8 Ronselen van meisjes in jeugdzorginstellingen door loverboys

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg over het ronselen van meisjes in jeugdzorginstellingen door loverboys (31839, nr. 179).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Loverboy is een veel te vriendelijke term. Het lijkt wel alsof deze meisjes slachtoffer zijn geworden van vriendelijke jongens. In werkelijkheid zijn het de meest misselijke figuren die je maar kunt voorstellen. Het zijn namelijk gewoon mensenhandelaren die misbruik maken van zwakke plekken bij jonge meiden. Jeugdzorginstellingen, die deze meiden zouden moeten verzorgen weten vaak niet, en registreren al helemaal niet, dat er sprake is van loverboyproblematiek, laat staan dat zij werken met bewezen interventies. De VVD wil dat deze meiden in gespecialiseerde instellingen met gespecialiseerde zorg worden opgevangen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slachtoffers van loverboys specifieke zorg nodig hebben;

van mening dat de behandeling van slachtoffers van loverboys wezenlijk verschilt van de behandeling van andere jeugdigen in jeugdzorginstellingen;

van mening dat ook slachtoffers van loverboys zo veel mogelijk met bewezen interventies behandeld moeten worden;

overwegende dat de financiering van gespecialiseerde opvangplekken niet duurder is dan die van generieke jeugdzorgplekken;

verzoekt de regering, geïntegreerde zorg voor slachtoffers van loverboys te concentreren in gespecialiseerde instellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg en Dille. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (31839).

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. In het algemeen overleg hebben wij erover gesproken dat het ronselen van meisjes door loverboys niet alleen voorkomt bij jeugdzorginstellingen, maar ook heel veel plaatsvindt via internet en sociale media. Daarover gaat dan ook mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kinderen vaak meer vaardig zijn op het internet dan hun ouders;

van mening dat het wenselijk is om ouders te betrekken bij de voorlichting over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op internet, gezien het feit dat loverboys geregeld via social media jongeren ronselen;

verzoekt de regering, te stimuleren dat er in jeugdzorginstellingen en op scholen, met name in het speciaal onderwijs en op vmbo-scholen, voorlichting wordt gegeven over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag op internet en dat de ouders en/of opvoeders hierbij betrokken worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 182 (31839).

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Hoe verhoudt deze motie zich tot de motie over seksuele voorlichting op scholen die recentelijk in deze Kamer is aangenomen? Dit zou daarvan toch een normaal onderdeel kunnen zijn? Als het niet daaronder valt, hoe verhoudt deze motie zich dan tot de commissie-Dijsselbloem en de uitspraak dat scholen niet onnodig belast moeten worden met extra taken?

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is een goede vraag. Ik heb ook daarmee geworsteld. Daarom heb ik ook niet gevraagd om het op te dragen, maar om het zo veel mogelijk te stimuleren. Ik heb het verslag van het algemeen overleg nog eens gelezen, omdat ik het gevoel had dat de staatssecretaris ervoor openstond. Zij gaf in het algemeen overleg alleen aan dat het voornamelijk wordt gedaan door commerciële partijen. Ik heb toen gezegd dat er ook heel veel andere organisaties bij betrokken zijn, zoals de politie die heel goede trainingen geeft in Rotterdam. Dit zou wat meer gestimuleerd mogen worden, aangezien de politie in Rotterdam het project ook breder in Nederland gaat inzetten. De motie is dus gewoon een steuntje in de rug. Ik hoop dat beide staatssecretarissen haar ook zo lezen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dank voor deze beantwoording. Mijn eerste vraag is echter niet beantwoord. Er is in deze Kamer een motie aangenomen over seksuele voorlichting, vooral gericht op homoseksualiteit op scholen. Kan het daaraan gekoppeld worden, zodat wij niet weer allerlei opdrachten aan scholen geven?

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is een goede vraag, die ik inderdaad heb laten liggen. Het lijkt mij heel logisch om daarbij aan te sluiten en om niet continu weer een nieuwe training erbij te doen.

Ik heb nog een motie over Asja II. Asja I is op zich goed geregeld via Fier Fryslân. Dat betreft specialistische hulp aan meisjes die slachtoffer zijn geworden van eergerelateerd geweld en loverboys. Asja II is nog een probleem. Vandaar de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Asja II is gestart als pilot, maar inmiddels een verlenging van de financiering heeft gekregen van het ministerie van Veiligheid en Justitie tot en met 31 december 2012;

van mening dat het wenselijk is dat de bewezen effectieve hulpverlening voor slachtoffers van loverboys en/of ander geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt gestimuleerd;

verzoekt de regering, het zorgprogramma Asja II te continueren en te zorgen voor structurele financiering vanaf 1 januari 2013,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 183 (31839).

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De financiering is gecontinueerd tot het eind van het jaar. In de stelselherziening jeugdzorg heeft juist gespecialiseerde zorg bijzondere aandacht. Is deze motie niet een beetje prematuur, gezien deze stelselwijziging? Wij leggen weer allerlei dingen vast, terwijl wij er bij de stelselwijziging juist heel goed over moeten nadenken hoe wij een en ander regelen. Bovendien zijn er meer gespecialiseerde zorgtrajecten.

Mevrouw Kooiman (SP):

De stelselwijziging jeugdzorg komt voor Asja II te laat. De stelselwijziging gaat in 2015 in en de financiering loopt tot 2013. Als beide staatssecretarissen vandaag toezeggen dat zij een structurele financiering regelen, met in gedachten de stelselwijziging jeugdzorg, lijkt mij dat mooi. Dan hebben wij Asja II ook gered.

Mevrouw Dille (PVV):

Voorzitter. Ook voor de PVV is het duidelijk dat loverboys geen liefdevolle jongens zijn, maar gasten die willens en wetens heel kwetsbare meisjes misbruiken voor financieel gewin en daarbij overtollig geweld niet schuwen. Wij vinden ook dat alles eraan gedaan moet worden om hen kei- en keihard aan te pakken. Wij zijn dan ook heel blij met de rijksbrede aanpak, maar wij hebben het idee dat er iets achterwege wordt gelaten. Er wordt wel altijd rekening gehouden met het slachtofferprofiel, maar het daderprofiel is ook heel duidelijk. Wij willen graag dat ook dat erbij wordt betrokken. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zes van de tien loverboys een islamitische achtergrond hebben;

overwegende dat het slachtofferprofiel altijd meegenomen wordt bij de rijksbrede aanpak maar dat het daderprofiel achterwege wordt gelaten;

verzoekt de regering, het gegeven dat negen van de tien loverboys van niet-westerse afkomst is en dat zes van de tien loverboys een islamitische achtergrond hebben, mee te nemen bij de aanpak van de loverboyproblematiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dille. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 184 (31839).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heeft de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezegd dat er gesprekken plaatsvinden met een aantal partijen zoals de Stichting Kinderpostzegels en de Kinderombudsman om het onderwerp "loverboys" op de maatschappelijke agenda te houden. Dat is sowieso een goede zaak.

Het antwoord van de staatssecretaris van VWS op mijn vraag of daarbij ook sociale netwerksites zoals Hyves kunnen worden betrokken, was naar mijn mening echter nog niet duidelijk genoeg. Dat vinden wij jammer, omdat juist dergelijke partijen gestimuleerd moeten worden om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Wij zien graag dat de staatssecretaris hier meer werk van maakt. Vandaar ter aansporing de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat loverboys steeds vaker via socialenetwerksites meisjes ronselen;

overwegende dat het voor ouders vaak lastig is om de activiteiten van hun kinderen op internet te volgen;

overwegende dat ook bedrijven die achter socialenetwerksites zitten een maatschappelijke taak hebben en een belang hebben bij maatschappelijk verantwoord ondernemen;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de grootste aanbieders van socialenetwerksites, zoals Hyves, om gezamenlijk tot een initiatief te komen om het ronselen van vrouwen door loverboys op deze sites een halt toe te roepen en de Kamer hier voor de zomer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 185 (31839).

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen motie. In verschillende debatten de afgelopen jaren en ook de afgelopen maanden over de aanpak van mensenhandel en gedwongen prostitutie is het punt "loverboys" elke keer prominent aan de orde gekomen. Samen met mevrouw Van Toorenburg heb ik een motie ingediend over de opvang van slachtoffers van mensenhandel, onder wie slachtoffers van loverboys. Daarop is gereageerd met de opmerking dat dit onderdeel uitmaakt van de rijksbrede aanpak van loverboys. Veel moties die vandaag zijn ingediend, zijn al eerder aan de orde geweest. Ik beperk mij tot één vraag. Op welke wijze wordt de specifieke opvang van slachtoffers van loverboys gewaarborgd in de rijksbrede aanpak?

De voorzitter:

Wij geven de bewindspersonen een momentje om de vijf moties te ordenen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Van der Burg en mevrouw Dille op stuk nr. 181. Ik moet deze motie ontraden. Ik wil absoluut een specifieke behandeling op de zorgvraag van slachtoffers van loverboys. Ik wil ook absoluut dat er voldoende capaciteit is zodat de slachtoffers van loverboys snel de juiste hulp kunnen krijgen. Ik wil mij er absoluut niet op vastleggen dat ik bepaalde aanbieders in die rol zet. Deze redenering van mij is bekend. Ik ontraad de motie, omdat er te sterk wordt gestuurd op specifieke aanbieders en niet sterk genoeg op de flexibiliteit die ik in de sector wil om de cliënten voor 200% te kunnen bedienen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De motie blijkt dus niet onnodig te zijn. Ik heb dit ook in het algemeen overleg van de staatssecretaris gehoord. Het verbaast mij wel. De jeugdzorginstellingen blijken niet eens te weten dat zij kinderen hebben met een achtergrond van loverboyproblematiek. De interventies die daar plaatsvinden zijn vaak niet effectief, althans niet bewezen effectief. Wil de staatssecretaris alle jeugdzorginstellingen deze problematiek laten beantwoorden? Ik vraag om geïntegreerde zorg in gespecialiseerde instellingen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Uit de inventarisatie zal blijken welke interventies nodig zijn en op welke schaalgrootte wij dat kunnen realiseren. Daaruit zal blijken op hoeveel plekken wij deze specialisatiegraad kunnen realiseren. Als je het versnippert, is het minder effectief. Het is best mogelijk dat wij er goed uitkomen, maar iedere keer zeg ik erbij dat ik mij nu niet wil vastleggen op benoemde instellingen en technieken, terwijl het veld nog zo in beweging is.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Volgens mij heb ik geen enkele instelling benoemd. Ik heb evenmin plaatsen benoemd. Alles wat ik vraag, is een concentratie van geïntegreerde zorg in gespecialiseerde instellingen. Dat laat toch alle ruimte aan de staatssecretaris om die instellingen zelf te benoemen. Met de motie wil ik voorkomen dat deze zorg in alle jeugdzorginstellingen wordt aangeboden zonder dat hij enig effect heeft. Laat ik het daarmee maar heel scherp zeggen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Als mevrouw Van der Burg bereid is om de woorden "gespecialiseerde instellingen" te vervangen door "instellingen die zich hierin gespecialiseerd hebben" – de instellingen kunnen daarnaast nog andere dingen doen – dan ben ik daartoe bereid. De instellingen kunnen dan bijvoorbeeld ook mobiele teams hebben die naar andere instellingen gaan.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ben bereid tot die aanpassing.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De motie van mevrouw Kooiman op stuk nr.182 vind ik heel sympathiek, maar ze brengt me wel breed op het terrein van een ander ministerie. Wat ik als ondersteuning van beleid zie, is dat ik zal stimuleren dat in jeugdzorginstellingen adequaat wordt voorgelicht over grensoverschrijdend gedrag. Dat komt ook uit het rapport Beperkt weerbaar: het gaat juist om het voorlichten van kinderen die hiervan slachtoffer kunnen zijn. In die zin kan ik de motie als ondersteuning van beleid zien. We zien dit overigens al terug in het actieplan en in diverse voorlichtingsfilms. Wat dat betreft is het dus ondersteuning van beleid. Maar ik kan geen dingen opleggen aan de minister van OCW. Dat moet ik in het magenta-overleg inbrengen; daarover kan ik geen toezegging doen.

Mevrouw Kooiman heeft op stuk nr. 183 een motie ingediend over Asja II. Wij vragen haar de motie aan te houden en stellen voor dat de staatssecretaris van V en J en ik gaan kijken wat we daarmee kunnen doen om onrust op dit terrein te voorkomen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik kan de motie alleen aanhouden als ik weet, wanneer we wat meer duidelijkheid kunnen verwachten en de Kamer hierover geïnformeerd kan worden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Twee maanden.

Mevrouw Kooiman (SP):

En dan komt er een brief?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dan komt er een klein briefje van ons samen over dit specifieke onderwerp.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan houd ik mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ik voor, haar motie (31839, nr. 183) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik kom toe aan een open motie van mevrouw Bruins Slot op stuk nr. 185, waarvan ik niet weet aan wie van ons beiden ze is gericht. De motie gaat erover dat kinderlokkers tegenwoordig in kleine platte doosjes zitten, en niet meer in de bosjes. Gevraagd wordt om in gesprek te gaan met de sociale netwerksites en Hyves. Dat lijkt mij een goed plan, maar ik denk wel dat we dat breed moeten doen. Wij allen moeten dat op onze beleidsterreinen meenemen, want de social media glippen ons door de vingers, omdat juist jonge mensen daar vaardig op zijn en kwetsbare mensen dus dubbel kwetsbaar zijn, omdat wij daar vaak net niet bij kunnen. Ik omarm de motie dus.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb nog een vraag gesteld over de waarborging van gespecialiseerde opvang voor slachtoffers van loverboys, en die rijksbrede aanpak.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het is een beetje het antwoord dat ik ook aan mevrouw Van der Burg heb gegeven: ik vind dat die gewaarborgd moet zijn, want het slachtoffer worden van loverboys is final common pathway van een heleboel problemen. Als je dit de eerste keer niet goed opvangt, is de kans op terugval ontzettend groot. Er moet dus specifieke opvang zijn, dat is dus het instrument en verder moet er genoeg plek zijn om dat te doen. Daarin ga ik helemaal mee, en het hoort thuis op mijn terrein in de rijksbrede aanpak. Ik ga daarover ieder half jaar rapporteren.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik heb nog een enkele opmerking over de motie van mevrouw Bruins Slot. Het is haar uiteraard bekend dat er al voor de zomer een internetcampagne wordt gestart van de Stichting M. Eind mei worden de resultaten gepubliceerd van de pilot in Rotterdam als het gaat over de innovatieve integrale aanpak. Nog voor de zomer zullen wij de Kamer die brief sturen over dit onderwerp. Dan gaan we verder in op de afspraken die worden gemaakt met de bedrijfstakken, de telefoonmaatschappijen, de netwerksites en de leasemaatschappijen, kortom, alles wat daarmee samenhangt. Wij zien dat als ondersteuning van beleid. Wellicht is dit aanleiding om de motie aan te houden tot mevrouw Bruins Slot de brief ontvangt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb deze motie speciaal aan de staatssecretaris van V en J gericht, omdat ik weet dat hij bezig is met dit traject. Alleen zie ik het wel als twee aparte dingen: de staatssecretaris van V en J is bezig om te kijken of hij bedrijven zover kan krijgen op het moment dat de ellende eigenlijk al tot stand is gebracht, om ervoor te zorgen dat bedrijven dit eerder oppikken. Mijn verzoek aan de staatssecretaris van VWS is vooral bedoeld om te voorkomen dat deze meisjes in ellende terechtkomen.

De voorzitter:

We zijn gekomen aan het eind van de behandeling. Ik zie dat de staatssecretaris de motie op stuk nr. 184 nog niet heeft besproken. Dat heb ik gemist. Het spijt me.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mevrouw Dille heeft gevraagd om een daderprofiel op te stellen. We hebben bij de bespreking van het rapport van de commissie-Deetman toegezegd dat we gaan zoeken naar een daderprofiel. Vooruitlopend op een daderprofiel kan en wil ik geen enkele uitspraak doen over hoe ik verwacht dat het profiel eruit zal zien. De vraag naar een daderprofiel is echter wel op zijn plek. Het gebeurt in andere dossiers over mishandeling van kwetsbare groepen ook. Als mevrouw Dille de zin eruit schrapt waarin staat waar haar verwachtingen liggen, kan ik de motie als ondersteuning van beleid beschouwen. Zeker waar het gaat om mijn visie op de vraag waar de daders kunnen zitten, wil ik de uitkomst van een onderzoek naar het daderprofiel graag volledig open houden.

Mevrouw Dille (PVV):

Ik geloof dat de staatssecretaris het niet helemaal begrijpt. Er is al onderzoek gedaan naar het daderprofiel van loverboys. Daar kwam uit dat zes van de tien een islamitische achtergrond heeft en negen van de tien een niet-westerse achtergrond. Dat is geen gegeven dat de PVV verzonnen heeft. Het daderprofiel is dus al bekend en de PVV zou graag willen dat het wordt meegenomen in de rijksbrede aanpak van loverboyproblematiek.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Alle aanbevelingen uit alle rapporten worden meegenomen in de rijksbrede aanpak. Dat staat geheel buiten kijf. Het specifieke daderprofiel is in de afgelopen tijd echter verschoven. We zijn begonnen met een bepaald beeld van loverboys. We weten inmiddels dat dit beeld verschoven is en dat we daarom juist ontzettend goed op de social media moeten letten. Ik heb daarom toegezegd dat we het daderprofiel actueel houden. Wij weten dat loverboys inmiddels in een andere gedaante toeslaan. Ik zeg daarom graag toe dat we een daderprofiel opstellen, maar ik wil het wel nuanceren en uit de politieke context halen. Dat laatste spreekt vanzelf.

Mevrouw Dille (PVV):

Dat is jammer want het gaat gewoon om wetenschappelijke gegevens. Dat daar toch nog discussie over kan ontstaan, vind ik vreemd.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De wetenschappelijk onderbouwde gegevens die mevrouw Dille noemt, worden meegenomen. De suggestie haal ik er uiteraard af. Ik zeg nogmaals dat het daderprofiel, volgens onze informatie, verschoven is. Dat wat we eerst dachten: cadeautjes en charme, dat is niet meer zo. Vandaar dat we ook inzetten op andere middelen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We stemmen aanstaande dinsdag over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven