een principekwestie geworden. De Brusselse bubbel moet worden doorgeprikt en de daarin aanwezige mensen moeten weer eens in contact worden gebracht met de realiteit in de rest van de Europese Unie. Anders dreigen we keer op keer, bij elke centenkwestie, geconfronteerd te worden met het Brusselse rupsje-nooit-genoeg. De Europese instellingen dienen te laten zien dat ze verantwoordelijkheid kunnen nemen. Deelt het kabinet deze opvatting? Waar leidt dit concreet toe?

De regeringsleiders gaan zich de komende dagen opsluiten om tot een akkoord te komen. Herman van Rompuy, de voorzitter van de Europese Raad, heeft de regeringsleiders opgeroepen om nu in een “deal making mode” te geraken. Dat maakt dit debat misschien wel de laatste kans om het kabinet aanwijzingen te geven. Het is voor ons echter nog maar de vraag of het kabinet moet aansturen op een resultaat, gezien het recente compromisvoorstel van Van Rompuy. Dat ligt nog ver af van de minimaal 100 miljard aan besparingen die het kabinet wenst ten opzichte van het voorstel van de Europese Commissie. Die inzet is voor ons al aan de bescheiden kant. Daarnaast dreigen veel lidstaten, al dan niet expliciet, met een veto. Daarna volgen nog de onderhandelingen met het Europees Parlement, dat elke besparing weer wenst terug te draaien. Gaat het kabinet naar deze top met het uitgangspunt: we moeten eruit komen? Of gaat het kabinet naar deze top met de inzet: we moeten iets binnenhalen? Dat is de hamvraag in dit debat.

Gezien de economische situatie kunnen we ons goed voorstellen dat geen enkele lidstaat er met het akkoord financieel op achteruit wil gaan, zeker nu de regeringen collectief hebben ingestemd met drastische bezuinigingen. Dat levert wel een coalitie op van netto-ontvangers met de Brusselse bureaucratie. Is het dan niet verstandig om te proberen deze coalitie te breken? Men kan er op een andere wijze voor zorgen dat lidstaten zonder EU-geld kunnen blijven investeren, door bijvoorbeeld de begrotingsregels anders te hanteren. Kunnen we bijvoorbeeld investeringen die gerelateerd zijn aan de EU 2020-doelstellingen niet mee laten tellen voor het begrotingstekort? Dan zouden ze mogelijk wel kunnen instemmen met een lagere begroting en zitten we daar niet zeven jaar aan vast. Graag een reactie van het kabinet.

We merken op dat de Brusselse bureaucratie er hard aan werkt om het Verenigd Koninkrijk te isoleren. Het Verenigd Koninkrijk is een waardevolle bondgenoot om de Brusselse verspilling aan te pakken. We gaan er dan ook van uit dat het kabinet op geen enkele wijze meewerkt aan dat isoleren. Graag een reactie.

Wat bijna nog erger is dan te veel betalen, is betalen en niet weten of het geld goed wordt besteed. Nog nooit heeft de Europese Rekenkamer een goedkeurende verklaring kunnen afgeven over de totale EU-begroting. Het foutenpercentage is onder de huidige Commissie weer gestegen. De Commissie en een meerderheid van de lidstaten weigeren echter de Nederlandse praktijk te volgen en een lidstaatverklaring af te geven. Over het in de zomer bereikte compromis schreef het kabinet dat deze niet beantwoordt aan het Nederlandse ambitieniveau. Verder schreef het kabinet dat het inzet op verdere stappen voorwaarts op dit terrein in de onderhandelingen over de meerjarenbegroting. Is dat alleen maar lippendienst, terwijl andere onderdelen van de inzet voorrang krijgen? Of is verbetering op dit punt een harde eis, zoals destijds ook is gevraagd in de aangenomen motie van oud-collega, Kamerlid Luijben? Op dit punt overwegen we desnoods een nieuwe motie, want de uitvoering van die motie is tot nu toe teleurstellend.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Nederland is nu al jaren de grootste nettobetaler van de Europese Unie en het kan toch niet zo zijn dat Nederland dat blijft. Nederlanders worden zwaar gepakt in de portemonnee. Onze economie wordt kapot bezuinigd. Hardwerkende Nederlanders gaan er zwaar op achteruit. Vele gezinnen zullen honderden euro’s minder te besteden hebben en dat terwijl de VVD belastingverlagingen beloofde. Belastingen worden verhoogd, terwijl de geldkraan naar Brussel wagenwijd openstaat. Het kan toch niet zo zijn dat zo veel Nederlanders moeten bloeden in de portemonnee en dat Nederland straks toch weer de grootste nettobetaler van Brussel blijft? Mijnheer Rutte: zeg mij dat dit niet zal gebeuren!

Al die miljarden die Nederland ieder jaar aan Brussel betaalt, zijn bovendien weggegooid geld. Al die Nederlandse belastingcenten vloeien naar frauduleuze en ondoorzichtige praktijken. Ga maar na, er is al achttien jaar geen goedkeuring van de Europese Rekenkamer bij Brusselse uitgaven. Ons geld wordt verkwanseld aan het verhuiscircus tussen Straatsburg en Brussel. Er is sprake van een enorme corruptie, vooral in Oost- en Zuid-Europa, en van miljarden landbouwsubsidies voor Poolse en Franse boeren, die nota bene concurrenten zijn van onze eigen boeren. En dan zijn er de mislukte spoor- en wegenprojecten in failliete lidstaten als Spanje en Griekenland. Griekenland, dat al jaren de grootste netto-ontvanger is van Europees geld, en zie waartoe dat heeft geleid! Ook is er sprake van enorme topsalarissen van een heel leger aan bureaucraten in Brussel. En de Nederlandse belastingbetaler maar dokken.

Het is een schande dat Nederland de laatste tien jaar gemiddeld veel meer heeft betaald dan een Duitser, een Engelsman en een Fransman. Dat mag niet nog een keer gebeuren. Premier Rutte gaat zo meteen namens alle Nederlanders naar Brussel om te onderhandelen over wat wij de komende jaren moeten betalen. Die onderhandelingen gaan er hard aan toe. Kan meneer Rutte dat wel aan of heeft hij nog steeds last van zwakke knieën? Gaat hij weer inleveren zoals hij dat bij Samsom heeft gedaan of houdt hij zijn rug ditmaal recht? Krijgt Nederland een veel forsere korting of krijgen we straks weer een sorry te horen?

De Britten onderhandelen daarentegen zoals gewoonlijk keihard, met het veto op tafel. Er is sprake van een keiharde onderhandeling tussen de donateurs en de profiteurs: wie betaalt straks het meest? Een Duitser, een Brit of zijn het weer de Nederlanders? Er gaat zelfs een gerucht dat de Britten buiten de begroting worden gehouden. Als dat waar is, zou Nederland daar wat ons betreft mooi bij kunnen aanhaken.

Volgens uitgelekte stukken zou Nederland een korting van 1 miljard behouden, maar dat is natuurlijk volstrekt onvoldoende, want dan is Nederland nog steeds de sjaak of de grootste nettobetaler. Zelfs met behoud van 1 miljard zogenaamde korting betaalt een Nederlander bijna tweemaal meer dan een Brit. Om preciezer te zijn: een Nederlander betaalt dan ongeveer € 210 per jaar per persoon, een Duitser € 140, een Brit € 125 en de Fransen en Italianen maar ongeveer € 100. Ik roep de premier op om ten minste 1 miljard extra korting te bedingen, dus bovenop die 1 miljard die we al hebben. Natuurlijk hebben we liever 4 miljard, maar op zijn minst 1 miljard. We komen dan qua nettobetalingspositie ongeveer gelijk met Duitsland te staan. Vervolgens willen wij dat die 1 miljard korting wordt gebruikt om de koopkracht van de ouderen te repareren. De ouderen, die in Nederland zo zwaar in de min staan en die tot wel 10% koopkracht moeten gaan inleveren. De PVV-fractie wil dat Nederland, net zoals Groot-Brittannië, zijn veto daartoe inzet en minimaal 2 miljard korting eist. Als de premier dat niet voor de PVV-fractie wil doen, laat hij het dan doen voor onze ouderen. En als het Mark Rutte weer niet lukt om minimaal 1 miljard extra korting te bedingen, dan hoeft hij wat ons betreft helemaal niet meer terug te komen uit Brussel. Laat die dienstauto dan maar in Brussel staan en laat de premier bij de Brusselse bureaucraten blijven, want daar past hij dan beter dan premier van Nederland te zijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik neem de Kamer even mee terug naar 4 september jongstleden in Carré. Daar stond onze premier, de lijsttrekker van de VVD, aangemoedigd door de heer Wilders die hem verweet dat hij minder ballen had dan Margaret Thatcher. De premier riep dat er geen cent meer naar Griekenland zou gaan. “Genoeg is genoeg”, galmde het door Carré. Hij sloeg nog net niet, zoals Margaret Thatcher deed, met zijn handtas op tafel. Nu, tweeënhalve maand later, tekent onze premier weer bij het kruisje, zoals door ons voorspeld was. Het zoveelste kiezersbedrog van de VVD. Hoelang laat Nederland zich nog voor de gek houden door de VVD, en door de Grieken? Want ondanks twee steunpakketten van 240 miljard kachelt de Griekse economie achteruit. De economie krimpt harder en de schuld is hoger dan ooit. Een op de vier Grieken zit werkeloos thuis. Het land loopt ver op schema achter en voor de honderdduizendste keer worden afspraken niet nagekomen. Er moet dus weer geld bij. Griekenland krijgt nu waarschijnlijk twee jaar lang uitstel, de rente wordt verlaagd en de looptijden worden verlengd en wat dies meer zij. Het IMF dringt er zelfs op aan om de schulden kwijt te schelden. Ook een derde steunpakket na 2014 wordt niet langer uitgesloten door onze kersverse minister van Financiën. Dat zijn allemaal zaken, mijnheer Rutte, die de Nederlandse belastingbetaler veel geld gaan kosten, bovenop de 30 miljard die we nu al hebben uitstaan. U hebt hier vandaag heel wat uit te leggen, mijnheer Rutte. Waar is onze Mark Thatcher gebleven?

Gisteren hebben de ministers van Financiën elf uur vergaderd – ik ben blij dat onze minister van Financiën hier vandaag toch aanwezig is – over de situatie in Griekenland, zonder resultaat. Kennelijk zijn het IMF en de eurolanden het niet eens over de aanpak. Kennelijk moet de Europese top zich nog uitspreken. Wat is er gisteren besproken? Waarover zijn de betrokken partijen het niet eens? Wat ligt er voor ter besluitvorming op de Europese top? Klopt het dat het IMF als eis op tafel heeft gelegd dat de schulden moeten worden kwijtgescholden? Gaarne duidelijkheid en transparantie vandaag. Hier hebben de Kamer en de burgers van Nederland recht op.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Soms vraag ik mij af of Brussel eigenlijk wel in Europa ligt. Ons continent zucht onder een zware economische crisis. Alle Europese overheden hebben in meer of mindere mate strenge bezuinigingsprogramma’s en er worden enorme offers gevraagd van de Europese burgers. Maar Brussel vraagt gewoon om een verhoging van het budget, snijdt niet in eigen vlees, betaalt haar ambtenaren buitensporig hoge salarissen uit, wil extra eigen belastingen heffen en is ondertussen al jarenlang niet in staat om een goedgekeurde jaarrekening te overleggen. Om het maar in mooi Nederlands te zeggen: what are they thinking?

De discussie over het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2014–2020 is een uiterst moeizame. Het is een soort balletje-balletje waarin verschillende spelers tegenover elkaar staan, zoals de Raad aan de ene kant en de Commissie en het Parlement aan de andere kant. En de “friends of better spending” staan tegenover de “friends of cohesion”. De voorstanders van een hoger budget voeren aan dat de ambities hoger zijn geworden en dat er daarom meer geld nodig is. Dat uitgangspunt raakt de fundamentele vraag waartoe Brussel op aarde is. Wat is, zo vraag ik aan de minister-president, onopgeefbaar Europees beleid en wat is Europees beleid waar het mes in kan? Wat is de keus van het kabinet als het staat voor het dilemma ofwel een hogere begroting ofwel lagere ambities?

De Commissie en het Europees Parlement willen vasthouden aan die ambities maar wat mijn fractie betreft zou het heilzaam zijn om op verschillende terreinen wat minder Europese ambities te hebben. Ik ben erg benieuwd naar de keus van het kabinet. Wat doet het kabinet als er zich een meerderheid aftekent voor verhoging van de begroting? Gebruikt Nederland dan zijn vetorecht?

Met een beter zicht op prioriteiten en Europese kerntaken is het mogelijk om het budget voor het MFK flink omlaag te brengen. Een korting van 100 miljard euro op het Commissievoorstel is daarbij het uitgangspunt. Mijn fractie is van mening dat bezuinigingen en begrotingsdiscipline ook voor de EU moeten gelden. Door te snoeien in een aantal Europese agentschappen, door versobering van de arbeidsvoorwaarden voor Europese ambtenaren en door een einde te maken aan de verhuiskaravaan tussen Brussel en Straatsburg kan er al flink bezuinigd worden op administratieve kosten. Is dit ook de inzet van de minister-president?

Het kabinet heft aangegeven dat het de Europese begroting wil moderniseren voor verlaging van landbouw- en cohesiebudgetten ten gunste van investeringen in innovatie en duurzaamheid. Prima wat betreft het cohesiebeleid. Als we dit richten op de armste regio’s in de armste lidstaten, blijft er voor hen voldoende over. Bij de bezuinigingen op het GLB is mijn fractie kritisch. Het GLB lijkt als melkkoe te worden gezien waar wel een flink deel afkan. De minister van Buitenlandse Zaken had het de vorige week zelfs over oud beleid. Maar juist via het gemoderniseerde GLB wordt al veel geïnvesteerd in innovatie en duurzaamheid, onder andere via de vergroening van het bedrijfstoeslagenbeleid. Kan de minister-president daarom toezeggen dat de investeringen in innovatie en duurzaamheid weer ten goede zullen komen van de agrarische sector? Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen, maar ik wacht uiteraard eerst de beantwoording af. Tot slot nog een vraag over de eigen middelen. Het kabinet is geen tegenstander van een financiëletransactiebelasting, als de middelen maar terugvloeien naar de lidstaten. Wat stelt het kabinet zich daar precies bij voor? Hoe realistisch is deze inzet, gezien de standpunten in de Commissie en in de andere lidstaten? Mijn fractie is geen voorstander van een eigen belastinggebied voor de EU. Kan de minister-president bevestigen dat Nederland vasthoudt aan het standpunt dat nieuwe eigen middelen voor de EU-begroting uit den boze zijn?

Helemaal tot slot een vraag aan de minister van Financiën, die hier is aangeschoven na het mislukte overleg over Griekenland. Ook mijn fractie wil weten wat er is gebeurd. En in aansluiting op de vraag die de heer Van Dijck stelde: heeft er een trojkarapport op tafel gelegen; en zo ja, kunnen wij daar ook over beschikken en erover meespreken?

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. De premier sprak bij zijn regeringsverklaring over een Dreesiaanse uitstraling van dit kabinet. Hoewel bij de VVD de ene socialistische premier wat populairder is dan de andere, onderstrepen wij die woorden van harte. Wij hopen dat die Dreesiaanse uitstraling ook in Europa opgeld zal doen, want het circus is daar weer begonnen; vanwege het regeerakkoord in Nederland zonder, maar in Europa zeker mét wilde dieren. Dat circus is een elke zeven jaar terugkerend ragfijn spel vol belangen, afleidingsmanoeuvres en onderhandelingstactieken; maar ook een spel dat voor Nederland, als we niet opletten, heel duur kan worden. Laat ik helder zijn, met een verwijzing naar het Bijbelboek Genesis: volgens ons komen nu ook in Europa, na zeven vette jaren, de zeven magere jaren.

Die meerjarenbegroting, het document dat nu voorligt, is voor ons een middel. Het budgettair kader is een middel, geen doel voor ons. Daarmee is het ook niet enkel een budgettair kader, maar vooral ook een politiekinhoudelijk kader. De vraag achter zo’n financiële discussie is uiteindelijk: wat willen we doen met Europa, wat moet Europa doen, waar willen we met Europa naartoe? Wij vinden dit een begroting voor de volgende eeuw, en geen begroting van de vorige eeuw, waar Europa helaas nog zo vaak in blijft hangen. Wat ons betreft, moet daarbij het doel zijn een Europa dat in de eerste plaats naar buiten kijkt: hoe kunnen wij in de toekomst verdienvermogen ontwikkelen; hoe kunnen wij de concurrentie aangaan met landen als Brazilië, China en India, met dat soort werelddelen? In theorie is Europa immers de grootste en sterkste economie van de wereld, maar wij moeten bedenken hoe wij samen met Europa ervoor kunnen zorgen dat die concurrentiekracht ook daadwerkelijk wordt ontwikkeld. Niet alleen herverdelen binnen Europa, maar vooral ook bekijken hoe we met z’n allen de koek groter kunnen maken.

Daarvoor is een effectief opererend Europees model noodzakelijk. Wij spreken daar binnenkort, volgende maand, nader over, naar aanleiding van het masterplan van Van Rompuy. Welke vraag je ook stelt in Europa, welke vraag je ook aan Brussel stelt, helaas is op dit moment het antwoord elke keer hetzelfde: meer geld, meer politieke integratie. Volgens ons is dat niet het antwoord. Natuurlijk, Europa is nog niet af; er is nog een wereld te winnen op het punt van de interne markt, asielbeleid, minder regeldruk, maar vooral ook op het punt van het nakomen van afspraken. Er zijn nog grote slagen te maken, maar dat zal niet gebeuren met alleen meer geld. We moeten ervoor zorgen dat dit geld effectiever wordt ingezet. We zien in het lopende jaar 2012 dat voor de meerjarenbegroting van het nieuwe jaar 2013, alleen maar de roep heerst voor meer geld.

Laten we niet naïef zijn. In het debat over de meerjarenbegroting kijkt iedereen naar zijn eigen betalingspositie. Niemand denkt aan het Europees belang, iedereen zit daar in de eerste plaats te kijken naar zijn eigenbelang. Op dit moment, in een situatie waarin er steeds meer netto-ontvangers in Europa komen en steeds minder nettobetalers, wreekt dat zich. Die meerderheid van landen die netto ontvangers zijn, noemt zich eufemistisch “friends of cohesion”, maar in onze optiek zijn het gewoon “friends of our money”. Zij zijn uit op ons geld en zij zijn erop uit om te bezien hoe zij met ons geld hun solidariteit kunnen betalen. In het bijzonder wil ik stilstaan bij de laatste oprisping van president Hollande van Frankrijk. Hij permitteerde het zich, ons te kapittelen over een gebrek aan solidariteit. Wat ons betreft is dat een gotspe, want wanneer hij als president van Frankrijk geld wil overmaken naar een Hongaarse boerderij of naar een Portugees fietspad, dan mag hij dat van ons doen, maar laat hij de solidariteit die hij beoogt liever niet van ons geld betalen; het is pronken met onze veren. Daar houden wij niet van.

De inzet van de VVD voor de meerjarenbegroting is helder: een lagere begroting, een korting van minimaal 1 miljard voor Nederland, behoud van de perceptiekostenvergoeding, alle uitgaven van de Unie onder het MFK, en meer snijden in administratieve lasten, ambtenarensalarissen en pensioenen van de Unie. Wij zien dat het bod van de Europese voorzitter langzaam onze kant op beweegt, maar de brief van de heer Timmermans van vanochtend laat zien dat het nog niet voldoende is, nog niet snel genoeg beweegt en nog onvoldoende onze kant op komt.

De heer Pechtold (D66):

En inhoudelijk?

De voorzitter:

Misschien moet u uw vraag iets verder verduidelijken. Ik geef u de kans daartoe, want anders hebt u daarna nog maar één vraag over.

De heer Pechtold (D66):

Ik neem aan dat de VVD niet alleen een standpunt heeft over de hoogte van het bedrag, de perceptie, de uitvoeringskosten en weet ik wat al niet, maar ook over wat je ermee wilt bereiken. Ik neem aan dat deze Europawoordvoerder van de VVD het bijvoorbeeld met mij eens is dat wij iets aan de landbouwsubsidies moeten doen.

De heer Verheijen (VVD):

Aan het begin van mijn betoog heb ik aangegeven dat het ons niet alleen gaat om het budgettaire kader, maar vooral om de vraag waar wij met Europa naartoe willen. In dat verband is de onderverdeling heel belangrijk. Wat ons betreft is de begroting van de Europese Unie lager. Ik had het over zeven magere jaren. Het gaat in de eerste plaats af van het herverdelen, dus van het cohesiebeleid. In de tweede plaats gaat het af van de landbouwbegroting, waardoor de begroting in totaal lager wordt. Innovatie en het Infrastructuurfonds worden wat ons betreft ontzien.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoop dat dit een fractiestandpunt is, want mevrouw Lodders heeft vanochtend gezegd dat het landbouwbudget niet omlaag mag. Wij hebben de motie-Lucas gehad van uw partij en een motie die mijn eigen naam mag dragen, waaraan ik de regering toch heel graag zou willen houden als het gaat om de onderhandelingen van dit weekend. Is het standpunt van uw landbouwwoordvoerder een uitzondering, of staat u alleen?

De heer Verheijen (VVD):

De VVD heeft voor zowel de motie-Lucas als de motie-Pechtold gestemd. Wij staan daar volledig achter. Het debat van vanochtend in het AO Landbouwraad ging met name over de lagere landbouwbegroting. Wij steunen van harte dat de landbouwbegroting van de Europese Unie lager wordt, maar het gaat om de vraag hoe je het geld binnen die taartpunt verdeelt. Wij zien dan dat Nederland 8,2% wordt gekort en dat willen wij voorkomen. Nogmaals, wij zijn voor een kleinere taartpunt voor landbouw, maar wij vinden dat wij binnen die taartpunt niet een nog grotere nettobetaler moeten worden. Er moeten andere parameters komen, zodat onze betalingspositie in die taartpunt beter wordt. Geen korting dus van 8,2%.

De heer Madlener (PVV):

Ik vraag mij af wat er toch met de VVD aan de hand is. Vroeger hoorde ik veel steviger teksten over minder netto betalen. Het is toch niet acceptabel dat een Nederlander gemiddeld veel meer betaalt dan een Duitser, terwijl er een vergelijkbaar welvaartsniveau is? Waarom hoor ik u nu zeggen: wij willen een korting van 1 miljard en dan vinden wij het wel goed? U moet inzetten op een korting van 2 of 3 miljard. Waarom die slappe teksten?

De heer Verheijen (VVD):

Een hogere korting zou zeer welkom zijn. Hier staat echter een realistische politicus, die het kabinet graag met een realistische boodschap op pad stuurt. Ik heb de verslagen van de laatste AO’s erop nagekeken. Samen met de PVV hebben wij ons sterk gemaakt voor die korting van 1 miljard. Vanochtend las ik in de krant dat u de winstverdubbelaar erop zet en dat u naar 2 miljard gaat. Dat gun ik u van harte, en als je diep in mijn hart kijkt, zou ik dat graag willen, maar wij staan hier als volwassen mensen. We toeteren niet via de krant maar gewoon met elkaar richting het kabinet. Enig realisme zou dit debat ook wel helpen, mijnheer Madlener. Dus graag realistisch. U was dat in het vorige AO ook nog. In vorige overleggen streed u met ons voor die 1 miljard korting. Laten wij daar nu eens mee beginnen en daarbinnen zorgen dat dan de juiste prioriteiten worden gesteld, zodat onze nettobetalingspositie ook op dat punt wel gunstiger wordt. Dus een kleinere begroting en daarbinnen zorgen dat de prioriteiten waaraan wij als Nederland iets hebben en waarmee Europa het meeste gediend is, als eerste worden bediend.

De voorzitter:

Mijnheer Verheijen, het is fijn als u probeert via de voorzitter te praten, dank u wel. Mijnheer Madlener, uw tweede vraag.

De heer Madlener (PVV):

Ik constateer dat de VVD er genoegen mee neemt dat de Nederlander nog steeds de grootste nettobetaler blijft, meer dan twee keer zoveel als een Italiaan, meer dan twee keer zoveel als een Fransman en bijna het dubbele van de Britten. Dat is toch onacceptabel? Uw ambities zijn zo laag. Wij hebben altijd ingezet op 2 miljard korting, zeg ik via de voorzitter. Mark Rutte staat helaas niet bekend als de beste onderhandelaar, want hij levert graag in, zoals wij de laatste tijd hebben gemerkt.

De voorzitter:

De premier zit in vak-K.

De heer Madlener (PVV):

De premier, inderdaad, maar dat is ook Mark Rutte.

De heer Verheijen (VVD):

Gelukkig wel, ja!

De heer Madlener (PVV):

De vorige keer toen uw partijleider Mark Rutte terugkwam met een mager onderhandelingsresultaat zat uw fractie te slapen. Wat gaat u nu doen als de premier terugkomt met een mager onderhandelingsresultaat? Ik vraag via de voorzitter wat de VVD-fractie doet. Blijft u dan weer slapen of gaat u nu eens op de trom slaan?

De heer Verheijen (VVD):

De geschiedvervalsing laat ik voor rekening van de heer Madlener. Ik constateer dat wij altijd samen hebben gestreden voor dat miljard en de inhoudelijk juiste prioriteiten. Daarmee gaan wij in ieder geval verder. Wij zijn consistent. Wij geven het kabinet een pakket mee van budgettaire en inhoudelijke kaders. Wij zijn realistisch. Wij begrijpen dat je met 27 landen uiteindelijk ook compromissen moet sluiten. Het heeft helemaal geen zin om binnen te struikelen met een veto in de hand en dat meteen op tafel te gooien. Ik zie u dat misschien nog wel doen maar een verantwoorde premier niet. Uiteindelijk gaat het erom welk resultaat wij rechts onder de streep overhouden. Dan kun je maar beter met een realistisch verhaal daar naartoe gaan. Wij geven de kaders hier aan. Ik vertrouw dit kabinet, en zeker de drie heren die hier zitten, volledig dat zij uiteindelijk het maximale voor Nederland eruit halen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik had het genoegen om vanochtend in het debat te zitten over de Landbouw- en Visserijraad. Als ik de stukken bestudeer en de voorstellen van Van Rompuy, dan maak ik mij eigenlijk wel zorgen. Want als ik zie dat er op het onderzoek- en innovatiebudget 7,1% wordt bezuinigd en op het landbouwbudget 4,6%, dan zie ik er dat er eigenlijk geen gestalte wordt gegeven aan de motie-Lucassen. Wat gaan u en ik eraan doen, vraag ik via de voorzitter, om te voorkomen dat onderwijs en innovatie er slechter van afkomen dan landbouw in deze begroting?

De heer Verheijen (VVD):

Het staat verderop in mijn tekst, die ik dan nu vast kan gebruiken. Ja, dan willen wij dat het kabinet maximaal inzet op het verschuiven van de begroting van cohesie, van landbouw, waaraan wij netto minder overhouden als land en wat Nederland volgens mij ook minder vooruithelpt, naar innovatie en wat mij betreft ook infrastructuur, toch echt de backbone van Europa. Dat ligt wat mij betreft als opdracht bij het kabinet, met de moties, met de aansporingen die wij hier vandaag nog doen. De box die nu voorligt is nog niet ons ideaalplaatje, dus wij blijven ook de minister en de minister-president aansporen om dat te verschuiven. Op die inhoudelijke parameters zijn wij het volgens mij volledig eens. Over de vraag wat je overigens binnen die verschillende pijlers nog gaat doen, is vanochtend in het AO over de Landbouw- en Visserijraad ook nog uitgebreid gediscussieerd, maar over de kaders zijn wij het eens.

De heer Klaver (GroenLinks):

Zo hard inzetten bij de begroting voor Landbouw, de positie voor Nederland daarin en de verdeling van de middelen is niet goed voor je positie. Natuurlijk, wij zijn een grote nettobetaler, maar waarom kiest de VVD er eigenlijk niet voor om die positie juist in te zetten om de gewenste inhoudelijke koers in Europa meer gestalte te geven, in plaats van het er alleen maar over te hebben wat het ons in concrete euro’s oplevert? Wat is de richting die je met Europa uit wilt? Ik dacht dat er richting werd gegeven met de motie-Lucassen. Ik constateer dat het voor de VVD alleen maar te doen is om wat er aan de onderkant van de streep staat. Jammer!

De heer Verheijen (VVD):

Ik vind het jammer dat de heer Klaver zeer selectief luistert. Ik ben begonnen met de vraag waar Europa wat ons betreft over gaat. Natuurlijk vrede en veiligheid, maar daarnaast ook gewoon concurrentiekracht en verdienvermogen. Hoe verhoudt Europa, theoretisch de sterkste economie van de wereld, zich nu tot de andere werelddelen? De motie-Lucas en de motie-Pechtold ondersteunen dat volgens mijn fractie. Wij denken daar niet verschillend over. Ik vind het aardig dat de heer Klaver zoekt naar de verschillen. Die zijn er echter op dit punt volgens mij niet. Misschien is er één verschilpunt. Mijn fractie maakt zich niet alleen zorgen over de vraag hoe de verschillende parameters erin zitten, maar ook over de vraag wat de Nederlandse belastingbetaler uiteindelijk precies aan Europa betaalt. Blijkbaar maken wij ons iets meer zorgen dan de fractie van de heer Klaver over de vraag wat de Nederlandse belastingbetaler kwijt is aan Europa. Dat zit er bij ons wel nadrukkelijk bij.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik spreek allereerst een woord van dank uit voor de VVD-fractie, omdat men in de zoektocht naar wijsheid ook te rade gaat bij de Schrift. Dat noteren wij met dankbaarheid.

Ik heb stevige teksten gehoord over wat de VVD-fractie niet wil met de financiëletransactiebelasting. In het regeerakkoord is echter afgesproken dat de deur opengaat en dat zo’n belasting onder bepaalde voorwaarden tot de mogelijkheden behoort. In een vorige periode heeft de VVD-fractie, samen met die van het CDA, een motie ingediend waarin staat dat we niet aan zo’n financiëletransactiebelasting moeten beginnen. Klopt het dat de VVD-fractie dat standpunt heeft losgelaten?

De heer Verheijen (VVD):

Ik dank de heer Segers voor deze vraag. Hij heeft, net als wij, het regeerakkoord gelezen. Wij hebben onderhandeld met een andere partij, die andere opvattingen heeft. Er is niet alleen uitgeruild, maar er zijn ook compromissen gesloten. Op dit punt is volgens mij een compromis gesloten. In het regeerakkoord staat dat wij akkoord kunnen gaan met een financiëletransactietaks als instrument, op drie zeer stringente voorwaarden. In de eerste plaats mag de transactietaks geen eigen middel voor de Europese Unie worden. Daarover gaat het vandaag. In de tweede plaats mag de transactietaks de pensioensector niet raken. In de derde plaats mag zij geen ongunstige samenloop kennen met andere instrumenten, zoals de bankenbelasting. Dat zijn de drie zeer stringente voorwaarden, die ervoor zorgen dat de omvangrijke financiële sector in Nederland niet op achterstand wordt gezet en de concurrentiepositie van de sector niet wordt aangetast. Dus ja, mijn fractie steunt op dit moment de invoering van de financiëletransactietaks, maar stelt daarbij drie zeer stringente voorwaarden. Als aan één van de voorwaarden niet kan worden voldaan en als niet kan worden gegarandeerd dat de concurrentiepositie van de Nederlandse financiële sector in stand blijft, zal mijn fractie niet meewerken aan de financiëletransactietaks.

De heer Segers (ChristenUnie):

Kan de VVD-fractie zich voorstellen dat het kabinet na twee dagen onderhandelen terugkomt met een akkoord waarin inderdaad sprake is van een financiëletransactiebelasting die voldoet aan die voorwaarden? Kan de VVD-fractie zich dat voorstellen?

De heer Verheijen (VVD):

Dat kan ik mij niet voorstellen. Het regeerakkoord is zeer helder. Wij zijn tegen nieuwe eigen middelen voor de Europese Unie. Wij vinden de blauwe belastingenvelop van de Nederlandse Belastingdienst al niet leuk. Van een blauwe belastingenvelop met gele sterretjes houden wij al helemaal niet. Wij willen dus geen nieuwe eigen middelen voor de EU. Wij kunnen ons niet voorstellen dat het kabinet terugkomt uit de onderhandelingen met een financiëletransactietaks waarvan de opbrengsten uiteindelijk op de Europese begroting terechtkomen.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Verheijen zet op zich wel scherp in. Wat mij betreft zou het aan het einde rechtsonder nog wel wat forser mogen. Zijn inzet met betrekking tot de verschuiving bij landbouwfondsen en bij cohesiefondsen steunt mijn fractie helemaal. Ook als de heer Verheijen zegt dat er geen geld hoeft te komen voor fietspaden in Portugal, kan ik mij daar helemaal in herkennen. Toch liggen er nu al voorstellen waarmee op al deze terreinen volgens mij volstrekt onvoldoende wordt bereikt, afgezet tegen de woorden van de heer Verheijen. Mijn eerste vraag is of de heer Verheijen vindt dat het kabinet er koste wat kost uit moet komen. Mijn tweede vraag is, of hij vindt dat het kabinet uitdrukkelijk de mogelijkheid moet openhouden om met een veto te dreigen. Dat wordt al door minimaal zeven landen gedaan.

De heer Verheijen (VVD):

Het is natuurlijk in het Nederlands belang dat er een begroting komt vanaf 2014. Ik kom daar nog op terug. Als die begroting er niet komt, dan vallen wij terug op de huidige begroting. Dan wordt die per jaar vastgesteld, maar dan zonder de Nederlandse korting. Ik zal het kabinet dadelijk vragen of er een soort contingency plan, een soort back-upplan is als dit gebeurt. Natuurlijk, een veto heb je om mee te dreigen, een veto heb je om te gebruiken in de onderhandelingen, maar je moet daar zeer voorzichtig mee zijn. Dat zeg ik ook tegen de heer Madlener. Uiteindelijk, als er geen begroting komt, als er geen oplossing komt, dan kost dat Nederland vanaf 2014, dus als er niets gebeurt, een miljard extra, want onze korting vervalt. Dat is echt gokken, een spelletje spelen met Nederlands belastinggeld.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil nog graag weten van de heer Verheijen of hij vindt dat Nederland genoegen moet nemen, of het kabinet genoegen moet nemen met de korting zoals die nu door Herman van Rompuy wordt voorgesteld.

De heer Verheijen (VVD):

Nee, want onze onderhandelingsinzet is een andere. Daarom sturen wij kabinet nog een keer naar Brussel terug, want anders kon dit met een briefje worden afgedaan. Natuurlijk moet er nog worden onderhandeld, maar het voorstel dat er ligt, is wat ons betreft nog niet voldoende. Ik zie dit als een aansporing zowel op de budgettaire kaders als op de inhoud om er nog meer voor Nederland uit te halen voor onze belastingbetalers.

De heer Omtzigt (CDA):

In conceptconclusie nr. 105, wordt heel helder voorgesteld om, wanneer de Financial Transaction Tax, wordt ingevoerd, die meteen de basis te laten zijn voor een eigen middel. Wat betekent dit voor de VVD-fractie? Betekent dit dat Nederland zich volgens de VVD-fractie moet terugtrekken uit de groep die de FTT wil invoeren, of betekent dit – en dat hoor ik de heer Verheijen zeggen – dat Nederland de Raadsconclusies op dat moment moet blokkeren, omdat de EU daarmee via de achterdeur alsnog een eigen middel invoert?

De heer Verheijen (VVD):

Ik kijk even naar mijn eigen tekst, want ik heb hierover een vraag aan het kabinet. Wat als de kopgroep toch pleit voor een eigen middel voor de EU? Kan Nederland zich dan nog terugtrekken? Kan Nederland dan ook niet meedoen aan de FTT? Wat ons betreft wel, want het is een van de drie voorwaarden die wij aan de FTT hebben gesteld, namelijk dat het niet om een eigen middel van de EU gaat, maar dat het moet terugvloeien naar de Nederlandse begroting. Wat ons betreft doet Nederland daar dus niet aan mee.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is helder. Nederland moet zich dus terugtrekken uit de kopgroep als het een eigen middel dreigt te worden, maar de VVD accepteert op dat moment wel een eigen middel van de EU.

De heer Verheijen (VVD):

Mijn vraag aan het kabinet op dit punt is hoe een en ander zich verhoudt, want de kopgroep voert dan de FTT in als een eigen middel. Ik ben benieuwd naar onze positie daarin. Ik wacht eerst het antwoord van het kabinet af. Wat ons betreft is het helder. In het regeerakkoord is een compromis afgesproken. Dit mag onze sector niet schaden en ook de Nederlandse belastingbetaler niet. Het is wat ons betreft dus een eigen middel voor de EU. De vraag of de rest van de kopgroep dan doorgaat zonder Nederland leg ik ook neer bij het kabinet, evenals de vraag naar de gevolgen daarvan.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat de VVD is gedraaid op de FTT is algemeen bekend, want dat staat in het regeerakkoord. Dat weten wij allemaal. Daar hoeft de heer Verheijen niet zo omheen te draaien. Waar ik niets over lees in het regeerakkoord, is een eventueel derde steunpakket aan Griekenland, of te wel de belofte van de heer Rutte “geen cent meer naar Griekenland”. In mijn betoog ben ik erop ingegaan. Ik heb er gisteren twee moties over ingediend, maar tot mijn grote verbazing stemt de VVD tegen die moties. Wat 2,5 maand geleden nog “afspraak is afspraak” was voor de heer Rutte, geen extra cent naar Griekenland en zeker geen derde steunpakket, is gisteren om zeep geholpen door tegen mijn moties te stemmen. Wat is de verklaring van de heer Verheijen daarvoor?

De heer Verheijen (VVD):

De VVD is helder op dat punt. Overigens zijn wij met de FTT niet gedraaid. We hebben na onderhandelingen een compromis gesloten. Ik herinner mij nog dat de heer Van Dijck wat betreft zijn AOW-standpunt niet eens onderhandelingen nodig had om te draaien, een dag na de verkiezingen. Wij hebben er in ieder geval over onderhandeld en extra voorwaarden bedongen, zodanig dat dit niet nadelig is voor Nederland. Ten aanzien van uw vraag over Griekenland: wat ons betreft is het helder dat er geen derde steunpakket voor Griekenland komt. De bal ligt niet bij ons, maar bij Griekenland en daar laten wij hem ook graag liggen. Wij hoeven daarvoor niet voor uw motie te stemmen. Ik heb het de heer Weekers gisteren ook horen zeggen: no fresh money, geen vers geld voor Griekenland.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Er is nu sprake van verlaging van de rente, van het doorrollen van looptijden, van het uitstellen van rentebetalingen; allemaal fresh money van de Nederlandse belastingbetaler naar Griekenland. Die opties liggen serieus op tafel in Brussel. Ze worden zelfs aangedragen door de minister van Financiën, onder het mom van “dat lijkt mij wel passelijk”. U zegt “no fresh money”, u stemt tegen een motie waarin staat “no fresh money” en u bent voor de input van de minister van Financiën in Brussel, namelijk een lagere rente. Een lagere rente, mijnheer Verheijen, is ook fresh money.

De heer Verheijen (VVD):

Het kabinet, de minister en de staatssecretaris zitten er volgens mij allemaal heel stevig in, net als wij: geen derde pakket, geen vers geld. En mochten er al andere parameters worden toegepast in dat tweede pakket, dan zal dat plaatsvinden binnen dat pakket. Wij kennen dat niet, wij weten ook niet wat er in het rapport van de trojka staat. Wij wachten dit af, want wij gaan geen als-danvragen behandelen. Volgens mij is de VVD op dit punt zeer helder, met of zonder uw moties. Daar kunt u ons aan houden.

De heer Madlener (PVV):

De Nederlandse burger wordt zwaar gepakt door dit kabinet, door uw kabinet. De koopkracht gaat er ...

De voorzitter:

Niet mijn kabinet.

De heer Madlener (PVV):

Nee, dat is waar.

De voorzitter:

Als u zegt: voorzitter, uw kabinet ...

De heer Madlener (PVV):

Ik dacht dat u ook van de VVD was, maar ...

De voorzitter:

Niet als voorzitter.

De heer Madlener (PVV):

Goed. De VVD steunt dit kabinet en maakt er deel van uit. Zij pakt de burger zwaar. Wat vindt u van het geld dat naar Brussel vloeit? Nederland betaalt het meest, zo hebben wij net geconstateerd. Turkije ontvangt jaarlijks meer dan 1 miljard euro van de Europese Unie. Vindt de VVD-fractie dat acceptabel, wetende dat de Nederlandse burger zwaar in de portemonnee wordt gepakt?

De heer Verheijen (VVD):

Wij zijn voor een verlaging van de Europese begroting. Dat is ook de inzet op dit moment. Wij zijn voor een verbetering van de nettobetalingspositie van Nederland en voor het anders aanwenden van het Europese geld. Zeker als wij dit stoppen in de innovatie- en infrastructuur, komt dit ten goede aan de concurrentiekracht van Europa en daarmee aan onze welvaart in de toekomst. Is het huidige Europa ons ideaal? Nee. Is de Europese begroting met al die rare kortingen en wat er historisch is gegroeid ons ideaal? Nee, maar wij zijn wel realistisch. Uiteindelijk zullen wij met 27 landen tot een vergelijk moeten komen. Wij geloven erin dat Europa uiteindelijk zal bijdragen aan onze welvaart, aan een aantal gemeenschappelijke goederen die wij willen produceren, en daarom staan wij nog altijd voor Europa. Wij zijn inderdaad kritisch. Het is geen ideale begroting, maar wij proberen stapje voor stapje onze positie te versterken.

De heer Madlener (PVV):

Ik noem Turkije omdat Turkije helemaal geen lid is van de Europese Unie, gelukkig niet. De Nederlandse burger wordt zwaar gepakt. Wij gaan er hard op achteruit. Dat is schadelijk voor de Nederlandse economie. Mede uw partij doet dat. In dat licht vraag ik u: is het voor de VVD acceptabel dat de Europese Unie dat geld aan Turkije geeft, met nota bene een veel sneller groeiende economie dan de Nederlandse? Wij zitten in de min, maar Turkije heeft enorme plussen. Is het acceptabel dat de VVD ons geld afpakt en aan Turkije geeft? Dat is toch te gek voor woorden? Wat vindt u daarvan? Dat is toch niet acceptabel?

De voorzitter:

Mijnheer Verheijen, wat vind ik ervan?

De heer Verheijen (VVD):

Goede vraag. Laat ik nogmaals aangeven: nee, het systeem dat wij hebben is niet ideaal, maar het is wel werkbaar. Laten wij het eens omdraaien. U constateert iets, u gooit de handdoek in de ring en loopt stampvoetend weg. Al dat moois dat daar ook ligt te wachten, laat u gewoon liggen. Laten wij kijken hoe wij aan Europa maar ook aan de samenwerking met Turkije, dus de vrijhandelsverdragen met Turkije en de vrijhandelszone, zo veel mogelijk kunnen verdienen. Wij zijn ook kritisch op Turkije en een eventuele toetreding ooit tot de EU. Wij moeten echter kijken hoe wij op dit moment binnen Europa en in de samenwerking met landen waarmee wij onderhandelen zo veel mogelijk geld kunnen verdienen. Dat u daarvan wegloopt, is aan u. Wij maken er het beste van.

De voorzitter:

Nee, het gaat via mij. Ik loop niet weg, ook niet als u het tegen mij zegt. Dat is precies ook de reden waarom het via mij gaat. Ik heb een hekel aan het jij-bakken in een debat, van beide kanten. Gaat u verder met uw inbreng.

De heer Verheijen (VVD):

Excuus, voorzitter. De meeste punten uit mijn spreektekst zijn inmiddels behandeld. Ik heb een vraag aan het kabinet ingeval er komend weekend geen overeenstemming wordt bereikt omdat Groot-Brittannië of Frankrijk of welk land dan ook met een veto komt. Wat gebeurt er dan? Zoals zojuist al is aangegeven, vervalt vanaf 2014 onze korting. Is er een back-upplan of een contingency plan? Wat gaat het kabinet dan doen? Wij overwegen op dit punt een motie in te dienen.

Ik richt mij via u tot het Europees Parlement. Minister Timmerman heeft tijdens het laatste AO over de Raad Algemene Zaken heldere woorden gesproken. In een tijd waarin begrotingen van landen stevig onder druk staan, waarin het draagvlak voor Europa fragiel is en waarin alle burgers iets merken van de crisis in de wereld, is het eigenlijk niet van deze wereld dat het Europees Parlement voortdurend vraagt om meer geld. Ik noemde al 2012, 2013 en de meerjarenbegroting: het gaat altijd om meer geld.

Er zijn in heel Europa nog zo’n 800 mensen die echt geloven dat Europa meer geld zou moeten spenderen en helaas zitten daarvan ongeveer 700 mensen in dat Europees Parlement. Mijn oproep aan de meerderheid van het Europees Parlement is met beide voeten terug te keren op aarde en te accepteren dat het met minder moet en met minder kan.

De heer Pechtold (D66):

Het een-na-laatste punt van de heer Verheijen vind ik wel interessant. Hij overweegt een motie als het tot een patstelling komt. Wat is de opstelling van de VVD-fractie? De heer Verheijen liet zijn schaduw al vooruitsnellen. Het zou weleens kunnen betekenen dat de korting van 1 miljard waarmee wij altijd al rekening houden, op de tocht komt te staan.

De heer Verheijen (VVD):

Wij hopen dat met de kaders die wij hebben meegegeven bij de inhoudelijke budgettering overeenstemming wordt bereikt. Wij sturen het kabinet het komende weekend niet naar de top om geen overeenstemming te bereiken, maar uiteindelijk kan dat wel een gevolg zijn: of door Nederland doordat wij in het geheel niet krijgen wat wij willen, of door andere landen. Er moet dan zijn nagedacht over hoe het verder gaat vanaf 2014. Wij willen liever niet in het luchtledige laten hangen wat er op 1 januari 2014 gebeurt, want dat kan ons 1 miljard per jaar kosten. Dat heeft grote gevolgen voor de rijksbegroting en voor de belastingbetalers in dit land. Dat willen wij niet. Ik vraag het kabinet dan ook wat er dan gaat gebeuren. Hoe ziet het dat scenario voor zich? Uiteindelijk hopen wij dat er, binnen de kaders die wij stellen, echt overeenstemming wordt bereikt.

De heer Pechtold (D66):

Wij hopen allemaal dat er overeenstemming wordt bereikt. De heer Verheijen overweegt echter een motie. Hij wil een Kameruitspraak ontlokken als het kabinet niet duidelijk is. Het is voor mij in eerste termijn belangrijk waar ik op moet letten tijdens de beantwoording van de minister-president. Wanneer overweegt de heer Verheijen een motie in te dienen? Op welk moment wil hij het kabinet een uitspraak van de Kamer meegegeven en welke grens behelst dat dan?

De heer Verheijen (VVD):

Ik wil in de eerste plaats dat het kabinet zich inspant om, mocht het niet tot een meerjarenbegroting vanaf 2014 komen, de korting van 1 miljard te behouden. Wij kunnen het ons eenvoudigweg niet veroorloven dat wij vanaf 2014 ineens met 1 miljard extra zitten. Er moet over nagedacht worden. Wij moeten ons daarvan bewust zijn. Wij moeten ons ervoor inzetten om de korting van 1 miljard te behouden, ook als wij vanaf 2014 werken met jaarbegrotingen of als er in het ergste geval geen begroting komt.

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan de heer Servaes van de PvdA-fractie, die hier zijn maidenspeech houdt. Het grote voorrecht van een maidenspeech is dat hij niet mag worden geïnterrumpeerd. Mijnheer Servaes, geniet ervan en succes.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ik dank mijn collega van de VVD-fractie, die alle interrupties al voor zijn rekening heeft genomen. Zo regelen wij dat.

Het is een enorme eer om hier vandaag in deze zaal te mogen spreken. Het is extra bijzonder om dat in aanwezigheid van onze ministers en onze minister-president te doen. Ik hoop dat u mij vergeeft dat het voor mij nog bijzonderder is dat ook mijn familie vandaag aanwezig is, zonder wie dit vak niet vol te houden zou zijn.

Vandaag spreken wij over Europa, een thema, een samenwerkingsverband, een werelddeel waarvan het belang voor Nederland niet overschat kan worden. Voor veel mensen blijft Europa een abstractie waar zij maar weinig gevoel bij hebben. Voor anderen is het zelfs het mikpunt van alles wat niet deugt in deze wereld. Voor mij is het duidelijk dat de toekomst van ons land onlosmakelijk verbonden is met de toekomst van Europa, met alle positieve, maar ook de moeilijke aspecten die daarmee te maken hebben.

Astronauten hebben na hun terugkeer op aarde vaak een beter besef van de mondiale problemen waarmee we te maken hebben, zoals klimaatverandering. Met hen realiseer ik mij dat ik het voorrecht heb gehad om met enige afstand naar ons continent te kunnen kijken, helaas niet vanuit de ruimte, maar wel vanaf de randen van Europa. Vijftien jaar geleden begon ik mijn internationale loopbaan in Zwitserland, een land dat zich aan alle Europese afspraken houdt en dat zelfs meedoet aan Schengen. Het is ook een land dat geen lid van de EU is, dat geen plek aan de onderhandelingstafel heeft en dat dus geen enkele invloed heeft op de koers van Europa. Tot voor kort werkte ik in het Verenigd Koninkrijk, een land dat steeds meer worstelt met zowel de eigen identiteit als de verstandhouding met het continent. Maar het is net als Nederland een echt handelsland, dat voor zijn welvaart volstrekt afhankelijk is van Europa. De meest directe invloed van de aan- of afwezigheid van Europa voelde ik echter op de Balkan, in het voormalig Joegoslavië, waar “Nie wieder Krieg” niet bleek te slaan op de Tweede Wereldoorlog of op de Koude Oorlog, maar zichtbaar en voelbaar was door de diepe wonden van de oorlogen in Kroatië, Bosnië en Kosovo. Gelukkig kon in Macedonië, waar ik indertijd woonde, wel meer ellende voorkomen worden na een krachtige internationale interventie. Onder de bemiddelaars, die indertijd een vredesakkoord tot stand brachten, was destijds een wat breekbare, maar desondanks niet minder indrukwekkende man: Max van der Stoel. Tien jaar later zijn de landen van de Westelijke Balkan ieder in hun eigen tempo en soms met horten en stoten onderweg naar de Europese Unie.

Vrede, veiligheid en welvaart zijn nooit vanzelfsprekend. Juist de komende tijd zullen we voor ingewikkelde uitdagingen staan en besluiten moeten nemen over de toekomst van Europa. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Ik ben blij dat we een kabinet hebben dat zich bereid heeft verklaard om die verantwoordelijkheid te nemen.

Vanuit mijn achtergrond en idealen richt ik mij nu op de actualiteit van de dag: de onderhandelingen over de meerjarenbegroting. Vanochtend ontvingen wij van de minister een brief met de laatste stand van zaken in dit miljardenspel. Daaruit blijkt dat de onderhandelingen zich weliswaar in de goede richting bewegen, maar dat het nog allesbehalve zeker is dat we deze week tot een goed akkoord zullen komen. Een goed akkoord betekent wat de Partij van de Arbeid betreft een sobere, moderne en rechtvaardige begroting. Een sober budget omdat niet uit te leggen is dat de EU meer zou uitgeven in een tijd waarin lidstaten stevige en pijnlijke bezuinigingen moeten doorvoeren. De inzet van 100 miljard korting op het Commissievoorstel blijft wat ons betreft overeind. Een modern budget omdat de schaarse EU-gelden zo doelmatig mogelijk moeten worden ingezet. Geen begroting voor de prioriteiten van de vorige eeuw, maar een budget dat gericht is op de uitdagingen en de kansen van het Europa van de toekomst. Dit betekent dus inderdaad, zoals in het regeerakkoord staat, minder naar landbouw- en cohesiefondsen en meer naar onderzoek, innovatie en duurzaamheid. De Kamer riep al eerder op tot deze verschuiving van minimaal 10 miljard per jaar. Dit betekent dus in totaal ten minste 70 miljard extra voor de categorie in de begroting die zich richt op onderzoek en innovatie. Ik denk in het bijzonder aan het programma Horizon 2020. Ten slotte moet de begroting rechtvaardig zijn. Nederland mag als rijk land best wat meer betalen, maar het moet wel vergelijkbaar zijn met wat lidstaten van eenzelfde welvaartsniveau betalen. De korting van 1 miljard blijft dus ook overeind.

De PvdA hoopt op een spoedige budgetdeal. Het to-dolijstje van Europa wordt immers almaar groter: striktere regelgeving voor de banken, een nieuw besluit over Griekenland, versterking van de EMU. Binnen die context kunnen wij ons uitstel simpelweg niet veroorloven. Ook voor ons geldt echter: niet tegen elke prijs. We zullen het onderhandelingsresultaat moeten beoordelen op basis van het totaalplaatje. Immers, de drie aspecten van de begroting, sober, modern en rechtvaardig, hangen onderling samen. Meer geld naar onderzoek en innovatie levert bijvoorbeeld een betere Nederlandse nettobetalingssituatie op. Graag verneem ik van de minister-president of hij dit ook zo ziet en of hij de drievoudige inzet die ik noemde, inclusief de genoemde kwantitatieve doelen, onderschrijft.

Ik kom op de financiëletransactiebelasting. Net als het kabinet is de Partij van de Arbeid voor de invoering van een FTT, zodat ook banken hun bijdrage leveren aan het herstel van Europa. In het regeerakkoord wordt een aantal voorwaarden genoemd waaraan zo’n FTT zou moeten voldoen. Het huidige voorstel – het is al gezegd – raakt aan een van die voorwaarden, namelijk dat de opbrengsten ten goede moeten komen aan onze eigen schatkist. Ik vraag de minister-president om te vertellen op welke wijze hij sinds het aantreden van dit kabinet heeft geijverd voor een Europese FTT. Acht hij het onder het huidige ontwerp mogelijk dat lidstaten toch nog zelf bepalen of zij de FTT-opbrengst verdisconteren met hun EU-afdrachten? Kan hij zeggen hoe hij zeker denkt te stellen dat het definitieve ontwerp volledig aan de Nederlandse voorwaarden zal voldoen? Ik overweeg om op dit punt een motie in te dienen in tweede termijn.

Tot slot kom ik op een onderwerp waarover wij nog niet gesproken hebben: de zorgelijke ontwikkelingen in het Midden-Oosten. Ik kan mij niet voorstellen dat de Europese regeringsleiders hier geen aandacht aan zullen besteden. Steeds meer burgers worden slachtoffer en de kans op vrede lijkt verder weg dan ooit. Wij hopen natuurlijk ten volle dat de diverse bemiddelingspogingen succes zullen hebben. Kan de minister-president vragen of voorzien is dat aan dit onderwerp aandacht wordt geschonken, of is hij zelf van plan het te agenderen?

Dit waren mijn opmerkingen en vragen. Ik zie uit naar de beantwoording door het kabinet.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Mijnheer Servaes, heel hartelijk gefeliciteerd met de eerste woorden die u hier ononderbroken heeft mogen spreken. Ik ben de eerste die u mag feliciteren. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken zodat uw collega’s u ook kunnen feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Aan mij de eer om de heer Servaes te feliciteren. Wij hebben hem al een aantal keren meegemaakt in diverse overleggen. Ik moet zeggen: zijn inbreng van zojuist smaakte ook naar meer. Ik doel met name op de mooie lijn die hij vanuit zijn vorige werk legde. Niet zozeer omdat het altijd mooi is om de lijn in je leven te zien of omdat hij de nodige ervaring in het buitenland heeft, maar omdat de woorden “nie wieder” bij mij ook bleven hangen. Ik denk daarbij niet alleen aan de oorlogen die de heer Servaes noemde, maar ook aan de situatie verder weg.

In het debat over de Europese Unie en haar begroting worden veel negatieve woorden over budgetten gebruikt. Ik zal daar ook het nodige over zeggen. Laten wij echter niet vergeten dat het voorkomen van oorlogen een van de grote drijfveren van de Europese Unie is geweest. Dit is, helaas wat ons betreft, doorgeschoten. Ik hoor dat anderen gelukkig ook zeggen. Dat wijst op de motivatie die wij delen om de vrede en veiligheid in Europa te blijven waarborgen. Tegen de heer Servaes zeg ik: gefeliciteerd en van harte welkom, ook namens de andere collega’s die niet zo gelukkigen waren als ik om direct na u te mogen spreken.

Er klinkt erg veel kritiek. Ik ben de achtste spreker en het valt mij op dat ik eigenlijk vanuit alle fracties commentaar en kritiek hoor op de begroting van de Europese Unie. Heel vaak heb je tijdens debatten nog wel een kamp dat voor is en een kamp dat tegen is, maar lijkt wel alsof hier het kamp dat tegen is alleen maar verschilt in de waarin grote woorden worden gebruikt. Iedereen is eigenlijk tegen de verhoging van de begroting, zelfs tegen het op het huidige niveau houden van de begroting. Zelfs de heer Pechtold zei: stop nu met het rondpompen van geld. Heel terecht zei hij: Europa, beperk je tot de kerntaken. Wij verschillen van mening over de kerntaken, maar wij delen breed dat er het een en ander moet gebeuren en dat Europa te veel geld uitgeeft.

De grote vraag is hoe het kan dat in een land zo massaal gezegd wordt dat Europa te veel taken heeft, te veel taken naar zich toetrekt en zich niets aantrekt van de recessie waarin wij verkeren. Althans, zo komt het op ons en de burger over als Europa de begroting steeds maar weer ophoogt. Hoe kan het dat dit gebeurt? Wij maken miljarden over. Anderen landen doen dit met ons en daar hoor je ook kritische geluiden. Wij weten wat er gaat gebeuren. Ergens midden in de nacht wordt een compromis gesloten. Het is zeker dat wij dan een nieuw debat voeren. Het is zeer waarschijnlijk dat de coalitiepartijen dan zeggen: nou ja, dit is wel zoals het moet. De oppositiepartijen zeggen dan: er had meer gemoeten.

De regering gebruikt een heel stevige toonzetting in de brieven die zij naar de Kamer stuurt. De Kamer gebruikt een nog steviger toonzetting over het financiële kader. Hoe stevig gaat de regering nu de onderhandelingen in? Ik vind het een bemoedigend teken dat de minister van Financiën hier zonder enige slaap zit, terwijl hij de hele nacht onderhandeld heeft over Griekenland. Ik gun dat de minister overigens niet. Ik gun hem zijn slaap en het is maar beter ook als je je slaap krijgt. Het is een bemoedigend teken dat Europa op dit punt heeft durven zeggen: wij gaan niet omdat de tijd verstrijkt een compromis sluiten dat niet goed genoeg is; er moet opnieuw gepraat worden.

Ik merk het volgende op met een knipoog naar de heer Verheijen, die gelukkig uit Genesis citeerde. Ga daar vooral mee door, want er staan nog allerlei andere prachtige dingen in Genesis. Ik kan hem zo nog meer citaten aanreiken, maar volgens mij kent hij die zelf ook wel. Na Genesis volgde wel Exodus, de bevrijding uit Egypteland. Ik heb weleens het gevoel dat wij hier ook een soort bevrijding nodig hebben, niet alleen van de regels uit Brussel – gisteren hebben wij gelukkig nee gezegd tegen de energieprestaties – maar ook van Griekenland. Is er volgens de minister van Financiën ook wat dat betreft niet een soort exodus nodig die niet alleen goed is voor ons, maar ook voor de Grieken zelf? Zou dat niet de oplossing zijn?

Wij pleiten voor minder budget. Wij zijn blij dat de regering zich hiervoor hard inzet en wij hopen dat ze die toon volhoudt door de nachten heen. Het is goed dat de regering kiest voor innovatie en concurrentiekracht. Wat ons betreft is het echter niet goed dat dit ten koste gaat van het landbouwbudget. Jammer is dat. Juist daar zit veel economische potentie. Juist daar moet veel innovatie plaatsvinden. Benut dat. Zorg dat het ene niet gaat lijden onder het andere. Het is prima dat er binnen dat budget meer geld wordt besteed aan innovatie, maar financier dat dan door minder bureaucratie en het afstoten van taken.

Het is goed dat er eens kritisch wordt gekeken naar het OS-budget. Hoe gaat men daar nu mee om? Het is toch bizar dat snelgroeiende landen als China, Brazilië en India nog steeds aanspraak kunnen maken op die hulpprogramma’s? Hoe gaat de regering daarmee om? Het zijn juist onze concurrenten. Die hoeven toch niet meer geholpen worden, gezien de groei die daar plaatsvindt?

Tot slot de buitenlandse politiek van Turkije. De Turkse premier Erdogan, premier van een land dat nog altijd in de race is voor toetreding tot de Europese Unie, heeft Israël nota bene betiteld als een terreurstaat. Dit kan absoluut niet. Ik heb gelukkig begrepen dat minister Timmermans al afstand heeft genomen van die uitspraak. We volgen het nieuws, minister. Neemt Europa ook afstand? Europa doet namelijk wel eens krachtige uitspraken richting Israël, maar neemt de Europese Unie als geheel hier ook krachtig afstand van? Zegt zij tegen Turkije, tegen Erdogan, dat deze taal absoluut niet kan en dat zij dit niet accepteert?

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ook van mijn kant felicitaties aan de heer Servaes voor zijn maidenspeech. Het was een inspirerend betoog en ik kijk uit naar de samenwerking in de komende jaren.

0,14%, dat is het verschil tussen het hoogste bod en het laagste bod van de voorstellen die op tafel liggen. De hele discussie over het Meerjarig Financieel Kader gaat over de vraag of het wel of niet omhoog moet. Als we een beetje uitzoomen, zien we dat we het over de Europese Unie hebben. Dat is meer dan een simpele samenwerking of een kosten-batenanalyse. Het is een project, gebaseerd op idealen. Het gaat over een verschil van 0,14% tussen het hoogste en het laagste bod voor het Meerjarig Financieel Kader.

De berekeningen verschillen een beetje. De Europese Unie is echter nog een van de beste investeringen die de Nederlandse Staat doet. Wij hebben het voortdurend over de afdrachten vanuit Nederland zonder douaneheffingen, van ongeveer € 115 per persoon, en met douaneheffingen, van ongeveer € 255 per persoon. Ik hoor echter eigenlijk heel weinig over de opbrengsten van de Europese Unie. Er wordt zelfs gesproken over € 2.000 per persoon. Wellicht kan het kabinet ingaan op het verschil tussen onze afdrachten en dat wat Europa ons oplevert.

Het Raadsvoorstel van Van Rompuy kan onze goedkeuring op dit moment niet wegdragen. Ik geloof ook niet dat er nog heel veel steun voor is. President Hollande, een van de grootste financiers van de EU, hekelde gisteren nog de positie van lidstaten als Nederland en vroeg om solidariteit. Dat kun je bestrijden, zoals mijn collega van de VVD dat doet, maar je kunt het ook als aanknopingspunt aangrijpen. Als Hollande namelijk vraagt om meer solidariteit, vragen wij om modernisering van de Europese begroting. Het is volgens mij de perfecte gelegenheid om te stellen dat Straatsburg als tweede zetel afgeschaft moet worden. Het is het moment om ervoor te zorgen dat boeren minder inkomenssteun krijgen en dat er meer geld gaat naar innovatie en onderzoek. We kunnen boos worden op president Hollande, maar we kunnen ook zijn uitlatingen aangrijpen om onze onderhandelingspositie te versterken. Ik gaf al aan dat wij, zoals het voorstel er nu ligt, niet blij zijn met het door Van Rompuy gepresenteerde pakket. Ik wil er dan ook twee zorgpunten uithalen. Het eerste zorgpunt betreft het Europese fonds voor ontwikkelingssamenwerking dat met 11% wordt gekort. PvdA-Europarlementariër Thijs Berman waarschuwde voor een domino-effect als Nederland de OS-gelden zou verminderen. Het domino-effect heeft Brussel nu bereikt. Gaat de minister deze dubbele klap aan de armste landen ter wereld nu uitdelen, nationaal en Europees? Ik had overigens een interruptie voorbereid, maar ik was me er niet van bewust dat het de maidenspeech van de heer Servaes was. Ik zou de PvdA-fractie willen vragen of zij hiermee akkoord gaat. Heeft een korting van 11% op het fonds voor ontwikkelingssamenwerking het akkoord van de fractie?

Ons tweede zorgpunt is dat er ook flink wordt gekort op het onderzoeks-, innovatie- en onderwijsbudget, te weten 7,1%. Het Erasmusprogramma zal wellicht verdwijnen en 44 Nobelprijswinnaars, 6 Fields Medal-winnaars en 150.000 andere burgers hebben een petitie ingediend om niet te korten op dit budget. Deze korting is nog hoger dan de korting op de directe inkomenssteun voor de landbouwers; zij worden ongeveer 4,5% gekort. Daarmee is het voorstel in strijd met de motie-Lucassen. Ik wil het kabinet vragen hierin verandering aan te brengen en hierbij de prioriteit te leggen. Nederland is ook nog netto-ontvanger op dit terrein. Als de minister op andere terreinen minder star is, worden we er volgens mij allemaal beter op.

Dan kom ik nu op de inkomstenkant van de Europese Unie. De Europese begrotingsonderhandelingen brengen het slechtste in de vertegenwoordigers van de lidstaten naar boven. Het is een koehandel waar wij vanaf willen. De GroenLinks-fractie is dan ook voor het toekennen van nieuwe eigen middelen aan de Europese Unie. Het positieve aan het voorstel van Van Rompuy is dat hij tweederde van de opbrengsten van de financial transaction tax aan de Europese begroting wil toekennen en dat van de afdracht van de deelnemende landen wil aftrekken. Hoe staat de minister hier tegenover? Ik ken zijn standpunt dat de opbrengst van de financial transaction tax direct naar de Nederlandse Staat zou moeten terugvloeien. Is het echter geen interessante optie om een en ander te verrekenen met de afdrachten? Meer eigen middelen, die niet uit de nationale schatkisten komen, hebben grote voordelen. Ik hoop dan ook dat het kabinet daar met een positieve blik naar wil kijken.

Tot slot, nog even over de synergie. Ik heb een motie teruggevonden van oud-collega Ormel die aangeeft dat Europese bestedingen ook nationale besparingen kunnen opleveren. Dat zou goed in kaart gebracht moeten worden. Kan de minister een perspectief schetsen op nationale besparingen als verder wordt ingezet op de synergie op het gebied van diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, defensie, handelspolitiek et cetera?

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Zowel Nederland als Europa heeft te maken met een grote financiële en economische crisis: te veel schulden en te veel uitgaven in de afgelopen tijd. De grote opdracht is om het huishoudboekje in de Europese landen weer op orde te krijgen. Daarvoor zijn de individuele lidstaten verantwoordelijk. Echter, ook de Brusselse begroting moet op orde zijn. Het overgrote deel van het geld dat we als lid in de EU betalen, gaat via regionale fondsen, landbouwfondsen en innovatiefondsen weer terug naar de lidstaten. Voor de controle op en verantwoordelijkheid voor dit geld is het cruciaal om solidair te blijven. Solidariteit is verbonden met soliditeit en verantwoordelijkheid. De strijd lijkt te gaan tussen de friends of better spending en de friends of cohesion. De ene wil meer en de ander wil minder. Hoe groot schatten de minister-president en zijn twee collega’s, die als een Nederlandse trojka het komend weekend naar Brussel gaan, de kans op een akkoord? Wat zijn zij bereid om daarvoor in te leveren? Is het mogelijk dat er pas in 2013 een akkoord zal komen en wat zijn dan de gevolgen van het uitstel voor Nederland?

Voor de CDA-fractie is het niet te begrijpen dat als gemeenten moeten bezuinigen op bibliotheken, zwembaden en andere voorzieningen, er meer geld wordt gevraagd voor de Europese meerjarenbegroting. Daarom moet vanuit een solidariteit met lidstaten en gemeenten ook in Europa gewerkt worden aan een trap-op-trap-afsysteem. Dit werkt goed tussen gemeenten en het Rijk en het zou ook moeten werken tussen landen en de EU-instellingen. Is de minister-president bereid om dit idee ook voor de toekomst in Europa in te zetten?

We willen een transparante en evenwichtige Europese begroting. Hierbij horen, ik moet eigenlijk zeggen, zijn essentieel de goedkeuringsverklaringen van de Rekenkamers. Zal de minister-president er een cruciaal punt van maken dat deze nu eindelijk openbaar gemaakt worden? Graag een duidelijke toezegging.

Een van de cruciale punten bij deze meerjarenbegroting is de nettobetalingspositie van Nederland ten opzichte van andere nettobetalers. De balkenendekorting van 1 miljard van de vorige perspectieven moet dan ook in de volgende worden voortgezet. Het CDA heeft altijd gezegd dat dit geen “penny wise, pound foolish” betekenen moet in de rekensommen. De minister-president moet zich niet op voorhand rijk rekenen. Dus alstublieft niet terugkomen met posters als “u krijgt € 1.000 terug” om dan een akkoord te vinden waar feitelijk € 2.500 lastenverhoging in zit. Dat hebben we in Nederland al een keer gezien met Rutte en dat zouden we niet nu nog een keer willen zien. Rekenen met Rutte is voor ons rekenen op Rutte.

Nederlandse bedrijven, regionale projecten en ook landbouw krijgen geld uit Europa. De CDA-fractie zal de regering beoordelen op het totaal en dus niet op de kale 1 miljard. Daarom vragen wij een overzicht voor het totaaleffect voor Nederland wanneer de minister-president terugkomt. Wat zijn de gevolgen voor de agrarische sector, de regionale producten en innovatie? Op die manier kunnen we het geheel beoordelen. Ook binnen de landbouw kan geld voor innovatie worden bestemd via mijn aangehouden motie. Hoe ziet de regering dit?

De 1 miljard moet binnengehaald worden, maar niet op een manier dat we er per saldo weer slechter van worden, bijvoorbeeld doordat we de vermindering in de afdracht voor het innen van de Europese belastingen kwijtraken. Ook moeten we ervoor zorgen dat er geen modulatie komt voor de agrarische sector. Anders snijden we keihard in ons eigen vlees. Zorgt de minister-president ervoor dat de bredere Nederlandse belangen in het oog worden gehouden? Ik overweeg daarover straks een motie in te dienen.

Een ander groot punt van zorg is de financial transaction tax. De CDA-fractie is tegen een Europese belasting en ziet de transactietaks als vergroting van de eigen middelen – zo staat het ook in conclusie nr. 105 die Van Rompuy al heeft rondgestuurd – van de Europese Unie. Wij denken dat het volstrekt onmogelijk zal zijn dat de pensioenfondsen hier niet direct of indirect door geraakt worden. Dus na de bezuinigingen op de pensioenen van deze overheid, zouden de Nederlandse pensioenfondsen ook nog een keer geraakt worden door een extra belasting uit Europa. Dat lijkt ons, gezien de kortingen op de pensioenen in Nederland, nog onwenselijker dan het normaal al zou zijn. Kan de regering keihard toezeggen dat dit op geen enkele wijze gebeurt? Gaat de minister-president voorkomen dat er een EU-belasting wordt ingevoerd via de transactiebelasting? Verder verwijs ik naar de vraag die ik aan mijn VVD-collega stelde, namelijk of Nederland nog steeds lid is van de kopgroep en of het zich daarin handhaaft als de rest van Europa toch doorgaat.

Niet direct een onderwerp van de top, maar de CDA-fractie roept het kabinet op ervoor te zorgen dat de EU-ambtenarensalarissen meer in lijn zijn met die welke in de lidstaten worden betaald. De regering schrijft dat de ambtenaren gemiddeld netto twee tot drie keer zo veel verdienen als een Nederlandse ambtenaar. Ik moest dat echt twee keer lezen: drie keer zo veel verdienen. De helft van de schalen in Brussel zit netto boven de Ruttenorm. Dus het idee om hem daar te laten werken, zo zeg ik tegen de heer Madlener, is niet zo’n goed idee, want dan gaat hij nog meer verdienen. Voor het CDA is de Europese bestuurslaag net als de gemeente, de provincie en het Rijk. Daarom geen goudgerande regelingen voor degenen die daar werken. Ja, de heer Van Rompuy heeft in zijn voorstellen ook een korting doorgevoerd op het ambtelijke kader: binnen een begroting van zo’n 1.000 miljard is dat 500 miljoen. Zou dat een onsje meer kunnen? Niet dat we daarmee de andere problemen op de begrotingsposten oplossen – want dit is maar 6% tot 7% van de begroting – maar het signaal lijkt mij toch helder.

Nu de minister van Financiën aanwezig is, een vraag over Griekenland. Ik ben blij dat hij onmiddellijk hiernaartoe is gekomen. Kan hij enige inzage geven in de documenten, zoals de trojkarapporten, of in de verdere zaken die daar op tafel hebben gelegen? Wat is de stand van zaken rond Griekenland? Welke afspraken zijn er gemaakt voor de komende weken? Griekenland heeft namelijk nog een aantal leningen die onmiddellijk moeten worden doorgerold. Wat gebeurt daarmee, hoe gaan we dit probleem oplossen?

De voorzitter:

Hiermee is een eind gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. De regering heeft aangegeven dat zij meteen kan antwoorden. Eerst zal de minister-president antwoorden, daarna de minister van Buitenlandse Zaken en daarna de minister van Financiën. Het woord is nu aan de minister-president.

Minister Rutte:

Voorzitter. De rolverdeling zal als volgt zijn. Ik zal zelf een aantal dingen zeggen over de onderhandelingen van de komende dagen in Brussel over het Meerjarig Financieel Kader. Daarna zal minister van Buitenlandse Zaken Timmermans ingaan op een aantal specifieke vragen, in het bijzonder die over plattelandsbeleid en de inkomenssteun; de aanpassing van de systematiek, dus hoe je in de toekomst het MFK beter kunt laten functioneren; vragen over de agentschappen; de vraag of wij het reiscircus naar Straatsburg kunnen beëindigen; en de vraag over de motie uit 2008 van het lid Luijben van de SP over de verantwoording. Dit is overigens geen limitatieve lijst. De minister van Buitenlandse Zaken zal ook ingaan op de vragen over het Midden-Oosten in relatie tot deze top. De minister van Financiën zal daarna ingaan op Griekenland. Ik probeer overigens de verwachtingen alvast te managen, want de Eurogroepvergadering is nu natuurlijk geschorst. Deze gaat aanstaande maandag weer door. Ik vraag er dus begrip voor dat mijn informatie daarover beperkt zal zijn; de onderhandelingen zijn immers nog gaande en we moeten die een kans geven. Openbaarheid helpt daarbij niet. We zitten nu in een soort tussenmoment. De minister van Financiën zal verder ingaan op de vragen over de financiëletransactiebelasting. Verder kan ik de heer Pechtold melden dat wij voornemens zijn om begin december, in de aanloop naar de Europese Raad later in december, een brief naar de Kamer te sturen over de verdere voorstellen van Raadsvoorzitter Van Rompuy inzake de versterking van de Europese Economische en Monetaire Unie. Daarin zal ook worden ingegaan op de visie van het kabinet dienaangaande.

Mag ik, voordat ik kom bij de inhoudelijke beantwoording, ook van mijn kant de heer Servaes van harte complimenteren voor en feliciteren met zijn, in mijn ogen, voortreffelijke maidenspeech? Hij doet ons allen uitzien naar het vervolg. Gezien zijn uitvoerige internationale ervaring was dit te verwachten, maar hij oversteeg de verwachtingen. Een mooi begin!

Ten aanzien van de aanstaande onderhandelingen in Brussel, moet ik de Kamer het volgende zeggen. De gesprekken zijn complex. Het gaat om onderhandelingen met 27 lidstaten over een heel palet aan varianten met betrekking tot zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde van de Unie. Dit betekent dat ik af en toe met wat meel in de mond zal praten. Wij maken natuurlijk altijd een parlementair voorbehoud bij onderhandelingen in Brussel. Nu is het vooral van belang dat wij proeven en voelen wat de inzet en de wensen van de Kamer zijn, en dat wij deze een zo goed mogelijke plek geven in onze positiebepaling. Ik vraag wel begrip voor het feit dat de andere landen op dit moment meeluisteren. In die zin dient de regering dus noodzakelijkerwijs een zekere voorzichtigheid te betrachten in het debat dat hier wordt gevoerd en bij haar reactie op de gestelde vragen.

De heer Pechtold (D66):

Ik kan mij dat goed voorstellen, maar ik zou willen benadrukken dat, als dit tijdens het debat het geval is, er altijd de mogelijkheid is om de Kamer te informeren op een wijze waarbij niet iedereen meeluistert. Als wij in de toekomst de rol van de Kamer serieus willen nemen en als de minister-president het gevoel heeft dat hij voor een top iets meer met de Kamer wil overleggen en iets meer van de mouw wil laten zien dan wanneer de anderen kunnen meeluisteren, zou ik het kabinet willen aanbieden ... ik zie de voorzitter nu een terughoudend handgebaar maken, maar ik zou willen voorkomen dat wij nu dingen niet horen omdat wij meeluisteraars hebben.

De voorzitter:

Ik heb uw aanbod vanuit de D66-fractie heel goed gehoord, maar ik maakte mijn handgebaar omdat u volgens mij niet het mandaat hebt om dit namens de hele Kamer aan te bieden. Dan zou u daarover een motie moeten indienen.

Minister Rutte:

De gedachte is op zichzelf genomen constructief. In de voorbereiding hebben wij overwogen hoe je een en ander het beste kunt doen. Ik denk dat wij vandaag in een openbaar debat een heel eind kunnen komen. Er zijn natuurlijk enkele heel grote brokstukken wat betreft de betalingspositie van Nederland. Het gaat dan over de hoogte van de zevenjaarsbegroting, in termen van zowel verplichtingen als uitgaven. Het gaat om de perceptiekostenvergoeding en het gaat natuurlijk ook om de korting. Als ik in detail inga op wat onze inzet is op al die zaken en op de vraag hoe die zich met elkaar verhouden, geeft dat te veel inzage in de Nederlandse positie. Als ik aan de andere kant de brieven zie die de minister van Buitenlandse Zaken heeft gestuurd, denk ik dat wij voldoende kader hebben om de discussie te kunnen voeren. Ik vermoed dus dat het ons niet in de weg zit, maar het aanbod is zeer gewaardeerd. Ik denk dat het ons dwingt om in de toekomst misschien wat proactiever de suggestie bij de voorzitter op tafel te leggen of een meer vertrouwelijk overleg wenselijk is, als wij denken dat een onderwerp zich eigenlijk niet leent voor een openbaar debat. Een jaar gelden hebben wij dat gehad met de discussie over Griekenland.

De heer Pechtold (D66):

Dat wordt zeer gewaardeerd. Tegen u, mevrouw de voorzitter, zeg ik: als u in het boekje met regelingen voor u kijkt, is het niet een aanbod dat ik doe, maar gewoon een mogelijkheid die de Kamer heeft en die het kabinet heeft in het verkeer met de Kamer.

De voorzitter:

Dat is zo, maar het is van belang dat andere aanwezigen hier daarover hun eigen mening kunnen uitspreken. Zo staat het ook in het reglement.

De heer Madlener (PVV):

Ik denk dat de premier wel een belangrijk punt aanstipt, namelijk dat je, als je iets wilt bereiken, niet te veel in je boeken moet laten kijken. Daarom verbaast het mij zo dat het bedrag van 1 miljard hier steeds rondgaat, alsof dat de inzet zou zijn. Wij moeten inzetten op een zeer substantiële verlaging, zoals de PVV in het verleden met het kabinet heeft afgesproken. Wij moeten niet het bedrag van 1 miljard noemen, maar inzetten op 4 miljard. Dan bereik je iets. Maar als wij nu al zeggen dat wij uitgaan van 1 miljard, wat wilt u dan nog bereiken? Zo vraag ik de premier.

Minister Rutte:

De heer Madlener wordt constructiever en constructiever in dit debat. Het moet niet gekker worden.

De heer Verheijen vroeg of een akkoord haalbaar is. Dat is natuurlijk moeilijk vooraf in te schatten, maar de verschillende posities liggen ver uiteen. Ik sluit niet uit dat het niet lukt in één keer. Het is zeer denkbaar dat wij een heel eind komen en dan vaststellen dat de besluitvorming aan kracht wint door deze door te schuiven naar een moment begin volgend jaar. Het liefst komen wij er natuurlijk nu uit, als het lukt. De vervolgvraag van de heer Verheijen was wat het betekent als het een eindeloos doorschuiven wordt. Daar heeft hij een punt te pakken. Als je op een gegeven moment – maar dan zitten wij een eind in het volgende jaar – terecht zou komen in een soort jaarbegrotingen, is er geen unanimiteit meer. Bij het wegvallen van unanimiteit loop je ook risico’s met de kortingen die wij willen bedingen. Ik kan de heer Verheijen toezeggen dat wij er alles aan zullen doen om ervoor te zorgen dat er nu een resultaat wordt bereikt. Dat is punt één; laat ik er een drietrapsraket van maken. Als het niet nu lukt, willen wij het zo snel mogelijk bereiken, onder het beslag van een zevenjarenbegroting met unanimiteit. Ten derde zullen wij, als het in de toekomst nodig zou blijken, nog steeds alles doen om de Nederlandse positie veilig te stellen. Maar dan zitten wij wel heel erg in een als-dansituatie. Puur juridisch gesproken worden de mogelijkheden dan wel beperkter, omdat het automatisme van de unanimiteit dan wegvalt. Daar heeft de heer Verheijen volkomen gelijk in.

Laat ik heel duidelijk zijn over de Nederlandse inzet. Wij vinden een aantal zaken van groot belang voor deze top. Wij kijken met grote zorg naar de hoogte van het betalingsplafond. Wij hebben daarbij wensen waar dat plafond zou moeten liggen. Er zijn wel voorstellen gedaan door de heer Van Rompuy die in de goede richting gaan, maar wat ons betreft kan dat nog wel een tandje beter.

Dan hebben wij natuurlijk wensen ten aanzien van de korting op de Nederlandse afdracht en ten aanzien van de inningskosten, bijvoorbeeld waar het de douanefondsen betreft die wij binnenhalen, de zogenaamde perceptiekostenvergoeding. Dit betreft de betalingspositie van Nederland.

Daarnaast is er in dit debat, zoals ik allemaal heel goed heb genoteerd en waar ik ook een heel eind in kan meegaan, het nodige gezegd over de onderhandelingen en de ontvangsten. Ik wijs wel op het volgende. In algemene zin is het Nederlandse kabinet van mening dat wij op de verschillende beleidsterreinen een redelijk aandeel van Nederland willen in de ontvangsten, een fair share. Tegelijk is het zo dat extra ontvangsten niet op de nationale begroting komen. Soms kunnen zij zelfs drukken op de nationale begroting via de verplichte cofinanciering. Dus die ontvangstenkant is belangrijk en relevant, zeker ook als wij spreken over Horizon 2020, het kaderprogramma waarbij Nederland buitengewoon succesvol is in het naar Nederland halen van geld via cofinanciering. Tegelijkertijd moeten wij ons ook altijd realiseren dat in de uiteindelijke bepaling van de precieze betalingspositie van Nederland, en dan in het bijzonder voor de rijksbegroting, die effecten beperkt zijn en dat zij zelfs negatief kunnen zijn als je te succesvol bent.

In dat kader wil ik iets zeggen over de moties van de leden Lucas en Pechtold die ook in het debat al een paar keer zijn genoemd. Maar ik zie dat de heer Madlener eerst iets wil vragen.

De heer Madlener (PVV):

Ik ben wat minder geïnteresseerd in wat wij betalen of wat wij krijgen van de Europese Unie, maar vooral in de som daarvan. Want de som is onze nettobetalingspositie. Dan kun je goed zien wat Nederland betaalt, in vergelijking met Duitsland, Engeland en andere landen. Als wij dat dan afzetten per hoofd van de bevolking kunnen wij helemaal een eerlijke vergelijking maken. Duitsland is immers een veel groter land dan Nederland. Het gaat dus om de nettobetalingspositie gedeeld door het aantal inwoners. In de stand van zaken op dit moment, zelfs inclusief de korting, betaalt een Nederlander gemiddeld € 209 netto per jaar aan die belachelijke Europese Unie, een Duitser maar € 140 per jaar, een Brit ongeveer € 125, en zo loopt het hard af. Ofwel, Nederland betaalt netto per hoofd van de bevolking veel te veel, verreweg het meest. Dat zet ik af tegen de bezuinigingen die de premier oplegt aan de Nederlandse bevolking. Ik vraag daarom of de nettobetalingspositie per inwoner centraal kan staan in het betoog van de premier en niet allerlei ingewikkelde andere berekeningen.

Minister Rutte:

Het antwoord daarop is ronduit nee, want dat gaat niet. De heer Madlener weet als oud-Europarlementariër heel goed dat er heel veel verschillende manieren zijn om te berekenen wat precies die nettobetalingspositie per Nederlander is. Het best kun je je dan nog vasthouden aan de definitie van de Europese Commissie. Daarin scoort Nederland overigens ook een knappe tweede plaats als het gaat om de nettobetalingspositie, net voor Italië. In 2011 stonden wij op -0,36%. Dus wij doen het slecht in die lijstjes.Het slechte nieuws is dat wij, ook als wij heel veel van wat wij willen realiseren de komende dagen binnenhalen, slecht zullen blijven scoren in die lijstjes omdat het echt een langjarig traject zal zijn. Het lukt je niet in één top om die nettobetalingspositie te verbeteren.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb daar bezwaar tegen. Ik vind niet dat wij ons door allerlei vage berekingen van de Commissie moeten laten leiden. Er is een geaccepteerde manier om dit te bespreken. Dat is al jaren gebruikelijk. Dat kunt u zien in het EU-trendrapport van de Algemene Rekenkamer en ook op uw eigen site www.rijksoverheid.nl. Dan gaat het gewoon om de nettobetalingspositie zoals wij die al jaren gebruiken. Dat is goed vergelijkbaar. Dat is een eerlijke vergelijking. Ik ben dus helemaal niet van plan om allerlei ingewikkelde berekeningen van de Commissie te hanteren. Ik vraag de premier om in te gaan op de al jaren gebruikelijke manier van berekenen, zoals in het EU-trendrapport en zoals wij dat hier in deze Kamer ook al jaren doen.

Minister Rutte:

Ik dacht dat ik de heer Madlener bediende in zijn anti-Europahouding door uit te leggen dat in het staatje van de Europese Commissie Nederland nog heel wat slechter scoort, namelijk op de tweede plaats. Ik meen dat wij op zijn lijstje nog wat gunstiger scoren, dus ik vond hem al zo mild. Wij houden ons dus vast aan de algemeen geaccepteerde definitie van de Europese Commissie. Daarin scoort Nederland slecht.

Het slechte nieuws is dat Nederland, zelfs al wij voor elkaar krijgen wat wij voor elkaar willen krijgen, niet veel beter zal gaan scoren. Daarover moeten wij gewoon volstrekt helder zijn. Wij staan hoog op de lijst van nettobetalers. Wij zijn nu bezig met het ervoor zorgen dat wij er voor Nederland een goede deal uitslepen. Nederland is een oud EU-land. Er zijn heel veel EU-landen bijgekomen, zeker in Oost-Europa. Daarom is het onvermijdelijk dat de komende tijd die nettobetalingspositie niet zwaar zal verbeteren. Ik wijs erop dat ook onder het vorige kabinet, toen de partij van de heer Madlener en ook hijzelf de onderhandelingen mede hebben gevoerd, dat resultaat nauwelijks anders zou zijn geweest. Het huidige kabinet voert dus op dit punt een consistente koers die niet verschilt van die van het vorige kabinet.

De voorzitter:

Als we elkaar zo blijven uitdagen, gaat dit debat erg lang duren. Mijnheer Van Dijck wil een vraag stellen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik moet mijn collega bijvallen. Het gaat uiteraard wel om de nettobetalingspositie per hoofd van de bevolking. Premier Rutte zegt nu dat hij er zich bij neerlegt dat Nederland de komende zeven jaar de grootste nettobetaler blijft in Europa. Dat vindt mijn fractie onacceptabel. Wij willen dat Nederland een keer uit die koppositie komt. Wij willen dat het kabinet voor die inzet kiest. Ook bij de vorige onderhandelingen hebben wij gezegd: de PVV-fractie gaat ervan uit dat de korting van 1 miljard wordt gecontinueerd, maar zet in op een extra miljard korting. Ook dat is toen afgesproken. De minister-president zegt nu dat hij hoopt dat hij de korting van 1 miljard kan continueren. Hij zegt dat hij blij is dat Nederland nog steeds koploper en de grootste nettobetaler van Europa is.

Minister Rutte:

Beide stellingen zijn niet waar. Ik wees de woordvoerders van de PVV er alleen op dat de uitkomsten van de onderhandelingen voor het vorige kabinet en de uitkomsten van de onderhandelingen voor dit kabinet op dit specifieke punt precies hetzelfde zijn. Ik wijs er ook op dat natuurlijk de ambitie verder reikt, zowel in de vorige kabinetsperiode als in deze kabinetsperiode. Ik vind echter wel dat de PVV ook zelf consequent moet blijven over dit specifieke punt. Dat mag ik ook van de PVV vragen. Wij moeten vaststellen dat Nederland op dit moment slecht scoort wat betreft de nettobetalingsposities. Daaromheen is van alles uit te leggen en te verklaren vanuit de historie en op grond van de positie van de Nederlandse economie ten opzichte van die van de later toegetreden lidstaten. Feit is echter dat Nederland op dit punt slecht scoort. Wij doen er de komende dagen alles aan om daarin verbeteringen aan te brengen. Dat vind ik een belangrijk doel voor de komende dagen. De PVV zoekt echter op dit moment op dit punt de attaquering. Daarom vind ik dat ik mag benadrukken dat het kabinet op dit punt een consequente koers vaart van de vorige kabinetsperiode naar deze kabinetsperiode. In de vorige periode werd het kabinet daarbij op dit punt gesteund door de PVV.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het grote verschil is dat er nu wordt onderhandeld voor een periode van zeven jaar. De vraag is wat de inzet van de minister-president bij die onderhandelingen is. Is zijn inzet om de korting van 1 miljard te continueren? Of wil hij 2 miljard korting, omdat Nederland niet de grootste nettobetaler per hoofd van de bevolking moet zijn? Laat een ander land een keer de grootste nettobetaler zijn. De minister-president zegt nu echter: we leggen ons erbij neer dat Nederland de grootste nettobetaler is en we zijn het braafste jongetje van de klas. De minister-president is al blij als hij de 1 miljard korting die er al was, voor de komende zeven jaar kan continueren.

Minister Rutte:

Ook de PVV heeft geen recht op eigen feiten. De feiten blijven wat ze zijn. In vorige onderhandelingen, die ik heb gevoerd met de PVV, zijn we gekomen tot een regeerakkoord dat op dit specifieke punt precies hetzelfde is als het huidige. Ik zeg nogmaals dat de ambities natuurlijk verder gaan. Dat gold in de vorige kabinetsperiode en dat geldt ook in de huidige kabinetsperiode. Als de PVV consequent had willen zijn, had ze in de vorige kabinetsperiode moeten bedingen dat er veel hogere bedragen in de meerjarige doorrekening van de rijksbegroting voor het regeerakkoord werden opgenomen. Het kabinet trekt op dit punt een consistente lijn. Ik denk dat we het breed in de Kamer met elkaar eens zijn dat we er alles aan moeten doen om de nettobetalingspositie te verbeteren. Op dat vlak moeten echter geen wonderen worden verwacht, want zelfs als wij in de komende dagen veel meer zouden binnenhalen dan wij misschien nu denken binnen te halen, dan nog zullen wij hoog blijven scoren in de lijstjes van nettobetalingsposities. Dat is onvermijdelijk, omdat wij daar op dit moment namelijk al heel hoog op staan.

De voorzitter:

De heer Madlener heeft het gevoel dat er echt sprake is van een grote onwaarheid. Daarom geef ik hem de mogelijkheid om nog één interruptie in deze serie te plaatsen.

De heer Madlener (PVV):

Ik kan mij inderdaad goed herinneren hoe die onderhandelingen zijn verlopen. Ik was er zelf bij en de heer Rutte ook.

Minister Rutte:

Zeker.

De heer Madlener (PVV):

Wij hebben toen afgesproken om te komen tot een zeer substantiële verlaging van de nettobetalingspositie. Het woord “zeer” hebben wij er toen nog aan toegevoegd. Het ging dus om een zeer substantiële verlaging van de afdracht en een verbetering van de nettobetalingspositie. Zo hebben wij het destijds afgesproken. Dat betekent dat we het hierbij niet hebben over 1 miljard, maar over minstens 2 miljard korting.

Minister Rutte:

Ik wijs op wat onder leiding ook van de heer Madlener uiteindelijk terecht is gekomen in het regeer- en gedoogakkoord van het vorige kabinet. Daar staat precies hetzelfde in als wat is opgenomen in het regeerakkoord van nu. Nogmaals, we kunnen en moeten het debat scherp voeren. In deze Kamer leeft de brede ambitie om onze nettobetalingpositie te verbeteren. Ik geloof dat alleen de heer Pechtold het daar niet mee eens is, maar de rest wil dat wel; zelfs de heer Pechtold, zie ik nu. Dat is prima. Wij varen op dit punt echter een consequente koers. Het lijkt mij goed dat te erkennen.

Ik kom bij de moties van mevrouw Lucas en de heer Pechtold. Wij hebben op dit moment overigens nog te maken met tussenstanden. We hebben ook te maken met het laatste voorstel van de heer Van Rompuy. Ten aanzien van de motie van mevrouw Lucas gaan wij een eind in de goede richting waar het gaat om die verschuiving. Kijk ik meer specifiek naar de motie van de heer Pechtold, dan kunnen wij nog aan kracht winnen. Ik merk tegelijkertijd op dat de financiële doelstelling van de motie van de heer Pechtold bijna niet haalbaar zal zijn. In het laatste voorstel van de heer Van Rompuy gaat er 37 miljard extra naar onderzoek, onderwijs en innovatie. Dat bedrag stijgt met zo’n 46%. De ambitie van de motie van de heer Pechtold was echter 70 miljard. Mijn verwachting is dat er de komende dagen in de onderhandelingen, wanneer gepoogd zal worden om het plafond verder naar beneden te krijgen, onvermijdelijk ook kritisch zal worden gekeken naar dit specifieke onderdeel. Ik zie het bedrag dus eerder iets afnemen dan toenemen, vanwege de complexiteit en het feit dat wij daar met 27 landen zitten en alle overwegingen die dan gelden. Tot nu toe ligt er dus een voorstel dat niet letterlijk doet wat de heer Pechtold wil, maar dat wel in de richting komt.

Over de administratie is hier veel gezegd wat mij uit het hart is gegrepen. Ook die kwestie is ongelooflijk taai. In het laatste voorstel van Van Rompuy van 13 november wordt echt een paar stappen verder gegaan waar het gaat om de versobering van de administratieve uitgaven, maar wat ons betreft nog niet ver genoeg. Ook wat dat betreft is onze ambitie om verder te gaan, uiteraard inclusief een verdere versobering van de arbeidsvoorwaarden conform de motie-Omtzigt. Wat nu is voorgesteld, is wel een kleine verbetering ten opzichte van het Commissievoorstel, maar geen dramatische verbetering. Ook dat zal de komende dagen nog een hele strijd worden, maar wij zullen er onze uiterste energie op zetten om ook op dat punt het nodige te bereiken.

Ik kom bij een aantal specifieke vragen. De heer Van Bommel heeft gevraagd hoe ik sta tegenover het idee om de uitgaven in het kader van Europa 2020 niet mee te rekenen bij het tekort. Ik wijs erop dat wij begrotingsdiscipline hebben en dat wij die strikt moeten handhaven. Dat vraagt naast toezicht om eenduidige regels en zo min mogelijk uitzonderingen. Als je telkens tot dit soort uitzonderingen komt, dan ben ik als de dood dat uiteindelijk nooit meer is vast te stellen of een land aan de afspraken voldoet. Ik vind de vraag van de heer Van Bommel en de gedachte daarachter wel sympathiek, maar uiteindelijk niet uitvoerbaar.

De heer Segers vraagt wat onopgeefbaar is in het beleid van dit kabinet. Wat is essentieel? Onze inzet is erop gericht dat het beschikbare geld beter wordt verdeeld over de beleidsterreinen. Dat betekent bijvoorbeeld, zie de motie-Lucas, van de categorie landbouw en structuurfondsen een verschuiving ten gunste van innovatie en Horizon 2020. Binnen sommige beleidsterreinen zien wij ook graag verschuivingen, zoals ten aanzien van de cohesiefondsen. Wat ons betreft komt de focus te liggen op de armere lidstaten. Bij de rijkere lidstaten willen wij juist minder gedoe met de cohesiefondsen. Grensbewaking en asiel- en migratiebeleid zijn vraagstukken binnen categorie 3 van het Meerjarig Financieel Kader, maar ook daar hecht het kabinet zeer aan.

Een andere vraag van de heer Segers is of wij kunnen garanderen dat investering, onderzoek en innovatie ten goede komen van de agrarische sector. Wat ik in Brussel met mijn twee collega’s wil bereiken, is dat wij meer middelen voor onderzoek en innovatie vrijmaken, voor Horizon 2020. Dat geldt dus ook voor de agrarische sector. Binnen de fondsen voor onderzoek en innovatie is nu ook geld bedoeld voor vernieuwingen in de agrarische sector. Daarnaast is er veel aandacht voor vergroening in het landbouwbeleid. Dat wordt ook door Nederland gesteund. Wat Harvard is in Amerika is de Universiteit van Wageningen hier voor de landbouwsector. Met de Universiteit van Wageningen, met onze uitstekende verticaal geïntegreerde kenniskolom van onderzoek tot en met het groene vmbo zijn wij als geen ander in staat om ook daarvan te profiteren.

Ik zie dat de heer Segers op dit laatste punt wil reageren.

De voorzitter:

De voorzitter kan worden wegbezuinigd vandaag.

De heer Segers (ChristenUnie):

In de argumentatie voor verhoging van het budget is gezegd: wij hebben enorme ambities. Men zei: kijk naar het Verdrag van Lissabon; als wij dat serieus nemen, dan moet het budget omhoog. De inzet van de Nederlandse regering is helder, namelijk handhaving van het budget en korting op het voorstel. Stel dat wij in die afweging een keuze moeten maken. Stel dat wij zeggen dat de ambities wat minder moeten en dat wij vasthouden aan het uitgavenplafond. Wat zijn dan zaken die u opgeeft, zaken waarvan u zegt: daar snijden wij in? Nu heeft de minister-president wat algemene woorden gesproken over snijden in de administratie, in de uitvoering. Kan hij specifieker zijn? Wat geven wij op en op welke kerntaken richten wij ons?

Minister Rutte:

Die debatten hebben wij hier gevoerd. Ik ging ervan uit dat wij hierover overeenstemming hebben. Modernisering in algemene zin, de motie-Lucas, is voor ons een belangrijk richtsnoer. Dus meer geld voor onderzoek, onderwijs en innovatie. Dat betekent minder geld voor klassieke landbouwsubsidie en structuurfondsen. Dat is in lijn met de moties van de leden Lucas en Pechtold. Wat cohesie betreft, betekent het een forse verlaging van de structuurfondsen, vooral voor de wat meer ontwikkelde landen en regio’s. Wat landbouw betreft, liggen er tegenstrijdige Kameruitspraken. Volgens de motie-De Mos moet het omhoog, maar in de motie van de leden Plasterk en Ten Broeke wordt gevraagd om een verlaging en modernisering van het landbouwbudget. Er liggen voorstellen om op die posten wel degelijk te snijden. Ik merk wel op dat Nederland er vooral belang bij heeft om innovatiegeld binnen te halen. Immers, die algemene landbouwsubsidie van ongeveer 1 miljard per jaar is relevant, tot je dienst. Ik begrijp dat mensen daaraan hechten. De totale agrarische sector is 50 miljard. Voor een groot deel is deze zeer innovatief, waarbij het innovatieve deel nauwelijks subsidie uit Europa krijgt. Ik denk dan ook dat wij baat kunnen hebben bij een verdere verschuiving die gericht is op innovatie op dit terrein. Dat zijn een paar zaken uit de grote hoofdstukken in de begroting waar Nederland in het bijzonder naar kijkt. Wij streven naar een verdere verlaging van het overallplafond van uitgaven en verplichtingen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Zegt de minister-president dat de financiën die vrijgemaakt worden voor innovatie niet ten goede kunnen komen aan de landbouw zelf? Moet het inderdaad gaan naar instituten zoals dat in Wageningen?

Minister Rutte:

Nee, zeker niet. Kijk naar het onderzoek dat Wageningen doet op bijvoorbeeld het terrein van algen. Ik was er een halfjaar geleden op werkbezoek. Wat daar gebeurt, is toonaangevend in Europa maar ook in de rest van de wereld. Dat onderzoek gebeurt altijd in samenwerking met de agrarische sector. Ik verwacht ook niet dat de landbouwfondsen donderdag/vrijdag weg zijn. Ze zullen groot blijven. Echter, als je inzet op een behoorlijke verlaging van de plafonds en er tegelijkertijd een dringende overweging is – zie de moties van Lucas en Pechtold – om in te zetten op een verschuiving naar middelen gericht op innovatie en research in plaats van de klassieke steunmiddelen zoals de cohesiefondsen, dan is het onvermijdelijk dat dit ook een effect heeft op het plafond van de landbouwuitgaven. Nederland krijgt eigenlijk ook niet zo veel binnen. Van iedere aan landbouw bestede euro krijgen wij ongeveer een derde terug. Ik zie de directeur-generaal ja knikken, dus dat moet kloppen. Tegelijkertijd krijgen wij voor research and development meer dan een euro terug voor iedere euro die erin zit. Helaas kan de minister van Financiën dit geld niet inboeken op de rijksbegroting, maar dit is wel relevant voor de versterking van de Nederlandse economie. Als je te goed bent, krijg je vanwege de matchingsverplichting zelfs extra druk op de rijksbegroting om het geld daadwerkelijk binnen te halen. Bij research and development gaat dat grotendeels via de grote kennisinstellingen, via de eerste, tweede en geldstroom van de grote universiteiten. Dat is geld dat al besteed is, maar er als je nog meer wilt doen, is er een risico dat er druk komt op de rijksbegroting om het matchingsgeld beschikbaar te stellen.

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, ik zie dat u wilt interumperen, maar ik wacht tot de minister-president verder gaat.

Minister Rutte:

Ik ben klaar.

De heer Madlener (PVV):

Ik wachtte even totdat de minister-president klaar was met de beantwoording. In mijn eerste termijn heb ik nog een aantal vragen gesteld en enige suggesties gedaan over de stijl van onderhandelen. Beseft de minister-president dat hij anders moet onderhandelen dan hij tot nu toe heeft gedaan? Heeft hij geleerd van de fouten die hij heeft gemaakt? Ik wil natuurlijk niet nog een keer sorry horen. Ik heb de suggestie gedaan om met de heer Cameron te praten om de positie van Groot-Britannie in dezen te bekijken. Ik vind het heel vreemd dat ik mijn premier, die voor ons allemaal onderhandelt, moet aansporen om hoger in te zetten. Dat is toch heel vreemd. Het beste argument dat onze premier kan inbrengen aan de onderhandelingstafel is dat een Nederlander het niet verdient om meer dan een Duitser of een Brit te betalen. Ik hoef de premier toch niet uit te leggen dat dat een verstandige en logische lijn is? Ik zou zeggen: omarm deze suggestie van de PVV-fractie en ga op die manier onderhandelen. Heeft de premier de heer Cameron gesproken over een gezamenlijk optrekken in dit moeilijke dossier? Ten slotte had ik nog een suggestie gedaan om een extra miljard te bedingen en daarop in te zetten. Daarmee kan de koopkracht van onze ouderen worden gerepareerd. Onze ouderen krijgen het de komende jaren zwaar voor de kiezen. Zij hebben een min van 5 tot 10% en dat is onacceptabel in het licht van de verspilling van Brusselse miljarden. Vindt de premier het niet een mooi idee om een extra miljard te bedingen in Brussel en dat geld aan onze ouderen te geven, die het dan niet meer zo moeilijk hebben?

Minister Rutte:

De minnen voor de ouderen hebben niets te maken met dit kabinet en komen rechtstreeks voort uit het kabinet waaraan de PVV steun heeft gegeven. De minnen hebben te maken met de positie van de pensioenfondsen. Overigens was de invloed van de PVV ook in dat kabinet uiteraard beperkt, omdat de pensioenfondsen behoren tot de tweede pijler van ons pensioenstelsel. Het feit dat de beleggingsresultaten daar tegenvallen, heeft inderdaad effect op de koopkracht van ouderen. Ouderen met alleen AOW of met AOW plus een aanvullend pensioen tot een bedrag van € 10.000 zijn de twee hoofdgroepen waar het CPB en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar kijken. Het effect van het kabinetsbeleid is tot die groepen beperkt.

Ik vond de heer Madlener wat minder vrolijk kijken toen hij een paar jaar geleden met mij te maken had als onderhandelaar. Ik kan hem verzekeren dat ik altijd dezelfde onderhandelaar ben en dat ik opkom voor de belangen van Nederland.

Ik heb de afgelopen weken zeer intensief contact gehad met een groot aantal collega’s. De heer Cameron is hier dinsdag geweest. Voor het debat over de regeringsverklaring hebben wij een uur in het Torentje met elkaar gesproken. Ik heb hem vrijdag nog aan de lijn gehad en ik ben donderdagavond nog in Berlijn geweest met de Duitse bondskanselier. Wij hebben uitvoerig gepraat over de aanpak van de komende dagen. Ik heb gebeld met mijn Italiaanse collega Monti, met mijn collega Reinfeldt uit Zweden, met collega Tusk uit Polen en met de Raadsvoorzitter Van Rompuy. Er zijn heel veel contacten geweest. Daarnaast heeft minister Timmermans afgelopen maandag een diner bijgewoond na afloop van de Raad Algemene Zaken, waar ook de heer Van Rompuy bij was. De Kamer heeft daarover een brief ontvangen met de laatste updates. Wij zijn zeer, zeer actief. Zoals de heer Cameron zei: “We are hitting the phones.” We zorgen ervoor dat wij tegelijkertijd onze positie duidelijk maken bij onze collega’s. Wij doen er alles aan om in collegialiteit tot gezamenlijke besluitvorming te komen. Ik heb geen aanmoediging nodig om meer binnen te halen. Het is onze ambitie om altijd meer binnen te halen. Zoals ik al zei, zijn onze ambities die uiteindelijk zijn neergeslagen in het vorige regeerakkoord, in dit regeerakkoord precies dezelfde gebleven.

De heer Madlener (PVV):

Dan kan ik daaruit afleiden dat de ambitie een zeer substantiële verbetering is van de Nederlandse betalingspositie en veel meer is dan de 1 miljard die hier in de zaal de ronde doet. Als de premier zijn ambitie waarmaakt, komt er een meevaller. Als ik de premier goed begrijp, wordt er een korting van 1 miljard ingeboekt, maar dat bedrag wordt hoger. Is de premier bereid om die meevaller bij de onderhandelingen te gebruiken om de koopkracht van ouderen te repareren? De ouderen worden ook hard geraakt door de btw-verhoging. De PVV heeft daarmee niets te maken; dat is puur kabinetsbeleid.

Minister Rutte:

Ik begrijp dat de heer Madlener er nu voor pleit de btw-verhoging leeftijdsafhankelijk te maken. Dat lijkt mij uitvoeringstechnisch rampzalig. De enige manier om de koopkracht van ouderen te repareren, is het nominaal verhogen van de AOW. Ik wijs op het rapport dat zojuist is uitgekomen van het Sociaal en Cultureel Planbureau, waarin staat dat in algemene zin de koopkrachtpositie van ouderen juist wezenlijk is verbeterd ten opzichte van heel veel andere inkomenscategorieën en dat die leeftijdsgroep nu wordt geraakt door de slecht presenterende pensioenfondsen. Nogmaals, deze koopkrachtcijfers lagen er toen de PVV gedoogde en die liggen er nu de VVD en de Partij van de Arbeid regeren. Dit toont ook hoe beperkt de invloed van de politiek gelukkig is. We gaan al over zo veel dingen betreffende het functioneren van de tweede pijler in ons pensioenstelsel. Ik wijs erop dat de ambities die in dit en in het vorige regeerakkoord zijn opgenomen ten aanzien van onze betalingspositie in Europa, identiek zijn. De heer Madlener blijft dit ontkennen, maar dat geeft niks, want dan blijf ik hem eraan herinneren.

De heer Omtzigt (CDA):

De minister-president sprak net in een bijzinnetje over slecht presterende pensioenfondsen. De pensioenfondsen hebben behoorlijk positieve rendementen gehaald de afgelopen jaren ondanks de moeilijke tijden. Worden de fondsen harder geraakt omdat ze slechter presteren of worden ze harder geraakt door een kabinet dat lijkt in te stemmen met een financiëletransactiebelasting en met een verlaging van de opbouw met 30%, waardoor de gepensioneerden van nu en in de toekomst worden geraakt?

Minister Rutte:

De heer Omtzigt weet dat in de koopkrachtplaatjes die vorige week in het debat over de regeringsverklaring aan de orde waren niets zit wat te maken heeft met de FTT. Bij de FTT is afgesproken dat het buiten haken plaatsen van pensioenfondsen randvoorwaardelijk is. Dat heeft niets te maken met onze plannen voor de verdere beperking van het Witteveenkader vanwege het feit dat we allemaal langer werken voor de toekomst. De koopkrachtdaling die daarin zit, is niet veroorzaakt door dit kabinet en nauwelijks veroorzaakt door het vorige kabinet. Die is ook niet veroorzaakt door een verlaging van de AOW, want die is niet verlaagd. Deze is gewoon blijven meegroeien met de welvaart. Deze koopkrachtdaling is grotendeels veroorzaakt door specifieke problemen, voornamelijk in de sfeer van de tweede pijler van het pensioenstelsel.

De heer Omtzigt (CDA):

De premier sprak over slecht presterende pensioenfondsen. Bedoelde hij slecht presterende pensioenfondsen of bedoelde hij andere redenen?

Minister Rutte:

Ik wijs erop dat wij de afgelopen tijd berichten hebben gezien dat helaas nogal wat pensioenfondsen genoodzaakt zijn om de ambitie van het uitkeringsniveau van hun tweedepijlerpensioen aan te passen vanwege de beleggingsresultaten. Dat zie ik terug in het koopkrachtbeeld. Dat is deels een verklaring van het feit dat er koopkrachtdalingen zijn zoals die door de heer Madlener zijn genoemd. Ik heb erop gewezen dat je, als je die wilt mitigeren, dat zou moeten doen door de nominale AOW te verhogen. Dat is van niemand hier in de Kamer de bedoeling.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijck, ik zie dat u wilt interrumperen, maar ik stel voor dat we overgaan naar het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Mijn hele inbreng was aan de premier gericht, maar hij heeft er met geen woord over gerept. Ik laat het niet gebeuren dat de minister van Financiën …

Minister Rutte:

Alle vragen over Griekenland worden beantwoord door de minister van Financiën.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik had het niet over Griekenland.

De voorzitter:

Welke vraag is volgens u niet beantwoord?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik had het over de uitspraken van deze premier tijdens het Carrédebat, waarin hij de kiezers heeft beloofd dat er geen cent extra naar Griekenland gaat ...

De voorzitter:

Maar daar ga ik heel eerlijk gezegd …

De heer Tony van Dijck (PVV):

… dat Griekenland geen extra tijd krijgt, dat afspraak afspraak is …

De voorzitter:

Dit is heel uitgebreid aan de orde gekomen tijdens het debat over de regeringsverklaring en in andere debatten. Hier staat de premier. Hij is zeer bereid om het Carrédebat weer over te doen, maar de heer Rutte staat hier in een andere functie dan in het Carrédebat.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het gaat mij erom dat tijdens het debat over de regeringsverklaring vorige week niet zo concreet op tafel lag dat Griekenland extra tijd zou krijgen, dat Griekenland extra geld zou krijgen en dat Griekenland een lagere rente zou krijgen. Deze zaken zijn allemaal in strijd met beloftes die deze premier heeft gedaan in de functie van partijleider. Ik zou graag willen dat deze premier uitlegt aan zijn kiezers en aan Nederland waarom hij toen iets heeft voorgespiegeld wat hij nu kennelijk niet meer kan waarmaken. We hebben al vaker sorry gehoord, maar een sorry in dit geval is op zijn plaats.

Minister Rutte:

Dit is inderdaad een herhaling van zetten van vorige week. We hebben tijdens het debat over de regeringsverklaring precies deze discussie gevoerd met de voorman van de PVV. Toen heb ik gezegd dat de inzet van dit kabinet is dat we geen afslag willen op onze leningen aan Griekenland, dat wij tegenstander zijn van een derde steunpakket en dat wij oplossingen zoeken omtrent Griekenland in de sfeer van de rentelasten. Bovendien heb ik erop gewezen dat Nederland nu winst maakt op een aantal aspecten van het Griekse leningenprogramma. Dat is ook in lijn met het debat dat afgelopen maandag is gevoerd door de minister van Financiën in aanloop naar de eurogroep, die gisteravond laat geschorst is. Volgens mij heeft de voorzitter gelijk: dit debat is letterlijk zo gevoerd vorige week. Ik herhaal het echter met alle plezier.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het verschil is dat de minister van Financiën eergisteren de deur naar een derde steunpakket heeft opengezet. Dat was vorige week nog niet bekend. Een derde steunpakket na 2014 is voor de minister van Financiën een serieuze optie, terwijl het voor de minister-president kennelijk geen optie is.

Minister Rutte:

De minister van Financiën heeft erop gewezen dat na 2014, richting 2015, 2016, opnieuw moet worden gekeken naar de Griekse situatie. Dan ligt opnieuw het hele palet aan opties voor en moet opnieuw worden bekeken wat er moet gebeuren. Daar heeft hij volkomen gelijk in. Je kunt nooit dingen uitsluiten. De heer Van Dijck kent echter de Nederlandse inzet. Die is precies zoals ik net geschetst heb.

Minister Timmermans:

Voorzitter. Omdat ik het de Kamer vanochtend beloofd heb, begin ik met een mededeling. Zojuist heb ik de Kamer een brief met de volgende tekst gestuurd. “Turkije heeft vandaag een verzoek om bijstand ingediend bij de NAVO. Het gaat om de inzet van Patriot-systemen voor het beschermen van de bevolking en het grondgebied van Turkije. Nederland is een van de lidstaten die over Patriotsystemen beschikken. De regering onderzoekt de wenselijkheid en de mogelijkheid van een bijdrage. Wij zullen u op korte termijn nader informeren.” Ik had beloofd dat ik het de Kamer meteen zou mededelen als het zover zou zijn.

De heer Van Bommel bracht ons lievelingsonderwerp “Straatsburg” weer eens op. “Ceterum censeo”, zou ik bijna willen zeggen. Alle fracties in de Kamer en alle kabinetten die ik heb mogen meemaken in de afgelopen vijftien jaar zijn het erover eens dat het Europees Parlement meester van zijn eigen vergaderplaats zou moeten zijn en zelf zou moeten kunnen bepalen waar het vergadert. Dat brengt Nederland, ongeacht de kabinetssamenstelling, bij iedere onderhandeling in. De Kamer weet echter dat hiervoor unanimiteit in de Europese Unie is vereist, omdat dit nu eenmaal vastligt in het verdrag. Vooralsnog is er één lidstaat die niet bereid is om van het rondreizend circus af te zien en vasthoudt aan twee vergaderplekken voor het Europees Parlement. De Nederlandse regering zal zich ervoor blijven inzetten om uit te komen op één vestigingsplaats, zelf te kiezen door het Europees Parlement.

De heer Van Bommel stelde ook een vraag over de kosten van de agentschappen naar aanleiding van een artikel in Het Financieele Dagblad. De agentschappen vallen onder de sobere lijn die de Commissie in het kader van de meerjarenbegroting heeft voorgesteld. Men moet 5% personeelskrimp over de komende vijf jaar realiseren. Dat is een goed begin, maar volgens ons kunnen de administratieve kosten nog veel verder omlaag, mede als een signaal naar de Europese bevolking dat de Europese instellingen bereid zijn om in eigen vlees te snijden nu heel Europa dat moet doen. Wij zullen in algemene zin benadrukken dat in categorie 5 wel degelijk nog fors bezuinigd kan worden. Dat zal dan ook de agentschappen raken. Los daarvan denk ik dat de agentschappen voortdurend goed tegen het licht moeten worden gehouden. Ik denk niet dat “one size fits all”-beoordelingen mogelijk zijn. Sommige agentschappen zijn lean-and-mean zeer efficiënt en functioneren heel goed, bij andere kun je wat vraagtekens zetten. Wij zijn in het algemeen zeer kritisch over de budgetten die gehanteerd worden. De kosten zullen verder moeten worden beheerst. Daarvoor zullen wij ons ook inzetten. Wij willen ook dat er een versterkte controle op de agentschappen komt op basis van een horizontaal kader, waarin alle agentschappen aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen.

Dat gezegd zijnde, stel ik vast dat die agentschappen over het algemeen goed werk leveren en dat zij doen waarvoor zij zijn opgericht. Zij nemen daardoor ook nationale administraties veel werk uit handen. Ik zeg de heer Van Bommel graag toe dat het maken van een kritische slag zeker nodig is.

De heer Madlener (PVV):

Ik val bijna van mijn stoel als ik dit hoor. Al jaren lukt het niet om die achterlijke verhuizingen van Straatsburg naar Brussel, die 120 miljoen per jaar kosten, op te lossen. Nú is het moment aangebroken om daar zwaar op in te zetten, maar ik hoor allerlei slappe teksten als “Nederland zet zich in”. Weet u wat Frankrijk doet? Frankrijk zet wel z’n veto in. Frankrijk houdt het in zijn eentje tegen om het voorstel van tafel te krijgen. Wat zet u daar tegenover? “Nederland zet zich in om”, hoor ik steeds maar weer. Maar er gebeurt niets! Wat gaat u doen?

Minister Timmermans:

Mijnheer Madlener, in Europese onderhandelingen is het vrij simpel: hoe belangrijk is het voor Nederland? Wij vinden het allemaal een steen des aanstoots. Als u het nu tot hoofdpunt in de onderhandelingen over het financieel kader wilt maken, dan zal men zeggen: oké, als dit voor Nederland zo belangrijk is, willen wij boter bij de vis; wat gaat Nederland daarvoor betalen? Als Nederland het als enige lidstaat heel belangrijk vindt, zal Frankrijk zeggen: oké, maar dan willen wij daar geweldig voor gecompenseerd worden. Die afweging maakt een behoorlijk grote groep lidstaten die met ons vindt dat we van het rondreizende circus afmoeten. Toen ik destijds staatssecretaris was heb ik die strijd jarenlang met een Zweedse collega in Europa gevoerd. Uiteindelijk komt het erop neer dat iedere lidstaat voor zich een berekening maakt en zegt: de prijs wordt voor onze belastingbetalers straks zo hoog dat wij dit Franse veto voorlopig maar beter kunnen accepteren en het op een later moment moeten oplossen in plaats van dat wij nu een grote prijs betalen. De heer Madlener dondert wel tien keer van zijn stoel als wij zouden terugkomen en zeggen: we hebben iets geweldigs geregeld, we hebben voor een miljard kunnen regelen dat er geen rondreizend circus tussen Brussel en Straatsburg meer is. Dan zou ik u hier nog weleens willen horen.

De voorzitter:

Wilt u allebei via de voorzitter spreken?

De heer Madlener (PVV):

Ik snap niets van deze vergelijking. Wij bepleiten het volgende. Nu Frankrijk met zijn veto op tafel zit om Straatsburg als vergaderplaats te behouden, nu Cameron met een veto op tafel zit omdat hij minder wil betalen, is voor Nederland het moment aangebroken om hard in te zetten. Het enige wat ik hoor is: wij doen ons best en wij vinden het allemaal wel goed wat de agentschappen doen. Het zijn slappe teksten! Ik hoorde net van de heer Rutte dat ze meeluisteren en dan zijn dit niet de teksten die u moet uitspreken.

Minister Timmermans:

Ik zeg tegen de heer Madlener dat wij zullen vasthouden aan onze inzet. Daar hoeft hij niet aan twijfelen. Ik weet mij op dat punt unaniem door de Kamer gesteund. De vraag was of wij het gaan binnenhalen in de onderhandelingen over het MFK. Als je je onderhandelingspositie in dit stadium uitbreidt met dit punt, terwijl wij al zo veel te onderhandelen hebben en wij ook op verzoek van de heer Madlener heel hard op de financiële punten moeten inzetten, zal iedereen zeggen: kijk, dit komt er nog eens bij; wat is Nederland bereid om op andere terreinen te laten om dit te realiseren? Dat lijkt mij in dit stadium geen verstandige inzet.

Dat gezegd zijnde, wil ik geen enkel misverstand over het volgende laten bestaan. Zodra wij een mogelijkheid zien, als is het een muizengaatje, om dit onderwerp met andere landen die het met ons eens zijn succesvol op de agenda te plaatsen, zullen wij dit doen. Ik heb daar jaren heel hard aan gewerkt. Het zit me ontzettend dwars. Zelfs in de verdragsonderhandelingen hebben wij alternatieven op tafel gelegd om Frankrijk tegemoet te kunnen komen, maar ook dat is toen niet gelukt. Dit blijft echter een punt van aandacht, volgens mij ongeacht de samenstelling van Nederlandse kabinetten.

De heer Pechtold (D66):

Dat laatste lijkt me prima. Laten we helder zijn: ik steun de minister in deze lijn. Het is echter niet helemaal een kwestie van 120 miljoen versus 1 miljard; het is bijna iets symbolischs voor iedereen die vooruitgang wil bepleiten en op de goede feiten wil wijzen voor Europa. Het hindert en het is zó’n symbool. Ik vind het prima om te zeggen “niet nu”, maar nu we aan de start van een regeerperiode staan en we een minister hebben die ervaring heeft op dit dossier en die naar eigen zeggen al een keer heeft opgetrokken met zijn Zweedse collega, vind ik dit wel een punt waarop ik zo langzamerhand een coalitie wil zien die dit gaat oplossen in Europa. Nederland zou daar best het voortouw bij kunnen nemen, samen met een paar andere landen. We kijken immers niet alleen naar de euro’s maar ook naar de symboliek, die ook ons in Nederland dwarszit.

Minister Timmermans:

De interruptie van de heer Pechtold is mij uit het hart gegrepen, mevrouw de voorzitter. Het zijn juist dit soort zaken die het draagvlak voor Europa in vele samenlevingen, zeker in de Nederlandse, enorm ondermijnen. Dat ben ik zeer met de heer Pechtold eens. De uitnodiging van de heer Pechtold om dat nog eens goed op te pakken, om andere landen te zoeken die dit ook als een graat in de keel steekt en om de komende jaren een strategie te ontwikkelen waarmee we dit kunnen oplossen, neem ik met beide handen aan. Ik ben het zeer met hem eens. En er zijn zo nog wel meer symbolen. Eén Eurocommissaris die niet goed op zijn afrekeningen let, één agentschap dat niet goed zijn geld uitgeeft, één Europarlementariër die wel tekent maar meteen wegloopt: al dat soort zaken ondermijnen fundamenteel het draagvlak voor Europese samenwerking onder de bevolking. Daarom moeten we daar heel alert op zijn. Ik wil dus heel graag ingaan op de suggestie van de heer Pechtold en de komende jaren veel werk maken van dit punt. Ik nodig de Kamerleden uit om het in dat proces bij mij te signaleren als zij dingen tegenkomen waarvan zij op grond van hun ervaring in de samenleving zeggen: dit zit de mensen dwars, doe er iets aan. Ik hoop dat wij samen met de Kamer in de komende jaren op dat punt concrete resultaten kunnen laten zien, zodat we die stenen des aanstoots – soms zijn het kleine kiezeltjes, soms enorme stenen – voor de Nederlandse bevolking een voor een kunnen wegnemen.

De heer Klaver (GroenLinks):

De minister werd verweten dat hij harder zou moeten zijn en misschien ook wel een stuk onbeleefder. Ik wil zeggen dat ik het een verademing vind dat deze minister in de Kamer staat. De wijze waarop hij Nederland in het buitenland en zeker ook in Europa weet te vertegenwoordigen, is voor mij een verademing. Ik wil nog een aanvulling geven op het uitstekende punt dat de heer Pechtold maakte. Straatsburg is inderdaad een symbool. In mijn bijdrage gaf ik aan dat president Hollande een opening heeft geboden. Hij zegt dat het belangrijk is dat Nederland solidair blijft met de Zuid-Europese landen, ook als het gaat om de vaststelling van het Meerjarig Kader. Ziet de minister daarin mogelijkheden om een uitruil met Frankrijk te maken, waarin die solidariteit in euro’s met het zuiden van Europa betekent dat er van Frankrijk wordt gevraagd om zijn positie met betrekking tot Straatsburg te heroverwegen?

Minister Timmermans:

Ik durf bijna met zekerheid te zeggen dat dit niet de invulling is die president Hollande zal geven aan het begrip “solidariteit”. Ik denk ook niet dat hij zal accepteren dat we dit dossier verknopen met dat van die solidariteit. Laat ik er, ook na mijn ervaring van deze week, geen misverstand over laten bestaan: deze week knokken landen gewoon voor hun eigenbelang. Alle 27. Ook de instellingen, de Commissie en de Raad, doen dat. Dit is nu eenmaal dat grote gevecht eens in de zeven jaar waarbij we voor jaren de kaders vastleggen voor de begroting van de Europese Unie. Het gaat om gigantische financiële belangen van alle lidstaten en dan gaan de koppen tegen elkaar. Natuurlijk willen we een uitkomst, maar ieder land strijdt nu keihard voor zijn eigen belang, ook dit land. Ik herhaal: ook dit land. Er staat immers veel op het spel voor onze begroting maar ook voor de toekomst van de Europese Unie. Ik zeg het iedereen na die dat hier naar voren heeft gebracht: het gaat niet alleen om de afrekening, om wat er onder de streep staat, maar ook om de kwaliteit van de uitgaven die de Europese Unie in de komende jaren zal doen. Als president Hollande een beroep doet op solidariteit, betekent dat in feite, in heldere taal: ik wil meer geld uit de landbouwbegroting, want dat heb ik nodig in Frankrijk. Laat er dus geen misverstand over bestaan: ieder land knokt nu voor zijn eigen belang. Eerlijk gezegd hoort dat ook zo. Daar is niets mis mee. Zo werkt Europa nu eenmaal.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik begrijp dat het op dit moment in Brussel één grote catfight is, om het zo maar te zeggen. Juist als hij meer steun wil en juist als hij een groter aandeel uit de landbouwbegroting wil, kun je in plaats van op een “njet” te staan, ook zeggen: dit voor het draagvlak van Europa zo belangrijke punt wordt Frankrijk gegund, mits daar een andere positie ten opzichte van Straatsburg tegenover staat. Dat is mijn punt. Ik begrijp donders goed dat het één groot gevecht is voor ieders eigenbelang.

Minister Timmermans:

Ik luister heel goed naar de heer Klaver, maar ik houd hem nog één keer voor dat dit wel om miljarden in één keer gaat, voor een periode van zeven jaar. Frivole schijnbewegingen in de laatste week lijken me niet in het belang van Nederland om hier zo goed mogelijk uit te komen. Ik herhaal wat ik in antwoord op de vraag van de heer Pechtold zei: met dat andere punt ga ik echt hard aan de slag, naar ik hoop in nauwe samenwerking met de Kamer.

De heer Pechtold vroeg of Nederland het voortouw gaat nemen bij de aanpassing van de systematiek van het MFK. Ja, dat zal Nederland doen. We hebben dat in een eerdere fase al geprobeerd, ook vanwege die systematiek met die ontzettend lelijke correctiemechanismen aan het einde en die enorme gevechten over de structuurfondsen. Voor een deel gaat dat om beleid, maar voor een groot deel gaat dat ook weer om de vraag: wat is mijn nettobetalingspositie? Dat enorme gevecht zou je helemaal kunnen vermijden als je een zuiver begrotingsinstrument had, gewoon op basis van het bni. Als je een zuiver bni-begrotingsinstrument had, was je ook af van de discussie die de heer Madlener lanceert over de vraag of de bijdrage, per capita berekend, aan de Europese begroting wel eerlijk is. Als je dat zuiver op basis van het bruto nationaal inkomen zou kunnen doen, krijg je automatisch een situatie waarin lidstaten naar draagkracht bijdragen. Omdat dat te ingewikkeld is, omdat er dan allemaal correctiemechanismen zijn en omdat zo langzamerhand een flink aantal lidstaten daardoor allerlei rebates of correcties nodig heeft, ontstaat er echter een lelijke situatie. Het is nu niet gelukt, maar we moeten halverwege de komende begrotingsperiode de mogelijkheid voor review keihard aangrijpen om precies dat te doen waar de heer Pechtold om vraagt, namelijk een systematiek die transparant en eerlijk is en die niet die eindeloze correcties meer behoeft, waardoor op het laatste moment altijd het risico bestaat dat je allerlei structuurbeleid gaat uitvinden dat alleen maar is bedoeld om het financieel kloppend te maken. Laat er echter ook geen misverstand over bestaan dat dit kabinet geen voorstander is van Europese belastingen. Het kan ook via een bni-instrument.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nog even over de structuur. Zoals deze minister weet, geeft de Europese Rekenkamer al achttien jaar op rij geen decharge, geen goedkeuring. Er wordt dus flink gerommeld met dat geld. Het wordt niet goed verantwoord. Nederland pleit op zijn gebruikelijke softe manier ook al voor een nationale lidstaatverklaring. Nederland doet dit altijd als braafste jongetje van de klas. Wij verantwoorden ons. Af en toe blijkt dat wij iets fout besteed hebben en daarvoor krijgen wij dan een boete van Brussel. Wij reiken dit zelf op een presenteerblaadje aan; geef ons alsjeblieft een boete! Ik zeg dit er terzijde bij. Gaat de minister knokken voor een nationale lidstaatverklaring zodat de gelden, de Europese subsidies, eindelijk eens fatsoenlijk worden verantwoord of gaat de minister weer zijn stinkende best doen?

Minister Timmermans:

Ik denk dat je de Europese collega’s schuddebuikend van het lachen onder de tafel krijgt als je de tekst “Nederland is een softe onderhandelaar” in Brussel zou uitspreken. Ik geloof niet dat wij zo te boek staan in de Europese kaders. Daar hoeft de heer Van Dijck zich dus geen zorgen over te maken.

Wat betreft de verantwoording ga ik nog een stap verder. Ik vind dat wij nog veel te weinig aan naming-and-shaming kunnen doen. Als het Rekenkamerrapport uitkomt, moet je achteraf kunnen zeggen waar iets aan ligt. Ik kom terug op het punt dat de heer Pechtold maakte. In dit Rekenkamerrapport staat dat een bepaald percentage van de uitgaven niet verantwoord kan worden. De intuïtieve reactie van mensen is: zie je wel, dit komt weer door Brussel, dit komt weer door Europa. Als je analyseert waardoor dit komt, blijkt dat het helemaal niet door Brussel of door Europa komt. De verantwoording van uitgaven door de Commissie in andere Europese instellingen is ongelooflijk verbeterd de afgelopen jaren. Het gaat mis bij de uitgaven van de structuurfondsen van het landbouwbeleid et cetera in de lidstaten. Ik zou graag een situatie bereiken waarbij je jaarlijks kunt zeggen wat er in welke lidstaat precies is fout gegaan met welke bedragen en waardoor dit komt. Dan heb je een situatie waarin je publiekelijk kunt aantonen welke landen niet goed met de gelden omgaan. Voor een groot deel komt dit, omdat zij de zaken niet kunnen verantwoorden. Dit wil nog niet zeggen dat er met de gelden gefraudeerd wordt, maar die landen kunnen gewoon niet aantonen dat het geld is uitgegeven voor het doel waarvoor het is bestemd. Als je die landen aan de schandpaal nagelt, durf ik te wedden dat zij heel snel een veel betere verantwoording zullen organiseren op nationaal en regionaal niveau. Nederland maakt zich al jaren zeer sterk voor de lidstaatverklaring. Dit blijft voor ons een prioriteit. Iedere euro die door de Europese belastingbetaler, onder wie ook de Nederlandse belastingbetaler, moet worden opgebracht, moet fatsoenlijk en op een transparante manier kunnen worden verantwoord.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dit is weer zo’n graat in de keel waar Nederland zich al jarenlang druk over maakt. Dit is het moment om echt eens stappen te zetten en te zeggen: wij pikken dit niet meer! Wij maken elk jaar weer miljarden over, maar elk jaar krijgen wij weer een rapport terug van de Europese Rekenkamer waarin staat: sorry, er zitten veel fouten in; er is waarschijnlijk gefraudeerd en noem maar op. Dit gaat over ons belastinggeld. Wij maken dit over voor, zoals de minister het noemt, “de goede zaak”. Die goede zaak, die donorlanden zijn echter te beroerd om te verantwoorden of en hoe ze het geld uitgeven en of het wel op een verantwoorde manier uitgegeven is. De minister moet eens een keer met zijn handtas op tafel slaan, à la Mark Thatcher, en zeggen: luister, dit is afgelopen, wij maken niets meer over als er geen fatsoenlijke verantwoording vanuit die lidstaten komt. De minister kan wel mooie plannen hebben en zijn stinkende best doen, net als bij het verhuiscircus, maar uiteindelijk komt er niets van.

Minister Timmermans:

De heer Van Dijck is niet optimistisch, maar ik wil graag zijn handtasje lenen als ik naar Brussel ga de komende dagen en daarmee flink op tafel slaan. Ik waag echter te betwijfelen of dit getoeter op korte termijn iets oplevert. Nederland schiet niets op met deze opstelling, met roepen dat het allemaal niet deugt en dan hard weglopen en zeggen dat het toch nooit wat wordt. De Nederlandse belastingbetaler schiet daar ook geen bal mee op. Stap voor stap zullen wij verder moeten gaan bij de verantwoording. Nederland zal zich keihard ervoor inzetten dat men in de toekomst, vanaf volgend jaar als het aan mij ligt, helder kan aangeven, pinpointen, waar het is misgegaan in welke lidstaat en bij welke uitgave. Ik wil de Rekenkamer op dit punt sterk steunen. Overigens is het ook een wens van de nationale Rekenkamer dat wij die kant op gaan. Het Nederlandse lid van de Europese Rekenkamer, de heer De Vries, heeft daarom ook gevraagd. Ik zal hem daarin graag steunen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kom toch nog even terug op dit punt, want het is bizar. Als een instelling in Nederland subsidie krijgt en een paar jaar geen goedkeurende verklaring kan laten zien, wordt de subsidie ingetrokken, al is het doel nog zo goed. Het maakt niet uit of de verklaring er wel of niet is, want in Nederland doen wij er niet aan, als je die niet kunt laten zien. In Europa wordt die echter niet openbaar gemaakt. Ik neem aan dat hierover ook gesproken is in de “Friends of Better Spending”-groep, de landen die een beetje zoals Nederland denken. Minister Timmermans wil aan naming-and-shaming doen. Laat hij dat dan nu doen en laat hij ons vertellen welke landen op dit moment openbaarmaking van de jaarlijkse rekenkamerrapporten blokkeren en daartegen stemmen.

Minister Timmermans:

Ik moet de heer Omtzigt eerlijk bekennen dat ik dat niet uit mijn hoofd weet, maar ik moet hem ook zeggen dat de “Friends of Better Spending”-groep een lijst heeft gemaakt met onze prioriteiten. Dat is een lijst met zaken die wij op dit moment het belangrijkst vinden om de komende dagen uit de onderhandelingen te halen. Daarbij is dit punt niet opgekomen, omdat de lidstaten zeggen dat wij dit moeten regelen nadat het MFK is afgesproken. Het is namelijk de inschatting van de lidstaten dat dat een beter moment is om dit voor elkaar te krijgen. De “Friends of Better Spending”-groep zet dus heel nadrukkelijk in op verlaging van het uitgavenplafond, verbetering van de uitgaven, grotere kwaliteit van de uitgaven et cetera. Dat is onze topprioriteit, dat is nu aan de orde en dat zal nu met president Van Rompuy besproken moeten worden. Ook op dit punt is het helder dat het punt van de betere verantwoording niet dit weekend is afgelopen maar de komende tijd nog speelt. De heer Omtzigt en ik hebben dit de vorige week ook al gewisseld in de discussie. Hij weet dat dit voor mij een prioriteit is en dat ik ervoor zal zorgen dat er voldoende lidstaten bij elkaar komen die deze kant op willen gaan, zodat wij daarop de komende jaren resultaten gaan boeken. Dat zal dit weekend echter nog niet tot concrete resultaten leiden. Die voorspelling durf ik wel aan.

De heer Omtzigt (CDA):

Het stelt mij teleur dat je, op het moment dat je de begroting vaststelt, niet ook op dat moment vaststelt hoe daarover verantwoording wordt afgelegd. Voor mij horen die twee zaken bij elkaar. Maar goed, als dat niet lukt, vraag ik de minister verder om ons alsnog het lijstje met landen te sturen die niet willen. Als dat niet lukt – ik maak het de minister heel makkelijk – maak dan een coalition of the willing. Vertel ons gewoon welke landen het wel willen en zorg ervoor dat wij die verklaringen zien, zodat er een groep landen ontstaat. Ik kan mij niet voorstellen dat ten minste de helft van de landen – ik zeg maar voor het gemak: alle landen boven Frankrijk – deze verklaringen willen overleggen. Ik vraag de minister om die dan samen naar Brussel op te sturen om de andere landen op die manier onder druk te zetten, want wij kunnen erover blijven praten, maar wij kunnen er ook gewoon mee beginnen om het te doen.

Minister Timmermans:

Dat ik het nog mag meemaken dat de heer Omtzigt het mij makkelijk wil maken! Dat mag in de krant! Ik dank hem daarvoor. Ik denk dat een flink aantal lidstaten de kaarten op dit onderwerp voorlopig nog even aan de borst houdt. Als ik een lijstje moet opstellen, denk ik dat op dit moment flink wat lidstaten geen kleur zullen bekennen. Zij zullen natuurlijk graag zeggen dat zij voor meer transparantie zijn, maar zij zullen nog geen kleur willen bekennen en zeggen welke stappen zij willen zetten. Dat zal ik zo snel mogelijk onderzoeken. Ik weet wel dat een aantal lidstaten die thuis dezelfde traditie van verantwoording hebben als wij, bereid zullen zijn om dit met ons te doen. Ik wil de heer Omtzigt wel over niet al te lange tijd laten weten welke landen dat zijn en hoe wij dat gaan aanpakken. Ik waarschuw hem er wel voor dat hij niet al te makkelijk de conclusie trekt dat in het Noorden altijd alles netjes gaat en dat in het Zuiden altijd alles verkeerd gaat. Ik vrees dat die wet van Meden en Perzen bepaald niet opgaat, omdat het ook veel te maken heeft met het soort betalingen dat wordt gedaan. Met name in categorie 2, de garantiebetalingen in de landbouw, is niet altijd gemakkelijk te herleiden waar dat geld precies terechtkomt. Betalingen van categorie 2 komen bepaald niet alleen voor in Zuid-Europa.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik steun de minister in zijn ambitie om aan naming and shaming te doen ten aanzien van landen en programma’s die geen fatsoenlijke verantwoording kunnen overleggen. Het probleem is echter wel wat groter, want de Commissie zelf kan al jarenlang niet met een goedgekeurde jaarrekening voor de draad komen. Wat denkt de minister daaraan te kunnen gaan doen?

Minister Timmermans:

Voor de Commissie ligt het probleem ook bij datgene wat zij naar de lidstaten stuurt in het kader van het structuurfonds en ander beleid. De Commissie moet verantwoording afleggen over alles, tot en met het punt waarop het wordt uitgegeven in de lidstaten. Wat centraal in de Commissie gebeurt, is nu goed op de rit wat de verantwoording van de uitgaven betreft. In heel veel lidstaten blijft het echter niet op het centrale niveau, maar wordt het doorgedelegeerd naar regionaal niveau. Komen er haperingen in het systeem, dan krijgt de Commissie geen goedkeurende verklaring. Ik wil dit veel transparanter in de rapporten hebben, zodat men precies kan nagaan in welk stadium het misgaat en waar de verantwoording ophoudt: in welk land, voor welke uitgavencategorie. Daar moeten wij nog een slag maken. De Commissie krijgt op haar lazer, maar verdient dat niet altijd omdat het niet meer onder haar directe controle valt.

De heer Klaver heeft een vraag gesteld over EOF- en OS-geld. EOF-geld is voor de armste lidstaten. Daar is een kleine verlaging van het budget mogelijk. De Commissie heeft dat ook voorgesteld. Wij vinden het prima dat het een kleine verlaging is en niet meer, omdat het naar de echt allerarmste landen gaat, met name in Afrika. De OS-gelden uit de reguliere begroting gaan inmiddels naar landen die een volgende fase in hun ontwikkeling hebben bereikt en landen die inmiddels tot de grote concurrenten van onze economie gerekend kunnen worden, zoals China en India. Wat ons betreft kan daar wel fors op hulpgelden worden gekort. Daar kunnen wij veel meer bereiken door de handel te intensiveren en de barrières in de handel aan beide kanten te verlagen. Dan kunnen wij onze focus met hulpgelden op de echt arme landen richten.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Aan mij zijn eigenlijk alleen vragen voorgelegd over de financiëlesectorbelasting en Griekenland.

De heer Pechtold had op zichzelf geen vragen aan mij. Aan het begin van zijn betoog pleitte hij voor een helder verhaal over Europa om mensen weer erbij te betrekken en te voorkomen dat kiezers daarop afhaken. Ik ben dat zeer met hem eens. Vervolgens zei hij dat ik eerder zou hebben gepleit voor herstructurering en daarna tegen. Ik herken dat niet. In mijn uitlatingen over Griekenland, de begroting van de Europese Unie of de bankenunie heb ik het woord “herstructurering” nooit gebruikt. Ik neem zijn aansporing om een helder verhaal te houden zeer serieus. Dat heldere verhaal was tot nu toe, kort samengevat, over de begroting: ijzeren discipline die wij vragen van de lidstaten, van onszelf en dus ook van Europa. Over Griekenland was het: strak op de afspraken en dan kijken hoe wij elkaar kunnen helpen, zodanig dat het zowel het Nederlandse belang als het belang van de eurozone dient. Ik heb eerder het bankentoezicht genoemd. Ik heb gezegd dat wij een gezamenlijk belang hebben om het gezamenlijk Europees bankentoezicht op zorgvuldige wijze te realiseren.

Veel fracties hebben langs een aantal lijnen gesproken over de FTT. De eerste lijn is die van de eigen middelen. In het regeerakkoord staat dat wij in principe bereid zijn om ons aan te sluiten bij de groep van versterkte samenwerking in Brussel rondom het thema van een financiëletransactietaks, onder een drietal voorwaarden. Een ervan was klip-en-klaar: het mag niet een bron van eigen middelen zijn voor de Europese Unie, de opbrengst moet terugvloeien naar Nederland. Dat is temeer belangrijk, omdat in het regeerakkoord ook staat dat er geen stapeling mag plaatsvinden met de bankenbelasting. Dus als er een vorm van belasting zou komen – ik zeg met nadruk “als” – zou er ook enige compensatie plaatsvinden langs de weg van de bankenbelasting. Er is dus geen sprake van dat het geld in Brussel blijft. Ik schat dat risico zeer beperkt in. Mijn waarneming is dat in de kopgroep van elf landen – dan houd ik Nederland er nog even buiten – vrijwel iedereen van mening is dat er geen bron van eigen middelen voor de Europese Unie moet komen. Dat risico is dus beperkt.

De heer Omtzigt heeft gevraagd of wij eruit kunnen stappen dan wel of wij kunnen vetoën als het toch gebeurt. Deze procedure van versterkte samenwerking moet in de eerste plaats worden goedgekeurd door de Ecofin en ook het parlement moet groen licht geven. In de tweede plaats wordt de Europese Commissie een nieuw voorstel gevraagd. Het voorstel waaraan door sommige woordvoerders is gerefereerd, is van tafel. In de derde plaats zal de groep van samenwerking daarover met de Europese Commissie spreken. Andere lidstaten kunnen daarover meespreken, maar het is aan deze groep om uiteindelijk te beslissen, bij unanimiteit. Naar mijn mening kan het in het Nederlands belang zijn om deel uit te maken van die groep en constructief en positief – zoals wij dat doen – mee te denken, met een scherp oog voor de Nederlandse belangen. De positie van pensioenfondsen staat daarbij natuurlijk zeer centraal.

Het moment van toetreden tot die groep is wat mij betreft nog niet onmiddellijk daar. Ik wil eerst met de verschillende landen in de groep spreken over de Nederlandse voorwaarden en het Nederlandse belang en over de mate waarin zij daaraan tegemoet willen komen. Ik zal dat ook doen met de Eurocommissarissen op dit punt.

De heer Servaes heeft de minister-president gevraagd of er al voor geijverd is. Ik heb er in die zin voor geijverd dat ik de Nederlandse positie en de Nederlandse randvoorwaarden meteen in de eerste Ecofin heb gepresenteerd en toegelicht. Ik heb er ook al heel even met enkele collega’s over gesproken.

Mag Nederland zelf uiteindelijk bepalen of het meedoet? Ja, elke lidstaat kan op elk moment uit de groep treden en zal zich daarmee aan de verplichting onttrekken om een eventuele heffing daaruit in te voeren.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil toch nog even terugkomen op de FTT. Deze minister weet ook dat alle adviezen, van VNO- NCW, DNB, CPB, AFM zeggen dat wij er niet aan moeten beginnen, dat wij het niet moeten doen en dat het slecht is voor de economie, slecht voor de groei, slecht voor de werkgelegenheid en slecht voor de financiële sector in Nederland. Waarom trekt deze minister zich niets aan van al die adviezen over het Nederlandse belang? Hij zegt gewoon dat hij er niets mee te maken heeft en het beter weet en dat wij in de kopgroep gaan zitten en het erdoor drukken.

Minister Dijsselbloem:

De heer Van Dijck noemt nu meer adviezen dan ik ken, maar dat zal vast nog aan mijn inwerkperiode liggen. Een aantal herken ik echter wel, maar daarin werd in alle gevallen gereageerd op het eerdergenoemde voorstel van de Europese Commissie. Dat voorstel zal Nederland nooit invoeren, omdat het onze belangen schaadt. Dat wil niet zeggen dat er geen enkele mogelijkheid is. Wij hebben zelf natuurlijk een bankenbelasting en in andere landen zijn er vormen van levies en duties waaraan wij kunnen denken. Ik heb in het allereerste debat met de vaste commissie voor Financiën – dat nog voor het debat over de regeringsverklaring werd gehouden – beloofd dat ik op korte termijn met een inhoudelijke brief zal komen over de vormgeving van zo’n vorm van heffing of belasting. Dan kunnen wij daar verder over spreken.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat klopt, want daar was ik zelf bij. Het gaat mij er echter om of de minister ook bereid is om die aangepaste FTT, zoals die nu in het regeerakkoord staat, ook bij met name DNB en CPB neer te leggen. Zij hebben toch heel serieuze waarschuwingen gegeven over het niet implementeren van deze belasting, omdat zij heel schadelijk is voor Nederland en het Nederlandse belang. Is de minister bereid om dat dan ook te doen en dat samen met die brief te sturen, voordat hij in de kopgroep gaat zitten? De minister weet ook dat je er maar van moet zien los te komen als je eenmaal bij die kopgroep zit.

Minister Dijsselbloem:

Dat laatste is zeker niet het geval. Lidstaten kunnen ook weer uit de kopgroep gaan als de ontwikkelingen daarin niet de goede kant op gaan. Dat kan tot het allerlaatste moment. Je kunt zelfs besluitvorming blokkeren, maar dat is niet iets waar je op voorhand mee dreigt of van uitgaat.

Er zal zeker contact zijn met deze instanties. Zij zijn belangrijke adviseurs voor het kabinet en voor de minister van Financiën op het punt van de financiële markten. Natuurlijk zal er met hen contact zijn. Ik wijs er nogmaals op dat er op dit moment geen Commissievoorstel is. Ik kan de voorwaarden voor Nederland uitwerken en dat zal ik doen. Ik heb aangegeven welke verschillende varianten er zijn. Vervolgens zullen wij wachten op het Commissievoorstel. Dat zou in december kunnen komen, maar dat weten wij niet zeker. Dat ligt eraan wanneer het groene licht wordt gegeven voor de start van deze procedure. Wij komen er nog geregeld over te spreken, als het al zover komt. Ik heb het in het eerste debat meteen een intellectuele en politieke uitdaging genoemd. Dat geldt overigens voor alle Europese projecten, maar zeker als je er zoveel voorwaarden aan hangt. Ik acht het niet onmogelijk, want anders had ik de opdracht niet op mij genomen.

Dan kom ik bij Griekenland. De voorafgaande vraag van de ChristenUnie was of de stukken er nu zijn. Dat is nog niet volledig het geval. De set is niet compleet en niet definitief. Het betreft het trojkarapport, het memorandum of understanding, de afspraken die voor het vervolg worden gemaakt, de lijst van zogeheten prioritaire acties, een overzicht van alles wat Griekenland op dit moment al afgerond moet hebben en de beoordeling daarvan door de trojka en als laatste de debt sustainability analysis, de schuldhoudbaarheidsanalyse. Die laatste is er nog helemaal niet. Zodra de stukken er zijn, in definitieve vorm en compleet, krijgt de Kamer ze. Ik heb in het debat gezegd – en daarop kan men mij altijd aanspreken – dat er geen sprake kan zijn van een besluit dan nadat er opnieuw met de Kamer over is gesproken. Er kan echter wat mij betreft ook geen sprake zijn van een besluit dan nadat ik de stukken heb. Wij gaan geen beslissingen nemen wanneer de trojka nog niet in definitieve vorm de noodzakelijke stukken op tafel heeft gelegd. Nogmaals: de stukken zijn er deels en in concept, dus wij gaan de goede kant op.

De heer Omtzigt (CDA):

Die concepten lopen over op internet, van de Wall Street Journal tot allerlei andere bladen.

Minister Dijsselbloem:

Daar kan ik niets aan doen.

De heer Omtzigt (CDA):

Moet ik bij een krant gaan werken of moet ik Tweede Kamerlid worden of misschien Eerste Kamerlid want dat schijnt tegenwoordig ook belangrijk te zijn, om tijdig deze rapporten te ontvangen? Het zou mij een lief ding waard zijn als stukken die overal beschikbaar zijn, ook gewoon aan de Kamer ter beschikking worden gesteld.

Minister Dijsselbloem:

Wij moeten daarover nog maar eens spreken. Er lekt veel, in Den Haag, maar zeker zoveel in Brussel. Ik vind het niet correct als ik de Kamer stukken verschaf die nog niet door de instanties die ze afscheiden definitief zijn vastgesteld. Dat brengt mij in een buitengewoon lastige positie. Dan zou ik voortaan elk stuk dat in Brussel wordt gelekt, per omgaande aan de Kamer moeten sturen. Ik voel mij daartoe niet vrij.

De heer Segers (ChristenUnie):

Misschien kan de minister vertellen op basis waarvan hij het debat heeft gevoerd. Hij zegt wat er allemaal niet is en wat er nog allemaal moet komen, maar de minister heeft een heel intensief debat achter de rug. Op basis waarvan heeft dat debat plaatsgevonden?

Minister Dijsselbloem:

Dat debat is zoals bekend opgeschort. Er is dus nog helemaal geen besluitvorming. Ik heb daar opnieuw kenbaar gemaakt dat wij de stukken volledig en compleet nodig hebben om überhaupt tot besluitvorming te kunnen komen. Overigens weten wij wel – dat is ons door de trojka gemeld – wat bijvoorbeeld de omvang van het probleem is bij de schuldhoudbaarheid. Het officiële stuk, de debt sustainability analysis, is er nog niet. Een belangrijk kengetal is er wel. Ook dat is al in kranten verschenen. Daarmee weten wij wat wij moeten doen om die schuld weer houdbaar te krijgen in dat belangrijke jaar 2020.

Vervolgens ga je met elkaar praten over de varianten. Dat heb ik in het algemeen overleg gewisseld met een collega van de heer Segers. Ik heb ook gezegd waar de Nederlandse ruimte zit en waar die zeker niet zit. Langs die weg en binnen dat mandaat heb ik gisteravond en vannacht tot vanochtend half vijf geopereerd. Ik zal uiteraard mijn uiterste best doen om binnen dat mandaat te blijven. Aanstaande maandag gaan wij verder. Als wij er dan uitkomen, kom ik onmiddellijk daarna bij de Kamer terug en dan zal ik kenbaar maken hoe ik verder heb geopereerd. Ik ga echter niet midden in een onderhandeling met de Kamer verder stipuleren hoe het debat is verlopen, welke varianten er zijn en wie welke positie heeft ingenomen. Dat dient het Nederlandse belang niet.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik stel vast dat het debat heeft plaatsgevonden waarbij nog niet alle stukken en alle rapporten die de minister net heeft genoemd, op tafel hebben gelegen. Ik begrijp dat die er voor maandag wel zijn.

Minister Dijsselbloem:

Ik ga daar op zichzelf niet over, maar ik ben daar wel optimistisch over. Ik zeg erbij dat er geen besluit kan zijn; dat heb ik net ook al gezegd. Simpelweg omdat je dan niet weet op basis waarvan je eigenlijk besluit, omdat er dan geen definitief overzicht is van waar wij nu staan, wat wij gaan doen, welke nieuwe afspraken er zijn, welk memorandum er is et cetera et cetera. Dat heb ik gewoon nodig. De Kamercommissie heeft mij daar ook zeer in gesteund. Dat is helder.

Wat moet ik daar nog meer over zeggen in het midden van de onderhandelingen? Dit is het eigenlijk, voorzitter.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij moeten tegenwoordig meer uit de media en uit de kranten halen dan wat deze minister ons weet te vertellen. In de kranten staat ook dat het IMF keihard op tafel heeft gelegd dat afgeschreven moet worden op schulden aan Griekenland om überhaupt die houdbaarheidsdoelstelling van 120% in 2020 te realiseren. Klopt dat? Of horen wij dat pas na maandag? En klopt het ook dat gisteren is gezegd: laten wij dat tijdens de Europese top van aanstaande vrijdag bespreken, omdat dit zo’n rigoureuze ingreep is dat wij dat eigenlijk naar de hoofdtafel willen brengen?

Minister Dijsselbloem:

Dit laatste is in ieder geval niet hoe wij vanochtend om half vijf uit elkaar gingen. Toen was het echt de intentie om dit als eurogroep, de ministers van Financiën met de trojka, maandag te hernemen, en dan is de Europese top al achter de rug. Dat is de intentie en daaraan zal verder gesleuteld worden.

Ministers en ook presidenten van het IMF doen uitspraken in de media waarvan ik ook kennis kan nemen en dat doe ik ook. Dat is allemaal heel interessant en ik denk dat het op zichzelf niet mijn plicht is de Kamer daarover vervolgens per brief te informeren. Dat lijkt mij tamelijk omslachtig. De heer Omtzigt stelde de vraag of hij dan bij een krant zou moeten gaan werken. Ik vind van niet, maar wij lezen wel allemaal de krant en wij maken gebruik van de informatie die ook de media ons aanreiken. Het is overigens geen geheim dat het IMF zeer let op de houdbaarheid van de aanpak. Daarom hebben wij het IMF er ook graag bij. Is er bijvoorbeeld wel perspectief? Dat gaat op basis van kengetallen, van economische groei, van het halen van afspraken, van bezuinigingstaakstellingen, van privatiseringtaakstellingen et cetera. De schuldhoudbaarheid is daarbij een belangrijke onderlegger.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Kan de minister garanderen dat op de Europese top van aanstaande vrijdag niet wordt gesproken over Griekenland en de oplossing voor Griekenland, dat dit helemaal buiten de agenda van die top valt? Kan de minister garanderen dat wat betreft het IMF-voorstel over het afschrijven van schulden er een keihard no-go staat voor Nederland?

Minister Dijsselbloem:

Ik kan niets garanderen op dat eerste punt. De regeringsleiders zitten bij elkaar en ik kan ze niet verbieden welk onderwerp dan ook aan te snijden. Het is onze intentie als eurogroep en mijn intentie als minister van Financiën dit maandag te hernemen in de eurogroepvergadering.

Over de vraag of het voorstel voor afschrijving van leningen van tafel is, ga ik ook niets zeggen want dan zou ik toch ingaan op alle varianten die op tafel liggen. De heer Van Dijck kent de Nederlandse positie en deze is ongewijzigd. Wij zouden het een zeer slechte zaak vinden, een slecht precedent ook. Wij hechten er zeer aan dat leningen die worden aangegaan, zeker ook bilateraal tussen landen, gewoon worden terugbetaald. Daar hebben wij ook goede internationale afspraken voor. Het zou echt een slecht precedent zijn als wij daar niet meer van op aan zouden kunnen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Wij gaan gelijk over naar de tweede termijn.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden en voor de toezegging dat we begin december een brief krijgen over de inzet van het kabinet als het gaat om Van Rompuy. Mijn fractie wil richting december, richting die belangrijke top, nauwe betrokkenheid van de Kamer. Minister Timmermans zei zojuist dat het moeilijk is om zaken nog te veranderen, nu we in de laatste week van de onderhandelingen voor zo’n weekend zitten. Dat begrijp ik nu het kabinet er net zit. Als dadelijk Van Rompuy voorligt, hoop ik niet dat we dan te horen krijgen: “u bent te laat”, want dan zijn we vandaag te vroeg en daartussen zit dan kennelijk geen moment meer. Dit is een waarschuwing aan het kabinet: neem de Kamer erin mee als u daar zaken wilt regelen. Wat mij betreft gebeurt dat ook zo veel mogelijk in openbaarheid. Maar, zoals ik al aangaf, als het vertrouwelijk moet, dan hoor ik het liever vertrouwelijk dan helemaal niet.

Mijn fractie had vandaag vier punten. D66 ziet deze vijftiende top als een kans om de ideologische veren van Rutte I af te schudden. Ik proef wat beweging bij de premier, maar het kan wat mij betreft allemaal nog wat krachtiger. Er komt ook nog een zestiende top, maar ik zie liever dit weekend actie: de pro-Europese houding.

De minister van Financiën gaf aan dat hij een helder verhaal over Griekenland zal houden. Daar ben ik blij mee. We verschillen tot nu toe soms van mening over die helderheid, maar ik snap dat dit langzaam tot stand moet komen. Ik geef hem het voordeel van de twijfel. Dat is hij van mij gewend.

Wat de premier zegt over de inzet van het kabinet voor de Europese begroting, kan ik in grote lijnen volgen. Hij noemt minder landbouw, meer kennis en innovatie, motie-Lucas en motie-Pechtold. Ik begrijp dat er nu zelfs een motie-Klaver op dat gebied komt. Laten we voorkomen dat we dadelijk allemaal een motie op onze naam hebben en het nog niet geregeld is. Dat lijkt mij het streven waard.

Minister Rutte:

Dan stemt u tegen de motie-Klaver.

De heer Pechtold (D66):

De minister-president laat horen dat hij tegen de motie-Klaver is, maar volgens mij moet hij haar eerst nog …

De voorzitter:

Volgens mij souffleerde hij u.

De heer Pechtold (D66):

O, hij souffleerde. Ik laat mij niet afleiden.

De grote brokken liggen natuurlijk vast. Daarom moeten we na 2014 de begroting grondig hervormen. Ik vroeg of het kabinet de systematiek van de begroting wilde aanpassen en hierin ook het voortouw wil nemen. De minister van Buitenlandse Zaken bevestigde dit en ik zie graag het plan tegemoet. We kennen hem als een Europeaan. Ik was dan ook zeer geïnspireerd door zijn verhaal, zoals hij bereid is in zijn ministerschap om een plan te maken om de kwetsbaarheden van Europa te verminderen. Deze kwetsbaarheden worden keer op keer door de critici gebruikt. Daarom interrumpeerde ik zojuist toen de PVV dat weer aanpakte om het allemaal weer daar in de problematiek te zoeken.

Mijn fractie is wel voor Europese belastingen, maar dan in plaats van, en met meer flexibiliteit. Dat kan het kabinet misschien helpen bij het schrijven van de brief.

Het circus Straatsburg: we hebben het er al over gehad en ook dat is iets wat de minister gaat meenemen als het gaat om de kwetsbaarheden. Al die zaken zijn er, wat mij betreft, om de komende jaren het draagvlak te vergroten. Ik wens het kabinet ongelooflijk veel succes in dit lange weekend. Rust ook nog een beetje uit.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn gesproken over het voorstel van de voorzitter, Herman van Rompuy. De minister-president heeft daarop geantwoord dat het wat hem betreft wel een tandje beter kan. Dat is de SP-fractie zeer met hem eens. Ik was ook blij met de uitspraak van de VVD-fractie bij het interruptiedebat dat het voorstel van Van Rompuy een onvoldoende, een nee zou moeten krijgen. Wij zullen daarop terugkomen wanneer we straks mogelijk de uitkomsten van deze top gaan bespreken, want het is helemaal niet uitgesloten dat er op dit punt geen uitkomst is.

Wel vind ik het van belang om in de afgeleide discussie hierover – het uitgavenpatroon van de Unie heeft gevolgen voor de positie van lidstaten, wat in het geval van Nederland een nettoafdracht betreft – een voorstel aan de Kamer voor te leggen. Dat voorstel is weliswaar niet gebaseerd op een specifieke hoogte, maar op een richting. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nettoafdracht van Nederland aan de Europese Unie hoger is dan die van andere lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau;

van mening dat de excessieve nettobetalingspositie van Nederland het draagvlak voor de Europese Unie ondermijnt;

verzoekt de regering, niet in te stemmen met een akkoord over de EU-meerjarenbegroting als dit niet leidt tot een zodanige verbetering van de nettobetalingspositie dat deze in lijn is met lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 691 (21501-20).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Een aantal andere heikele punten heeft vandaag opnieuw de aandacht gekregen. Om te beginnen is dat het reiscircus Brussel-Straatsburg, waarbij het bedrag van 120 miljoen werd genoemd, maar het laatste wat ik daarover hoorde, was 200 miljoen. Het gaat in ieder geval om een substantieel bedrag, op een moment waarop lidstaten gevraagd wordt de broekriem fors aan te halen. Wij doen dat in Nederland ook, soms zeer tegen de zin van de SP. Op andere terreinen zouden we het ruimer willen doen. Bij ons is in ieder geval het besef dat er in lidstaten moet worden bezuinigd. Dan gaat het niet aan om vast te stellen dat we in Europa een reiscircus hebben dat alleen maar kan worden gekwalificeerd als weggegooid geld. Ik ben blij met de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken, want hij sprak de intentie uit om te zoeken naar gelijkgestemde landen. Dat zouden er dus 26 moeten zijn, want de rest moet die rekening betalen. Laat dat resultaat hebben. Kom terug naar de Kamer, zeg ik tegen hem, met een visie, die gemeenschappelijk wordt gedeeld, hoe dit kan worden getackeld. Want we kunnen niet tot in lengte van jaren door blijven gaan met het weggooien van een dergelijk substantieel bedrag.

Hetzelfde vraag ik voor de agentschappen. Het antwoord op mijn vraag daarover was: er zijn er ook die het goed doen. Ja, dat moge zo zijn, maar kom ook op dat terrein dan terug naar de Kamer met een beoordeling waar het goed en waar het fout gaat. Anders zal ik de Kamer wel een motie op dat punt voorleggen.

Ten slotte wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen, omdat ze voortborduurt op een aangenomen motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Rekenkamer voor het achttiende jaar op rij geen goedkeurende verklaring heeft afgegeven voor de EU-bestedingen van het afgelopen jaar;

van mening dat de besteding van Europese middelen op transparante wijze dient plaats te vinden en dient te worden verantwoord;

overwegende dat de regering kansen ziet om het bereikte compromis over het Financieel Reglement te verbeteren gedurende de onderhandelingen over de EU-meerjarenbegroting;

verzoekt de regering, niet in te stemmen met een akkoord over de EU-meerjarenbegroting als dit niet leidt tot een openbare en controleerbare verantwoording van de besteding van EU-middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 692 (21501-20).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Wekenlang ging het debat over wie nu de sjaak is. Wie gaat er het meest op achteruit bij de plannen van dit vreselijke kabinet? Zijn het de AOW’ers of de tweeverdieners? Maar nu staat onze premier op het punt om naar Brussel af te reizen om een miljardendeal te sluiten, en dan is iedereen de sjaak: alle Nederlanders betalen dit. Het geld komt, zoals door vele fracties wordt beaamd, komt gewoon slecht terecht. Terwijl er in Nederland wordt bezuinigd, wordt het geld in Brussel over de balk gesmeten. Dat is onacceptabel. Ik vind dat dit kabinet een halfslachtige houding aanneemt. Over de onderhandelingspositie willen ze wel wat steviger zijn, maar anderzijds hoor ik allerlei teksten als: we doen ons best, we kunnen niets garanderen, en onze inzet is de volgende. Ik heb drie jaar in Brussel rondgelopen, en ik kan vertellen dat al die landen keihard strijden voor hun eigenbelang. Daar komen geen slappe teksten uit als: wij doen ons best, onze inzet is en de Kamer moet maar afwachten. Ik heb er geen vertrouwen in dat onze premier met een substantieel verbeterde nettobetalingspositie van Nederland terugkomt. Maar we gaan het zien. Ik ga hem in ieder geval aanmoedigen met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - Nederland al jaren de grootste nettobetaler is aan de Europese Unie;

  • - Nederlandse burgers steeds minder geld te besteden hebben vanwege belastingverhogingen en bezuinigingen;

  • - grote groepen Nederlanders, waaronder veel ouderen, er de komende jaren fors in koopkracht op achteruitgaan;

draagt de regering op, bij de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) haar veto in te zetten om ten minste 2 miljard jaarlijkse korting te bedingen, en 1 miljard van de extra korting in te zetten om de koopkracht van ouderen in Nederland te repareren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Madlener en Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 693 (21501-20).

De heer Pechtold (D66):

Ik heb toch een beetje moeite met de positie van de PVV. Het kabinet was nog niet aangetreden en het kreeg al motie van wantrouwen aan de broek. Maar nu zo’n motie: hoe moet ik die uitleggen? Stel dat het kabinet nou komt met die 2 miljard, zegt de PVV dan: dan vinden we de rest van die EU-begroting prima?

De heer Madlener (PVV):

De PVV zou het liefst uit de EU gaan. Wij willen eigenlijk dat er geen cent naar Brussel gaat. Maar gezien de realiteit in de Kamer – dat geldt helaas ook voor uw partij in deze Kamer, mijnheer Pechtold – weet ik dat Nederland te veel gaat betalen. Wij zullen er alles aan doen om het zo klein mogelijk te maken. Daarom is deze motie zo belangrijk: daarmee wordt een duidelijk signaal afgegeven dat de premier afreist met een duidelijke taak, namelijk minder betalen en een betere nettobetalingspositie. Het valt mij altijd zo op dat u daar niet voor bent. Ik begrijp dat niet. Waarom neemt D66 het niet op voor al die belastingbetalende Nederlanders?

De heer Pechtold (D66):

Dat doe ik wel. Ik kijk naar het totaal van het plaatje. Dit is ook een wedervraag. Ik zal hier dus heel kort op ingaan; dit is namelijk geen debat tussen ons, maar kijk naar het totaalplaatje. Kijk naar wat er voor Nederland terugkomt en kijk naar wat alle Nederlanders, inclusief de ouderen, aan Europa hebben. Uw eenzijdige stemmingmakerij begint met een motie van wantrouwen, maar daarna wilt u toch ook een podium hebben om met uw ideeën te komen. Dat is dubbelhartig. Dat is het gemak van het indienen van een motie waarbij u geen enkele poging doet om daar steun voor te krijgen. U komt niet eens met de motie langs om er samen naar te kijken: als we de motie nou eens zo formuleren, zou dat tot een lagere nettobetaling kunnen leiden. U bedrijft hier pure symboliek. Of je speelt mee en je doet dat serieus, of je maakt lawaai. Mijn conclusie is dat de PVV alleen lawaai maakt.

De heer Madlener (PVV):

Ja, dat horen wij wel vaker van Pechtold. Ik kijk naar het totaalplaatje, mijnheer Pechtold. Juist het totaalplaatje laat zien dat Nederlanders veel meer betalen dan Duitsers, Fransen en Britten. Dat is niet eerlijk. U mag aan uw kiezers uitleggen dat u dat een goed idee vindt, maar ik doe dat niet. Wij strijden voor een betere positie van Nederland. Wat ons betreft verdienen de hardwerkende Nederlanders dat.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. We pompen miljarden naar landen als Griekenland, naar Brussel en naar de derde wereld en laten onze eigen burgers daarvoor bloeden. De PVV wil onze premier houden aan zijn belofte in Carré, waar hij zei “genoeg is genoeg”, à la Margaret Thatcher, en “geen cent meer naar Griekenland”. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse belastingbetaler reeds voor 30 miljard aan leningen en garanties aan Griekenland heeft verstrekt;

overwegende dat de minister-president zelf heeft onderkend dat de kans heel groot is dat deze steun ons geld gaat kosten;

constaterende dat de heer Rutte aan de kiezer een keiharde belofte heeft gedaan dat er geen extra geld naar Griekenland zal vloeien;

verzoekt de regering, niet in te stemmen met welke maatregel dan ook waardoor de rekening of het risico voor de Nederlandse belastingbetaler verder toeneemt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tony van Dijck en Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 694 (21501-20).

De heer Tony van Dijck (PVV):

We blijven het proberen, mijnheer Pechtold.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Europese samenwerking is een zegen voor ons continent. Dat continent is, zoals de heer Servaes al memoreerde in zijn maidenspeech, geplaagd door oorlogen en enorme tegenstellingen. Als volken en landen elkaar dan opzoeken, is dat een zegen. Die samenwerking wordt echter ondergraven als het alleen om geld draait en als de Commissie met een verlanglijstje komt dat in schril contrast staat tot de offers die wij van onze burgers vragen. Vandaar dat wij het kabinet aanmoedigen en steunen in de poging om die begroting naar beneden te krijgen. Wij wensen het kabinet bij die onderhandelingen een zeer rechte rug toe.

Ik heb nog wel een vraag aan de minister-president. Er wordt ingezet op een korting of rebate van 1 miljard. Is dat wel netto? Er gaan nu allerlei bedragen heen en weer en elders moeten wij meer betalen. Het is gemakkelijk om aan 1 miljard te komen als je elders weer veel meer moet uitgeven. Daar krijg ik dus graag een toelichting op.

Wij zijn bezorgd dat de financiëletransactiebelasting zich wel degelijk zal ontwikkelen tot een eigen middel van de Unie. Met het oog daarop zal de CDA-fractie mede namens ons een motie indienen om die zorg te onderstrepen.

We hebben even gesproken over afbouw van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten behoeve van innovatie. Ik heb gezegd dat die innovatie en de extra middelen voor innovatie ook ten goede moeten kunnen komen van onze landbouwers, onze boeren, die soms zeer innovatief kunnen zijn. Nadat de inkomenssteun al is afgebouwd, moeten zij op dit vlak niet ook nog eens extra hard worden getroffen. Wij moeten deze middelen ook openstellen voor onze landbouwers. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet door verlaging van de landbouw- en cohesiebudgetten de Europese begroting wil “moderniseren” ten gunste van investeringen in innovatie en duurzaamheid;

overwegende dat het budget voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in de verschillende voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 al onevenredig is gekort ten gunste van andere beleidsterreinen;

verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat een deel van het hierboven genoemde budget voor innovatie en duurzaamheid ten goede zal komen aan doelgerichte investeringen in innovatie en duurzaamheid op agrarische bedrijven, teneinde de concurrentiekracht van de Nederlandse landbouw te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 695 (21501-20).

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik wens het kabinet nogmaals heel veel sterkte en wijsheid toe en een rechte rug.

De heer Verheijen (VVD):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording in eerste termijn over het contingency plan, het back-upplan voor als het ook begin volgend jaar nog niet tot overeenstemming komt. Het kabinet zegt zich daarvan bewust te zijn en zich hiervoor te zullen inspannen. Het zegt ook dat er over de volgende begroting bij meerderheid wordt besloten, wat veel ingewikkelder is dan een korting afdwingen. Men zet zich er echter wel voor in. Dank voor die toezegging. Dat maakt voor ons een motie daarover overbodig.

Dan de gelden voor innovatie. Wij zeggen, net als het kabinet, dat dit is waar Nederland zijn nettobetalingspositie door ziet verbeteren. Daardoor staan wij sterker in de concurrentiekracht in de toekomst. Het is heel goed dat wij daarop inzetten. De heer Klaver zal hierover straks namens een aantal partijen een motie indienen.

Wij wensen het kabinet veel sterkte in de komende dagen, maar tot het onmogelijke is niemand gehouden. Wij hebben met zijn allen een goed pakket neergelegd aan randvoorwaarden die wij het kabinet meegeven. Wij wensen daar op dit moment geen nieuwe randvoorwaarden aan toe te voegen. De heer Segers heeft zojuist een motie ingediend. Wij staan heel sympathiek tegenover agrariërs die putten uit de innovatiepot, maar wij zijn geen voorstander van het inbouwen van nieuwe schotten. Ik ken de agrarische sector een beetje. Ik weet dan ook dat die echt in staat is om gewoon te concurreren met andere voorstellen en om mee te doen in het Achtste Kaderprogramma. Ik weet dat de sector in staat is om innovatiegelden naar de agrarische sector, de tuinbouwsector en het boerenerf toe te leiden. Wij zullen de motie dus niet steunen. Wij roepen wel de sector op om straks, als er minder gelden komen vanuit het GLB, vooral te kijken naar, en te putten uit, de innovatiepot.

De VVD is tegen Europese belastingen. Het kabinet is helder over de FTT. De toezegging van minister Dijsselbloem is zeer helder. Wij zullen hem daaraan houden in de onderhandelingen van de komende tijd.

De heer Madlener (PVV):

Een vraag over de motie van de PVV en die van de SP. In die moties staat dat gekeken moet worden naar de nettobetalingspositie van Nederland in vergelijking tot die van andere landen. Wat zijn de verwachtingen van de VVD-fractie op dit punt? Waarmee moet de premier thuiskomen?

De heer Verheijen (VVD):

Onze verwachting en onze hoop is dat de nettobetalingspositie verbetert door twee zaken: 1. door het pakket dat wij met elkaar besproken hebben, met de korting en de verlaging van de totale begroting en 2. door binnen de begroting minder geld te besteden aan cohesie en GLB en meer geld te besteden aan innovatie, zodat onze betalingspositie beter wordt. Ook dat draagt bij aan een betere nettobetalingspositie. Voor ons is het op dit moment niet zinvol om moties te steunen die als doel hebben om daar extra doelen bovenop te leggen. Wij vinden de huidige doelen helder genoeg.

De heer Madlener (PVV):

Moet die nettobetalingspositie leiden tot bijvoorbeeld een betere of een slechtere positie dan die van Duitsland of Frankrijk? Welk niveau streeft de heer Verheijen na? Mogen de Nederlanders van hem straks nog steeds meer betalen dan de Duitsers en de Fransen? Wat vindt de VVD daarvan?

De heer Verheijen (VVD):

De lijstjes die zojuist besproken zijn, zijn niet elk jaar hetzelfde. Wij moeten er in Nederland bij deze onderhandelingen en straks, jaar na jaar, naar streven dat onze nettobetalingspositie zo gunstig mogelijk is. Dat is een oproep aan het kabinet tot goede onderhandelingen op dit moment, maar ook jaar na jaar aan Nederland, zodat wij ervoor zorgen dat er goede projecten komen en in de verhouding tussen de pijlers de gunstige gelden naar Nederland toevloeien.

Om de geschiedschrijving geen geweld aan te doen heb ik nog één zin over dat miljard van de PVV. Ik heb hier de notulen van 28 oktober 2011, waarin de heer Bontes zegt: “Ik kan glashelder zijn over de inzet: een korting van minimaal 1 miljard. Minimaal 1 miljard!” Dat is altijd de inzet van de PVV geweest en ook van de VVD. Dat de PVV die vandaag verdubbeld heeft, is haar goed recht, maar laten wij de historie geen geweld aandoen. Het was een miljard, minimaal een miljard. Voor alles daarboven waar het kabinet mee thuiskomt, heb ik veel lof. Ik wens het kabinet heel veel succes de komende dagen.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Servaes. Ik waarschuw hem: hij mag nu wel geïnterrumpeerd worden.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Ik heb dit vak ook gekozen om het debat aan te gaan. Ik sta daar dus open voor, maar ik moet nog even wennen in die zin dat het vandaag soms een wedstrijdje overtreffende trap van verontwaardiging leek te zijn, waarbij de een het nog erger vond dat Straatsburg bestaat dan de ander. Laten wij wel wezen, wij vinden dat allemaal een gotspe. De minister heeft dat ook duidelijk gemaakt. Laat hem met die boodschap naar Brussel afreizen.

Ik heb nog een paar punten naar aanleiding van de eerste termijn, waar ik de regering hartelijk voor dank. De modernisering van het budget is mij zeer dierbaar. Ik ga ervan uit dat de inzet zoals die in eerdere Kamermoties van de leden Pechtold en Lucas uiteen is gezet, blijft staan voor de regering, maar ik begrijp dat er geen harde garanties kunnen worden gegeven. De strekking blijft echter staan. Ook wij zullen de motie die collega Klaver dadelijk indient, van harte steunen.

Dank voor de antwoorden op de vragen over de financial transaction tax. De minister heeft al eerder gezegd hoe belangrijk het is om in de cockpit te zitten en niet in de staart, omdat je dan invloed kunt uitoefenen op waar dit zaakje heen gaat. Voor de duidelijkheid: wij willen dat de regering zich met kracht verzet tegen de FTT als eigen middel, omdat wij het niet willen als eigen middel, maar vooral omdat het voorstel op tafel blijft en wij dus betrokken blijven bij een FTT met een andere grondslag. Dat even ter verduidelijking.

Alles overziende is het vooral van belang dat dit weekend besluiten genomen worden. Wij hebben in Europa wel meer aan ons hoofd. Wij hebben het vandaag gehad over Griekenland. Wij zullen zeer binnenkort ook in deze Kamer de discussie voeren over de toekomst van de EMU. Dan moeten wij niet al te lang hierin blijven hangen. Ik zag zojuist een citaat van bondskanselier Merkel, die er al op speculeerde dat een deal morgen of overmorgen niet mogelijk is. Zij stelde: otherwise we will have to meet again next year. Zij zal dat overigens niet in het Engels hebben gezegd. Ik zeg hier met kracht: laten wij het alsjeblieft niet zo ver laten komen. Laten wij de onderhandelingen stevig ingaan, maar er wel voor zorgen dat er een goede deal komt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik moest een beetje denken aan de speltheorie. Ik kan het kabinet aanbevelen om misschien in het kerstreces of zo eens een cursus speltheorie te doen. Wetenschappers kunnen dan wel heel mooie en optimale oplossingen bedenken, maar vaak wordt het met maar twee, drie, maximaal vier of soms vijf spelers al zo complex dat je er niet meer uit komt. In feite zijn wij hier in de praktijk aan speltheorie aan het doen met 27 spelers. Daar is bijna niet uit te komen. Eén ding weet je dan zeker: er komt iets suboptimaals uit. In feite is er een exponentieel verband met het aantal spelers.

De voorzitter:

Houdt u zich bij uw inbreng, mijnheer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zal mij bij mijn inbreng houden, voorzitter. De minister-president vroeg of het op een gegeven moment niet afbuigt. Ja, dat buigt volgens mij inderdaad af. Als je meer dan een bepaald aantal spelers krijgt, komt er iets waardeloos uit. Laten wij dat niet hopen. De inzet van het kabinet is heel strak en sterk. Ik hoop van ganser harte dat als wij het resultaat hiervan krijgen, wij dat nog steeds kunnen constateren. Er zullen best plussen en minnen zijn, want dat is altijd het geval bij dit soort compromissen. Ik hoop echter dat wij dan ook met elkaar mogen constateren dat er een stap in de goede richting is gezet.

De minister-president zegt dat niet te veel moet worden verwacht van daling op dat lijstje, omdat wij daar nu eenmaal slecht in zitten. Eigenlijk is het een heel rare constatering dat als je eenmaal gevangen zit in dat bovenste kwadrant van dat lijstje, je daar blijkbaar heel lang blijft zitten. Landen die vroeger een keer slecht onderhandeld hebben, blijven daar dan zitten. Ik zou zeggen: doorbreek dat en zorg ervoor dat wij op dit lijstje fors dalen. Op andere lijstjes moeten wij stijgen, maar laten wij op dit lijstje maar eens dalen.

Ik wens het kabinet heel veel succes met de onderhandelingen, die ongetwijfeld heel veel energie kosten. Ik zie uit naar het debat over de resultaten ervan.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor het beantwoorden van de gestelde vragen. Ik heb twee moties. Daar zal ik mij toe beperken. De eerste, waar al eerder is naar verwezen, gaat over het onderzoeks- en innovatiebudget versus het landbouwbudget. Het gaat niet alleen om de hoogte van het totale meerjarig kader, maar ook om de verdeling van de middelen die daarin zitten. Laten wij kiezen voor de toekomst en niet terugkijken naar het verleden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland moet pleiten voor modernisering van het budget van de Europese Unie en moet inzetten op investeringen in onderzoek, onderwijs en innovatie;

overwegende dat de motie-Pechtold c.s. pleit voor een minimale verschuiving van 10 miljard per jaar van de cohesie-, landbouw- en structuurfondsen naar het Europese budget voor onderwijs, onderzoek en innovatie;

verzoekt de regering om zich maximaal in te spannen om de voorgenomen verschuiving naar onderzoek, onderwijs en innovatie te behouden en te vergroten, bij voorkeur ter hoogte van het bedrag uit de eerder genoemde motie-Pechtold c.s.,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver, Servaes, Pechtold en Verheijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 696 (21501-20).

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik complimenteerde de minister van Buitenlandse Zaken al met zijn beleefde houding in dit huis en vooral daarbuiten. Ik dank hem ook voor het voor mij verhelderende antwoord op mijn vragen over ontwikkelingssamenwerking. Hij maakte daarin een verschil tussen de allerarmste landen en de opkomende economieën. Die laatste zijn onze concurrenten, dus het zou raar zijn om ze nog te sponsoren. Ik denk toch dat het verstandig is om een motie in te dienen op dit punt, zeker wat betreft het in stand houden van het Europees Ontwikkelingsfonds voor de armste landen. Dat is een belangrijk punt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat synergie kan worden bereikt door ontwikkelingssamenwerking in Europees verband te organiseren;

overwegende dat Van Rompuy voorstelt, te bezuinigen op het Europees Ontwikkelingsfonds voor de armste landen;

overwegende dat Europese lidstaten hun nationale budget voor ontwikkelingssamenwerking verlagen;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor het op peil houden van het Europees Ontwikkelingsfonds voor de armste landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 697 (21501-20).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Nederlandse trojka van Rutte, Timmermans en Dijsselbloem voor het heldere antwoord in eerste termijn. Om eerlijk te zijn: op hoofdlijnen kan de CDA-fractie zich vinden in de inzet van de regering. Er zijn nog wel een paar punten, maar ik wil dit gezegd hebben voordat ik die hier ga markeren. Ik zal na dit weekend met name terugkomen op de goedkeuringsverklaringen. Ik deel de inzet van minister Timmermans, maar wij hopen ook resultaat te zien de komende jaren. Dat hoort gewoon bij openbare verantwoording van de besteding van publieke middelen, wat het zijn.

Ik kom nu op het trojkarapport. Op internet hebben wij kunnen zien dat iemand kennelijk de Griekse schuld in 2020 precies kan voorspellen, tot cijfers na de komma. Wij zijn heel erg geïnteresseerd wie dat kan. Voorspellen is een ander vak, zo zeg ik tegen collega Dijkgraaf. En het is vooral moeilijk wanneer het de toekomst betreft, zei Mark Twain ooit. De Griekse schuld in 2020 voorspellen tot een cijfer achter de komma? Dat is echt een merkwaardige onmogelijkheid. Na terugkomst van de bewindspersonen zien wij graag tot na de komma uitgerekend wat de nettopositie is van Nederland uit een zeer ingewikkeld akkoord, als er tenminste een akkoord wordt bereikt. Dat hopen wij wel, want dit is een belangrijk probleem om op te lossen, maar het is op dit moment nog niet het allerbelangrijkste probleem dat we binnen de EU hebben. Daarin sluit ik me aan bij collega Servaes. Ik hoop dus van harte dat het lukt.

Willen de bewindspersonen bovendien nadenken over hun collega’s die deze onderhandelingen over zeven jaar moeten voeren? Dit keer is het lastig om een veto uit te spreken, omdat je dan teruggaat naar het akkoord van zeven jaar geleden. Wil het kabinet een zodanig akkoord bereiken dat wij over zeven jaar, als dat onverhoopt nodig mocht zijn, ons veto kunnen gebruiken zonder dat we onszelf daarmee verschrikkelijk in de vingers snijden? Ik hoop natuurlijk dat we het dan niet hoeven te gebruiken.

Tot slot dien ik drie moties in. De eerste is al aangekondigd door collega Segers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Centraal Planbureau en de Nederlandsche Bank de gevolgen van een financiëletransactietaks als een slecht idee voor een stabieler economisch systeem bestempelen en zal leiden tot negatieve gevolgen voor de economie en de werkgelegenheid;

overwegende dat een Europese belasting in de vorm van een transactietaks niet bijdraagt aan een stabieler financieel systeem en zal leiden tot hoge kosten en een mogelijke aantasting van de pensioenfondsen;

constaterende dat in de conceptconclusies besloten wordt tot een financiëletransactietaks;

constaterende dat deze transactietaks wordt ingevoerd als een rechtstreeks eigen middel om de begroting van de Europese Unie te financieren;

spreekt uit dat de regering niet instemt met conclusies die leiden tot het invoeren van een financiëletransactietaks en niet instemt met een uitbreiding van de eigen middelen van de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 698 (21501-20).

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn tweede motie gaat over het landbouwbeleid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voedselschaarste en voedselzekerheid grote mondiale uitdagingen zijn;

overwegende dat Nederland een sterk economisch handelsbelang heeft op het gebied van agrarische productie en innovatie;

constaterende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gemoderniseerd van inkomenssubsidie naar doelgerichte betalingen ter ondersteuning van marktoriëntatie, concurrentiekracht en innovatie;

constaterende dat Nederland met zijn innovatieve agrarische sector kansen heeft om een leidende rol te spelen in het bieden van oplossingen voor voedselschaarste en voedselzekerheid;

constaterende dat in huidige voorstellen van de Europese Commissie de herverdeling van de directe betalingen (pijler I) leidt tot een onevenredige hoge korting voor Nederland met 8,2%;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat in huidige voorstellen van de Europese Commissie de herverdeling van de directe betalingen (pijler l) niet leidt tot een onevenredige hoge korting voor Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 699 (21501-20).

De heer Omtzigt (CDA):

Wij rekenen hierin op de VVD, die heeft gezegd dat de taart wel iets in grootte mag afnemen, maar dat de punt even groot moet zijn.

De heer Servaes (PvdA):

Dat was een hele lap tekst die wij over ons heen kregen. Ik geloof niet dat deze motie aan onze fractie is voorgelegd, dus ik heb haar niet van tevoren kunnen bestuderen. De heer Omtzigt lijkt echter een verband te leggen tussen de directe inkomenssteun en het innovatieve karakter van de landbouwsector in Nederland. Daar heb ik moeite mee. Zijn namelijk niet juist sectoren die geen subsidie ontvangen, heel innovatief? Instituten als Wageningen hebben helemaal niets met Europese subsidies te maken.

De heer Omtzigt (CDA):

De CDA-fractie heeft er geen enkel bezwaar tegen om binnen de landbouwsector de subsidiestroom te verleggen naar innovatie. Dat lijkt ons een prima idee; daar hebben we het vorige week ook over gehad. De Nederlandse universiteiten, die hiertoe uitstekend zijn geëquipeerd, zouden daar ook gebruik van kunnen maken. De PvdA-fractie moet daar zeker voor voelen, omdat zij voelt voor meer uitgaven voor innovatie.

De voorzitter:

De heer Servaes, tot slot.

De heer Servaes (PvdA):

Dat doen wij zeker, vandaar de motie die wij zojuist met een aantal collega’s hebben ingediend. Ik zal de motie van de heer Omtzigt nog even goed lezen, maar het leek erop dat zij niet ging over innovatiefondsen maar over eerstepijlerbetalingen, ofwel inkomenssteun direct aan boeren, waar weliswaar een aantal milieueisen aan zijn verbonden maar waar geen innovatieprikkels in zitten. Maar goed, ik zal de motie nog eens goed lezen.

De heer Omtzigt (CDA):

Die innovatieprikkels mogen er van ons in. Dat is prima. We willen echter het landbouwbeleid op peil houden. We constateren dat er via een aantal moties in de Tweede Kamer enige ruimte lijkt te ontstaan. Elk van de woordvoerders heeft zijn motie al ingediend. Inderdaad, mijnheer Verheijen, u nog niet, maar dat komt vast.

De voorzitter:

U moet kort en snel zijn, want u bent heel erg door uw tijd heen, mijnheer Omtzigt. Dus snel praten, alstublieft.

De heer Omtzigt (CDA):

Daar zal ik dan zeker een poging toe doen, voorzitter. We moeten er echter wel voor zorgen dat het puntje van onze taart precies even groot blijft in dat puntje. Daar pleit ik voor.

Mijn laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het nodig is om de nettobetalingspositie meer in evenwicht te brengen;

overwegende dat het kabinet inzet op minimaal 1 miljard reductie;

constaterende dat onder andere via de Europese regionale fondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid geld terugvloeit naar Nederland;

constaterende dat een uitwerking van de Europese Meerjarenbegroting 2014–2020 kan leiden tot een totale nettoverslechtering voor Nederland;

spreekt uit dat het continueren van een reductie van 1 miljard op de Nederlandse bijdrage nodig is, maar niet per saldo tot een nettoverslechtering mag leiden op de inkomsten via het gemeenschappelijk landbouwbeleid, regionale fondsen en innovatieprojecten;

verzoekt de regering, na het sluiten van een akkoord het effect voor Nederland op regionaal en agrarisch terrein op korte termijn aan de Kamer toe te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 700 (21501-20).

De heer Verheijen (VVD):

Ik heb een heel korte vraag. De heer Omtzigt lijkt een relatie te leggen tussen de nettobetalingspositie enerzijds en het GLB en de cohesiefondsen anderzijds. Onze nettobetalingspositie wordt juist beter door meer in te zetten op innovatiegelden, bijvoorbeeld in het kader van het Achtste kaderprogramma en Horizon 2020, waardoor er meer geld naar Nederland toevloeit. Is de heer Omtzigt het er niet mee eens dat we daarom beter daarop kunnen inzetten dan op de twee zaken die hij noemt?

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is een zeer genuanceerd en lang verhaal. Ik zal de korte versie geven. Ja, via innovatie kunnen er wel degelijk geldstromen zeer effectief naar Nederland worden verlegd. Er moeten echter geen verkeerde ingrepen worden gedaan op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Als bijvoorbeeld, zoals ik in een vorige motie aangaf, de bijbetalingsverplichtingen worden geschrapt, waardoor het geld uit Nederland weggaat en naar onze concurrenten gaat, dan doen we de verkeerde dingen. Met deze motie zeggen we: we zullen het totaalpakket beoordelen. Dat laat enige ruimte aan de regering. We gaan het niet per compartiment afhechten.

De heer Verheijen (VVD):

Ik ben het met de heer Omtzigt eens dat we bij elk onderdeel van de begroting moeten bekijken hoe we daarmee het verstandigste kunnen omgaan. We moeten verstandige dingen doen. Feit blijft dat bij de pijler “innovatie” het meeste terugvloeit naar Nederland. Het is dus het voordeligst om het bedrag daarvoor te verhogen, ook met het oog op de concurrentiekracht voor de lange termijn. Om die reden zullen we niet instemmen met deze motie.

De heer Omtzigt (CDA):

Die laatste toevoeging, namelijk dat de VVD zich er niet in kan vinden, is buitengewoon jammer voor de Nederlandse landbouwsector. We nemen dat voor kennisgeving aan.

De vergadering wordt van 17.43 uur tot 17.55 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

De voorzitter:

Wij zetten het debat over de Europese top voort. De minister-president zal nu een reactie geven op de moties en de vragen uit de tweede termijn.

Minister Rutte:

Voorzitter. Er zijn tien moties ingediend. Ik zal ze kort langslopen. Ik begin met de motie-Van Bommel op stuk nr. 691. De heer Van Bommel verzoekt de regering in deze motie om niet in te stemmen met een akkoord over de EU-meerjarenbegroting als dit niet leidt tot een zodanige verbetering van de nettobetalingspositie dat deze in lijn is met lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Dit is nu al het geval. Deze motie is dus overbodig.

Ik kom nu op de tweede motie van de heer Van Bommel op stuk nr. 692. Hierin verzoekt hij de regering niet in te stemmen met een akkoord over de EU-meerjarenbegroting als dit niet leidt tot een openbare en controleerbare verantwoording. Ik verwijs in dit verband naar het antwoord van de Timmermans, de minister van Buitenlandse Zaken. Dit zijn gescheiden trajecten. Wij zullen nu praten over de meerjarenbegroting. In het laatste voorstel van Van Rompuy wordt opnieuw de uitbetaling van heel veel cohesie- en structuurfondsen conditioneel gemaakt aan het naleven van allerlei verplichtingen die voortkomen uit het Europees semester, de macro-economische onevenwichtighedenprocedure en andere afspraken die tussen de lidstaten en de Unie zijn gemaakt. Over deze heel specifieke, controleerbare verantwoording wordt later gesproken. De minister van Buitenlandse Zaken zei dit al. Het is dus losgekoppeld en daarom geef ik de heer Van Bommel in overweging om deze motie aan te houden.

De motie van de leden Madlener en Tony van Dijck op stuk nr. 693 gaat over het extra miljard. Ik begrijp dat de PVV de eigen ambities inmiddels 100% omhoog heeft geschroefd ten opzichte van de inzet bij het vorige regeerakkoord. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Wij zijn nu bezig, ervoor te zorgen dat wij zo veel mogelijk terugkrijgen. Ik neem aan dat men begrijpt dat het kabinet niet iedere aanpassing van het ambitieniveau van de PVV, nu met 100%, automatisch kan volgen.

De motie van de heer Tony van Dijck en de heer Madlener op stuk nr. 694 gaat over het risico van de Nederlandse belastingbetaler ten aanzien van Griekenland. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Wij zijn immers in Brussel midden in de discussie om te komen tot een oplossing van de problemen. De inzet is duidelijk. Daar heb ik reeds over gesproken bij het debat over de regeringsverklaring. De minister van Financiën heeft hierover gesproken tijdens het debat van afgelopen maandag ter voorbereiding op de bijeenkomst van eurogroep van gisteren. Wij hebben er vandaag ook over gesproken. Die discussie en die debatten zijn gaande. Ik ontraad dus de aanneming van deze motie.

Ik kom nu op de motie-Segers/Omtzigt op stuk nr. 695. Ik heb twee problemen met deze motie. Daarom ontraad ik de aanneming ervan. Mijn eerste probleem heeft te maken met de considerans. Daar staat “al onevenredig is gekort”. Niet uit te sluiten is dat op dat vlak nog verdere stappen worden gezet. Op dit moment is onze inzet nog steeds om de verplichtingen- en uitgavenplafonds van de Unie verder te laten dalen. Het is niet uit te sluiten dat ook deze post daaronder valt. Een tweede probleem heb ik met de woorden “doelgerichte investeringen”. Ik vind dit op zichzelf sympathiek. Ik verwijs naar wat de heer Verheijen, ikzelf en ook anderen daarover zeiden in de eerste termijn. Ik meen dit ook vanuit de hoek van de Partij van de Arbeid gehoord te hebben. Het probleem is alleen dat wij van oordeel zijn dat het geld nu juist in het belang van innovatie moet gaan lopen via de kennisinstellingen, via de universiteiten en hogescholen. Dat komt vervolgens ten goede aan het bedrijfsleven. Om die twee redenen ontraad ik de aanneming van deze motie.

De motie van de heer Klaver en anderen op stuk nr. 696 beschouw ik als ondersteuning van beleid. Wij hebben altijd gezegd dat wij ons zullen inspannen voor een verhoging van de middelen voor onderzoek en innovatie. Deze motie spoort daar verder toe aan en zal ons ook een steun in de rug zijn.

De motie van de heer Klaver op stuk nr. 697 is ook ondersteuning van beleid. De inzet blijft om het EOF te richten op de armste landen. De inzet van Nederland is om dit ook reëel en constant te houden.

In de motie-Omtzigt/Segers op stuk nr. 698 wordt de regering verzocht om eigenlijk al op voorhand niet in te stemmen met de financial transaction tax. Wij zijn het eens met het tweede deel van het verzoek, want wij willen dat geld niet gebruiken voor de eigen middelen van de Unie. Wij zijn echter wel voor het principe van de FTT. Binnen de randvoorwaarden, genoemd in het regeerakkoord, gaan wij dit verder exploreren. Om die reden ontraad ik de aanneming van de motie.

In het dictum van de volgende motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 699 ontbreekt een werkwoord. Als de regering in het dictum zou worden verzocht om het te “bevorderen”, is de motie ondersteuning van beleid, want Nederland wil een cap op de CAP. Als het werkwoord meer resultaatverplichtend zou zijn, zoals het werkwoord “zeker stellen”, ontraad ik de motie. Ik kan mij voorstellen dat de heer Omtzigt het woord “bevorderen” invult op de plek waar ik denkbeeldig de stippeltjes heb gezet. Dan wordt de regering verzocht om te bevorderen dat in huidige voorstellen van de Commissie de herverdeling van de directe betalingen niet leidt tot een onevenredig hoge korting voor Nederland. Als “bevorderen” wordt toegevoegd, beveel ik de motie van harte aan.

Tot slot kom ik motie op stuk nr. 700 van de heer Omtzigt. Mag ik voorstellen dat de motie wordt aangehouden om de volgende reden? Deze Europese Raad gaat over het plafond van de uitgaven voor onder andere landbouw. De hele uitwerking loopt vervolgens via de verordeningen. Die volgt nog. Minister Kamp en staatssecretaris Verdaas zullen daarover met de Kamer in debat gaan. Ik vraag de heer Omtzigt dus om de motie aan te houden en te betrekken bij dat debat en de verdere precisering van de invulling van het agrarische en landbouwbeleid, nadat de plafonds zijn vastgesteld. Ik denk dat deze motie daar dan goed werk kan doen.

De heer Van Bommel (SP):

In reactie op motie op stuk nr. 691, waarin ik de regering voorstel om niet in te stemmen met een akkoord indien dit niet leidt tot een openbare en controleerbare verantwoording van de besteding van de EU-middelen, zegt de minister-president dat dit gescheiden trajecten zijn en dat dit de reden is voor het verzoek om deze motie aan te houden. Echter, naar aanleiding van het compromis dat in de zomer is gesloten ten aanzien van het financiële reglement, heeft het kabinet zelf aan de Kamer geschreven dat het compromis niet beantwoordt aan het Nederlandse ambitieniveau met betrekking tot de controle en verantwoording. Ook schreef het kabinet dat dit in de onderhandelingen over de meerjarenbegroting aan de orde zou worden gesteld, voor verdere stappen voorwaarts op dit terrein. In feite sluit mijn motie dus aan bij wat het kabinet zelf aan de Kamer heeft meegedeeld over de wens om te komen tot een betere controle en verantwoording. Ik begrijp niet waarom nu wordt gezegd dat het twee gescheiden trajecten zijn en dat ik op een later moment maar terug moet komen. Dat is niet in lijn met wat het kabinet eerder aan de Kamer heeft meegedeeld.

Minister Rutte:

Ik begrijp het punt van de heer Van Bommel. Zoals de zaken nu liggen, is het een feit dat onder andere in de brief van 13 november met de conceptconclusies van Van Rompuy de koppeling wordt gemaakt tussen de uitkering van cohesie- en structuurfondsen en het naleven van allerlei afspraken van lidstaten met Brussel in het kader van het Europees semester, Europa 2020, de procedures voor de macro-economische onevenwichtigheden en eventuele afspraken in het kader van de correctieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact. Er is echter geen koppeling gemaakt tussen de huidige onderhandelingen en de controleerbare verantwoording. Dat is nu simpelweg niet gelukt. Het zit niet in de stukken. Ik verwijs nog een keer naar het antwoord van minister Timmermans. Ik heb geen enkel verwijt aan de heer Van Bommel. Ik begrijp zijn redenering heel goed. Die is consistent met het debat dat daarover is gevoerd. Zoals de kaarten nu liggen, verzoek ik hem om de motie aan te houden. Dan kunnen wij haar betrekken bij de uitwerking van de verdere aanpak van de controleerbare verantwoording.

De heer Van Bommel (SP):

Dan begrijp ik het verzoek van de minister-president beter, maar ik zal er niet aan voldoen. Gezien de stellingname van het kabinet eerder, vind ik dat de Kamer het kabinet met deze opdracht moet wegsturen.

Minister Rutte:

Dat begrijp ik, maar in dat geval moet ik de motie echt ontraden, omdat dat naar mijn overtuiging en met de stand van de onderhandelingen onze positie nu aanmerkelijk extra zou bezwaren. Wij willen al zoveel zaken realiseren de komende dagen. Ik vraag de Kamer echt om dit nu niet daaraan toe te voegen maar te accepteren dat dit een losgekoppelde discussie is.

De heer Servaes (PvdA):

Ik had zo’n moeite om de motie-Omtzigt op stuk nr. 699 te doorgronden. Nadat ik haar door een tekstaanpassing van de premier aanbevolen hoorde, wil toch nog even een vraag stellen. Die motie begint met de constatering “dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gemoderniseerd van inkomenssubsidie naar doelgerichte betalingen ter ondersteuning van marktoriëntatie, concurrentiekracht en innovatie”. Deelt de premier de constatering dat daarvan überhaupt sprake is? Als ik het goed heb, gebeurt er op dit moment helemaal niets aan eerstepijlersteun. Er wordt wat gesleuteld aan percentages en afbouw, maar van modernisering van de inkomenssteun is volgens mij helemaal geen sprake.

Minister Rutte:

Dat kan zeker nog aan kracht winnen. Ik bekijk moties altijd zo dat je helemaal geen bruggen meer kunt bouwen, als wij het ook eens moeten worden over alle consideransen. Ik laat consideransen dan ook maar voor wat ze zijn, behalve wanneer ze het dictum direct raken. Als de voorwaarde is dat het dictum in alle opzichten geschraagd wordt door de consideransen, komen wij bijna niet meer tot zaken.

Ik begrijp de reflectie van de heer Servaes op dat punt heel goed. Ik haal uit de motie vooral de hoge korting voor Nederland met 8,2% die in de laatste considerans genoemd wordt. Dat heeft alles te maken met de cap op het CAP waarover wordt onderhandeld om te voorkomen dat landen het slachtoffer worden van een al te rigoureuze aanpassing van de hoge hectarevergoeding die in dit soort percentages kan lopen. Wij proberen dat af te vlakken en die onderhandelingen zijn gaande. Als de motie zou luiden “De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering te bevorderen” en de rest wordt weggelaten, is die nog mooier. Maar ik ken de heer Omtzigt een klein beetje: dat is te veel gevraagd. Dankzij de interventie van de heer Servaes is het nu allemaal onderdeel van de Handelingen. Hiermee is nog duidelijker geworden dat mijn advies vooral de laatste considerans en het dictum regardeert

De heer Servaes (PvdA):

Ik dank de minister-president voor deze verduidelijking. Via u, voorzitter, geef ik aan de heer Omtzigt mee dat, mocht deze passage sneuvelen, wij nog eens goed naar de motie kunnen kijken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen zullen na het VAO over het asiel- en immigratiebeleid plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Heijnen

Naar boven