9 Behandelvoorbehoud EU-Wetgeving bescherming persoonsgegevens

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 15 maart 2012 over een behandelvoorbehoud EU-Wetgeving bescherming persoonsgegevens.

De heer Elissen (PVV):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Dit is iets wat jarenlang gaat duren. Daarom is het goed om een aantal zaken voor de toekomst zeker te stellen. Daarom dien ik de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorstellen voor EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens (COM(2012) 9, COM(2012) 10 en COM(2012) 11) gevolgen zullen hebben voor de privacy van alle Europese burgers;

overwegende dat deze in ontwikkeling zijnde EU-wetgeving momenteel te weinig waarborgen bevat met betrekking tot het verstrekken van persoonsgegevens van Europese burgers aan buitenlandse overheidsdiensten;

overwegende dat door het ontbreken van dergelijke regels inbreuk kan worden gemaakt (door buitenlandse overheidsdiensten) op het in Europa geldende fundamentele recht op de bescherming van persoonsgegevens;

verzoekt de regering, rechtsbescherming van burgers zodanig te waarborgen, dat de uitwisseling van persoonsgegevens tussen lidstaten alsmede met derde landen slechts dan zal plaatsvinden wanneer er een rechtshulpverdrag en/of rechtshulpverzoek aan ten grondslag ligt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Elissen en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (32761).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorstellen voor EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens (COM(2012) 9, COM(2012) 10 en COM(2012) 11) gevolgen zullen hebben voor de privacy van alle Europese burgers;

overwegende dat deze in ontwikkeling zijnde EU-wetgeving momenteel te weinig waarborgen bevat met betrekking tot het verstrekken van persoonsgegevens van Europese burgers aan buitenlandse overheidsdiensten;

overwegende dat een eerder uitgelekt concept meer waarborgen voor de privacy bevatte dan de latere versie die naar de Kamer is gestuurd;

overwegende dat deze in ontwikkeling zijnde EU-wetgeving, specifiek de richtlijn, momenteel voorziet in een lager beschermingsniveau van privacy dan in Nederland van kracht is en dat gedurende de onderhandelingen het beschermingsniveau nog verder kan afnemen;

verzoekt de regering, de huidige wetgeving in Nederland als ondergrens leidend te laten zijn bij de inzet van de Nederlandse onderhandelingen, of deze nu op ambtelijk niveau, op politiek niveau of op andere wijze plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Elissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (32761).

Mijnheer Elissen, u maakt een nogal gejaagde indruk.

De heer Elissen (PVV):

Ja, ik heb maar twee minuten. Vandaar, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorstellen voor EU-wetgeving inzake bescherming persoonsgegevens (COM(2012) 9, COM(2012) 10, en COM(2012) 11) gevolgen zullen hebben voor Data Protection Authorities, zoals het Nederlandse College bescherming persoonsgegevens;

overwegende dat de EU-wetgeving het Data Protection Authorities mogelijk maakt een beroep te doen op Data Protection Authorities in andere landen, zonder dat hier een vergoeding tegenover staat;

overwegende dat het College bescherming persoonsgegevens in vergelijking met Data Protection Authorities in andere landen relatief veel deskundig personeel in dienst heeft;

overwegende dat op basis van artikel 74, lid 2, van de ontwerp-verordening een toezichthouder door een rechter verplicht kan worden onderzoek te doen, hetgeen een aantasting van de discretionaire bevoegdheid van het CBP zou zijn;

verzoekt de regering, zodanig in te zetten bij onderhandelingen dat Nederland door invoering van de EU-wetgeving in het kader van de bescherming van persoonsgegevens en het waarborgen van privacy geen onevenredige kosten gaat maken, dan wel indien zulks toch het geval is, vanuit EU-gelden gecompenseerd wordt;

verzoekt de regering tevens, de discretionaire bevoegdheid van het CBP te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Elissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (32761).

Mevrouw Van Toorenburg heeft een vraag aan u en geeft u de kans om even adem te halen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik zal dit heel rustig inleiden, zodat de heer Elissen ook nog een slokje kan nemen. Ook de CDA-fractie heeft twee minuten spreektijd, maar ik heb maar een minuut nodig. Mag ik een minuut schenken aan de heer Elissen, zodat ik hem kan verstaan?

De voorzitter:

Dat is heel aardig. We gaan daar geen gewoonte van maken. Er is geen meesleepregeling en er is geen verkoop van emissierechten of zoiets. Mijnheer Elissen, leest u de motie rustig voor, maar we moeten wel oefenen op een spreektijd van twee minuten. Dat betekent dat je dingen soms samen met anderen doet. Dat is zomaar een ideetje.

De heer Elissen (PVV):

Dat is een geweldig ideetje, mevrouw de voorzitter. We hadden geoefend en het kon binnen twee minuten, maar ik ben zeer tevreden met dit collegiale gebaar. Ik begrijp dat daar geen precedentwerking van zal uitgaan, maar dit geeft mij in ieder geval de ruimte om de laatste motie iets rustiger voor te lezen. U vindt de moties natuurlijk ook terug in de Handelingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorstellen voor EU-wetgeving inzake bescherming persoonsgegevens (COM(2012) 9, COM(2012) 10, en COM(2012) 11) gevolgen zullen hebben voor de privacy van alle Europese burgers;

overwegende dat deze in ontwikkeling zijnde EU-wetgeving, en dan specifiek de richtlijn, momenteel voorziet in een lager beschermingsniveau van privacy dan in Nederland van kracht is;

overwegende dat Nederland na invoering geen aanpassingen aan boven- of ondergrenzen kan doorvoeren en relatief weinig beleidsvrije ruimte heeft;

verzoekt de regering, tegen de EU-wetgeving bescherming persoonsgegevens te stemmen indien hiermee een lager beschermingsniveau van persoonsgegevens en/of de privacy wordt bereikt dan Nederland zonder de invoering van deze wetgeving heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Elissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (32761).

De heer Elissen (PVV):

Voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk.

De voorzitter:

De gedachte om echt vast te houden aan een spreektijd van twee minuten, komt ook voort uit onze behoefte om het aantal moties wat te beperken, zowel qua aantal als qua lengte. De bedoeling is niet dat de leden nog sneller gaan praten.

De heer Elissen (PVV):

Ik had zelfs een pakket van acht moties. Ik heb het al teruggebracht naar vier moties.

De voorzitter:

Mooi zo. Ik zou zeggen: ga zo door!

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Onze privacy moet beschermd worden. Daar hebben wij ook een instituut voor, het College bescherming persoonsgegevens, maar dat moet dan wel tanden hebben om daadwerkelijk te kunnen beschermen. Daarvoor moet het boetes kunnen opleggen. Om dat te bespoedigen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het College bescherming persoonsgegevens krachtiger instrumenten nodig heeft om daadkrachtig op te treden;

overwegende dat meerdere keren in de Kamer gesproken is over de noodzaak om het college een boetebevoegdheid te geven;

constaterende dat de Europese commissie privacywetgeving heeft voorgesteld, waarin een boetebevoegdheid voor de nationale toezichthouder is opgenomen;

van mening dat dit proces vele jaren kan duren waardoor het college te lang moet wachten op deze noodzakelijke boetebevoegdheid;

roept de regering op, met enig spoed de boetebevoegdheid voor het College bescherming persoonsgegevens (wettelijk) mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (32761).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Wij maakten tijdens het algemeen overleg over het behandelvoorbehoud voor de EU-regelgeving over bescherming persoonsgegevens een groot aantal afspraken over de informatievoorziening in de toekomst. De wetgevende procedures kunnen echter nog jarenlang duren, terwijl zich nu al in de huidige praktijk allerlei grote vraagstukken voordoen over welke bescherming wij nu eigenlijk hebben. Uitdagingen zijn er te over, zeker bij gegevensuitwisseling, niet alleen tussen autoriteiten, maar ook aan private partijen. Daarover kwamen wij tijdens het overleg te spreken en gaat de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat overheden bij wet of bij ontheffing persoonsgegevens beschikbaar stellen aan derden, zoals bij de uitwisseling van fiscale gegevens van huurders met verhuurders, zonder betrokkenen daarvan op de hoogte te stellen;

overwegende dat een nauwgezet overzicht ontbreekt van welke overheidsinstanties persoonsgegevens aan derden beschikbaar stellen en krachtens welke juridische titel dat plaatsvindt;

verzoekt de regering, te voorzien in een dergelijk overzicht, een standpunt in te nemen over de wenselijkheid van deze afzonderlijke samenwerkingsvormen en de Kamer hierover te informeren;

verzoekt de regering voorts, erin te voorzien dat daar waar overheidsinstanties persoonsgegevens aan derden verstrekken, betrokkenen daar altijd van op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (32761).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een goed overleg gehad. Wij hebben kunnen voelen en proeven dat de staatssecretaris de zorgen van de Kamer deelt en dat hij met de rugzak in Europa de belangen van Nederland en de Nederlandse burgers zal behartigen. De motie die wij mee hebben ondersteund, van de PVV, is er vooral op gericht om de staatssecretaris wat meer kracht mee te geven bij de onderhandelingen in Europa. Het College bescherming persoonsgegevens heeft ook tegen ons gezegd dat wij moeten oppassen voor staten die over de verdragen heen in Nederland bulkgegevens opvragen. Het college maakt zich daar grote zorgen over.

Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om de staatssecretaris aan te moedigen om in gesprek te gaan met het College bescherming persoonsgegevens én het bedrijfsleven, om ervoor te zorgen dat de prejustitiële verzoeken straks echt mogelijk worden. Dat kan een inkomstenbron zijn voor het college.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik begin met de eerste motie, waarin de heer Elissen de regering verzoekt om de rechtsbescherming zodanig te waarborgen dat de uitwisseling van persoonsgegevens tussen lidstaten alsmede derde landen slechts dan zal plaatsvinden wanneer daaraan een rechtshulpverdrag of rechtshulpverzoek ten grondslag ligt. Ik heb daarover vorige week uitgebreid met de Kamer gesproken. Zoals ik in het algemeen overleg heb gezegd, denk ik dat wij er helder over moeten zijn dat er heel veel informatie wordt uitgewisseld, ook met derde landen, en zeker politie-informatie nog voordat in concreto sprake is van een rechtshulpverzoek of een rechtshulpverdrag. Op dit moment is het een heel gangbare opsporingspraktijk dat in het belang van de opsporing soms, zonder rechtshulpverdrag of rechtshulpverzoek, informatie over concrete zaken aan derde landen wordt overgedragen. Ik heb de toelichting op deze motie van medeondertekenaar mevrouw Van Toorenburg goed gehoord. Eigenlijk zei zij dat het meer een aansporing betreft om geen bulkgegevens over te dragen aan derde landen, en niet in concrete zaken. Als de toelichting van mevrouw Van Toorenburg de strekking van het dictum van de motie is, begrijp ik deze motie als een aansporing om de overdracht van bulkgegevens aan derde landen tegen te gaan, conform de zorgen van het CBP. Dan snap ik het, dan hoef ik de motie ook niet te ontraden, want dat zal ook de inzet van het kabinet zijn. Als de strekking van de motie is dat zij tot gevolg moet hebben dat de politie in concrete zaken opsporingsinformatie en justitiële informatie niet meer zonder rechtshulpverzoek dan wel rechtshulpverdrag aan derde landen kan overdragen, ontraad ik de motie echter met klem, want dat zou een belemmering zijn van de waarheidsvinding en zelfs in strijd met het gedoogakkoord en de doelstellingen daarin.

De heer Elissen (PVV):

Voorzitter, even voor alle duidelijkheid. De staatssecretaris refereert aan de zogenaamde "kleine rechtshulp". Daarop is deze motie inderdaad niet gericht, het gaat me inderdaad om die bulkgegevens. Wat mij betreft is de kleine rechtshulp hier dus van uitgesloten.

Staatssecretaris Teeven:

Ja, maar dan toch iets specifieker. De kleine rechtshulp vindt wel plaats op basis van een rechtshulpverdrag, dus daar dekken we niet alles mee. Daarvóór is al het stadium dat op grote schaal, bijvoorbeeld via het Interpolkanaal, met derde landen politie-informatie wordt uitgewisseld in het kader van de waarheidsvinding of, bijvoorbeeld, het tegengaan van immigratie. Als de motie daarop zou zien, ontraad ik haar met klem. Dan hebben we namelijk niet te maken met de kleine rechtshulp, dan is dit buitengewoon onwenselijk en schaadt het de hedendaagse opsporingspraktijk. Ik begrijp van de heer Elissen dat de motie ziet op bulkgegevens, waarover het CBP ook zorgen heeft. Dit zal de inzet zijn van de Nederlandse regering.

De heer Elissen (PVV):

Om volledig duidelijk te zijn: wij zijn een law-and-orderpartij, dus wij zijn voor alles wat de bestrijding van de criminaliteit en de politionele samenwerking kan bevorderen. Daar ziet de motie inderdaad niet op, het zit ons in die bulkgegevens.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ben nu toch in de war; hoe moet die motie dan geïnterpreteerd worden? De interpretatie die de staatssecretaris geeft met een verwijzing naar mevrouw Van Toorenburg, vind ik toch echt iets anders dan de letter van de tekst van het dictum. Die gaat over de rechtsbescherming van burgers; die is individueel, rechtsbescherming gaat daarover. In de woorden van de staatssecretaris mag er echter wel een uitzondering worden gemaakt op de individuele rechtsbescherming van burgers als het gaat om de uitwisseling van gegevens. Die twee zaken kunnen niet samengaan. Ik vraag de indieners van de motie om het dictum op dit punt te verhelderen.

De heer Elissen (PVV):

Volgens mij betreffen de uitwisseling van politionele gegevens en kleine rechtshulp specifieke zaken en is rechtsbescherming daarbij voldoende geregeld. Ik hoop dat ik daarmee voldoende duidelijkheid heb gegeven. Het zit dus echt in die bulkgegevens.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

In het dictum wordt de regering verzocht, op het punt van de privacy de rechtsbescherming van burgers te waarborgen. Dat is de privacy waar individuele burgers recht op hebben. Op dat aspect van hun rechtsbescherming mag volgens het dictum geen uitzondering worden gemaakt. De interpretatie van de staatssecretaris staat daarmee op gespannen voet, want volgens het dictum kun je dus geen uitzondering maken voor kleine of grote zaken. Het gaat dus wel degelijk om de individuele privacybescherming van burgers. De inhoud van de motie en de interpretatie van de staatssecretaris staan haaks op elkaar.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb natuurlijk ook gezien dat mevrouw Van Toorenburg net als de heer Elissen de motie heeft ondertekend. Daarom formuleer ik mijn toelichting ook zo. Als de motie zo geïnterpreteerd moet worden als mevrouw Peters dat doet, dan moet ik de aanneming van de motie met klem ontraden. Ik zeg er voor alle duidelijkheid ook maar meteen bij dat de motie dan in strijd zou zijn met de doelstellingen van het gedoogakkoord. De motie zou dan onuitvoerbaar zijn voor de regering en dat betekent dat het echt een lastige motie zou zijn.

Ik ken de zorgen van het CBP. Als de heer Elissen er in de motie verder op doelt dat er zorgen bestaan over de overdracht van bulkgegevens aan derde landen, zonder een verdrag, dan kan ik hem zeggen dat de Nederlandse regering zijn zorgen deelt. Het is lastig voor de onderhandelingen dat ik met zo'n motie naar Brussel wordt gestuurd, maar ik begrijp dan wel wat met de motie wordt beoogd.

De heer Elissen (PVV):

Om verdere discussie te voorkomen, zal ik het dictum aanpassen. Dan is het iedereen duidelijk wat er wordt bedoeld en is er geen reden meer voor misverstanden.

De voorzitter:

De heer Elissen gaat dus zijn motie op stuk nr. 18 wijzigen. Hoe de motie wordt aangepast, zien wij bij de stemmingen.

Staatssecretaris Teeven:

Als die gewijzigde motie aanleiding zou geven voor een reactie van mijn kant, dan zal ik de Kamer die reactie schriftelijk doen toekomen.

In de motie op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht "de huidige wetgeving in Nederland als ondergrens leidend te laten zijn bij de inzet van de Nederlandse onderhandelingen, of deze nu op ambtelijk niveau, op politiek niveau of op andere wijze plaatsvinden." Ik hoor wel van de heer Elissen of dat een verkeerde interpretatie is, maar ik leg de motie zo uit dat er sprake is van een inspanningsverplichting. Dat zou ik als ondersteuning van beleid zien. Mocht de heer Elissen doelen op een resultaatsverplichting, dan moet ik de motie ontraden.

Voor de motie op stuk nr. 20 van de heer Elissen geldt in feite hetzelfde als voor de motie op stuk nr. 19. Als het hem gaat om een inspanningsverplichting, dan is de motie ondersteuning van mijn beleid. Als de motie om een resultaatsverplichting vraagt, dan moet ik de motie om die reden ontraden.

De heer Elissen (PVV):

Deze moties vragen om een inspanningsverplichting. Ik hoop natuurlijk wel dat het het resultaat zal opleveren waar ik naar streef. Ik begrijp echter ook dat de onderhandelingen nog wel even duren en dat de staatssecretaris alleen al daarom niet vooruit kan lopen op het resultaat. Het gaat mij dus om een stevige inspanningsverplichting.

De heer Schouw (D66):

In de motie staat ook "verzoekt de regering tevens, de discretionaire bevoegdheid van het CBP te handhaven". Dat is toch zeker geen inspanningsverplichting, maar een verzoek aan de regering om even ja te zeggen?

Staatssecretaris Teeven:

Ik zie de motie als ondersteuning van mijn beleid. Dat heb ik zojuist al aangegeven. Verder zullen wij gewoon handhaven wat er op dit moment al is. Wat er niet is, zullen wij niet handhaven. Zo simpel is het.

De motie op stuk nr. 21 valt in twee delen uiteen. Wellicht dan ook dat de heer Schouw en ik elkaar verkeerd begrepen. Over de onevenredige kosten kan ik de heer Elissen zeggen dat het kabinet zijn standpunt deelt.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik raak een beetje de draad kwijt, want volgens mij spreekt de staatssecretaris nu over de motie op stuk nr. 20, de motie waarover de heer Schouw een vraag stelde. De staatssecretaris zou volgens mij nu toe moeten zijn gekomen aan de motie op stuk nr. 21, de motie waarin de regering wordt verzocht om tegen EU-voorstellen te stemmen als niet aan een aantal voorwaarden is voldaan.

Als het laatste zinnetje van de motie op stuk nr. 20 een probleem voor hem is, dan lijkt het mij beter dat de staatssecretaris alsnog antwoord geeft op de vraag van collega Schouw.

Staatssecretaris Teeven:

Misschien moet ik over de derde motie, waarover de heer Schouw net een vraag stelde, nog even zeggen dat artikel 74, lid 2, van de ontwerpverordening rechtsbescherming biedt aan een klager in geval van uitblijven van actie van een toezichthouder naar aanleiding van een ingediende klacht. Die klager kan dan naar de rechter stappen. Dat betreft dus een nieuwe bepaling. Die voorziening roept vragen op over de verhouding tot de huidige werkwijze van het CBP en de gevolgen die het kan hebben voor het CBP. Wij zullen daar verder naar moeten kijken. Dat onderwerp zal de nodige aandacht krijgen bij de onderhandelingen. Er zit spanning tussen de gevolgen van artikel 74, lid 2, van de ontwerpverordening en de huidige werkwijze van het CBP. Wij zullen dat in de onderhandelingen meenemen. In het eerste deel van de motie wordt dus iets overbodigs gevraagd en in het tweede deel iets voorbarigs, want het is onderwerp van onderhandeling.

De heer Van der Steur (VVD):

Tijdens het algemeen overleg naar aanleiding waarvan dit verslag plaatsvindt, is Kamerbreed vastgesteld dat iedereen die privacybescherming hoog in het vaandel heeft staan, maar dat er nuanceverschillen zijn over de uitwerking. Ik vind het lastig dat aan de formulering van de moties een interpretatie wordt gegeven door het kabinet. Tegelijkertijd wordt daarbij opgemerkt dat de moties zo niet gelezen kunnen worden. Ik verzoek daarom de indiener, met name de heer Elissen, om nog even heel goed naar die moties te kijken. Het zou vervelend zijn als de VVD-fractie tegen een motie moet stemmen terwijl zij voor de doelstelling van de motie is. Ik vind dat er te veel verwarring bestaat over de woorden en de manier waarop die moties daadwerkelijk moeten worden geïnterpreteerd.

De heer Elissen (PVV):

Voor alle duidelijkheid: bij de derde motie gaat het ons om de inzet van de Nederlandse regering bij de onderhandelingen. Dat betreft een stevige inspanningsverplichting. Als de staatssecretaris dat ziet als een ondersteuning van zijn beleid, dan kunnen wij daarmee leven.

De voorzitter:

Als het toch al gebeurt, kunt u de motie misschien ook aanhouden of intrekken. Ik doe maar een voorstel.

De heer Elissen (PVV):

De strekking van de motie is om voor de toekomst piketpalen te slaan, want dit soort processen duren gewoon vier tot vijf jaar. Ik wil duidelijkheid geven aan alle mensen die bij de onderhandelingen worden ingezet. Ik handhaaf daarom de motie.

De voorzitter:

Ik heb juist de indruk dat die duidelijkheid niet zo aanwezig is, maar goed, wie ben ik?

Staatssecretaris Teeven:

Die duidelijkheid is er naar mijn mening wel. Met een inspanningsverplichting kan mijn fractie instemmen, met een resultaatsverplichting niet.

Ik kom tot slot te spreken over de vierde motie van de heer Elissen. Daarin wordt de regering verzocht om tegen EU-wetgeving bescherming persoonsgegevens te stemmen indien hiermee een lager beschermingsniveau van persoonsgegevens en privacy wordt bereikt dan Nederland zonder de invoering van deze wetgeving heeft. Ik herhaal wat ik daarover heb gezegd in het AO, namelijk dat wij verplicht zijn om een verordening te volgen, zowel naar boven als naar beneden. Dat is niets nieuws. Wij kunnen dus niet tegen wetgeving stemmen. Wij kunnen wel onderhandelen en proberen om daaruit een zo goed mogelijk resultaat te halen. Het is evenwel mogelijk dat in het kader van verordeningen wetgeving wordt aangenomen waar wij niet voor zijn maar die wij wel moeten uitvoeren. Deze motie is naar mijn mening een beetje prematuur. Daarmee wordt vooruitgelopen op de onderhandelingen die wij nog moeten gaan voeren. Wellicht is het dus verstandiger om die motie aan te houden.

De heer Elissen (PVV):

Ik zal de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Elissen stel ik voor, zijn motie (32761, nr. 21) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Teeven:

De motie van de heer Recourt met betrekking tot de boetebevoegdheid van het CBP is inderdaad heel voorzichtig geformuleerd. Ik wil herhalen wat ik daarover in het AO gezegd heb, namelijk dat ik onderzoek of het mogelijk is om die nationale boetebevoegdheid hangende de onderhandelingen in Brussel te regelen. Dat had ik al in het AO toegezegd. Ik zal op voorstel van mevrouw Van Toorenburg eveneens met Financiën bezien of de boeteopbrengst ook nog bij het CBP terecht kan komen. Ik zal mij daarvoor inspannen. De motie is buitengewoon voorzichtig geformuleerd, dat zie ik ook. Ik kan toezeggen dat ik "met enige spoed" de boetebevoegdheid voor het CBP zal gaan regelen.

De heer Recourt (PvdA):

Met deze toezegging houd ik de motie aan, in afwachting van de reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Recourt stel ik voor, zijn motie (32761, nr. 22) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Teeven:

Tot slot de motie van mevrouw Peters, met daarin twee verzoeken aan de regering. Ze moet voorzien in een overzicht, een standpunt innemen over de wenselijkheid van deze afzonderlijke samenwerkingsvormen en de Kamer daarover informeren, en ze moet erin voorzien dat daar waar overheidsinstanties persoonsgegevens aan derden verstrekken, betrokkenen daar altijd van op de hoogte worden gesteld. Uitgangspunt is wat ons betreft dat overheidsverstrekkingen bij wet worden geregeld. Wij denken dus ook dat deze motie geen toegevoegde waarde heeft. Ik wil de aanneming van deze motie dan ook ontraden. Het is al voldoende kenbaar. Het wordt bij wet geregeld. Deze motie voegt naar ons oordeel niets toe en ik ontraad haar.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik wil de staatssecretaris vragen of naar zijn mening de wet ertoe verplicht dat betrokkenen van wie persoonsgegevens worden gedeeld, ervan op de hoogte gebracht moeten worden dat dit gebeurt.

Staatssecretaris Teeven:

In sommige gevallen. Het is heel verschillend en hangt af van het soort persoonsgegevens waar het om gaat. Bij sommige persoonsgegevens moet het wel kenbaar worden gemaakt. Bij andere persoonsgegevens moet het kenbaar worden gemaakt, maar is er een soort uitstelperiode: de notificatieplicht zoals die is opgenomen in het Wetboek van Strafvordering. Er zijn ook gevallen waar het niet kenbaar hoeft te worden gemaakt. Het is dus verschillend geregeld bij wet. Wij hebben in de wet opgenomen hoe het moet. Zo veel mogelijk kenbaar maken is het uitgangspunt. Andere opties zijn kenbaar maken met een uitstelperiode als dat kan, en niet kenbaar maken komt ook voor.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Hier gaat het om gegevensuitwisseling buiten de strafrechtelijke sfeer, om vermogensgegevens. Ik snap de ontrading van de staatssecretaris niet goed als het wel de inzet is van de regering dat buiten die strafrechtelijke sfeer betrokkenen zo veel mogelijk en zo snel mogelijk op de hoogte gesteld moeten worden, terwijl dat in het concrete geval waaraan de motie refereert, niet is gebeurd.

Staatssecretaris Teeven:

Nee, maar het uitgangspunt is dat het bij overheidsverstrekking wel kenbaar wordt gemaakt. Dat is het uitgangspunt van het kabinetsbeleid. Het is ook uitgangspunt dat zo veel mogelijk bij wet wordt geregeld dat het kenbaar wordt gemaakt. De motie gaat nog een stapje verder. Ik heb de verschillende vormen genoemd. Mevrouw Peters heeft natuurlijk gelijk als ze zegt dat dit onderwerp daar niet op slaat, maar ik denk toch dat ik de motie moet ontraden, omdat ze te absoluut geformuleerd is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Wij gaan volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 12.46 uur tot 14.00 uur geschorst.

Naar boven