26 Drank- en Horecawet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten (32022).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben blij dat wij vandaag uiteindelijk toch het grote alcoholdebat kunnen voeren. Ik hoop dat wij deze keer het debat kunnen afmaken, want dat was een groot probleem bij het vorige debat. Daarvan hebben wij alleen de eerste termijn gevoerd, want door de val van het kabinet konden wij het debat nooit afmaken. Hadden wij dat toen maar wel gedaan. Dan hadden wij nu een gedeeltelijk ander wetsvoorstel voor onze neus gehad en was het beleid strenger geweest dan nu wordt voorgesteld. Omdat wij dat toen niet hebben gedaan, zien wij de cijfers weer groeien. Het gaat om schokkende cijfers, vooral als wij de absolute getallen en de verhalen daarachter horen. Wij zien een toename van het aantal comadrinkers met 37% in 2010. 20% van onze jongeren tussen 16 en 24 jaar behoort tot de categorie "probleemdrinker". Dat zijn cijfers die ons nuchtere verstand moeten aanspreken.

Dit debat kent zoals gezegd een lange geschiedenis, die teruggaat tot VVD-minister Hoogervorst, die al in 2006, juist vanwege de schokkende cijfers, pleitte voor het verhogen van de leeftijdsgrens naar 18 jaar, een van de belangrijkste maatregelen die wij kunnen nemen om het overmatig alcoholgebruik onder jongeren aan te pakken. Hij zag in dat de Nederlandse jongere de zuipschuit van Europa was geworden en dat het alcoholgebruik gigantische gezondheidsschade teweeg zou brengen onder onze jongeren. Minister Hoogervorst stond daarin niet alleen, hoewel wel in de VVD-fractie. Ook PvdA-minister Ter Horst vond dat de leeftijdsgrens naar 18 jaar zou moeten. Uiteindelijk echter hebben wij het niet gered, ook niet nadat het kabinet was gevallen en een deel van de Kamer alsnog het wetsvoorstel wilde behandelen; toen was er al geen meerderheid meer voor het verhogen van de leeftijdgrens. Die meerderheid was er met de fracties van het CDA, de PvdA en de ChristenUnie tot 2010 wel.

Er is grote eenstemmigheid over de verhoging van de leeftijdsgrens naar 18 jaar. Alle zorginstellingen, kinderartsen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, burgemeesters en de wethouders van de vier grote steden zijn ervoor. Er is ook een groot maatschappelijk draagvlak voor de verhoging. Driekwart van de bevolking is voor de verhoging van de leeftijdsgrens. Ook als je polst onder de jongeren – je zou denken dat die er niet om staan te springen – merk je dat de meerderheid voor verhoging van de leeftijdsgrens is. Welke bewijzen en welk draagvlak zijn er nog meer nodig om tot verhoging over te gaan? Waar wachten wij nog op voordat wij uiteindelijk de moedige stap nemen die in vele landen om ons heen al lang genomen is?

In de door het kabinet voorgestelde wijziging van de Drank- en Horecawet is juist die belangrijke maatregel eruit gehaald. In het parlement in de vorige samenstelling was de VVD-fractie fel tegenstander van het experimenteerartikel om gemeenten de vrijheid te geven de leeftijdsgrens naar 18 jaar te verhogen. Het is onbegrijpelijk, dwaas en zeer onverstandig. De lage leeftijd, de lage prijs van de alcohol en de slechte controle op de verkoop leiden tot blijvende hersenschade, ik zeg het nog maar eens, bij jongeren. Tot 24 jaar groeien de hersenen. De hersenbeschadigingen die daarvoor optreden, zijn onomkeerbaar, bij ieder glas alcohol dat wordt gedronken door jongeren onder deze leeftijd. Alcohol heeft een verwoestend effect op het brein, dat wel degelijk verandert door alcohol. Ook het geheugen en het concentratievermogen worden minder. Van de alcoholpoli's horen wij dat de meerderheid van de meiden die deze poli's bezoeken zelfs twee onderwijsniveaus dalen op het moment dat zij een dergelijke ervaring met alcohol hebben meegemaakt.

Een ander gevolg is de enorme overlast in de binnensteden. Juist daarom zijn vele wethouders en burgemeesters in de grote steden voor het aanpakken van de leeftijdgrens. Comazuipen neemt schrikbarend toe. Ik zei het al: de hoeveelheid alcohol die jongeren drinken is veel groter dan vroeger. Er is geen maat meer. Alcoholgebruik leidt ook tot agressief gedrag, in het uitgaansleven, maar ook in sommige sportkantines en bij evenementen.

Als jongeren op jonge leeftijd gaan drinken, hebben zij een grotere kans op verslaving aan alcohol als zij ouder zijn. Door alcohol worden kinderen en jongeren ook steeds dikker. Alcoholgebruik heeft een slechte uitwerking op de schoolprestaties van jongeren. Het kan leiden tot seksueel misbruik en het veroorzaakt enorme maatschappelijke schade. Ook dat zou de VVD-fractie kunnen aanspreken; het gaat om 2,6 mln., zoals eerder is berekend door KPMG. Daarom heeft de ChristenUnie afgelopen donderdag het initiatief genomen om tot een rondetafelgesprek te komen met alle sectoren: de alcoholbranche, een moeder van een comadrinkster, de gemeenten en de zorginstellingen. Bij alle aanwezigen, behalve de alcoholbranche, was er een sterk gevoel van urgentie. Er zou nu echt doorgepakt moeten worden met dit wetsvoorstel, met name om de leeftijd omhoog te krijgen. De moeder van Yoshi, Jacqueline Bos, zei dat haar dochter veel te gemakkelijk aan alcohol kon komen. Zij kon als 15-jarige gewoon langs de supermarkt lopen en drank inkopen. Doordat het gemakkelijk verkrijgbaar was, is zij uiteindelijk in coma geraakt. Het was een volledige verrassing voor de moeder; haar dochter twee uur in coma.

Mireille de Visser, die samen met Nico van der Lely de alcoholpoli's heeft opgezet, zegt: de helft van de opgenomen meisjes die in coma zijn geweest, daalt één of twee schoolniveaus. Ik haal ook burgemeester Wienen van Katwijk aan: de kern van het probleem met drank en onveiligheid ligt bij 16- en 17-jarigen. Wij staan vaak machteloos. Dat zouden wij kunnen oplossen als wij de leeftijd zouden opvoeren tot 18 jaar. Hij had vrijwillige afspraken met de supermarkten gemaakt, maar die zijn teruggefloten door hun hoofdkantoor. Afgelopen donderdag vroeg hij ook weer: alsjeblieft, alsjeblieft, Kamer, gebruik je nuchtere verstand en voer de leeftijd op tot 18 jaar.

Zorginstellingen als het Trimbos-instituut en STAP zeggen dat het bereiken van de 16-jarige leeftijd op dit moment een inauguratiemoment is. Vanaf dat moment mag het; dan mag je los van de samenleving. De effectiefste maatregelen die worden voorgesteld zijn al jaren bekend. Gooi de leeftijd omhoog, van 16 jaar naar 18 jaar. Verminder de beschikbaarheid. De prijs zou verder omhoog kunnen. Pak de reclame aan. Het zijn geen nieuwe constateringen, maar constateringen die wij al jaren kennen van dit soort instellingen. Ik noem ook het regionaal project Noord-Holland. "Je vecht tegen de beeldvorming", zegt Simon Dijkstra. "Zet het reclamebudget van de alcoholproducenten eens af tegen dat van de publiekscampagnes." Bovendien zoeken drankmerken steeds meer omwegen, bijvoorbeeld via Facebook.

De ChristenUnie vindt dat ouders de eerstverantwoordelijken zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Het zijn de ouders die grenzen moeten stellen in de opvoeding. Zij moeten normen en waarden meegeven. Maar de overheid heeft wel een taak om de ouders daarin te steunen, door een duidelijke boodschap te geven. Op dit moment moeten nog te veel ouders de discussie aangaan met hun kinderen, die zeggen: ik ben nu 16, dus ik mag nu eindelijk drinken. Dat zegt de overheid tegen mij. De moeder moet dan tegen de kinderen zeggen: het is niet verstandig voor je. De ouders kennen de onderzoeken steeds vaker. Zij moeten dan de discussie aangaan, in de trant van: alsjeblieft, wacht nog tot 18 jaar. Zij worden dus niet ondersteund door een daadkrachtige overheid, die gezondheidswinst van twee jaar graag zou willen halen.

Ouders moeten kunnen rekenen op een overheid die hen bij de opvoeding zou kunnen ondersteunen. Ik ben op zichzelf genomen blij met de wijziging van de Drank- en Horecawet die voorligt, want uiteindelijk kunnen wij toch een aantal positieve ontwikkelingen zien. Ik noem de overdracht van het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet. Dat is een positief punt. Wij wisten dat de controle zeer beperkt was, met een aantal nVWA-toezichthouders. Nu de bevoegdheden worden gedecentraliseerd naar de gemeenten, kunnen de gemeenten er daadwerkelijk werk van maken. Dat is een positief punt.

De strafbaarstelling van het bezit van alcohol onder de 16 jaar blijft door dit kabinet ook in dit wetsvoorstel gehandhaafd. De ChristenUnie kan zich daar helemaal in vinden, overeenkomstig het pleidooi van de politie, die ons elke keer heeft gezegd: ga alsjeblieft verder dan alleen de verkoop. Zorg er ook voor dat wij de jongeren in hun kraag kunnen pakken op het moment dat zij met kratten pils de supermarkt verlaten. De ellende van jongeren is, zo zeggen politieagenten tegen ons, dat ze, zodra ze te veel alcohol op hebben, omvallen en wij ze niet meer preventief kunnen aanpakken.

Dit zijn goede ontwikkelingen in het voorliggende wetsvoorstel. Ook de regel "three strikes and you're out" is gelukkig in het wetsvoorstel blijven staan, alhoewel daarbij nog kanttekeningen te plaatsen zijn. Ik zal deze ook noemen.

Dan kom ik bij een aantal teleurstellingen: maatregelen die uit het wetsvoorstel zijn geschrapt. Ik heb het dan over de controle op de verkoop aan minderjarigen. De bierkraan staat helaas nog steeds wagenwijd open voor minderjaren. Vandaag de dag slaagt iedere 16-minner er binnen tien minuten in om drank te kopen in de supermarkt. Driekwart van de jongeren onder de 16 jaar kan dit simpelweg doen. De supermarktbranche mag en moet zich dat aantrekken. In het rondetafelgesprek is dit uitdrukkelijk aan de orde geweest. Volgens de supermarktbranche zijn er positieve ontwikkelingen, maar nu, na de campagne van het CBL zelf, zitten wij nog steeds op zo'n 25% handhaving, terwijl 75% nog steeds zijn alcohol bij de supermarkt kan halen. Dat net moet echt gesloten worden. In de tweede termijn zal ik hierop terugkomen.

De ChristenUnie-fractie is voor het principe "three strikes and you're out": als supermarkten drie keer in de fout gaan bij de verkoop van alcohol, dan moet een tijdelijke sluiting van de drankafdeling kunnen volgen. Dit kabinet heeft hier echter weer een kan-bepaling van gemaakt. Het heeft gezegd: laat het aan de gemeenten, aan de burgemeesters over om tot zo'n besluit over te gaan. Er ging juist kracht uit van de vorige maatregel, die als boodschap had: dit moeten wij landelijk aanpakken, het moet eenduidig; elke supermarkt, overal, moet kunnen weten dat als men drie keer de fout ingaat, de drankafdeling op slot gaat. Nu is dat weer overgelaten aan een burgemeester die dit wel of niet ziet zitten, waardoor er een zwalkend beleid gevoerd kan worden. Bovendien kan het beleid verschillen tussen de ene gemeente en de andere.

Er zijn ook effectievere methodes om de supermarkten en de drankverkoop bij de supermarkten aan te pakken. Dat kan via een controlesysteem op afstand. Ik heb vaak bepleit in de Kamer om hiertoe over te gaan. De minister is verschillende keren aangespoord om de supermarkten hiertoe aan te zetten via het CBL. Wij hebben hierover verschillende discussies gevoerd, maar tot op de dag van vandaag is het controlesysteem zo lek als een mandje. Ik vraag dit kabinet: wilt u alstublieft daar de vinger op leggen? Als wij werkelijk vinden dat overmatig alcoholgebruik onder jongeren moet afnemen, dan moeten wij beginnen bij de bron: daar waar het gehaald wordt. 90% van de alcohol wordt gehaald in de supermarkten. Daar zou het kabinet dus zijn aandacht op moeten richten. Het zou het CBL moeten aansporen om tot een sluitend systeem te komen, niet een systeem waarbij, naar wij nu weten, 75% er gewoon in slaagt om alcohol te verkrijgen.

Over de leeftijdsgrens heb ik al het een en ander gezegd. De gezondheidsschade is bekend. Laten wij naar 18 jaar gaan, al was het alleen maar vanwege de gezondheidswinst! Wij winnen twee jaar gezonde ontwikkeling van de hersenen van onze jongeren. Dat alleen al zou voor dit kabinet het argument moeten zijn om naar 18 jaar toe te gaan. Het is technisch helaas niet gelukt, maar ik had hier graag gestaan met foto's van verschillende hersenen: de hersenen van een 18-jarige die totaal niet of bijna niet heeft gedronken – mooie, schone hersenen – en de hersenen van een 18-jarige die flink heeft gedronken. Op die laatste foto zie je allemaal zwarte plekken op de hersenen. Het is een soort gatenkaas. De hersenen zijn aangetast, juist door het drinken. Als het amendement dat ik heb ingediend om naar 18 jaar te gaan, het niet haalt, dan stel ik voor om het experimenteerartikel dat in de wet stond, weer van toepassing te verklaren. Het amendement hiertoe is rondgedeeld. Hiermee geeft het kabinet gemeenten de mogelijkheid om te zien of het werkt. Ik heb begrepen dat dit kabinet met de VVD vrijheid en creativiteit wil stimuleren. Dit geeft gemeenten de vrijheid en de mogelijkheid om in ieder geval te experimenteren met de leeftijdsgrens van 18 jaar. Ik hoor graag een reactie.

De fractie van de ChristenUnie heeft begrepen dat de alcoholbranche door het verbod op alcoholreclame tot 21.00 uur een grote run is begonnen op de reclamespotjes na 21.00 uur. Deze branche perst alle reclame tussen 21.00 en 22.00 uur. Daarmee is de winst die we op het oog hadden om reclame aan te pakken bijna tenietgedaan. Ik wil het kabinet erop wijzen dat wij, als wij daarmee winst willen halen, een reclameverbod op televisie moeten hebben tot 23.00 uur. Ik zal hier in de tweede termijn op terugkomen. Er zijn natuurlijk nieuwe media en nieuwe sociale media zoals Facebook, die buiten de reguliere televisiekanalen reclame maken. Ik heb ze al genoemd. We zouden iets kunnen doen aan reclame in die media waar we wél controle op hebben.

Meerdere keren is in de Kamer gesproken over de stuntaanbiedingen en de happy hours. Ik begrijp dat de SGP-fractie hierover een amendement heeft ingediend. Het kan een belangrijke maatregel zijn om tegen te gaan dat jongeren door het stunten met prijzen de mogelijkheid krijgen om zich binnen één uur zo veel en goedkoop mogelijk vol te laten lopen. Dit lijkt me een heel effectieve maatregel. Verschillende instellingen reiken deze mogelijkheid aan. Hoe gaat het kabinet dit aanpakken?

Ik ben blij dat het verbod op het bezit van alcohol nog in het wetsvoorstel staat. Het kabinet voegt echter wel een maatregel toe. Het breidt dit namelijk uit tot openbare ruimtes zoals de horeca en de supermarkten. Dat maakt het juridisch heel ingewikkeld om tot een veroordeling of boete te komen, omdat er dan sprake is van een duodelict. De vraag is dan wie er strafbaar is: de verkoper of de jongere? Het verlegt ook een beetje vilein de verantwoordelijkheid van de aanbieder naar de jongere, terwijl degene die het verkoopt, het bedrijf zelf, verantwoordelijk moet worden gehouden ten behoeve van de strafbaarstelling. Met een ondubbelzinnige verdeling van verantwoordelijkheden wordt effectiever voorkomen dat partijen hun verantwoordelijkheid op elkaar kunnen afschuiven. Graag ontvang ik hier een reactie op.

Ik heb eerder gepleit voor alcohol- en drugsvrije zones. Ik noem de sportkantines en de schoolfeesten. Scholen zouden alcoholvrije plaatsen moeten zijn. Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat ze hun kinderen naar schoolfeesten kunnen laten gaan zonder dat ze zich zorgen hoeven te maken of er alcohol geschonken wordt.

Zijn er afspraken te maken met de gemeenten over de drankketen? De Kamer heeft hierover verschillende moties aangenomen. Hoe zit het met de inventarisatie van de regelgeving over de drankketen? Ook hierop krijg ik graag reactie.

Dan kom ik op de landelijk dekkende netwerken van alcoholpoli's. Ik heb van Nico van der Lely begrepen dat het opzetten van een aantal alcoholpoli's gefinancierd wordt, maar er nog een gat zit in de financiering. Willen we toe naar een volledig landelijk dekkend netwerk van alle ziekenhuizen, dan moeten we hiervoor een volledige financiering organiseren. We zien hoe effectief het is als er alcoholpoli's komen in een ziekenhuis. Kinderen worden heel duidelijk op de gevolgen van overmatig alcoholgebruik aangesproken.

Het is goed dat de Kamer de wet eindelijk aanscherpt. Dit is een stap in de goede richting, maar als het kabinet serieus werk wil maken van het tegengaan van hersenbeschadiging bij jongeren, dan is meer nodig. Ik heb daartoe zojuist negen concrete suggesties gedaan. Ik hoop dat het kabinet deze handschoen oppakt. Ik roep het kabinet daarom op om het nuchtere verstand te laten zegevieren. Het is nog niet te laat.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Kinderen drinken veel, vaak en in een heel korte tijd. Het aantal comazuipers blijft maar toenemen. De belangrijkste oorzaak van schooluitval is het gebruik van genotmiddelen. Ook is bekend dat wanneer jongeren betrokken zijn bij overlast, geweld, agressie en verkeersongelukken, er vaak alcohol in het spel is. Er is dus niet alleen sprake van beschadiging aan de hersenen, die kinderen zichzelf aandoen, maar ook van maatschappelijke schade. Er is dus alle reden om ervoor te zorgen dat de norm en de cultuur veranderen. Geen alcohol voor kinderen onder de 16 jaar! Aan deze cultuurverandering moet dit wetsvoorstel een bijdrage leveren.

Na een voorbereiding van inmiddels acht jaar is het eindelijk zover: we spreken over de wijziging van de Drank- en Horecawet. Dit wetsvoorstel gaat over het beschermen van kinderen tegen overmatig alcoholgebruik en over het verminderen van lastendruk voor bedrijven. Laat duidelijk zijn dat wat betreft de PvdA-fractie het gezondheidsbelang van met name kinderen voorrang heeft op het economisch belang. Het belangrijkste bespreekpunt bij dit wetsvoorstel is voor de PvdA-fractie de maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van overmatig alcoholgebruik onder jongeren. Daarbij wil ik aantekenen dat we ons eveneens grote zorgen maken over het toenemend alcoholgebruik onder ouderen, maar daar kom ik straks op terug.

Om jongeren van de alcohol af te halen en te houden, hebben we niet veel aan papieren regels in een verbeterde wet; die wet moet ook kunnen werken. Wat nu voorligt is goed of in ieder geval goed bedoeld, maar er is meer nodig. De PvdA heeft bijna vijf jaar geleden een actieplan gepresenteerd met de titel Niet comazuipen, maar cola drinken! Een aantal van onze voorstellen staat nu in dit wetsvoorstel en daar dank ik het kabinet voor. Nu hebben we het vooral over strenge regels, maar het zou om meer moeten gaan. Het moet gaan om een combinatie van preventie, strenge regels, de handhaving daarvan en zorg. Pas als aan deze vier elementen tegelijkertijd iets wordt gedaan, kan het alcoholprobleem onder kinderen afnemen. Ik zal achtereenvolgens op deze vier elementen ingaan.

Ik begin met preventie. Ouders moeten voorkomen dat hun kinderen alcohol gaan drinken. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de ouders. Die verantwoordelijkheid wordt echter niet altijd genomen. Het merendeel van de kinderen krijgt zijn eerste biertje thuis bij het bord nasi, om maar even de woorden van kinderarts Nico van der Lely te gebruiken. Goed voorbeeld doet goed volgen, maar slecht voorbeeld doet ook volgen. Het is daarom van groot belang dat ouders en kinderen weten waarom alcohol zo schadelijk is en dat ouders vervolgens hun kinderen weerbaar maken tegen de verleiding van genotmiddelen, waaronder alcohol. De minister onderschrijft dit ook in haar nota over gezondheidsbeleid; zij maakt er zelfs een speerpunt van. Dat verdient grote complimenten voor de minister van VWS. Wij missen echter concrete doelen, daden en middelen. Gemeenten en gezondheidsvoorlichters zeggen dat er bijna geen geld meer is en dat er geen mogelijkheden overblijven om aan voorlichting te kunnen doen en om ouders te steunen die hun kinderen weerbaar willen maken, maar die toch met die vervelende boodschap worden geconfronteerd dat hun kind te veel heeft gezopen en in het ziekenhuis ligt. Hoe gaat de minister zorgen dat effectieve voorlichting gericht op het weerbaar maken van kinderen in elke gemeente beschikbaar is en blijft? Hoe gaat zij woorden omzetten in daden en welke doelstellingen heeft zij hierbij?

Het tweede punt gaat over de strenge regelgeving. Het begint met preventie, maar ook strenge regels zijn nodig als stok achter de deur. Ik denk hierbij aan de verantwoordelijkheid van de ondernemer, maar zeker ook aan de verantwoordelijkheid van het kind zelf. Het wetsvoorstel doet recht aan aanscherping van de regels. Dat is op zichzelf prima, maar leg de verantwoordelijkheid dan ook nadrukkelijk bij de onverantwoorde ondernemer die drank aan kinderen verkoopt. Wij vinden het heel normaal dat een ondernemer ervoor verantwoordelijk is geen bedorven eten te verkopen, maar waarom laten we dan al zo lang verkopers ermee wegkomen dat 85% van de kinderen onder de 16 jaar gewoon alcohol kan kopen? Leg het zwaartepunt van de verantwoordelijkheid niet bij kinderen die drank kopen.

Supermarkten hebben de afgelopen jaren wel stappen vooruit gezet en hebben goede intenties. Mijn complimenten. Maar als we kijken naar het resultaat – het resultaat telt – is er aantoonbaar te weinig gedaan om de verkoop aan kinderen onder de 16 jaar te voorkomen. De Partij van de Arbeid stelde eerder al voor dat winkels die drie keer worden betrapt op het verkopen van drank aan minderjarigen, voorlopig helemaal geen alcohol meer mogen verkopen. Dat is het systeem van "three strikes and you're out". Het kabinet maakt van deze duidelijke sanctie echter een vrijblijvende maatregel. De law and order van dit kabinet geldt blijkbaar niet voor ondernemers. Enerzijds mogen ondernemers kinderen verleiden met reclames en worden niet aangespoord om de leeftijd te controleren. Het wordt soepeler en makkelijker voor ondernemers; dat is voor het kabinet de belangrijkste doelstelling van dit wetsvoorstel. Anderzijds worden kinderen keihard gestraft. Wij vinden het heel goed dat deze kinderen op hun gedrag worden aangesproken. Zij hebben met ouders zeker de eerste verantwoordelijkheid. Daarom vinden wij dat kinderen onder de 16 jaar die alcohol bezitten aan de openbare weg strafbaar moeten zijn. Maar waarom moet een kind ook in de kroeg of supermarkt strafbaar worden? Daarmee komt de ondernemer makkelijk weg. Waarom wordt dit extra verbod ingesteld, dat ook nog eens overbodig is? Immers, waarom moeten kinderen strafbaar worden gesteld als de ondernemer geen alcohol meer aan kinderen verkoopt? Het is oneerlijk en onethisch om kinderen zo hard te straffen en tegelijkertijd de regels voor de supermarkten te versoepelen. Het beeld dat daarmee wordt opgewekt is: kinderen mogen worden verleid met mooie reclames, het bier mag in de vakken worden uitgestald en er mogen verleidelijke reclames voor mixdrankjes worden gemaakt, maar als het kind vervolgens zo'n flesje pakt, is het strafbaar. Dat is waar dit kabinet voor staat.

De PvdA vindt dat de verantwoordelijkheidsverdeling in het wetsvoorstel doorslaat naar kinderen en dat daarmee te veel wordt weggehaald bij de ondernemer. Daarom ik heb twee amendementen ingediend. Het eerste amendement gaat erom dat de "three strikes and you're out"-maatregel altijd en in elke gemeente opgelegd moet worden. Dit houdt in dat bij de derde keer dat er alcohol wordt verkocht aan kinderen onder de 16 jaar, de alcoholafdeling een bepaalde tijd dichtgaat. In zeer uitzonderlijke gevallen kan er al een uitzondering worden gemaakt. Dat staat in de wet. Maak die regel hard, overal. Wij vinden alcoholverkoop aan kinderen onder de 16 jaar in elke gemeente even erg. Daarom vinden we ook dat de maatregel in elke gemeente even hard moet zijn.

Ons tweede amendement richt zich op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de ouder en het kind. Thuis is de ouder verantwoordelijk. De verkoper, of dat nu de kroeg, de horeca of de slijterij is, is verantwoordelijk om geen alcohol aan kinderen onder de 16 jaar te verkopen. Het kind is verantwoordelijk als het buiten in de openbare ruimte zit te zuipen. Met het amendement willen we bereiken dat het kind niet in de kroeg of de supermarkt strafbaar wordt – daar is de eigenaar verantwoordelijk – maar wel in de openbare ruimte. Je laat het kind dan wel iets voelen, maar de verantwoordelijkheden worden dan wel eerlijk verdeeld.

Mevrouw Kooiman (SP):

Mevrouw Bouwmeester zegt terecht: wij willen niet onnodig kinderen straffen. Die opvatting delen wij met de PvdA-fractie. Ik snap echter niet dat de PvdA-fractie ervoor kiest om kinderen buiten, op straat, keihard aan te pakken. Kinderen worden eerder gestraft dan volwassenen. Als zij softdrugs bij zich hebben, worden zij bijvoorbeeld niet gestraft, maar als zij drank bij zich hebben wel. Is dat niet een beetje een rare redenatie?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ter geruststelling: wij vinden dat kinderen die onder de toegestane leeftijdsgrens softdrugs bij zich hebben, ook moeten worden gestraft. Wij moeten echter niet denken dat kinderen iets niet meer doen als wij het strafbaar stellen. Daarom hebben wij gezegd – vijf jaar geleden heb ik het actieplan "Niet comazuipen, maar cola drinken!" gepresenteerd – dat je drie dingen moet doen, als je kinderen van de alcohol wilt afhouden. Het eerste is preventie: zorg ervoor dat ouders hun kinderen in toom houden. Het tweede is: stel strenge regels en handhaaf deze ook. Het derde is: zorg ervoor dat er zorg komt, als het al te laat is.

Ouders moeten hun kinderen in toom houden; dat moet thuis. De supermarkt, horeca, of slijterij mag geen alcohol verkopen aan kinderen. Three strikes and you're out; no mercy; genoeg van de verkoop! Het kind moet het echter ook voelen. Het kind moet voelen: als ik de grens overschrijd, gebeurt er iets. Politieagenten hebben tegen mij gezegd: wij zien heel regelmatig groepjes kinderen in een park met z'n allen zuipen en wij kunnen niets doen terwijl wij weten dat zij, als wij twee uur later terugkomen, omvallen en naar het ziekenhuis moeten, of de boel vernielen, of vervelend gedrag vertonen. Daarom zeggen wij dat je ook iets met die kinderen moet doen, niet met het doel om hun een heel hoge boete op te leggen, wel met het doel om hen verplicht, met hun ouders, op cursus te laten gaan. Wij weten dat dit effect heeft; dat heb ik zelf gezien in de Verenigde Staten. Dat is dus ons doel.

Mevrouw Kooiman (SP):

In dit wijzigingsvoorstel wordt geregeld dat jongeren niet zozeer een Halt-straf krijgen opgelegd, als wel een geldstraf. Er is helemaal niet bewezen dat dit werkt. Gemeentes kunnen een en ander zelf al opleggen; daarom zijn wij ook niet voor dit plan. In het handhavingsbeleid kunnen gemeentes stellen dat zij geen alcohol in de openbare ruimte willen. Waarom moeten wij nu specifiek jongeren keihard aanpakken en op deze manier criminaliseren?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Zoals ik net al zei, zijn meerdere partijen verantwoordelijk: ouders, kinderen en verkopers. Deze moet je alle drie op een proportionele manier aanpakken. Een supermarkteigenaar is, als volwassen persoon, altijd meer verantwoordelijk dan een kind. Daarom is de sanctie voor hem ook zwaarder dan voor een kind. Wij hebben voorgesteld dat de sanctie een boete of een kanskaart moet zijn. Het project Boete of Kanskaart loopt bijvoorbeeld in de regio Gelre-IJssel. Ons voorstel is om het kind verplicht met zijn ouders op cursus te sturen. Misschien doet de minister hierover een toezegging. Zo niet, dan dienen wij samen een amendement in, zou ik zeggen. Zo is de verantwoordelijkheidsverdeling.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben groot voorstander van het invoeren van een leerstraf. In dit wijzigingsvoorstel is echter niet geregeld dat deze kinderen een leerstraf krijgen, maar dat hun een boete wordt opgelegd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen jongeren onder de 16 jaar of volwassenen. Ik vind dat wij ons in Nederland volwassen moeten gedragen en dat wij volwassenen en jongeren op gelijke manier moeten behandelen. Wij moeten jongeren niet onnodig criminaliseren. Dat gebeurt met dit voorstel wel. Waarom kiest de PvdA-fractie ervoor om dit wel te doen in openbare ruimten en niet op andere openbare plekken, zoals een supermarkt of een discotheek?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ons doel is de leerstraf. Mijn laatste puntje bij het onderwerp "strenge regels" – dat hoef ik dan straks niet meer op te lezen – is de voorwaarde dat er een leerstraf aan wordt verbonden. Ons doel is niet om kinderen op te sluiten, aan de schandpaal te nagelen of veel geld te laten betalen; absoluut niet. Dat moge duidelijk zijn. Mocht de minister dit niet toezeggen, dan dienen wij een amendement in, graag samen met mevrouw Kooiman. Daarmee is haar vraag beantwoord, denk ik.

De verantwoordelijkheidsverdeling is als volgt. Thuis zijn het de ouders. In de supermarkt, slijterij of kroeg – een discotheek valt daar ook onder – is het de verkoper. Hij mag geen alcohol verkopen aan jongeren onder de 16 en hij moet echt een stap harder lopen. Buiten is het kind verantwoordelijk, want daar is geen verkoper aanwezig en daar zijn niet altijd de ouders aanwezig, zeker op die leeftijd niet. Zo verdeel je de verantwoordelijkheid en is die effectief hoog, mits je handhaaft.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik heb twee vragen. Mevrouw Bouwmeester zegt dat in de supermarkten en in de horecagelegenheden de verkopers verantwoordelijk zijn en daarbuiten de kinderen zelf. Ik geef een praktijkvoorbeeld. Er zijn kroegen waar 700, 800 mensen in kunnen. Dan kan de kroegeigenaar niet zien of ergens achterin een hoek nog een 16-jarige zit die drank krijgt van een broer die dat voor hem heeft besteld. In de praktijk hebben kroegeigenaren daar veel last van. Zij willen wel verantwoordelijkheid nemen, maar soms kunnen zij het niet overzien. Is het niet een goed idee om een mix te maken door de verantwoordelijkheid te leggen bij de verkoper en bij de jongere zelf, misschien niet in de vorm van een boete, maar bijvoorbeeld een taakstraf, een Halt-achtige toestand? Zouden wij niet veel meer naar dat evenwicht moeten kijken?

Zoals iedereen weet, is het CDA altijd een warm voorstander van het experimenteerartikel geweest. Mevrouw Bouwmeester geeft aan: wij vinden 16 jaar prima, want dat is duidelijk in elk dorp en elke stad; het moet eenduidig zijn. Zoals dit weekend in de media was te lezen, zijn er burgemeesters die graag het concept van 18 jaar willen aanhouden en heel graag hun verantwoordelijkheid willen nemen. Bijvoorbeeld in Katwijk en in de G4 zeggen zij: overheid, geef ons die ruimte, want wij worden nu beperkt. Wat zegt mevrouw Bouwmeester op dit punt? Is dit niet een enorme stap achteruit?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Wat doe je als een kind achterin de kroeg een biertje drinkt? Moet je dit kind altijd en overal kunnen straffen? Een controleur richt zich dan niet meer op de verkoper, maar op het kind. Hij trekt het kind aan de kraag en de verkoper heeft feest, want hij wordt toch niet gepakt. Het is namelijk heel ingewikkeld om zo'n verkoper te pakken. De VWA heeft al vaker, terecht, geklaagd over het boeterapport. Je moet namelijk omschrijven: ik denk dat je onder de 16 bent, want. Dat moet je goed omschrijven, want anders haalt de rechter het onderuit. Je moet de hele koophandeling omschrijven: ik zie iemand achter de bar, hij ziet er zo uit, hij pakt de hendel, hij haalt die over, hij tapt een biertje. Ik zal niet op alle details ingaan. Controleurs kunnen heel makkelijk alle kinderen pakken en supermarkteigenaren gaan maar door. Dan is het dweilen met de kraan open. Dat moeten wij niet hebben. De supermarkten moeten een goed waterdicht systeem creëren om geen alcohol te verkopen. Wij vinden het normaal dat er een sluitend systeem is voor bedorven eten. Dat gaat bijna altijd goed, waarvoor grote complimenten. Als de supermarkten hun taak heel serieus nemen, maken zij ook hiervoor een sluitend systeem. Dan hoeven zij ook niet bang te zijn voor de boete. Dat is een bijkomend voordeel.

Ik snap het punt van mevrouw Uitslag. Het blijft een reëel punt dat er nog altijd kinderen achterin de kroeg zitten met een biertje dat zij hebben gekregen van een broer van 18. Wij vinden het belangrijk dat de verkoper verantwoordelijk wordt en die verantwoordelijkheid ook neemt. Wij willen niet dat hij achterover gaat hangen, omdat kinderen zo lekker makkelijk te pakken zijn. Als wij, misschien wel met het CDA, iets kunnen bedenken waardoor in dit geval de kroegeigenaar zijn verantwoordelijkheid neemt en tegelijkertijd voorkomt dat kinderen achterin gaan zitten drinken, zou dat op zichzelf heel interessant zijn. Ik sta daarvoor open.

De voorzitter:

Ik begrijp natuurlijk heel goed hoe belangrijk het is; anders denkt u dat ik het niet begrijp. Maar u heeft allemaal heel veel spreektijd ingenomen, dus u moet echt kort vragen en antwoorden. Anders moet ik beslissen om geen interrupties meer toe te staan. Daar bent u ook niet blij mee.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dit kan weer een hoop spreektijd schelen.

Ik vind de toezegging van mevrouw Bouwmeester richting het CDA interessant. Wij vinden het belangrijk dat beiden verantwoordelijkheid dragen: de verkoper en het kind en met het kind ook de ouders. Laat de link van het kind met de ouders heel duidelijk zijn. Wij kunnen daarnaar kijken.

Mevrouw Bouwmeester heeft niet gereageerd op mijn vraag over het experimenteerartikel.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Alle gezondheidsmensen zeggen: op naar de 18. De PvdA heeft altijd gezegd voor het verhogen van de leeftijd te zijn onder de voorwaarde dat de preventie en de handhaving op orde zijn. Wij kunnen hier regels maken tot in de hemel. Maar als die niet worden gehandhaafd, wat nu het geval is, heeft het allemaal geen zin. Dit kabinet bezuinigt op preventie en handhaving. Als ik mijn redenering aanhoud, gaan wij alleen maar naar beneden in plaats van omhoog. Er moet iets gebeuren. Ik zal binnenkort met een actieplan "Op naar achttien" komen. Wat moet er gebeuren waardoor verhoging van de leeftijd zin heeft? Alle gezondheidsmensen zeggen terecht dat de leeftijd verhoogd moet worden. Hoe ouder kinderen gaan drinken, hoe minder dat de hersens schaadt. Dat kunnen wij hier allemaal onderschrijven, maar het werkt natuurlijk alleen als het wordt gehandhaafd. Als het massaal wordt overtreden, zoals dat nu ook bij de leeftijdsgrens van 16 het geval is, heeft het totaal geen zin. De Kamer moet haar verantwoordelijkheid nemen. Er moet een lijst worden gemaakt aan welke voorwaarden het moet voldoen. En dan kan de leeftijd omhoog. Begrijp ik trouwens dat het CDA voor verhoging naar 18 is?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Wij zijn voor een experimenteerartikel. Ik concludeer dat "Op naar de achttien" voor de PvdA betekent dat wij het nu houden op 16. Alle gemeenten die wél hun handhaving op orde hebben, die wél serieus hun verantwoordelijkheid oppakken, die wél die ruimte willen pakken, krijgen van de PvdA te horen: helaas pindakaas, het is 16, als u naar 18 wilt, hebt u gewoon pech. Dat vind ik heel jammer.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

De PvdA zegt: als je het doet, moet je het goed doen. Het ergste wat ons kan overkomen, is dat de leeftijd omhooggaat en niemand er zich vervolgens aan houdt. Dat zou een averechts effect kunnen hebben: die leuke Tweede Kamer bedenkt allemaal regels die tot in de hemel reiken, maar de regels worden vervolgens toch niet gehandhaafd, de preventie wordt wegbezuinigd, dus wij gaan gewoon onze goddelijke gang. Dan heeft het geen effect; dat moeten wij niet willen. Wij moeten toe naar één heldere norm die overal altijd geldt. Ik heb geen zin in discussies ...

De voorzitter:

Alstublieft korter antwoorden.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik zal het heel kort doen, want dan hoeft er geen vervolgvraag gesteld te worden. Ik zie mijnheer Voordewind bij de interruptiemicrofoon en hij gaat dezelfde vraag stellen. Wij moeten geen discussies met ouders krijgen over de verblijfplaats van het kind: op een plek waar 18 jaar of waar 16 jaar geldt. Dat geeft een hoop gedoe. Nee, wij moeten alle pijlen richten op een verhoging in één keer. Het enige wat wij vandaag moeten regelen, is het op orde brengen van de preventie en de handhaving. Een hoge pakkans, een hoge boete, anders is alles wat wij hier bedenken een lege huls.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Mevrouw Bouwmeester spreekt over landelijke regelgeving die niet wordt uitgevoerd of gehandhaafd. In de praktijk zie ik echter dorpen en steden die bereid zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen en die zeggen: dit kan bij ons wél. De eenheidsworst waar mevrouw Bouwmeester over spreekt, zie ik terug in haar betoog. Laten wij kiezen voor een experimenteerartikel, waarmee gemeenten zelf de afweging kunnen maken of zij de handhaving aankunnen en of zij die verantwoordelijkheid willen nemen. Mevrouw Bouwmeester pleit in tegenstelling tot het CDA voor een eenheidsworst. Ik wil haar de handreiking doen om samen te bekijken of wij het experimenteerartikel terug in de wet kunnen krijgen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik heb nog een veel mooier voorstel. Als mevrouw Uitslag ons straks steunt in het op orde brengen van de handhaving, staan de burgemeester in al die gemeenten te juichen en kan de leeftijd in één keer voor iedereen overal omhoog. Dat werkt. Ik doe ook een voorstel om de bezuiniging op preventie terug te draaien. Dat is wat werkt. Zo kunnen ouders hun kinderen weerbaar maken. Als mevrouw Uitslag die handschoen oppakt, gaan wij resultaten boeken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik neem aan dat mevrouw Bouwmeester het amendement van mij of mevrouw Uitslag om de leeftijd omhoog te brengen naar 18 jaar, ondertekent als wij met haar meegaan om de controle aan te scherpen. Dat zou winst zijn, want dan hebben wij bijna een meerderheid voor een verhoging naar 18 jaar.

Mevrouw Bouwmeester wordt op haar wenken bediend met het voorstel van het kabinet. De jongere wordt strafbaar als hij in het bezit is van alcohol in de openbare ruimte. In de wet staat nog steeds: three strikes out. Het wordt een sluitend netwerk, mits de kanbepaling eruit wordt gehaald, maar daar gaan wij met elkaar aan werken. Op deze manier wordt mevrouw Bouwmeester op haar wenken bediend. Wij kunnen gezamenlijk de handhaving, de controle en de verhoging van de leeftijd te regelen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Mijnheer Voordewind stelt mij een beetje teleur.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben altijd consistent geweest als het gaat om die 18 jaar. U niet.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

In dit dossier hebben wij altijd goed samengewerkt. Wij kunnen hier regels maken tot in de hemel, maar de handhaving moet op orde zijn, en dat is nu niet het geval. Er wordt op bezuinigd. Gemeenten hebben geen geld en vaak ook geen prioriteit. Ik snap dat ook, gezien alle bezuinigingen die op de gemeenten afkomen. Preventie wordt wegbezuinigd. Laten we ons hier alsjeblieft niet wijsmaken dat iedereen zich houdt aan de wetten die wij maken. Daarmee zetten wij onszelf voor gek en we komen geen stap verder. Als de heer Voordewind mijn handschoen aangrijpt en het voorstel dat ik samen met mevrouw Kooiman doe over meer en betere preventie en handhaving steunt, dan boeken wij winst. Dan hebben we echt effect en dan kan iedereen mee: alle partijen in de Tweede Kamer vinden dat we moeten verhogen, mits.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik wil met alle liefde meewerken om de handhaving op orde te brengen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Dat is mooi, dan hebben wij een deal!

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Maar als dat betekent dat u weer achterover gaat leunen en vervolgens vier jaar wacht tot we een discussie voeren over 18 jaar, dan hebben we weer vier jaar verloren om de hersenen van jongeren te beschermen. Het is twee jaar gezondheidswinst. U bent bij de rondetafelgesprekken geweest, u hebt alle wetenschappers en alle argumenten gehoord. Waarom nu alleen maar de ene stap doen, namelijk de controle en de handhaving, waarbij wij en ook het CDA volledig aan uw kant staan, maar dan niet tegelijkertijd overstappen naar de 18 jaar? U wordt daarbij op uw wenken bediend, want de decentralisatie geeft gemeenten de mogelijkheid om beter te controleren. Dat begrijp ik absoluut niet en daarin stelt u mij teleur.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Dit is een naïeve uitspraak. U zegt dat ik op mijn wenken wordt bediend alsof de handhaving na dit debat meteen op orde is. Als het CDA, de VVD en de PVV ons steunen in het voorstel dat wij gaan doen en het komt in orde: hoezee! Maar dat moeten wij eerst nog meemaken. Ik wacht het af en dan gaan we een stap verder. De Partij van de Arbeid is de partij die de meeste voorstellen heeft gedaan om het drankgebruik van jeugdigen aan banden te leggen. De partij van three strikes you're out, het bezit, de kinderalcoholpoli's, de punten van preventie, wij hebben het geagendeerd en wij hebben het bereikt. Het is heel flauw dat de heer Voordewind steeds maar met één punt komt zonder dat concreet te maken en mij verwijt dat ik achterover ga leunen. Dat stelt mij diep teleur, want wij hebben de afgelopen periode goed samengewerkt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben goed samengewerkt, maar u weet ook dat een van de drie belangrijkste maatregelen om het alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan, die leeftijd van 18 jaar is. Overal heeft u dat gehoord, ook afgelopen donderdag weer. Maar ik ben zeer verheugd, want ik hoor een stap voorwaarts bij de PvdA-fractie, omdat zij bereid is met het CDA en de ChristenUnie te bekijken of wij tegelijkertijd de stap naar 18 kunnen maken. Volgens mij hebben we dan een meerderheid in dit huis.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

De stap voorwaarts is dat wij nu zelf komen met een actieplan: op naar 18. Samen met de SP doe ik een voorstel om de handhaving nu eens echt te regelen en niet zoals u doet vanachter de interruptiemicrofoon even iets regelen. Nee, het wordt merkbaar. Kinderen, supermarkteigenaren en de horeca moeten voelen dat de pakkans hoog is en de sanctie groot. Alleen dan verandert er langzaam iets in de samenleving.

Ik ga verder met mijn betoog. Ik was gebleven bij het derde punt, de handhaving. De handhaving gaat naar de gemeenten. Dat klinkt mooi, maar wat is het beoogde effect en is het mogelijk met de huidige instrumenten en het huidige geld? We kunnen regels maken tot in de hemel, maar als deze niet worden nageleefd en er geen handhaving is, dan is het een lege huls. Waar dat toe leidt, hebben we gezien bij het rookverbod. Dat werkt dus ook niet. De nieuwe Drank- en Horecawet mag geen papieren tijger worden. De gemeenten hebben een klein en vrij te besteden bedrag gekregen voor handhaving. De vrees bestaat dat er rondom de horeca wel wordt gehandhaafd omdat daar een risico van geweld aanwezig is, maar de handhaving in de supermarkten vervalt, heeft geen prioriteit, terwijl kinderen daar juist hun alcohol vandaan halen. Daarom vraag ik de minister hoeveel handhavers er bij de gemeenten bijkomen en wie dat gaat betalen. Ik vraag ook welke ambitie dit kabinet heeft om het nalevingspercentage omhoog te krijgen. Wil de minister de Kamer hierover rapporteren?

Dan komt nu het voorstel, mede namens de SP. Wij vinden het een goed idee om de alcoholverstrekkers mee te laten betalen aan de handhavingskosten. Dat doen we bij de kansspelautoriteit, we doen het in de financiële sector en we doen het in de telecomsector. De alcoholindustrie vindt het allemaal heel erg. Daarvoor heb ik nu een handreiking: jullie kunnen nu echt wat betekenen, namelijk meebetalen aan de handhavingskosten. Er komen dan meer handhavers, en wij stellen een hoge sanctie vast. Meer extra handhavers, betaald door de industrie zelf, die de oorzaak is van verkoop aan kinderen. Als er goed wordt nageleefd, kan de leeftijd tegelijk omhoog. Wat vindt het kabinet hiervan? Wil het onderzoeken hoe wij dat juridisch netjes kunnen regelen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat klinkt natuurlijk aanlokkelijk. Als particulieren en bedrijfsleven daaraan kunnen meebetalen, zou dat mooi zijn. Maar u weet ook wat de consequenties kunnen zijn? Wie betaalt, bepaalt. Uit de vorige campagnes weten we dat de alcoholbranche dat ook heeft gedaan. "Zestien jaar, nog even niet". Dat voorstel kwam uit de alcohollobby, die alles inzette op 16 jaar, ofte wel: mensen konden los op het moment dat ze 16 werden. Gelukkig heeft het vorige kabinet, waarin ChristenUnie en Partij van de Arbeid in zaten, die slogan weer veranderd, maar er zitten grote gevaren aan uw voorstel.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik vind het heel terecht dat de heer Voordewind dit zegt. Die gevaren zitten er zeker aan, want we kennen de alcoholindustrie, en we zijn natuurlijk ook niet van gisteren. Daarom vraag ik de minister hoe we dit slim kunnen regelen, en wat we kunnen leren van sectoren als die van de kansspelen, de financiële dienstverlening en de telecom. We moeten goede regels maken, en vervolgens moeten ze betalen. Maar de heer Voordewind heeft helemaal gelijk: het wordt nooit "wie betaalt, bepaalt". Het wordt handhaven met die hap, betaald door de veroorzakers, namelijk de alcoholindustrie.

Mijn vierde punt gaat over de kinderalcoholpoli's. De Partij van de Arbeid heeft gepleit voor een sluitende nazorg, indien een kind in het ziekenhuis belandt met een alcoholvergiftiging of, erger nog, in coma. De nazorg is in eerste instantie gericht op lichamelijk herstel, en in tweede instantie op het achterhalen van de achterliggende factoren die hebben geleid tot dit waanzinnige drinkgedrag. De werkwijze van de kinderalcoholpoli's is na vier jaar effectief bewezen. Kinderen recidiveren minder, ouders stellen meer regels, waardoor ook broertjes en zusjes minder gaan drinken. Er is dus sprake van preventie van recidive, en van algemene preventie voor anderen. Ondanks meerdere aangenomen Kamermoties en toezeggingen is er nog steeds geen landelijk dekkend netwerk van kinderalcoholpoli's. Ik ben hiermee al bijna vijf jaar met de SP bezig. Wij hebben begrepen dat het concept van kinderalcoholpoli's voor 3,5 ton in elk ziekenhuis kan worden uitgerold, waardoor er in elk ziekenhuis preventie en recidivepreventie aanwezig is. Wil de minister uitleggen, waarom dit nu nog steeds niet het geval is? Welke verantwoordelijkheid ziet zij voor zichzelf, en voor de ziekenhuizen? Wij roepen hier in de Kamer dat wij het verschrikkelijk vinden, maar ja, na bijna vijf jaar is het nog steeds niet geregeld.

Ik heb nog een opmerking over verkoop van alcohol via internet, zoals de Bierkoerier. Ik vind dit een fantastische service. Als je boven de 16 bent en je wilt op zondagmiddag een koud kratje bier thuisbezorgd hebben, dan bel je de Bierkoerier. Fantastisch, niks mis mee. Maar wat we wel een probleem vinden, is dat de Bierkoerier en andere leveranciers die via internet leveren, dat vrijelijk kunnen doen. Er zijn geen regels, en de handhaving is niet op orde. Is de minister bereid hiervoor regels te maken en de handhaving op orde te brengen? Zo voorkomen we dat kinderen in een drankhok op zondagmiddag een koel kratje bier of vijf kunnen bestellen, en we voorkomen natuurlijk ook oneerlijke concurrentie, want daar waar we de supermarkten en de horeca aanspreken, kunnen we mensen die via het internet handelen natuurlijk niet de vrije hand geven.

Ik heb samen met mevrouw Uitslag van het CDA een amendement ingediend over de verkoop van streekproducten bij de VVV's. Door een wijziging in de wet mogen kleine VVV's, met een oppervlakte van minder dan vijftien vierkante meter, niet meer het lokale alcoholdrankje verkopen. Dat lijkt ons een onbedoeld effect, want daar komen kinderen niet massaal op af. Dat is een cadeautje, omdat je uit Groningen komt. Is dit de bedoeling van de wet, en zo niet, ondersteunt de minister dan dit amendement?

Ik heb nog een voortgangsvraag over de handhaving van de drankketen. Hoever zijn de ministers met de aanpak van de illegale commerciële keten? Dat is wederom ongezond, maar het is ook oneerlijke concurrentie naar de horeca toe. Het lokaal gezondheidsbeleid inzake jeugd en genotmiddelen wordt volgens een toezegging van de vorige minister gemonitord. Gebeurt dat nog steeds? Wil de minister ons de voortgang laten weten?

Er is ook toegezegd om een actieplan te maken over ouderen en alcohol. We zien dat mensen boven de 50 een enorme inhaalslag maken vergeleken met jongeren wat betreft het drinken van alcohol. Dat is heel zorgwekkend. Graag een reactie.

Er is ook een blaastest toegezegd voor mensen in de openbare ruimte. Er zou een haakje worden gevonden in de wet, zodat niet alleen mensen die iets besturen strafbaar zijn, maar ook mensen die lopen. Dat is er vooral op gericht om te voorkomen dat het misgaat. Graag een reactie.

Tot slot. De Partij van de Arbeid, en velen met ons, maakt zich ernstige zorgen over het drankgebruik van kinderen en jongeren, omdat ze hun hersens beschadigen en omdat ze maatschappelijke overlast veroorzaken. Daarmee is het niet alleen een individueel, maar ook een maatschappelijk probleem. Het is een beetje een herhaling, maar ik heb twee hartenkreten aan dit kabinet. De eerste betreft de ouders, die primair verantwoordelijk zijn voor het opvoeden van hun kind, maar soms lukt dat niet. Help die ouders om hun kinderen in toom te houden. Laat ze niet in de kou staan door preventie weg te bezuinigen of door heel hard te zeggen dat een kind dat drinkt, aan de schandpaal wordt genageld. Help die ouders, die wel willen, maar niet weten hoe.

Mevrouw Agema (PVV):

Het betoog van mevrouw Bouwmeester is duidelijk, maar ik vond dat kleine deel over de blaastest in de openbare ruimte niet zo duidelijk. Kan zij dit iets meer toelichten? Geldt dit ook voor 18-plussers? Moet je ook gaan blazen als je naar de taxi loopt? Wat wordt het alcoholpromillage dat nog toegestaan is? Ik zou graag iets meer duidelijkheid willen over deze vragen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik ben blij dat u die vraag stelt. De politie heeft gezegd dat jonge kinderen op een andere manier dronken worden dan volwassenen. Volwassenen hebben vaak een dubbele tong of gaan waggelen. Dan zie je dat het niet helemaal goed is en dan moet je ingrijpen. Bij jonge kinderen zie je er helemaal niets aan, maar vallen ineens om, en dan ben je echt goed te laat. De politie zegt vaak te zien dat het misgaat, maar dat zij dan niets kan. Dat gebeurt soms ook bij volwassen mensen. De politie vroeg daarom om de mogelijkheid om de blaastest ook in te zetten bij mensen die geen voertuig besturen, maar lopen. Toen hebben wij gezegd: dat is interessant. Als de politie hierom vraagt, om een hele hoop ellende zoals gezondheidsschade, overlast, agressie en geweld te voorkomen, vinden wij dat een goed voorstel. Wij hebben de minister gevraagd of dat kan. Zo ja, bij welke alcoholpromillages geldt dat dan? Onder welke voorwaarden zou je dat moet doen? De vorige minister heeft toegezegd dat dit allemaal uitgewerkt zou worden, maar daar hebben we niets meer over gehoord. Eigenlijk is uw vraag ook mijn vraag. Ik hoor graag van de minister wat de stand van zaken is en wat de mogelijkheden zijn, want pas dan kunnen wij een definitief oordeel vellen.

Mevrouw Agema (PVV):

Vindt mevrouw Bouwmeester dit niet heel erg ver gaan, dat kinderen die misschien een spelletje hebben gedaan waarbij zij gaan rondtollen en wat zwalken over straat, terwijl zij geen druppel hebben aangeraakt, ook maar aan de blaastest moeten? Het lijkt zo bijna een politiestaat te worden.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ja, mevrouw Agema, u kunt er een karikatuur van maken, maar wij nemen de noodkreet van Andries de Vries, een heel gedreven politieman in Brabant, heel serieus. Als hij zegt dat dit hem helpt, als hij om 21 uur een kind ziet waarvan hij weet dat hij het om 23 uur dronken naar huis kan brengen of naar het ziekenhuis, omdat het laveloos is of al in coma ligt, vind ik het de moeite waard om dat aan de minister te vragen. Natuurlijk gaan we niet elk willekeurig kind dat zich even verstapt, aan een blaastest onderwerpen, dat zou belachelijk zijn, maar wij hebben wel oog voor het kind, omdat wij dit heel zorgwekkend vinden.

Ik was gebleven bij mijn afsluiting met twee hartenkreten, die allebei waren gericht aan het kabinet. Laat ouders niet in de kou staan. Er zijn ouders die hun kind graag in toom willen houden, maar die toch worden gebeld door het ziekenhuis omdat hun kind in coma ligt. Die ouders willen hulp. Steun ze ook. Het is niet allemaal onwil.

De tweede hartenkreet is om de handhaving van de huidige leeftijdsgrens te regelen en hierbij ook ambities te hebben. Als deze twee punten zijn geregeld, gaat er echt wat wezenlijks veranderen in de samenleving. Dit kabinet heeft heel veel op met ondernemers en de menselijke maat wordt weleens uit het oog verloren. Dat zien we bij tal van dossiers. Het verbaast mij om dat zelfs bij dit dossier te zien. Dit kabinet versterkt de strafbaarheid van kinderen bij alcoholbezit, terwijl de regels voor de verkopers worden versoepeld. De preventie wordt wegbezuinigd, terwijl de reclameregels voor de alcoholindustrie worden versoepeld. Laat in ieder geval bij dit dossier zien dat de gezondheid van het kind belangrijker is dan een ondernemer of dan winst. Anders moet ik weer mijn oordeel uitspreken dat dit het kabinet is van vrijheid blijheid, en een klein beetje gezondheid. Ik heb echter vertrouwen in de twee bewindspersonen die hier zitten, dus ik hoop op veel toezeggingen. Dan gaan wij een voor kinderen alcoholvrije toekomst tegemoet.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Vandaag bespreken wij een bezopen wetsvoorstel. Een bezopen wetsvoorstel omdat ervoor wordt gekozen om kinderen keihard aan te pakken, terwijl de alcoholbranche zelf met rust wordt gelaten en het toezicht en de handhaving worden versoepeld. Bij het lezen van het wetsvoorstel heb ik mij regelmatig afgevraagd: wie is nu eigenlijk de volwassene? Op een kinderachtige manier worden kinderen gezien als de boeman, terwijl de verantwoordelijkheid van de overheid en de alcoholindustrie wordt verminderd. Dat is dom. Dat is onverantwoord. Als SP zijn wij nooit blij geweest met het strafbaar stellen of criminaliseren van jongeren onder 16 jaar als zij alcoholhoudende drank op zak hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen. Zeker niet als je wel de jongeren direct aanpakt, maar de alcoholbranche nagenoeg met rust laat. Daarbinnen wordt namelijk niet actief opgespoord als een jongere gestraft wordt omdat hij alcohol in zijn bezit heeft.

De SP hecht heel veel waarde aan doen wat werkt. Het is helemaal niet bewezen dat jongeren door dit wetsvoorstel minder gaan drinken. De minister zegt zelf in haar brief: we denken van wel, maar zeker weten doen we het niet. Zo ken ik de VVD eigenlijk niet. De VVD is een partij die veel waarde hecht aan een op basis van studies effectief bewezen beleid. Het via dit wetsvoorstel invoeren van een compleet onbewezen methode, snap ik dan ook niet van deze VVD-minister. Daarom hebben we op dit punt een amendement ingediend.

In een van de eerste versies van het wetsvoorstel voor herziening van de Drank- en Horecawet zat iets waarmee wij als SP erg blij waren: de "three strikes and you're out"-sanctie. De PvdA wilde dit heel graag. Wij steunen dan ook het amendement om dit te repareren van harte. Het gaat om een rodekaartensysteem voor de burgemeester. Verkoopt een detailhandelaar drie maal binnen een jaar drank aan te jonge klanten, dan mag deze gewoon geen alcohol meer verkopen. Drie rode kaarten binnen een jaar en je ligt eruit. De burgemeester als strenge scheids, met duidelijk consequenties voor de ondernemer. Met dit wetsvoorstel wordt de burgemeester echter geen scheids maar een onduidelijke speler op het alcoholveld. De burgemeester mag een rode kaart geven, maar een sanctie opleggen hoeft niet. Zo kan de alcoholbranche makkelijk vals spelen zonder dat de burgemeester als scheids hoeft op te treden. Ik snap dit niet van het kabinet. Het wil strenger optreden tegen iedereen die de wet overtreedt. Waarom wordt de alcoholbranche dan met fluwelen handschoentjes aangepakt? Waarom geen duidelijke spelregels voor iedereen? Het gaat om het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren. Waarom wil het kabinet dan de branche zelf met rust laten? Graag krijg ik een reactie van de minister. Het mag duidelijk zijn dat de SP het amendement van de Partij van de Arbeid zal steunen.

Over het onderdeel waarmee de SP de meeste moeite heeft, heeft mijn college Renske Leijten al eerder een amendement ingediend, namelijk het punt van de decentralisatie. Naast dat het geld voor toezicht en handhaving niet geoormerkt wordt – een gemeente kan het geld dus gewoon aan stoeptegels uitgeven – werkt decentralisatie naar mijn idee belangenverstrengeling in de hand. De bedoeling is om burgemeesters via de Drank- en Horecawet bevoegd te maken om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen voor het lokale toezicht. Dit zorgt ervoor dat de burgemeester zijn eigen vlees keurt. Wat doet de burgemeester met de kantine van een voetbalclub waar zijn zoontje speelt? Hoe oordeelt een burgemeester over een kroeg van een bekende? Zal een burgemeester de alcoholafdeling van de supermarkt sluiten waar hij zelf de wijn haalt? Brengen we de burgemeester bovendien niet in gevaar? Een horeca-eigenaar wiens bedrijf gesloten wordt, kan wel eens verhaal komen halen. Laten we niet naïef zijn. Het gaat om een miljardenindustrie voor de supermarkten. De belangen zijn heel groot. Er zijn natuurlijk keurige horecatenten, maar er zitten ook rotte appels tussen. Kortom, deze overweging heeft de SP doen besluiten om de decentralisatie te amenderen.

Ik heb nog een aantal vragen. Waarom kiest de minister er niet voor om gemeenten te verplichten om een handhavings- en toezichtplan te hebben, of handhaving en toezicht in ieder geval transparant te maken? De Tweede Kamer heeft net een motie aangenomen die gemeenten verplicht, een handhavingsbeleid te hebben voor de kinderopvang. Waarom regelen we iets dergelijks ook niet in dit wetsvoorstel? Wij overwegen op dit punt een amendement in te dienen. Daar wordt momenteel nog aan geknutseld, maar ik zou toch graag al een eerste reactie willen hebben van de minister.

Niet duidelijk is wie straks verantwoordelijk is voor het toezicht en de handhaving op het internet. Is dat het Expertisecentrum van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit? Ik zie niet gebeuren dat elke gemeente het internet zal afstruinen om te controleren of de wet wel goed wordt gehanteerd. Wie zal dat straks doen? Als het Expertisecentrum daarvoor verantwoordelijk is, houdt het toezicht dan op na twee jaar? Het Expertisecentrum zal immers na twee jaar zijn taken moeten neerleggen. Ik vraag de minister waarom wij de alcoholbranche zelf niet medeverantwoordelijk maken voor het toezicht. Op diverse plaatsen gebeurt dat in het belang van de volksgezondheid al. Zo kunnen schepen pas een haven aandoen als zij een certificaat hebben en kunnen eigenaren van tattoo- en piercingshops of de kinderopvang alleen een vergunning krijgen als zij de inspectie op het naleven van de regels hebben doorstaan.

De schade van alcoholgebruik bij jongeren is heel groot en blijvend. Daarom is het belangrijk dat de gestelde regels ook werkelijk worden nageleefd. Daarvoor is meer toezicht nodig en het is ook van belang dat de verstrekker van alcoholhoudende dranken een economisch belang heeft bij het naleven van deze regels. Mevrouw Bouwmeester stelde zo-even al de vraag waarom wij de kosten van het toezicht niet neerleggen bij de verstrekker. Als de naleving beter gaat, is er ook minder toezicht nodig en de branche heeft dan haar deel van de kosten zelf de hand. Bijvoorbeeld bij het toezicht op de tattoo- en piercingshops en de kinderopvang zijn hiervoor landelijke protocollen, wordt het tarief landelijk vastgesteld, is de GGD de toegewezen toezichthouder en de gemeente de handhavende partij. Die werkwijze kan ook hier worden toegepast, maar er kan ook gekozen worden voor een lokaal tarief, waarbij de gemeente met de verstrekkers van alcohol in overleg gaat om tot een werkwijze en een tarief te komen. Ik vraag de minister, te onderzoeken welke werkwijze het beste kan worden toegepast. Graag ontvang ik op dit punt een reactie.

Vervolgens een opmerking over de alcoholpoli's. Het is schokkend dat het aantal comazuipende jongeren nog steeds toeneemt. Elk jaar worden er gemiddeld 1800 jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 24 jaar na overmatig alcoholgebruik behandeld bij de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Bij een flink deel hiervan is sprake van een coma, die soms wel twee dagen duurt. Daarom is het enorm belangrijk dat wij overal in Nederland alcoholpoli's hebben. Als er iets bewezen effectief is, waardoor jongeren minder gaan drinken of stoppen met drinken, dan is het wel de alcoholpoli.

Minister Rouvoet heeft destijds aan de fracties van de SP en de PvdA toegezegd dat er een landelijk dekkend netwerk van alcoholpoli's zou komen. Ik snap werkelijk niet waarom het projectteam dat verantwoordelijk is voor het opzetten van alcoholpoli's nog steeds moet wachten op de financiering van 2012 en 2013. Het opzetten van de alcoholpoli's door geheel Nederland kost slechts € 232.000 en daarna moeten de zorgverzekeraars zorgen voor de ontwikkeling van een dbc, zodat de zorg gecontinueerd kan worden. Kan de minister toezeggen dat zij dit voor eens en voor altijd zal regelen? In dat geval hoeven wij hierover geen motie in te dienen.

De grens tussen licht alcoholische en zwaar alcoholische dranken is verwaarloosbaar. De alcoholindustrie richt zich steeds meer op jongeren. Limonade met alcohol, dat niet als zwaar alcoholisch aangemerkt kan worden, is desondanks een zeer schadelijk drankje, omdat de suiker ervoor zorgt dat jongeren sneller alcohol in hun bloed opnemen. De effecten daarvan zijn enorm. Wij zetten dat naast de recente studies waaruit blijkt dat de schadelijke effecten van drinken door jongeren enorm zijn. Bijvoorbeeld kunnen stevig drinkende jongeren wel twee schoolniveaus dalen. Wij steunen daarom de roep van de grote gemeenten om de leeftijdsgrens te verhogen naar 18 jaar.

Verhoging van de leeftijdsgrens is echter niet de enige remedie. Het gaat ook altijd om handhaving. Daarom stellen wij voor om niet te decentraliseren. Het is algemene bekend dat de SP-fractie wil inzetten op preventie. Alcoholreclames zijn de grote boosdoeners, die jongeren en anderen aanzetten tot drinken. Uit onderzoek blijkt dat drankreclames jongeren aanzetten tot drinken. Waarom kunnen wij er niet direct voor zorgen dat jongeren zo min mogelijk in aanraking komen met deze reclames? Zou het om te beginnen niet mogelijk zijn om de sportsponsoring door de alcoholindustrie te stoppen? Het is toch een vreemde combi: eerst een beetje gezond doen en je daarna lekker klem zuipen. Pak ook de alcoholstunts aan, laat een en ander niet over aan de gunst van de gemeenten, maar stop het onbeperkt drinken en de happy hours. Kan de minister hierop reageren? Licht ouders meer en vaker voor over de gevolgen van alcoholconsumptie. Er is heel veel bekend over wat het doet met de hersenen, maar bij heel veel ouders is het gewoon nog niet bekend. Labels op de flesjes komen er helaas niet, waarom dan geen bijsluiter?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Mevrouw Kooiman, u maakt terecht kritische opmerkingen over de happy hours. prijsacties en happy hours vallen straks allemaal onder lokaal beleid. Er moeten dus ambtenaren worden aangesteld die bezien wat de gemiddelde prijs van bier in de supermarkt is. Zij moeten dan vaststellen wat wel en niet mag. Het is allemaal een beetje omslachtig. Ik ben heel kritisch over de supermarkten, maar zij hebben eigenlijk wel een punt dat het een beetje gek is om het per gemeente te laten verschillen. Bent u met mij van mening dat dit eigenlijk landelijk zou moeten worden vastgesteld?

Mevrouw Kooiman (SP):

Daar kan ik kort over zijn: ja.

Ik hoop dat dit kabinet een volwassen houding wil aannemen in het belang van de volksgezondheid. Geef niet de jongeren de schuld, maar zet in op preventie, op betere controle, op toezicht en op handhaving. Zorg ervoor dat de alcoholindustrie zich volwassen gaat gedragen. Dat kan alleen als de overheid zich als strenge en duidelijke scheidsrechter opstelt, die niet bang is om verantwoordelijkheid te nemen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Overmatig alcoholgebruik is een groot maatschappelijk probleem. Maar liefst een op de tien sterfgevallen in Europa heeft te maken met alcoholgebruik. Jongeren drinken steeds meer, steeds jonger en steeds vaker. Nog recentelijk kregen we onthutsende cijfers onder ogen dat het aantal jeugdige comazuipers door alcoholvergiftiging sinds 2007 is verdubbeld naar 700! Gemeenten worstelen met dit probleem en met de overlast die jongeren onder invloed van alcohol veroorzaken. Als de politie moet uitrukken om overlast te bestrijden, blijkt er vaak alcohol in het spel te zijn. Illustratief is ook dat het aantal jongeren dat met een alcoholvergiftiging op de spoedeisende hulp wordt binnengebracht nog altijd toeneemt. De economische schade als gevolg van alcohol bedraagt al met al miljarden per jaar. Die kunnen wij in deze tijd goed gebruiken. Er is dus alle reden om haast te maken met het bestrijden van deze problematiek.

Laat ik vooraf opmerken dat de SGP-fractie het voorliggende wetsvoorstel een verbetering van de huidige Drank- en Horecawet vindt. Er zijn diverse nieuwe instrumenten en maatregelen in opgenomen die een serieuze bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van alcoholmisbruik en het handhaven van de openbare orde. Ik noem de vereenvoudiging van het vergunningenstelsel, de strengere handhavingmogelijkheden voor het bevoegd gezag en het strafbaar stellen van alcoholbezit voor jongeren onder de 16 jaar. Tegelijkertijd vindt de SGP-fractie het jammer dat op sommige thema's niet is doorgepakt. Daarmee blijft ook dit wetsvoorstel hinken op twee gedachten.

De belangrijkste verbetering die in dit wetsvoorstel aangebracht kan worden, is volgens de SGP-fractie het verhogen van de leeftijdsgrens voor de verkoop van alle alcoholische dranken naar 18 jaar. In het wetsvoorstel van het vorige kabinet kregen gemeenten de mogelijkheid te experimenteren met het optrekken van de leeftijdsgrens voor alle alcoholische dranken naar 18 jaar. De SGP vond dat een stap in de goede richting, al constateerden we met de regering dat ook daar haken en ogen aan zaten, zoals het genoemde alcoholtoerisme. Maar in plaats van de juiste conclusie daaraan te verbinden, zet de regering een forse stap terug door de leeftijdsgrens voor de verkoop van licht alcoholische dranken opnieuw generiek op 16 jaar te zetten.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik ken uw pleidooi voor het verhogen van de leeftijdsgrens. Dan zult u het met mij eens zijn dat de handhaving moet worden geregeld en dat wij meer handhavers nodig hebben. Die kosten geld. Bent u het met mij en met de SP-fractie eens dat wij, net als in andere sectoren, van de alcoholindustrie een bijdrage daarvoor mogen vragen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik was verheugd over het debat tussen u en de heer Voordewind. Natuurlijk is goede handhaving hard nodig. Ik kom daar zo meteen op terug. Wij kijken graag naar voorstellen die gedaan zullen worden. Ik ben misschien een beetje ontwijkend, en ik begrijp het probleem wel van de geachte vraagstelster, maar wij moeten eerst het voorstel zien, om het goed te kunnen beoordelen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Dat vind ik heel verstandig en dat begrijp ik ook, maar het gaat om het principe. Wij vragen de financiële sector om mee te betalen aan het eigen toezicht. Dat vragen wij ook aan de kansspelsector en de telecomsector. Vindt u het een goed idee om in verlengde daarvan de dranksector ook te laten meebetalen, mits het goed wordt uitgewerkt?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij wachten het precieze voorstel even af, maar het past wel binnen de algemene lijn van ons verkiezingsprogramma.

Met die generieke leeftijd van 16 jaar doet de regering wat ons betreft volstrekt onrecht aan de problemen en de goede argumenten die er zijn voor de verhoging naar 18 jaar. De meeste gemeenten zijn hier voorstander van, aangezien zij dagelijks geconfronteerd worden met de negatieve gevolgen van alcoholmisbruik. Bovendien is het voor dit kabinet zo belangrijke draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor een landelijke leeftijdsgrensverhoging groot. Onderzoek van TNS NIPO uit 2007 wees uit dat 76% van de Nederlandse bevolking een landelijke leeftijdsgrensverhoging naar 18 jaar steunt. Opvallend genoeg was ook het merendeel van de jongeren tussen 16 en 19 jaar voor een verkoopverbod van alcohol aan jongeren onder 18 jaar. Ik heb het getoetst bij mijn dochter van 15, die pas nog zei: ik ben bijna 16 en dan mag ik eindelijk alcohol kopen. Ik vroeg: zou je het erg vinden als de leeftijdsgrens naar 18 jaar gaat? Nee, helemaal niet, was het antwoord; het was wel een symbool, maar zij vond het prima. Nog steeds hebben wij verjaardagspartijtjes zonder alcohol en als ouder prijs ik mij hierin gelukkig. Wat mij betreft gaat dit nog jaren zo door.

In het vorige debat over de Drank- en Horecawet bleek dat geen enkele partij een principieel tegenstander is van verhoging. Wel zegt een aantal partijen eerst de handhaving van de huidige leeftijdsgrens op orde te willen krijgen. Daar zit wat in. Wij zullen kijken naar goede voorstellen om de handhaving op orde te brengen. Tegelijkertijd moeten wij echter constateren dat uit onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat ook zonder iets aan de handhaving te doen, het al effectief is. Een verhoging van de leeftijdsgrens leidt volgens dit onderzoek namelijk tot een feitelijke verhoging van de leeftijdsgrens waarop jongeren gaan drinken. Wat ons betreft is het niet een beleid van of-of of van volgtijdelijkheid, maar van en-en: en de handhaving op orde brengen en de leeftijd verhogen. Er is dus voldoende reden om de leeftijd te verhogen naar 18 jaar.

De heeft Van der Vlies heeft het amendement op stuk nr. 8 ingediend om dit te bewerkstelligen. Tegelijkertijd is er een amendement van de heer Voordewind dat hetzelfde beoogt. Daarom trek ik bij dezen het amendement-Van der Vlies op stuk nr. 8 in. In het vervolg van mijn betoog ga ik uit van het samengevoegde amendement, het amendement-Voordewind/Van der Staaij. Ik ben niet in de huid gekropen van de heer Van der Staaij, maar dit is zijn portefeuille en hij hoopt de tweede termijn van dit debat te doen.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf wenst het amendement-Van der Vlies op stuk nr. 8 in te trekken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. De samenleving is klaar voor de leeftijdsverhoging. Nu de regering nog. Als de regering, ondanks alle goede argumenten, nog steeds niet overtuigd is – wij hopen natuurlijk dat dit niet het geval is – vraag ik wat zij vindt van de tussenoplossing om op regionaal niveau, bijvoorbeeld op het niveau van de politieregio, te mogen experimenteren met een verhoging van de leeftijdsgrens naar 18 jaar. Daarmee wordt het belangrijkste bezwaar tegen het experimenteerartikel weggenomen: alcoholtoerisme wordt veel lastiger door de grote afstand die jongeren onder 18 jaar moeten afleggen voor het kopen van alcohol. Bovendien schatten wij in dat de meeste regio's deze mogelijkheid zullen omarmen, zodat het alcoholtoerisme uiteindelijk helemaal verdwijnt. Graag een reactie van de minister op dit idee.

Al enkele jaren wordt gesproken over de noodzaak van het tegengaan van verkoop van alcohol beneden de kostprijs door een wettelijk verbod, zoals ook vastgelegd in de breed gedragen motie-Van der Vlies c.s. (27565, nr. 16). Met name minderjarigen zijn voor deze acties erg gevoelig omdat ze en heel voordelig aan alcohol kunnen komen en in korte tijd heel veel kunnen nuttigen. Met prijsacties tijdens piekmomenten in het jaar of voorafgaande aan feestdagen, wanneer de consument al geneigd is meer te drinken, wordt hij uitgedaagd nog meer te drinken. Nu ligt er eindelijk een voorstel om gemeenten de mogelijkheid te geven om prijsacties in een gemeentelijke verordening te regelen. Is de minister het met de SGP-fractie eens dat dit voorstel tekortschiet, omdat zich daarmee uiteindelijk hetzelfde probleem voordoet als met het experimenteerartikel in oude vorm, namelijk alcoholshoppen tussen gemeenten? Onze fractie heeft in ieder geval drie amendementen ingediend die zorg dragen voor een landelijk verbod op de wijdverbreide praktijk van prijsacties zoals happy hours, stuntprijzen in supermarkten en verkoop onder de kostprijs. Ik krijg graag een inhoudelijke reactie van de minister op deze amendementen.

We hadden het eerder al over handhaving. Stevige regels opnemen in de Drank- en Horecawet helpt niets als handhaving niet op orde is. Al jarenlang wordt gesproken over de handhaving van de leeftijdsgrens, maar keer op keer blijken te jonge kinderen eenvoudig alcohol te kunnen kopen. Onderzoek van het Trimbos-instituut toont aan dat het kopen van alcohol een jongere van 14 of 15 jaar met name in supermarkten niet noemenswaardig meer tijd kost dan het kopen van frisdrank. Daarom vindt de SGP het niet alleen belangrijk om die leeftijdsgrens te verhogen, maar wil zij dat tegelijkertijd ook de handhaving verbeterd wordt.

De SGP zag in dit verband veel kansen in het oorspronkelijke voorstel dat de burgemeester de alcoholafdeling van een supermarkt zou moeten sluiten als een supermarkt binnen één jaar drie keer bekeurd wordt voor het niet naleven van de leeftijdsgrenzen. Mijn fractie vindt het daarom jammer dat de minister dit gewijzigd heeft in een bevoegdheid voor de burgemeester in plaats van in een verplichting. Waarom was deze wijziging nodig, aangezien de burgemeester al de bevoegdheid had om in bijzondere omstandigheden van de regel af te wijken? Is de minister niet bang dat de prikkel voor supermarkten om de leeftijdsgrens te handhaven met deze wijziging nog kleiner wordt? In de praktijk komt het nauwelijks voor dat supermarkten binnen een jaar drie keer gecontroleerd worden. Bovendien kan de druk op de burgemeester door de overtreder worden opgevoerd om toch niet tot sluiting over te gaan. Dat zal de minister toch zeker niet willen.

De minister geeft aan dat zij het niet als haar taak ziet om een of enkele sluitende controlesystemen aan te bevelen. Ziet de minister het gezien de jarenlang voortslepende problematiek dan wel als haar taak om ervoor te zorgen dat ieder bedrijf dat alcohol verkoopt een sluitend controlesysteem introduceert? Dat kan enorm schelen in de handhavingscapaciteit en maakt een einde aan de mogelijkheden om alcohol onder de leeftijdsgrens te kopen.

Steeds meer onderzoek wijst uit dat een verbod op alcoholreclame naast prijsmaatregelen en het handhaven van de leeftijdsgrens de meest effectieve methode is om schadelijk alcoholgebruik tegen te gaan. Daarom heeft de SGP-fractie een amendement op stuk nr. 10 ingediend om dit te bereiken. Het wordt tijd om eens echt werk te maken van een verbod op reclame en sponsoring door de alcoholbranche. Ik heb daarvoor een aantal argumenten.

In de eerste plaats hebben alcoholreclames een ongekende aantrekkingskracht op jongeren. Onderzoek wijst uit dat jongeren vroeger beginnen met drinken en meer drinken wanneer zij aan meer alcoholreclame worden blootgesteld. Deze wetenschappelijke conclusie is tevens bevestigd door de Science Group of the European Alcohol and Health Forum van de Europese Commissie.

In de tweede plaats ondergraaft alcoholreclame de preventieboodschap, omdat daarin de indruk wordt gewekt dat het een normaal en onschadelijk middel is en nog stoer ook.

In de derde plaats is een alcoholreclameverbod tussen 6.00 uur en 21.00 uur volgens de SGP-fractie onvoldoende, omdat de doelgroep van jongeren rond de 16 jaar – met instemming van de Kamer hopelijk straks 18 jaar – naar onze ervaring dan nog niet naar bed gaat en stopt met televisie kijken. Deze jongeren zien ook na 21.00 uur nog televisieprogramma's en komen dus nog te veel in aanraking met alcoholreclames. Sinds de invoering van de alcoholreclamebeperking zien jongeren na 21.00 uur zelfs méér alcoholreclames, zoals blijkt uit data van The Nielsen Company.

In de vierde plaats heeft zelfregulering van alcoholreclames tot niets geleid. Als er al een klacht wordt ingediend, omdat een reclame overduidelijk in strijd is met de code, wordt die heel vaak afgewezen. Dit komt doordat de alcoholadverteerders de regels zo specifiek hebben geformuleerd, dat veel aantrekkelijke reclame hierbuiten valt en dus gewoon is toegestaan, ondanks de aantrekkelijkheid voor jongeren. Wie dat niet gelooft, kan bij mij langskomen of mij verzoeken voorbeelden op te sturen. Ik heb een mapje met voorbeelden klaarliggen.

In de vijfde plaats is er met een algeheel verbod niet langer meer een onderscheid tussen reclame voor alcohol en reclame voor tabak. Ook tabaksreclame is verboden en alles wijst erop dat dit zijn vruchten begint af te werpen! In feite is er geen wezenlijk verschil tussen alcohol en tabak: beide stoffen zijn kankerverwekkend, brengen vergelijkbare schade toe aan de maatschappij en zijn slecht voor kinderen. In de draft van het WHO European Action Plan voor 2012–2020 stelt de WHO dan ook voor om stapsgewijs toe te werken naar een totaalverbod op alcoholreclame.

Ik vraag de minister om inhoudelijk te reageren op mijn analyse. Bovendien vraag ik haar, gezien de overtuigende argumenten voor het alcoholreclameverbod dat ik in het amendement voorstel, hierover een positief advies aan de Kamer mee te geven.

Mocht deze minister een algemeen verbod op alcoholreclame, ondanks alle goede argumenten, toch naast zich neerleggen, dan vraag ik haar toch op zijn minst artikel 15 van de Europese richtlijn Audiovisuele mediadiensten in de wet op te nemen, deels ter vervanging van de huidige code. Erkent de minister dat bijna geen enkel Europees land de regelgeving rondom alcoholreclame heeft uitbesteed aan de alcoholbranche zelf? De Europese Commissie heeft verscheidene keren aan Nederland laten weten twijfels te hebben over de correcte naleving van artikel 15 van de richtlijn. Ook in Nederland is in verschillende evaluaties van de Reclame Code geconstateerd dat "het instrument van zelfregulering onvoldoende zwaar is, niet ver genoeg reikt en derhalve een onvoldoende bijdrage levert aan het alcoholpreventiebeleid richting jongeren". Diverse wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit dat zelfregulering niet effectief is.

Als artikel 15 van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten alsnog wordt opgenomen in de Mediawet, vindt de SGP het belangrijk dat de toetsing van alcoholreclames plaatsvindt door een onafhankelijke instantie, die naast de reclamevrijheid ook let op de gezondheidsaspecten. Daarmee weet Nederland zeker dat het voldoet aan de richtlijn. Graag hoor ik van de minister of zij hierop een nota van wijziging aan de Kamer wil aanbieden. Als zij daar niet toe bereid is, overweeg ik op dit punt een amendement in te dienen.

Mijn laatste punt is het opnemen van een definitie van alcoholreclame in de Drank- en Horecawet. We zien dat de alcoholproducenten steeds nieuwe en meer interactieve, gepersonaliseerde vormen van alcoholmarketing ontwikkelen. We zien echter dat in de nieuwste versies van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken niets is opgenomen over het relatief nieuwe fenomeen buzzmarketing, oftewel mond-tot-mondreclame. Daardoor zal er, als we niet oppassen, een verschuiving optreden naar minder controleerbare marketingvormen die ook nog eens aan geen enkele regel hoeven te voldoen. Omdat de industrie zichzelf niet op nog onontgonnen gebieden aan banden zal leggen, vindt de SGP het van belang dat in de wetstekst een sluitende definitie van alcoholreclame wordt opgenomen die ook nieuwe vormen van marketing omvat. Artikel 2 van de Drank- en Horecawet maakt dit mogelijk. Graag hoor ik van de minister of zij hiertoe een nota van wijziging wil indienen bij de Kamer. Zo niet, dan overweegt mijn fractie om ook op dit punt een amendement in te dienen.

Voorzitter: Van Beek

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Straus, die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Ik heb bewust even gewacht op mijn drankje, want ik wil allereerst een non-alcoholische toost op u allen uitbrengen. Ik vind het heel plezierig dat u hier vandaag allemaal bent om dit voor mij heel bijzondere moment mee te maken. Proost!

Voorzitter. Alle gekheid op een stokje. Het onderwerp van vandaag is serieus genoeg om er vooral nuchter naar te kijken. In 2010 werden 684 jongeren behandeld door een kinderarts in een ziekenhuis omdat zij zich te buiten waren gegaan aan het drinken van alcohol. Deze jongeren zijn geen zogenaamde probleemjongeren, maar zijn een afspiegeling van de gemiddelde Nederlandse jongere, jongens en meisjes. De alcohol wordt meestal verkregen via vrienden, maar vaak ook via de horeca, de supermarkt of de slijterij.

Alcohol is een vast onderdeel van onze samenleving, maar is geen kinderspel. Studies wijzen uit dat degenen die op jonge leeftijd drinken, een grotere kans lopen om verslaafd te raken als zij volwassen zijn. Bovendien worden de hersenen bij minderjarigen onomkeerbaar geremd of beschadigd bij overmatig alcoholgebruik. Dit kan de leerprestaties verminderen, met alle gevolgen voor de toekomstmogelijkheden voor de jongeren. Drank maakt meer kapot dan je lief is. Dat geldt zeker voor jonge mensen. De VVD is dan ook blij dat de minister in dit wetsvoorstel de gedeelde verantwoordelijkheid centraal stelt door stevig in te zetten op de naleving van de leeftijdsgrens van 16 jaar. Alcoholverkoop is verboden aan jongeren onder de 16 jaar. Hiervoor is en blijft de ondernemer verantwoordelijk. Maar de jongere zelf is ook in overtreding bij de aanwezigheid van alcohol in de openbare ruimte als hij nog geen 16 jaar is. Hij kan hiervoor een boete krijgen die oploopt tot maximaal € 380. Hiermee gaat de langgekoesterde wens van de VVD om de verantwoordelijkheid ook bij de jongere te leggen en om ook de ouders hierop indirect aan te spreken, in vervulling. Wij gaan ervan uit dat hierin in de praktijk wel enige proportionaliteit wordt gehanteerd en dat bijvoorbeeld een kind achterop de fiets bij oma, die een flesje advocaat in haar tas heeft, niet wordt bestraft. Graag horen wij van de minister hoe dit precies zit.

Een duidelijke lijn is makkelijker te handhaven dan een diffuse norm. Niet alleen voor de ondernemers, maar ook voor de jongeren zal deze duidelijkheid beter te begrijpen zijn en het signaal geven dat ook zijzelf een verantwoordelijkheid hebben. Een duidelijke lijn zal mogelijk zelfs een preventieve werking hebben. Het gevaar van een strakke lijn van 16 jaar is echter dat de jongeren hun zestiende verjaardag zien als een soort inauguratiemoment, een overgangsritueel naar een nieuwe fase, en dat zij dan helemaal losgaan. Het is daarom van belang te constateren dat gedrag niet wordt veranderd door wetgeving alleen. Jongeren geven zelf aan dat in hun thuissituatie vaak helemaal geen afspraken zijn gemaakt over alcoholgebruik, zoals dat veelal wel gebruikelijk is voor bijvoorbeeld roken. Het is blijkbaar nog steeds niet vanzelfsprekend dat ouders over het gebruik van alcohol grenzen stellen aan hun kinderen.

De tijd is echter voorbij dat het normaal is dat ouders denken dat zij hun kind moeten leren om alcohol te drinken, of dat nu is bij de nasi, zoals mevrouw Bouwmeester graag naar voren brengt, of door het oogluikend toestaan van het drinken van een sneeuwwitje tijdens het plaatselijke zomerfeest. Voor de kenners: dit is de Limburgse voorganger van het mixdrankje. Een eerste stap in deze discussie is dus wel gezet: wij zijn het er allemaal over eens dat alcoholgebruik door jonge mensen niet oké is. Het agenderen van dit gegeven alleen al leek enige tijd geleden lastig zat. Nu is het zaak om het vervolg in te zetten en het niet drinken van alcohol door jongeren een maatschappelijke norm te laten zijn. Ouders, maar ook andere volwassenen, wij allemaal, hebben hierin een voorbeeldfunctie.

Een gedeelde verantwoordelijkheid betekent echter ook dat afspraken moeten worden nageleefd. Het kabinet gaat in gesprek met het betrokken bedrijfsleven om te bevorderen dat de geldende normen beter worden nageleefd. Dat is dringend nodig. Jongeren kunnen nog steeds veel te gemakkelijk alcohol kopen in bijvoorbeeld de supermarkt. Ik vraag de minister hoe zij dit gaat aanpakken. Wat is haar doel bij deze gesprekken en op welke termijn verwacht zij dat de eerste resultaten in de praktijk zichtbaar zullen zijn?

Ook wil het kabinet inzetten op een positief leefstijlbeleid, waarin jongeren actief weerbaar worden gemaakt tegen de verleidingen van alledag, in plaats van dat men deze verleidingen weert uit het straatbeeld. Het moet vanzelfsprekend zijn dat je je ook prima kunt amuseren zonder dat er alcohol en/of drugs aan te pas komen. In de nota over het gezondheidsbeleid, die de minister onlangs naar de Kamer heeft gestuurd, stelt zij dan ook voor om de jeugd toe te rusten om zelf verantwoordelijkheid te kunnen nemen. De communicatie daarover moet wel aansluiten bij de belevingswereld van de jongeren, bijvoorbeeld door middel van gebruik van social media en peer-to-peereducatie. Jongeren moeten zelf tot de conclusie komen dat zij beter niet kunnen drinken. Ook het Trimbos-instituut geeft aan goede ervaringen te hebben met social media op dit punt. De minister ziet hier meer in dan in grote campagnes en zij wil die dan ook stopzetten. Op zich spreekt deze aanpak ons aan, maar graag horen wij van de minister nog eens duidelijk haar beweegredenen voor deze keuze.

De gemeenten krijgen een belangrijke rol na deze wetswijziging. Zo krijgen zij nieuwe verordenende bevoegdheden, waardoor zij eigen aanvullend alcoholbeleid kunnen maken, aansluitend bij de specifieke lokale omstandigheden. Dat past in een regierol voor het lokale veiligheidsbeleid. Gemeenten kunnen hiermee een maatschappelijke discussie starten over verantwoorde alcoholverstrekking en het voorkomen van oneerlijke concurrentie door paracommerciële instellingen. Te denken valt hierbij aan afspraken met scholen, bijvoorbeeld door de introductie van de alcoholvrije school of het vignet "gezonde school", met sportverenigingen, bijvoorbeeld door geen alcohol te schenken in de kantine tijdens sportactiviteiten voor leden tot 16 jaar en met studentenverenigingen, die nu vaak al een modelalcoholbestuursreglement hebben. Ook de rol van de ouders kan hierbij worden betrokken. Ik denk aan voorlichting via ouderavonden op school, al vanaf groep 7 en 8, en actieve informatie als een kind heeft geprobeerd om drank aan te kopen.

De VVD-fractie vindt het belangrijk dat het lokale alcoholbeleid wel voldoende recht doet aan de diversiteit van de actoren op dit gebied. Een studentenvereniging is nu eenmaal iets heel anders dan een sportvereniging. Als er al goede afspraken zijn, kunnen deze zo veel mogelijk in het nieuwe beleid worden overgenomen. Graag krijg ik ook op dit punt een reactie van de minister.

Van goed lokaal alcoholbeleid zijn al voorbeelden aanwezig, waarbij gemeenten vooruitlopend op hun nieuwe wettelijke taken en bevoegdheden hun verantwoordelijkheid hebben genomen om alcoholgebruik van jongeren onder de 16 tegen te gaan. Er zijn echter ook gemeenten die minder prioriteit geven aan lokaal alcoholbeleid. Hoe wil de minister hiermee omgaan?

Met deze wetswijziging worden gemeenten ook verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de Drank- en Horecawet. De VVD is van mening dat dit een kans biedt om de handhaving nu ook echt te verbeteren, want dat is bij dit onderwerp wat ons betreft cruciaal. Wij kunnen hier vanuit de Kamer telkens weer nieuwe regels maken, maar zolang deze niet worden gehandhaafd, schiet dat natuurlijk helemaal niet op. Gemeenten zien veel eerder welke problemen er in hun gemeente spelen en kunnen daar dan gericht op inspelen, veel beter dan wij dat hier vanuit Den Haag kunnen doen. Ook het feit dat de burgemeester kan ingrijpen als supermarkten alcohol aan minderjarigen verkopen, vinden wij een goed idee.

Wel hebben wij nog steeds vragen bij de handhavingsbereidheid van gemeenten. Sommige gemeenten doen het nu al uitzonderlijk goed, maar dat geldt niet voor alle gemeenten. Misschien is de website waarstaatjegemeente.nl voldoende om de resultaten van de gemeenten op het gebied van alcoholbeleid inzichtelijk te maken, maar op een ander dossier waarover ik woordvoerder mag zijn en waar ik mevrouw Kooiman ook af en toe tegenkom, de kinderopvang, is de desbetreffende minister voornemens om jaarlijks een rapport naar de gemeenteraden te sturen met daarin de stand van zaken, met plussen en minnen. Is dit wellicht een aanpak die de minister ook op dit dossier zou kunnen gebruiken?

In het voorstel staat dat nog twee jaar lang een expertisecentrum bij de Voedsel en Waren Autoriteit blijft bestaan. Het is goed dat de VWA betrokken is bij de overdracht van kennis en expertise naar de gemeenten, maar wat gebeurt er na die twee jaar? In hoeverre is er dan nog sprake van enige mate van borging van expertise en eenduidigheid van interpretatie? Of gaan de gemeenten dan allemaal naar eigen inzicht de handhaving vormgeven? Maatwerk en prioritering, ja. Maar het lijkt ons niet gewenst als in elke gemeente de interpretatie van de wet verschillend wordt vormgegeven. Ook komt er een handreiking voor gemeenten met betrekking tot toezicht. Wij zouden graag willen weten wat deze handreiking gaat inhouden.

De VVD zou graag zien dat er een evaluatie van deze wetswijziging komt, bijvoorbeeld over vijf jaar. Dan zouden wij graag zien dat hierin in ieder geval wordt meegenomen de aanpak van de diverse gemeenten, de hopelijk verbetering van de handhaving en de effecten van de 16-jaargrens op zowel jongeren als de naleving door de verkopers. Graag horen wij van de minister of zij dit kan toezeggen.

Het is ons ook niet geheel duidelijk welke financiële afspraken er met de gemeenten over decentralisatie van de handhaving zijn gemaakt. Er wordt 150 mln. per jaar bijgestort in het Gemeentefonds voor dit onderwerp, maar zijn de gemeenten dan ook echt in staat om goed te handhaven? Dat is tenslotte het belangrijkste element van deze wetswijziging.

De VVD is blij dat deze wetswijziging tegemoetkomt aan het terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Het niet langer hoeven aanvragen van een geheel nieuwe vergunning bij verandering van leidinggevenden, maar het volstaan met een aanhangsel en het invoeren van een landelijk formulier is een absolute verbetering. Wij gaan terug van 9000 naar 2000 vergunningsaanvragen per jaar en deze aanvragen worden ook nog eens gemakkelijker. Ook vindt de VVD het positief dat de examencommissie van Stichting Vakonderwijs Horeca, de SVH, zal zorgen voor een digitaal landelijk systeem met daarin persoonsgegevens van iedereen die een SVH-certificaat heeft behaald. Zo kan de burgemeester of toezichthouder meteen zien of een beoogd leidinggevende wel over de benodigde papieren beschikt. Wel is het dan natuurlijk zaak dat dit systeem altijd gevuld is met de meest recente informatie. Graag horen wij de reactie van de minister hierop.

In de Drank- en Horecawet zitten screeningmogelijkheden voor de burgemeester om een integriteitstoets te doen op de aanvrager van een vergunning. Ons bereiken echter signalen dat dit niet altijd de gewenste informatie oplevert. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid om een verzoek in het kader van de Wet Bibob te doen, maar dan moet er al een vermoeden zijn dat er iets aan de hand is. Om een paar voorbeelden te noemen: antecedenten ouder dan vijf jaar komen bij de screening niet naar boven, net zoals economische delicten en veroordelingen in het buitenland. Verder is ook binnenlandse informatie beperkt, omdat lokale straffen, bijvoorbeeld bestuurlijke boetes, op basis van de APV in een andere gemeente niet zichtbaar zijn. Ook staan soms overtredingen uit het verleden op naam van de rechtspersoon en soms ook weer op de naam van de vergunninghouder als natuurlijk persoon. Daardoor wordt vaak cruciale informatie bij de screening gemist. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Wellicht dat dit punt ook kan worden meegenomen in de aankomende evaluatie van de Wet Bibob.

Mijn voorganger op dit dossier, de heer Zijlstra, heeft bij de eerste behandeling van deze wetswijziging in 2010 een aantal amendementen ingediend en medeondertekend. De VVD is blij om te zien dat een aantal daarvan verwerkt zijn in de derde nota van wijziging. Zo wordt bijvoorbeeld de definitie van "openbare weg" ruimer geformuleerd, zodat het voor jongeren tot 16 jaar vrijwel overal in de publieke ruimte verboden is om alcoholische dranken bij zich te hebben. Ons amendement op stuk nr. 32 is daarmee overbodig geworden. Een aantal andere amendementen waar wij medeondertekenaar van zijn in mijn ogen ook, maar ik laat het aan de eerste indieners om daarover in eerste instantie te oordelen.

Het amendement op stuk nr. 33 gaat over de leidinggevende die geen bemoeienis heeft met de bedrijfsvoering. Wij beraden ons hierop nog. Wij vragen de minister om een reactie op het amendement, omdat wij liever een ontheffing zien dan een uitzondering, zoals nu wordt voorgesteld. Ook is ons niet duidelijk over hoeveel situaties wij praten waarvoor dan zo'n uitzondering gemaakt moet worden.

Het amendement op stuk nr. 36 dien ik graag opnieuw in, want met deze wetswijziging is voor nieuwe leidinggevenden nog slechts een melding vereist. Vanaf het moment dat de vergunninghouder beschikt over de ontvangstbevestiging van deze melding, dus nog niet over het definitieve aanhangsel van de vergunning, mag de nieuwe leidinggevende al functioneren. Hierdoor ontstaat gedurende de afhandeling van de melding de situatie dat een leidinggevende die criminele antecedenten heeft, toch legaal achter de bar kan staan. Om dit tegen te gaan, kan de burgemeester de vergunning intrekken als dit drie keer in twee jaar gebeurt. Dat willen wij graag aanscherpen naar twee keer in drie jaar.

Ook de amendementen die betrekking hebben op de koppeling van toegangsleeftijden aan sluitingstijden en de mogelijkheid om prijsacties te reguleren (stukken nrs. 29 en 38), dien ik opnieuw in. De verkoop van alcohol door ondernemers en het aanwezig hebben van alcohol in de publieke ruimte voor jongeren onder de 16 wordt strafbaar. Dit lijken ons maatregelen die daar nog eens bovenop komen. Dat is wat ons betreft te veel van het goede. De ondernemers worden op kosten gejaagd door bijvoorbeeld deurtoezicht, en in hun ondernemerschap onnodig belemmerd. Bovendien is ons tot nu toe nog onvoldoende duidelijk geworden of dit type maatregelen niet juist het probleem verplaatst in plaats van beperkt. Ik hoor graag een reactie van de minister.

Ik sluit af. Op 14 oktober 1959 bij het bijeenroepingsuur 20.00 uur stond mijn politieke voorbeeld, mevrouw Haya van Someren-Downer, voor het eerst op het spreekgestoelte in de Tweede Kamer. Ook toen ging het over de decentralisatie van taken van het Rijk naar de gemeenten die jongeren betroffen, namelijk een wijziging van de Onderwijswet. Helaas ben ik, vanwege het vroegtijdig overlijden, nooit in de gelegenheid gewest om haar persoonlijk te vragen hoe zij het vond om hier te staan. Toch denk ik dat zij het met mij eens zou zijn dat het heel bijzonder is om hier, in het hart van de Nederlandse democratie, te mogen werken. De VVD staat voor de vrijheid om mensen te stimuleren het beste uit zichzelf te halen. Ieder mens is daarbij uniek. Als Kamerlid voor de VVD heb ik het ideaal en de verantwoordelijkheid om het functioneren van de overheid te helpen verbeteren om daardoor mensen beter in staat te stellen in vrijheid hun eigen keuze in het leven te maken. Daarom zeg ik het Haya van Someren volmondig na: "Vrijheid is voor mij regelrecht verwant met geluk. Dat is niet alleen mijn politieke keuze, dat is mijn levenskeuze."

(applaus)

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech. Ik hoop dat wij u nog heel vaak mogen horen, maar ik kan u niet de garantie geven dat u dan opnieuw niet onderbroken wordt.

Mevrouw Straus wenst het amendement op stuk nr. 32 in te trekken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. De voorgestelde wijziging van de Drank- en Horecawet die wij vandaag bespreken heeft drie doelen: het verlichten van administratieve lasten, het tegengaan van overlast door alcoholgebruik van jongeren en het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren vanwege de gezondheidsrisico's. Met de wijzigingen ter verlichting van de administratieve lasten kunnen wij instemmen. De vereenvoudiging van het vergunningstelsel, het afschaffen van het interbestuurlijk toezicht, de mogelijkheid om in bepaalde gevallen soepeler om te gaan met dure verplichtingen en de sociale hygiëne kunnen wij steunen. Ik zal op deze onderdelen verder niet ingaan.

Ook het tegengaan van overlast veroorzaakt door alcoholgebruik is een nastrevenswaardig doel. Wij zien echter niet dat dit doel efficiënt gediend wordt door een verbod voor jongeren om alcohol bij zich te hebben in de publieke ruimte. Er zijn volgens ons voldoende middelen om op te treden tegen overlast, bijvoorbeeld artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot openbare dronkenschap. Dat artikel wordt wellicht te weinig gebruikt. Het verbod op het aanwezig hebben van alcohol gaat volgens ons vele stappen te ver. Het criminaliseert een op zich onschuldig feit en dat is niet de weg die wij op moeten gaan. We moeten niet het net van wetgeving over een groot aantal gedragingen gooien omdat het ons niet lukt de gedragingen waar het echt om gaat gericht aan te pakken. Zeker niet als er wel degelijk strenger kan worden opgetreden tegen de werkelijke misstanden.

Overlast, al dan niet door alcoholmisbruik veroorzaakt, kan beter worden bestreden door de overlast zelf consequent aan te pakken en streng te bestraffen. Het is niet nodig, en al helemaal niet proportioneel, om daarbij het aanwezig hebben van alcohol strafbaar te maken. Dat aanwezig hebben kan immers pas via een aantal tussenstappen tot overlast leiden. De alcohol moet nog gedronken worden, er moet te veel van gedronken worden en vervolgens moet de drinker er nog lastig door worden.

Het strafbaar stellen van het aanwezig hebben van alcohol door jongeren verhoudt zich tot het doel overlast bestrijden op dezelfde manier als een aanwezigheidsverbod van jongeren in de openbare ruimte. Voor alle duidelijkheid: dit is natuurlijk niet een voorstel. Niet van ons en niet van enige andere partij hier; ik schets de mogelijkheid om te illustreren wat ik mis vind aan het huidige wetsvoorstel. Als we jongeren van de straat zouden houden, kunnen ze daar ook geen overlast meer veroorzaken, ook niet als ze geen alcohol gebruiken. Iedereen zal het met me eens zijn dat in dit voorbeeld het middel volkomen onrechtvaardig, misplaatst en disproportioneel is, hoewel het de overlast van jongeren beter zou bestrijden dan een verbod op de aanwezigheid van alcohol.

Geen steun voor dit nieuwe verbod door de Partij voor de Vrijheid. We hadden een amendement in gedachten, zoals De Telegraaf vanochtend al aankondigde, dat enkele uren later door mevrouw Kooiman werd ingediend. Bedankt daarvoor! Het was niet nodig geweest, maar goed, we kunnen het misschien wel samen doen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is precies mijn voorstel. Ik was er dit weekend mee bezig en mijn collega Leijten heeft dit standpunt ook ingenomen. Als mevrouw Agema dit graag samen wil indienen, dan zullen wij het opnieuw indienen met ook haar naam eronder.

Mevrouw Agema (PVV):

Hartstikke goed.

Het amendement-Van der Ham op stuk nr. 30 dat ook dit aanwezigheidsverbod verwijdert, maar daar een onnodig aankoopverbod van alcohol door jongeren aan toevoegt, zullen wij niet steunen. Er is immers al een verbod om alcohol aan jongeren te verkopen, hoewel dat verbod slecht wordt gehandhaafd en nageleefd. We lazen het vorige week nog in de Zeeuwse pers. Uit een onderzoek in opdracht van de Zeeuwse projectgroep Jeugd en Alcohol bleek dat 15-jarigen in 68% van alle Zeeuwse slijterijen en supermarkten gemakkelijk aan alcohol konden komen. In de helft van de gevallen werd geen identificatie gevraagd. In 21% van de gevallen werd daar wel om gevraagd, maar werd desondanks alcohol verkocht aan 15-jarigen. Eerder leverde soortgelijk opgezet landelijk onderzoek door de Universiteit Twente vergelijkbare resultaten op. Drie van de vier aankooppogingen door jongens en meisjes van 14 en 15 jaar slaagden. Een minderheid moet een tweede of derde poging doen, maar ze slagen uiteindelijk allemaal. Zie hier het effect van een wet met een beperkt maatschappelijk draagvlak, die nauwelijks wordt gehandhaafd door het houden van controles door de VWA. De VWA controleert momenteel, lazen we in de memorie van toelichting, zo'n 10.000 keer per jaar op naleving van de leeftijdsgrenzen. Bij 61.000 verkooppunten betekent dit dat een verkooppunt gemiddeld eens per zes jaar op naleving van de leeftijdsgrenzen wordt gecontroleerd. Wij begrijpen daarom het voornemen om de controlebevoegdheid te leggen bij de gemeente. Hoewel we bedenkingen hebben bij de effectiviteit en de proportionaliteit van het verkoopverbod zelf willen we deze maatregel steunen, uit het perspectief van wetshandhaving. Het heeft geen zin om hier allemaal wetten te maken die niet of nauwelijks worden gehandhaafd en nageleefd. We willen het verkoopverbod een kans geven door het toezicht aan de gemeenten te laten.

Ook de nieuwe bevoegdheid van gemeenten om regels op te stellen voor paracommerciële alcoholverkoop, zoals bij sportverenigingen en studentenverenigingen, kunnen we steunen. Maar wij steunen niet de voorstellen om gemeenten dwingende regels te laten stellen aan prijsacties om sluitingstijden te koppelen aan toegangsleeftijden. Dat is namelijk aan ondernemers. We geloven niet dat dit effectieve maatregelen zijn om alcoholmisbruik tegen te gaan. Wij zijn ervan overtuigd dat dit ongewenste beperkingen zijn voor ondernemers en hun klanten. De koppeling van toegangsleeftijden en sluitingstijden zal naar onze inschatting bovendien leiden tot een grote lastenverzwaring voor ondernemers die zo'n koppeling zouden moeten handhaven door extra deurpersoneel in te zetten om het allemaal te controleren. De redenering die de regering vorig jaar tegenover dit bezwaar stelde, was dat bedrijven die langer open willen blijven toch al op hun oude publiek mikken, en aan de deur controleren. Maar dit is een slag in de lucht. Afhankelijk van hoe gemeenten van deze nieuwe mogelijkheden gebruik maken, zal volgens onze inschatting heel veel extra controlewerk nodig zijn, mogelijk vele malen meer dan de verlichting van administratieve lasten elders in deze wetswijziging. Ga maar na: de lastenverlichtingen gaan over infrequente handelingen, het al dan niet ophangen van een bordje of een sticker, maar een ingewikkelde koppeling van sluitingstijden aan toegangsleeftijden zou elke avond tot extra werk leiden voor horecagelegenheden. We zullen om deze ongewenste uitbreiding van gemeentelijke bevoegdheden uit te sluiten, steun geven aan de amendementen op stukken nrs. 29 en 38.

Alcohol bestaat, en een matig gebruik draagt zelfs bij aan het levensgeluk en volgens sommige geleerden zelfs aan de gezondheid. Het is moeilijk om de gunstige kanten van normaal gebruik te behouden en om het misbruik met zijn sociale en gezondheidsschade geheel uit te bannen. Ik waardeer de verschillende gezichtspunten en de pogingen om dit zo goed mogelijk te doen. Maar mijn partij denkt niet dat het de meest veelbelovende weg is om dit via steeds nieuwe verboden af te dwingen, zelfs niet voor jongeren. Het is logisch dat jongeren bij het omgaan met alcohol wel eens de mist ingaan. Alle begin is moeilijk. Het zorgelijkste aspect van de hedendaagse jeugdcultuur is dat excessen in alcoholgebruik door veel jongeren niet als zodanig worden gezien, maar zelfs statusverhogend werken. Het zou te maken kunnen hebben met de puberale neiging om maatschappelijke normen te willen tarten.

Tegen die neiging helpen wetten niet, wellicht het tegendeel. Kansrijker is een mentaliteitsverandering, waardoor te veel drinken niet langer als normaal wordt geaccepteerd, of zelfs stoer wordt gevonden. Gezien de lange geschiedenis van alcoholgebruik zal zo'n mentaliteitsverandering niet morgen of volgende week plaatsvinden. Het is een kwestie van opvoeding, niet alleen van kinderen door ouders, maar ook door volwassenen van elkaar. Het is natuurlijk mooi dat het percentage kinderen onder de 16 dat wel eens alcohol drinkt de afgelopen acht jaar is gehalveerd.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik vind het jammer dat u over comakinderen zegt: alle begin is moeilijk. Jammer. Ik neem aan dat u nog wel vindt dat de leeftijd van 16 moet worden gehandhaafd. Mogen we de industrie om een bijdrage vragen voor de handhavingskosten?

Mevrouw Agema (PVV):

Het eerste wat u zei vond ik nogal walgelijk. Natuurlijk is comazuipen voor de ouders van de betrokken kinderen iets wat ze niet mee willen maken. Dat zomaar even tussen neus en lippen door hier op mijn bordje leggen, vind ik echt buitenproportioneel. In 99% van de gevallen gaat het namelijk goed met kinderen. Het helpt niet om alles maar te verbieden en een deken van verboden uit te spreiden over Nederland. Dat gaat niet werken. De gemiddelde leeftijd waarop kinderen in het ziekenhuis komen als gevolg van comazuipen, is 13,5 jaar. Alle voorstellen die mevrouw Bouwmeester hier doet, zullen dat ook niet verhelpen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik stel vast dat mevrouw Agema zegt: alle begin is moeilijk. Dat zijn haar woorden en die laat ik geheel voor haar rekening. Dat mag zij vinden, maar mijn vraag betreft heel concreet de handhaving, die niet op orde is. Er moeten meer handhavers komen om het probleem onder de 16 op orde te brengen. Daar is geld voor nodig. Vindt zij dat de industrie daaraan ook mee moet betalen? Steunt zij dat voorstel van de SP en de Partij van de Arbeid?

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, ik denk dat het overhevelen van die bevoegdheden van de Voedsel en Waren Autoriteit naar de gemeenten een goede stap is. Die zullen we steunen. We zullen moeten aankijken of deze tot die goede verbetering leidt. Maar om nu meteen de portemonnee te trekken in tijden van economische neergang of om in tijden van economische neergang meer van de horecaondernemers te vragen, daar zijn wij geen voorstander van.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb uit de media begrepen dat u tegen strafbaarstelling van het bezit van alcohol bij jongeren bent. Dat klopt toch? Hoe kunt u de geluiden van de politie negeren? Zij zegt: geef ons alstublieft een middel in handen om het overmatig alcoholgebruik in de openbare ruimte tegen te gaan. Dit is een maatregel die breed door de Kamer wordt gesteund en die zowel door dit kabinet als door het vorige kabinet wordt ondersteund. Wat zegt u dan tegen die politieagenten, die nu machteloos staan?

Mevrouw Agema (PVV):

Dat zij die mogelijkheid al hebben met artikel 453 Wetboek van Strafrecht over openbare dronkenschap. Ja, het is wel zo.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, maar u zult ook wat onderzoek hebben gedaan en dan hebt u van dezelfde politiemensen of wetenschappers gehoord dat het heel lastig is om die jongeren in de kraag te grijpen. Het gaat heel langzaam bij die jongeren en opeens gaan zij om. Dan zijn we te laat, want dan zitten ze in een coma en dan gaan ze weer naar dokter Van der Lely. Het argument om dit strafbaar te stellen is dat de politie eerder zou moeten ingrijpen om overmatig alcoholgebruik in de openbare ruimte tegen te gaan. Het argument is dat de politie nu niets kan doen, behalve dan die jongens uit de sloot oprapen wanneer het al te ver is gegaan.

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, dat kunnen zij wel, want dat artikel is niet aan leeftijd gebonden. Wat de heer Voordewind wil, kan al via artikel 453 WvS. Daar is geen nieuwe wet voor nodig. Dat zou alleen een schijnwet zijn. Ondanks dat het heel ernstig is, wanneer dat comazuipen gebeurt, vind ik dat de heer Voordewind net als mevrouw Bouwmeester het beeld schetst dat alle jongeren die een keer drinken, omvallen en in het ziekenhuis terechtkomen, maar dat is niet zo. Dat wilde ik nog even aanstippen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het probleem is natuurlijk groter dan de comazuipers, laat dat duidelijk zijn. Het gaat om 20% van onze jeugd, die overmatig alcohol gebruikt, waardoor de hersenen worden beschadigd, niet voor een of twee jaar, maar voor hun hele leven. Dat heeft grote impact, ook op de samenleving, want deze jongeren vormen de nieuwe generatie en moeten straks de banen oppakken. Ik zie liever niet dat mevrouw Agema dat bagatelliseert, want het gaat om grote gezondheidsschade onder jongeren.

Je hebt wel een apart strafwetartikel nodig, omdat deze jongeren nu niet strafbaar zijn wanneer zij in het bezit zijn van alcohol. Als zij omvallen, dus als zij dronken over straat gaan, dan heeft mevrouw Agema gelijk, maar de politie wil dat verschijnsel voor zijn en jongeren die grote kratten alcohol staan te drinken, meteen in de kraag kunnen vatten. Dat is het argument van de politie.

Mevrouw Agema (PVV):

Nee, mijnheer Voordewind heeft ongelijk. Het artikel 453 WvS dat ik al een aantal keren noemde, biedt voldoende aanknopingspunten. Het is alleen maar een extra wet. Te stellen dat 20% van de jongeren zoveel schade zal oplopen aan de hersenen, zoals de heer Voordewind zegt, dat is gewoon echt overdreven.

Het gaat erom dat de overheid niet alles kan afregelen. De overheid kan niet, zoals je ook in deze wetswijziging ziet, allemaal wetten en regels over jongeren heen gooien en dan stellen dan zij straks de grote boeman zijn. De ouders moeten thuis zeggen: waar ga je naartoe; wat heb je gedaan; wat ga je volgende week doen? Bij een patroon van steeds te veel drinken zou ik mijn eigen kind niet meer laten uitgaan. Dat is dan de consequentie van er onverstandig mee omgaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nog een slotopmerking. Ik vind het echt onbegrijpelijk dat mevrouw Agema de hersenschade in twijfel trekt. Als wetenschappers het ergens over eens zijn, dan is het over de hersenschade bij jongeren. Het is zeer betreurenswaardig dat mevrouw Agema dit zegt.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik trek wel in twijfel dat, zoals de heer Voordewind stelt, 20% van onze jongeren zoveel hersenschade oploopt dat zij straks problemen krijgen in de samenleving. Ik zou dat graag nog eens willen nalezen; ik heb het niet in de stukken aangetroffen.

Mevrouw Kooiman (SP):

De PVV heeft hier een grote mond over comazuipende jongeren. Dat is terecht, want het is een groot probleem. Het verbaast me echter dat mevrouw Agema dan ook zegt: we zijn het eens met de decentralisatie, het is prima dat de regels voor de alcoholindustrie soepeler worden. De Partij van de Arbeid en de SP hebben hierover een voorstel gedaan dat neerkomt op: de vervuiler betaalt. Als de alcoholindustrie zich niet aan de regels houdt, dan moet zij een bijdrage leveren aan toezicht en handhaving. Daar kan de PVV het toch niet mee oneens zijn?

Mevrouw Agema (PVV):

Ik geef daarop eigenlijk precies hetzelfde antwoord als aan mevrouw Bouwmeester. Deze taak wordt overgeheveld van de Voedsel en Waren Autoriteit naar de gemeenten. Ik verwacht zeker dat daardoor de controles geïntensiveerd zullen worden. Op dit moment zie ik het niet zitten om op voorhand ondernemers geld af te troggelen door hen te laten meebetalen. Ondernemers hebben het in deze tijd al zwaar genoeg. Ze krijgen klap op klap. Het is onterecht om hen op voorhand te laten meebetalen.

Mevrouw Kooiman (SP):

In de tatoe-industrie is er een goed handhavingsbeleid en komt 95% de inspecties glansrijk door. Nu stellen we zoiets voor in de alcoholindustrie en dan geeft de PVV niet thuis. Ik snap het gewoon daadwerkelijk niet. De PVV en de SP zijn het erover eens dat we alcoholgebruik onder jongeren goed moeten aanpakken. Wij weten ook dat toezicht en handhaving nu niet goed plaatsvinden. Jongeren komen net zo gemakkelijk aan cola als aan alcohol. Nu kunnen we net als in de tatoe-industrie en bij de banken de branche een beetje helpen. Hoe kan de PVV ertegen zijn om zo het toezicht en de handhaving te verbeteren?

Mevrouw Agema (PVV):

Mevrouw Kooiman zegt dat ze het niet snapt. Dat klopt. Ik heb het twee keer uitgelegd. Eén keer aan mevrouw Kooiman en één keer aan mevrouw Bouwmeester. Daar laat ik het bij.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan kan ik alleen maar concluderen dat de PVV oogkleppen op heeft door niet mee te werken aan regulering, toezicht en handhaving. Wij hebben een concreet voorstel om de vervuiler te laten betalen, maar de PVV geeft niet thuis.

Mevrouw Agema (PVV):

Inderdaad.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik zeg bijna "proost" nu ik dit glas water pak, maar dat is meer omdat ik een droge mond heb gekregen van het de hele tijd hier zitten. Excuus.

Ruim een jaar geleden startte in deze Kamer het debat van vandaag over de wijziging van de Drank- en Horecawet. Het is niet zo dat er in de tussentijds niets is gebeurd, integendeel. Begin dit jaar ontvingen we de derde nota van wijziging. Daarin stelt de regering belangrijke wijzigingen voor ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Wijzigingen die moeten bijdragen aan het terugdringen van alcoholgebruik – of moet ik zeggen "alcoholmisbruik"? – onder vooral jongeren. Ik concludeer dan ook dat de regering zo te zien de gezondheid van jongeren een goed ding waard is. En terecht, want steeds meer wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de negatieve invloed van alcohol op jongeren zeer groot en blijvend is. En ook dat de leeftijd tot waarop jongeren kwetsbaar zijn voor overmatig alcoholgebruik, hoger ligt dan werd aangenomen. D66 vindt daarom dat de rijksoverheid voortdurend aandacht moet blijven houden voor alcoholgebruik en/of -misbruik door jongeren.

Ik begin met stil te staan bij het amendement-Voordewind over het verhogen van de leeftijdsgrens voor de aankoop van zwakalcoholhoudende drank van 16 naar 18 jaar. Mijn fractie heeft daar moeite mee, in meerdere opzichten. Wij weten wat de schadelijke effecten zijn van drank en hebben geen principiële redenen om ertegen te zijn. Wij verwachten echter eigenlijk niet dat je met het verhogen van de leeftijdsgrens alleen, het schadelijke alcoholgebruik onder jongeren onder de 18 jaar enorm terugdringt. Ik zeg dit in de wetenschap dat vooral het handhaven van de bestaande wet- en regelgeving nog steeds niet goed gebeurt. Op de handhaving kom ik nog terug.

Mijn fractie heeft altijd aangegeven open te staan voor experimenten met het verhogen van de leeftijdsgrens. Wij hebben immers nog geen gegevens over de effectiviteit hiervan. De argumentatie om nu te stoppen met die experimenten, vind ik zwak. De minister stopt om twee praktische redenen, te weten het toenemen van het alcoholtoerisme naar naburige gemeenten en de moeilijk aan toeristen uit te leggen tijdelijke gemeentelijke verschillen. Ik wil graag van de minister weten waarom zij de adviezen van onder meer de Wereldgezondheidsorganisatie, het Trimbos-instituut, diverse kinderartsen en enkele grote gemeenten naast zich neerlegt en het experimenteerartikel schrapt. Ik pleit ervoor om wel door te gaan met experimenteren, zodat wij op enig moment weten wat het effect van het verhogen van de leeftijdsgrens is. Graag ontvang ik op dit punt een reactie van de minister. Die zal zij ongetwijfeld geven, want er zijn al amendementen op dit punt ingediend. Wij zullen die amendementen steunen.

Voor de D66-fractie is handhaving prioriteit nummer een.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb twee amendementen ingediend. Het ene gaat over het experimenteerartikel dat wij weer terug in het wetsvoorstel willen zetten, het andere gaat over de verhoging van de leeftijdsgrens naar 18 jaar. Mijn voorkeur gaat uit naar het in één keer invoeren van de leeftijdsgrens van 18 jaar, want dat zou ook het alcoholtoerisme kunnen beperken. Ik begrijp dat mevrouw Dijkstra welwillend staat tegenover het opnemen van het experimenteerartikel. Het gaat ons om de handhaving en het verbeteren van de controle, maar tegelijkertijd willen wij het experimenteerartikel met de grens van 18 jaar invoeren, zoals de gemeenten willen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Wat mij betreft blijven wij zeker doorgaan met experimenteren, wel met een goede nulmeting, duidelijke doelen en goede criteria op basis waarvan de experimenten worden uitgevoerd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben erg blij met het standpunt van mevrouw Dijkstra. Ik hoop dat andere partijen zich daarbij aansluiten, zodat wij in ieder geval de experimenteergemeenten de mogelijkheid geven de leeftijdsgrens op te trekken. Dat is winst.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Mevrouw Dijkstra zegt zeer terecht dat alleen een wet het leven van Nederlanders niet verandert. Om ervoor te zorgen dat kinderen niet meer drinken, zijn een hoge pakkans en een afschrikwekkende boete nodig. Is mevrouw Dijkstra met ons van mening – het is geen heel verrassende vraag – dat de alcoholindustrie net zoals andere sectoren moet bijdragen aan de handhavingskosten, zodat meer mensen ingezet kunnen worden om het effect omhoog te brengen?

Mevrouw Dijkstra (D66):

Naar mijn mening is handhaving van wetten een kwestie van de overheid en niet van de industrie. Wel kunnen wij denken aan de mogelijkheid dat de industrie een bijdrage levert aan de preventie via voorlichting. Dat spreekt mij meer aan.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Wij doen dat bijvoorbeeld via de kansspelautoriteit en wij doen dat ook in de financiële sector en de telecomsector. Zegt mevrouw Dijkstra nu dat de D66-fractie het via de Drank- en Horecawet niet wil doen en haar steun aan die andere wetten terugtrekt? Of maakt zij alleen voor de dranksector een uitzondering?

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik heb nog niet eerder kennisgenomen van het zojuist gepresenteerde voorstel van de fracties van de PvdA en de SP. Ik geef nu mijn eerste reactie hierop, maar ik heb nog niet voldoende inzicht in de wijze waarop dat in de andere sectoren gaat. Ik hoop dat men mij de ruimte geeft om mij daar verder in te verdiepen en daar in tweede termijn op terug te komen.

Ik vervolg mijn betoog met een opmerking over de handhaving. Voor de D66-fractie is handhaving prioriteit nummer een. Jongeren onder de 16 jaar komen nog steeds te gemakkelijk aan alcohol, in de horeca, maar ook in de supermarkten. Dat zal moeten verbeteren. In haar brief van 15 februari jongstleden zegt de minister desgevraagd toe de nadruk te zullen leggen op het naleven en handhaven van de huidige leeftijdsgrens van 16 jaar, maar de vraag is hoe zij dat zal doen. De regering verruimt de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank voor jongeren onder de 16 jaar naar voor het publiek toegankelijke plaatsen, maar hoe zullen de bewindslieden dit handhaven? Graag hoor ik in hoeverre formaties bij de nVWA, dan wel bij gemeenten worden uitgebreid. Nu weet ik dat de regering 150 mln. extra heeft gereserveerd voor veiligheid in Nederlandse gemeenten en dat de extra formatie buitengewone opsporingsambtenaren uit dat potje moet worden betaald, maar is dat reëel? Hoe veel van dat bedrag van 150 mln. is daadwerkelijk bedoeld voor de handhaving van de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcohol op publiek toegankelijke plaatsen? Hoe veel van het bedrag is bedoeld voor heel andere veiligheidsmaatregelen?

D66 vindt dat de voorgestelde strafbaarstelling eigenlijk niet ver genoeg gaat. Mijn collega Van der Ham heeft er eerder al voor gepleit om kopers van alcohol die nog geen 16 zijn, strafbaar te stellen. Als je dat doet, bereik je namelijk een evenwichtige verdeling van verantwoordelijkheden tussen de verstrekkende ondernemer en de kopende jongere. Ik wil graag van de ministers een reactie daarop. Zou je ook niet moeten zeggen dat dit een veel grotere prikkel is om alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan dan alleen een verruiming naar het bij je hebben van alcohol op publiek toegankelijke plaatsen?

Wat doen de beide bewindslieden om het toezicht te verbeteren op het niet verstrekken van alcohol aan 16-minners door de slijter, de supermarkt en de kroeg? Ik vraag de beide ministers om in hun antwoord de capaciteit van de nVWA en de gemeenten te betrekken.

In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister met de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank onder de 16 jaar een signaal aan jongeren te willen afgeven. Jongeren moeten ervaren dat ook zij verantwoordelijk zijn voor naleving van de wet. Het kabinet realiseert zich dat het gedrag van jongeren niet alleen verandert door een wetgevingsinstrument. Daarom wil het kabinet inzetten op een positief leefstijlbeleid, waarin jongeren actief weerbaar worden gemaakt tegen alle verleidingen die zij dagelijks in hun leven tegenkomen. Deze minister heeft het doorgaans niet zo op leefstijlinterventies, maar toch wil zij jongeren weerbaarder maken. Ik wil graag weten hoe zij dat wil aanpakken. Wij weten allemaal dat jongeren best voor rede vatbaar zijn en dat er met hen op school of thuis een heel rationeel gesprek te voeren valt over alcoholgebruik. Die ratio pakt op de gemiddelde vrijdagavond – het is nu zelfs al de donderdagavond, geloof ik – onder vrienden nogal eens anders uit. Dan is er de verleiding en dan is er de sociale druk. Hoe denkt de minister daartegen op te treden? Is zij het met mij eens dat de overheid bij de inzet van leefstijlinterventies juist rekening zou moeten houden moet het irrationele gedrag van jongeren? Welke interventies van dat positieve leefstijlbeleid van dit kabinet getuigen hiervan? Ik wil bovendien graag horen welke effecten de minister beoogt met haar leefstijlbeleid. Zijn er concrete doelstellingen geformuleerd voor de komende jaren?

De minister geeft aan dat gemeenten meer werk moeten maken van de naleving van de leeftijdsgrens in sportkantines. Zij wil de gemeenten verplichten om een verordening voor dergelijke paracommerciële inrichtingen vast te stellen. Dat zou de maatschappelijke discussie over verantwoorde alcoholverstrekking en over oneerlijke mededinging door deze inrichtingen, zoals sportkantines, positief beïnvloeden. Het kabinet verwacht dat uit deze discussie regels voortvloeien die recht doen aan zowel economische belangen als volksgezondheidsbelangen. Mijn vraag aan de minister is: waarop is deze verwachting gebaseerd? Algemene plaatselijke verordeningen houden weliswaar rekening met specifieke lokale omstandigheden, maar die omstandigheden kunnen op tientallen manieren worden uitgelegd door belanghebbende partijen. Ik zou de bewindslieden dit willen vragen: zou het niet goed zijn om, in samenspraak met de VNG, te bevorderen dat de modelverordening APV nog eens goed tegen het licht wordt gehouden, zodat effectieve handhaving van het beleid inzake het gebruik van alcohol door jongeren op straat mogelijk is? Bovendien is eenduidig beleid van gemeenten belangrijk, omdat er anders een waterbedeffect kan ontstaan.

Wat moet ik mij precies voorstellen bij de verwachting dat er regels uit maatschappelijke discussies voortvloeien, die recht doen aan zowel economische belangen als volksgezondheidsbelangen? Om wat voor regels gaat het en wat gaan wij hiermee doen?

Ik geloof op dit moment zelf niet zo in de extra verordenende bevoegdheden voor gemeenten om schadelijk alcoholgebruik door jongeren terug te dringen. Kan de minister mij bijvoorbeeld uitleggen wat zij wil bereiken met de koppeling tussen de toegangsleeftijden en sluitingstijden, als jongeren daarop anticiperen en gewoon eerder of elders gaan drinken? Hoe verhoudt zich zo'n bevoegdheid tot de derde doelstelling van de nieuwe wet- en regelgeving, namelijk de reductie van administratieve lasten? D66 pleit ervoor, bestaande wet- en regelgeving beter te benutten, zoals het optreden tegen openbare dronkenschap. Op dat punt valt nog veel winst te behalen.

Voorzitter. Ik rond af. Excessief alcoholgebruik onder jongeren moet absoluut worden tegengegaan. Het jonge brein kan ernstig beschadigd raken, waardoor de kansen van jongeren op veel levensgebieden afnemen. Ik vraag dan ook de beide VVD-ministers om zich tot het uiterste in te spannen om alcoholmisbruik onder jongeren tegen te gaan en om ze te helpen, kansen te creëren. Wat mij betreft, kun je daar niet vroeg genoeg mee beginnen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. We bespreken vandaag een belangrijk wetsvoorstel met een aantal belangrijke verbeteringen in de Drank- en Horecawet die er tot nu toe was. Er is echter ook een aantal punten waarvan de fractie van GroenLinks vindt dat er nog wel een tandje bij kan. Bovendien keren wij ons zeer tegen het criminaliseren van jongeren, wat het kabinet doet door het bezit van alcohol voor jongeren strafbaar te stellen.

Hoe later jongeren beginnen met alcohol, hoe beter. Preventie moet voorop staan. Juist daarom is het zo zuur dat het kabinet op preventie wil bezuinigen onder het mom van het tegengaan van betutteling. Vanochtend nog stond er een artikel in Trouw waaruit blijkt dat heel veel mensen nog helemaal niet op de hoogte zijn van de effecten van alcohol. In dat artikel ging het trouwens ook over roken. Om dan te zeggen dat mensen het zelf wel kunnen weten, valt allemaal nogal mee. Bovendien bespaart preventie op de lange termijn kosten, zeker bij jongeren is dat zo. Op zeer jonge leeftijd veel drinken kan onherstelbare hersenschade opleveren. Hier ligt natuurlijk een belangrijke rol voor ouders, maar ook investeren in alcoholpoli's en voorlichting op scholen zijn wat ons betreft erg belangrijk.

Ik kom op de duidelijkheid over de verkoop van alcohol. Alcoholverkopers kunnen naar onze mening nog veel strenger aangepakt worden. Het is nu voor jongeren heel gemakkelijk om aan alcohol te komen. Diverse fracties hebben hier ook al cijfers over genoemd. Slijterijen zijn vaak wel streng, maar supermarkten vragen zelden een identiteitsbewijs. Caissières durven hier vaak niet een punt van te maken. Het is daarom niet te begrijpen dat het kabinet juist op dit punt slap doet. Blijkbaar buigt het kabinet hier voor de economische belangen. Ook in het verhaal van de VVD-fractie kwam dit punt duidelijk naar voren en ik vind dat een zeer treurige gewaarwording als je de cijfers over alcoholgebruik bij jongeren ziet. De fractie van GroenLinks kan daarom het amendement van de PvdA-fractie om het "three strikes and you're out"-principe echt verplichtend in de wet op te nemen, ondersteunen. Ook het voorstel van het "de vervuiler betaalt"-principe, zoals dat door de fracties van de SP en de PvdA wordt gedaan, vinden wij een heel interessant voorstel. Tegen de PVV-fractie zou ik willen zeggen: het gaat hierbij natuurlijk alleen om ondernemers die het fout aanpakken en die de wet niet goed opvolgen. Het gaat dus niet om de hardwerkende ondernemers die het heel goed doen. Volgens mij is het dan heel erg logisch om met zo'n principe te komen.

Mijn tweede punt betreft het personeel in supermarkten. Zou het ook mogelijk zijn om te zeggen: iemand die in de supermarkt alcohol koopt, moet zich uit zichzelf identificeren? Dan draai je de situatie om. Nu is het zo dat een caissière moet vragen om een identiteitsbewijs. Dat is vaak een drempel. Zou het de zaak niet gemakkelijker maken als de klant per definitie zijn identiteitsbewijs moest tonen? Zou je daarmee niet ook juist iets kunnen doen aan de situatie van de caissières, die hier eveneens bij verschillende fracties aan de orde zijn gekomen?

Dan kom ik op het voorstel om alcoholbezit voor jongeren strafbaar te stellen. Wij denken dat dit averechts werkt. Dat je alcohol in bepaalde situaties in de openbare ruimte aanpakt, is niet zo raar. Gemeenten doen dat ook al in voorkomende gevallen. De aanscherping die het kabinet nu echter voorstelt, namelijk om alcoholbezit voor jongeren in alle publiek toegankelijke plaatsen strafbaar te stellen, gaat te ver. Ook de VVD-fractie gaf dat al aan en zei: het moet niet zo zijn dat een jongere die een fles advocaat bij zich heeft, al bestraft kan worden. Volgens mij zou dat hierbij wel het geval zijn, als je de voorschriften tenminste consequent wilt uitvoeren. Ik hoor het graag van het kabinet als ik dat verkeerd zie.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik heb op dit punt een amendement ingediend. Dat ga ik nog wijzigen, omdat mevrouw Agema wil meetekenen. Gezien het pleidooi van mevrouw Voortman om alcoholbezit door jongeren niet strafbaar te stellen in de openbare ruimte, is mijn vraag aan haar natuurlijk dezelfde als net aan mevrouw Agema: steunt zij mijn amendement?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat steunen wij zeker.

Mevrouw Kooiman (SP):

Kunnen wij het opnieuw indienen, met uw naam eronder?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat mag u doen.

Mevrouw Straus (VVD):

Mevrouw Kooiman, ik wil één ding rechtzetten: wij zijn, anders dan u het doet voorkomen, voor het principe van strafbaar stellen van alcoholbezit onder jongeren. Ik heb inderdaad gezegd dat er wel enige proportionaliteit in moet zitten, maar het principe staat voor ons voorop.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat is nu precies het lastige. Of je bent voor strafbaarstelling en dan moet je hierin ook consequent zijn, ook al betekent dit dat je rare situaties kunt krijgen, zoals die jongere met een fles advocaat die opeens bestraft zou moeten worden. Dan ben je immers consequent. Of je zegt: strafbaar stellen gaat ons te ver. Volgens mij wil de VVD-fractie een beetje van twee walletjes eten.

Mevrouw Straus (VVD):

Wat ons betreft is er altijd nog zoiets als de letter van de wet en de geest van de wet. De letter van de wet kan inderdaad soms tot rare situaties leiden. Wij ga ervan uit dat je bevoegde, professionele toezichthouders hebt, die een goed, inhoudelijk oordeel kunnen vellen. Dat is de letter van de wet. De geest van de wet staat voor ons voorop.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben heel benieuwd wat het kabinet hierop zal zeggen. Wij vinden het zelf heel belangrijk dat als wij regels stellen, deze ook duidelijk te handhaven zijn en dat wij kiezen voor een duidelijke lijn. Ik vrees dat hier een enigszins schimmig gebied gaat ontstaan.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik heb een vraag over 16 jaar en strafbaar stellen. Wat is er niet duidelijk aan als de wet zegt dat jongeren met alcohol in de hand strafbaar worden gesteld?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Straus gaf zo-even een voorbeeld. Zij had het over een jongere die een fles alcohol bij zich heeft, maar niet in overtreding zou moeten zijn; dat je daarin een beetje coulant zou moeten zijn. Je creëert dan schimmigheid. Daar komt nog bij dat er verschillende andere bezwaren zijn, maar ik denk dat mevrouw Uitslag eerst even wil reageren.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Inderdaad. Hoe zit het dan met grote horecagelegenheden, kroegen waar 500 tot 600 man in kan? Jongeren onder 16 jaar drinken wel een pilsje, maar de kroegeigenaar kan niet overzien wie wat besteld heeft. Jongeren kunnen worden aangesproken op hun gedrag. Dan krijgen ze een boete of een Halt-werkstraf. Op die manier komen jongeren in beeld: ze hebben iets gedaan wat erg schadelijk is voor hun ontwikkeling. Hun ouders worden er op deze manier ook bij betrokken. Het niet-strafbaar stellen zou dit mooie punt kunnen laten varen. Wat vindt mevrouw Voortman daar dan van?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ook bij grote kroegen heeft de horecaondernemer de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hij genoeg personeel in zijn zaak heeft staan om de wet te kunnen naleven. Het argument dat een horecaondernemer niet zou kunnen overzien of jongeren alcohol drinken, vind ik niet zo goed. Bovendien creëer je dan een delict waarbij er twee daders zijn. Dat kan het juist veel moeilijker maken. Nu kun je als een jongere betrapt wordt met alcohol, vragen: hoe kom je daaraan? Als je het strafbaar maakt voor jongeren om alcohol te bezitten, zullen ze daar veel minder snel aan meewerken. Ik denk dus dat het de handhaafbaarheid juist bemoeilijkt.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het zal u niet verbazen dat ik daar net iets anders over denk, maar ik mag hierna mijn betoog houden. Wij willen er toch samen voor zorgen dat jongeren minder alcohol gaan drinken en dat hun ontwikkeling niet wordt tegengewerkt? Over de weg ernaartoe verschillen wij van mening. Zou het niet mooi zijn als de jongeren zich realiseren dat ze iets doen wat niet mag? Nu ontspringen ze continu de dans. Nogmaals, de hoogte van de boete of de soort straf vind ik allemaal uitwerking. Jongeren moeten op hun verantwoordelijkheden worden gewezen, hoe jong ze ook zijn. Dat hele stuk valt weg als ik het advies van mevrouw Voortman opvolg.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik denk dat dat niet waar is. Mevrouw Bouwmeester of mevrouw Kooiman heeft zo-even een duidelijke driedeling in invloedssferen aangegeven: thuis zijn de ouders verantwoordelijk, op straat de gemeente en in de kroeg de horecaondernemer. Als je het op die manier aanpakt, heb je volgens mij de duidelijkste situatie.

Daar komt nog bij dat op het moment dat je die strafbaarstelling doorvoert, je jongeren criminaliseert, met als risico dat je ze verder marginaliseert. Dan dwalen ze verder af en gaat het van kwaad tot erger. Mijn fractie ziet die strafbaarstelling dus absoluut niet zitten.

Ik heb het onderwerp strafbaarstelling met dank aan de interrupties van mevrouw Uitslag al redelijk kunnen bespreken en kan dus afronden. Gemeenten krijgen in dit wetsvoorstel een grotere rol. Voor een deel van de gemeenten zal dit genoeg extra werk zijn. Mijn fractie denkt dan ook dat het beter is om deze wijziging eerst in te voeren en dan te kijken naar een leeftijdsverhoging voor alle alcoholhoudende dranken, temeer daar er op dit moment nog een wereld te winnen is wat betreft de handhaving. Bovendien is niemand erbij gebaat dat we weer een nieuwe regel bedenken die wellicht niet goed te handhaven is. Vandaar dat de GroenLinks-fractie eerst de wijziging wil invoeren. Er zijn verder een hoop suggesties gedaan om de handhaving aan te scherpen. Daar kunnen we later naar kijken.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik denk dat de heer Voordewind en ik onze gebruikelijke vraag gaan stellen. Is mevrouw Voortman met ons van mening dat de industrie moet meebetalen aan de handhaving van de leeftijdsgrenzen? Dan kunnen er meer mensen bijkomen die zich bezighouden met handhaving en is er een hogere pakkans. Wij zorgen voor de hoge boete. Zo bereiken we een stuk meer.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Misschien zat mevrouw Bouwmeester net even niet in de zaal toen ik het zei, maar ik heb mijn sympathie uitgesproken voor het principe dat de vervuiler betaalt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mevrouw Voortman zegt dat de handhaving eerst op orde moet worden gebracht en dat dan bekeken kan worden of we iets met de leeftijd gaan doen. Maar dit debat is er toch juist om die handhaving aan te scherpen? Er is mede door de PvdA-fractie een amendement ingediend om de kan-bepaling uit het wetsvoorstel te halen met betrekking tot het "three strikes out"-principe voor supermarkten. De handhaving moet worden gedecentraliseerd naar de gemeenten. Zij kunnen erin investeren. Het bezit van alcohol door jongeren wordt strafbaar gesteld. Het gaat om een trits van maatregelen die doen wat mevrouw Voortman bepleit. Waarom wil mevrouw Voortman dan in hetzelfde debat niet de stap zetten om naar 18 jaar te gaan? Dat zou de handhaving namelijk makkelijker maken, omdat je dan een eenduidige leeftijd hebt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Als je bepaalde regels voor handhaving invoert, zijn ze natuurlijk nog geen werkelijkheid en zien we de effecten ervan nog niet. Volgens mij is het goed dat eerst te beschouwen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Met alle respect, maar als je het "three strikes out"-principe invoert, dan weten supermarkten vanaf het moment dat het Staatsblad dit opneemt, heel goed dat ze een vette boete kunnen krijgen als ze verkopen aan jongeren onder de 16. Hieraan verandert niets als de leeftijd verhoogd wordt naar 18 jaar. Sterker nog, de ondernemers zeggen dat het hun een lief ding waard zou zijn als ze één leeftijd kunnen hanteren. Dit is veel makkelijker te handhaven bij de kassa's en het verschil is duidelijk. De Universiteit van Utrecht heeft berekend dat alleen al het optrekken van de leeftijd een gezondheidswinst teweegbrengt. Het kan hand in hand gaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Wij blijven erbij dat je eerst de handhaving goed op orde moet brengen. Ik wil daarna open het debat ingaan. Ik zeg niet dat wij per definitie tegen het oprekken van de leeftijdsgrens zijn, maar op dit moment is dit ons verhaal.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Mevrouw Voortman geeft aan dat de handhaving eerst goed moet zijn. Als men in Katwijk of in een aantal andere plaatsen in Nederland de handhaving op orde zegt te hebben, vindt mevrouw Voortman dan ook niet dat deze gemeenten de leeftijdsgrens bij 18 mogen leggen? Met andere woorden: kan mevrouw Voortman zich ook vinden in het experimenteerartikel?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik vond dit een interessant voorstel, waar twee kanten aan zitten. Aan de ene kant werkt het alcoholtoerisme in de hand. Je kunt je afvragen of het dan wel helpt. Aan de andere kant hebben we net een discussie gehad over de vraag of het verhogen van de leeftijdsgrens helpt. Je zou dit op die manier kunnen zien. Ik moet me nog goed verdiepen in deze twee kanten van het verhaal. Ik hoor ook graag de reactie van het kabinet of van andere mensen hierover. Ik wil hier dus nog even goed over nadenken.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Met elkaar moeten we strijden tegen schadelijk alcoholgebruik. Het is immers algemeen bekend dat overmatig alcoholgebruik een desastreuze uitwerking heeft op de ontwikkeling van de hersenen, met name bij jonge mensen. Niet alleen alcoholgebruik onder jongeren is een probleem, maar ook het misbruik van alcohol onder ouderen neemt gestaag toe. Ik kom hier straks in mijn pleidooi nog op terug.

Het gaat in dit debat om verantwoord omgaan met alcohol en je eigen grenzen leren kennen. Het voorliggende wetsvoorstel wordt een belangrijk hulpmiddel bij het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik onder jongeren. Het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik is voor het CDA echter in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de jongeren zelf en hun ouders. Wat via zelfregulering en het aanspreken op maatschappelijke verantwoordelijkheid kan, is meegenomen. Voor het CDA is het echter duidelijk dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Aanvullende wettelijke maatregelen kunnen ook een impuls geven aan zelfregulering.

Ik ben ervan overtuigd dat wetgeving pas effectief is wanneer wordt ingezet op een uitgebalanceerde mix van handhaving, preventie en behandeling. Ook is een goede balans nodig bij lokaal maatwerk binnen landelijke kaders. Het geven van bevoegdheden aan het lokale bestuur, in casu de burgemeester, moet passen binnen de landelijke kaders. Een goed voorbeeld daarvan is het initiatief Vroeg op Stap, dat de leden van de CDA-fractie van harte ondersteunen. De landelijke regelgeving moet het lokale integrale alcoholbeleid ondersteunen, faciliteren en richting geven, maar niet dichttimmeren. De CDA-fractie is daarom geen voorstander van het opleggen van een landelijke sluitingstijd van de horeca.

Ik wil graag ingaan op de strafbaarstelling van alcoholbezit, waar al heel veel over gesproken is door mijn collega's. Dit kabinet heeft onder andere de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank voor jongeren onder de 16 jaar uitgebreid naar voor het publiek toegankelijke plaatsen. Ik zeg: hulde aan dit kabinet. Ik zou hierbij haast "eindelijk" willen zeggen. In de praktijk zie ik kroegeigenaren en eigenaren van grote dancings worstelen met het feit dat zij het doorgeven van drank aan jongeren onder de 16 jaar bijna niet kunnen tegengaan. De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in deze aanpassing. Zij vinden het een goede zaak dat de jongeren zelf ook aansprakelijk worden voor het onwetmatig in bezit hebben van alcohol onder de 16 jaar, ook in publieke ruimten.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Mevrouw Uitslag zegt: hulde aan dit kabinetsvoorstel. De regels voor de supermarkten worden versoepeld en er mag meer reclame worden gemaakt, maar het kind gaan we keihard pakken. Volgens mij staat zij helemaal niet zo in dit debat, maar zij heeft nog een kans om het, in mijn ogen, goed te maken. Wat vindt mevrouw Uitslag van het idee om de branche mee te laten betalen aan de handhavingskosten? We zullen daardoor meer handhavers hebben en daarmee sneller effect behalen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik zei "hulde aan dit kabinet" omdat ik het er van harte mee eens ben dat jongeren onder de 16 jaar ook verantwoordelijkheid dragen. Als zij iets doen wat niet mag, moet dat duidelijk zijn. Eerder werden ze volledig buiten beschouwing gelaten in het wetsvoorstel, maar nu worden ze erin meegenomen. Het is een kwestie van ze verantwoordelijk maken en ze ook serieus nemen. Daar kijk ik net iets anders tegenaan dan de PvdA. Mevrouw Bouwmeester zei dat ik had gezegd: hulde voor het kabinet vanwege de versoepeling van de regels. Ik zie dat anders. Ik geloof namelijk dat het lokaal bestuur deze regels heel goed kan uitvoeren. Ik heb er vertrouwen in dat de burgemeester en de wetgever op lokaal niveau, de raad, daar heel goed beleid op kunnen maken en de handhaving goed kunnen vormgeven. Mevrouw Bouwmeester zegt: de vervuiler betaalt. Ik kan mij vinden in wat de VVD en de PVV zeiden over de ondernemers: de ondernemers hebben het al erg moeilijk; moeten we hen nog extra belasten? Ik kijk heel praktisch. Heel veel supermarkten hebben al bewaking voor de deur staan in het kader van vervreemding en diefstal. We zouden kunnen kijken hoe dit gecombineerd kan worden. Op zichzelf sta ik er sympathiek tegenover in de zin dat als jongeren alcohol kunnen kopen en vervolgens betrapt worden, zij een boete kunnen krijgen. Als supermarkten hun verantwoordelijkheid nemen en die in de praktijk ook uitoefenen, zijn ze geen dief van hun eigen portemonnee. Ik zie er wel iets in, maar de toon van de PvdA, de vervuiler betaalt, zint mij niet. Als je het lokaal en decentraal regelt, ziet de ondernemer zelf ook in dat hij hier iets mee moet en dat hij geen dief hoeft te zijn van zijn eigen portemonnee. Ik heb er eigenlijk wel vertrouwen in dat ook dat op dit niveau wordt opgelost.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Het is een bijzondere redenering. Volgens mevrouw Uitslag betekent het feit dat wij gaan decentraliseren dat supermarkteigenaren denken: potverdikkie, jarenlang heb ik er niets aan gedaan en nu ga ik het gewoon doen! Dat vind ik een bijzondere redenering; daar heb ik niet zo veel vertrouwen in. Een aantal supermarkten doet het goed en heel veel slijterijen doen het goed. Laten wij eens kijken naar de handhaving van de nieuwe kansspelwet; er komt een kansspelautoriteit. Die kosten worden ook gewoon door de sector betaald, puur en alleen omdat de overheid deze niet kan betalen. Als wij dit nu zo belangrijk vinden, wetende dat handhaving en preventie – ik richt mij nu even op de handhaving – zo'n belangrijke voorwaarde is om dit probleem een halt toe te roepen, dan is het toch niet meer dan logisch dat je de sector laat meebetalen? Als mevrouw Uitslag dit niet vindt, vindt zij dan dat wij ook in al die andere sectoren, zoals de telecom, het gokken en de financiële markten – ik heb het hele rijtje net al opgenoemd – onze steun onderuit moeten halen?

Mevrouw Uitslag (CDA):

De CDA-fractie vindt decentralisatie een heel goed idee, anders dan de PvdA-fractie. Ons uitgangspunt is dus anders op dit gebied. Als je gaat decentraliseren en de burgemeester meer handvatten geeft om het lokale integrale alcoholpreventiebeleid, behandelingsbeleid en handhavingsbeleid vorm te geven, denken wij dat de burgemeester daar bovenop zit en dat hij dit plan inzet in samenspraak met de horeca en de supermarkten. Ik heb daar, anders dan de PvdA-fractie, wel vertrouwen in.

In mijn pleidooi had ik ook een vraag over de handhaving. Ik vraag de minister: hoe vindt de handhaving plaats? Zijn de financiële middelen die meegaan voldoende om de handhaving ook op decentraal niveau goed vorm te geven? Ik sta daar net iets anders in. Ik heb meer vertrouwen in de integrale lokale aanpak van dit probleem. Ik onderschrijf de stelling van mevrouw Bouwmeester dat dit een heel groot probleem is. Ik hoop en denk dat dit wijzigingsvoorstel een stap in de goede richting is.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Vertrouwen wil ik de gemeenten best geven. De goede bedoelingen en de decentralisatie zijn allemaal fantastisch, maar uiteindelijk gaat het om de vraag hoeveel controleurs er daadwerkelijk zijn om te controleren en boetes op te leggen. De enige manier om het probleem een halt toe te roepen, is een grote pakkans met een afschrikwekkende boete. Voor een grote pakkans heb je veel mensen nodig. Daaraan ontbreekt het nu net. Het betoog van mevrouw Uitslag is heel waardevol, maar het gaat concreet om mensen en daar is geen geld voor. In andere sectoren vinden wij – ik zal het heel aardig zeggen – dat mensen die er geld aan verdienen, ook iets mogen bijdragen omdat zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Steunt mevrouw Uitslag het voorstel van de fracties van de PvdA en de SP om de minister te vragen om na te gaan op welke manier wij de branche erbij kunnen betrekken? Vindt zij het de moeite waard om dat te onderzoeken? Zij heeft gelijk: mijn toon was een beetje fel; zo bedoelde ik het niet. Steunt mevrouw Uitslag ons verzoek aan de minister?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het erbij betrekken van de branche vind ik een heel belangrijk punt. Het gaat namelijk niet om de regels van bovenaf, maar om het erbij betrekken van de branche. Ik vind het een heel belangrijk punt dat bijvoorbeeld de supermarkt in de plaats Twenterand, de kroegeigenaren, de burgemeester en de raad proberen om samen het probleem daar op te pakken, elkaar erbij te betrekken en elkaar te wijzen op ieders verantwoordelijkheid.

Ik blijf erbij dat ik graag eerst van de minister hoor of haar conclusie is dat die 150 mln., de decentralisatie en het geld dat voor de handhaving wordt uitgetrokken, voldoende zijn. Ik onderschrijf dat het een groot probleem is, net als mevrouw Bouwmeester. Wij moeten de handhaving stevig neerzetten. In de stukken van de minister lees ik dat zij daarmee aan de slag wil en dat er geld wordt overgemaakt naar het Gemeentefonds. Samen met mijn collega's van de coalitiepartijen vraag ik of dit voldoende is. Ik ben het immers wel met mevrouw Bouwmeester eens dat wij de handhaving harder en strenger moeten inzetten.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik begrijp dat mevrouw Uitslag daar zorgen over heeft. Die zorgen delen wij met de CDA-fractie. Wij moeten goed toezicht en goede handhaving hebben. Om die reden hebben de fracties van de PvdA en de SP gezegd: kijk naar het gokbeleid; daar doen wij het ook; daar moeten de ondernemers ook zelf een bijdrage leveren aan controle en handhaving. Immers, het geld dat naar de gemeenten gaat, wordt niet geoormerkt. Het is toch een logische stap dat de ondernemers dan zelf ook een duit in het zakje doen voor controle en handhaving? Zij zijn er immers al mee bezig. Goede ondernemers zullen daar niet van schrikken, want die denken: daar doen wij al heel veel aan. Wat is er dan eigenlijk mis mee?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Wat is er eigenlijk mis mee? Onze aanvliegroute is anders. Wij willen allemaal hetzelfde resultaat. Wij willen allemaal dat jongeren zo laat mogelijk in aanmerking komen met alcohol. Wij willen allemaal alcoholmisbruik tegengaan. Wij willen allemaal dat supermarkten en horecagelegenheden hun verantwoordelijkheid pakken. Onze aanvliegroute is alleen anders. Ik geloof namelijk dat het decentraliseren van de bevoegdheden naar de burgemeester wel effect heeft, mits dat goed wordt vormgegeven op het lokale niveau. Het betekent dus niet over de schutting gooien. Ik heb er vertrouwen in dat het op het lokale niveau echt handen en voeten gaat krijgen, zodat wij het resultaat bereiken dat wij hier allemaal willen. Ik ben het met mevrouw Kooiman eens dat wij dat zullen moeten controleren; het is niet de eerste en de laatste keer dat wij hier staan. Mijn aanvliegroute is dat het niet-geoormerkte geld wel bij de gemeenten terechtkomt, omdat ik vertrouwen heb in het lokale bestuur. Dat is niet alleen de burgemeester, maar dat zijn ook de wethouders en de gemeenteraad. Het komt heel dicht bij mensen. Als je de gemeenten vertrouwen geeft en hen erop afrekent, denk ik dat moeders en vaders in die gemeenteraden zullen zeggen: hier klopt iets niet, wij gaan ermee aan de slag. Dat is mijn overtuiging. Zo kijk ik naar onze democratie. Wat dat betreft, zit ik net iets anders in elkaar dan mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):

Wij verschillen van mening over decentralisatie, maar wij zullen er in principe niet met elkaar over van mening verschillen dat ondernemers zelf ook een verantwoordelijkheid hebben voor het toezicht en de handhaving. Ik zeg alleen dat ondernemers een steentje zouden moeten bijdragen, ook financieel omdat er niet zo heel veel geld vanuit het Rijk naar de gemeenten toe gaat, aan het toezicht en de handhaving. Wat is er mis mee om ook de ondernemers, de alcoholindustrie zelf, een duit in het zakje te laten doen om het alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dan herhaal ik mijn reactie die ik net richting mevrouw Bouwmeester poogde te geven en die, als ik er nu aan terugdenk, erg wollig was. Als wij zorgen voor decentralisatie en voor strengere handhaving, dus ook beboeting, zal een lokale ondernemer zichzelf wel drie keer achter de oren krabben voordat hij dat niet goed regelt. Een boete is namelijk duurder dan het handhaven. Ik heb er alle vertrouwen in dat een ondernemer die verantwoordelijkheid wel oppakt; daar zorgen de burgemeester en de gemeenteraad voor. Ik ben voor een lokale integrale aanpak om alcoholmisbruik tegen te gaan.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kooiman.

Mevrouw Kooiman (SP):

Een boete kun je niet opleggen als je geen handhavers hebt. Daarom zeg ik: dan doen wij in ieder geval een paar handhavers erbij. Ondernemers kunnen daaraan bijdragen. Als de ondernemer goed werk aflevert, zijn er minder toezichthouders nodig, want dan hoeven zij minder te inspecteren. Maar wij halen de rotte appels er eerder uit en de ondernemers doen zelf een duit in het zakje.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Het zijn allemaal stappen. Voor mijn eerste stap vraag ik aan de minister: is het voldoende, kunnen wij die handhaving stevig neerzetten? Dat wil het CDA ook. Als dat geregeld is, hoeven wij niet meer te doen wat mevrouw Kooiman voorstelt. Zij gaat drie stappen te ver. Ik leg bij de minister de vraag neer hoe de handhaving op lokaal niveau eruit zal zien. Ik volg de redenering van mevrouw Kooiman, maar ik stel voor om eerst de stappen te nemen. De eerste stap is handhaving op lokaal niveau. Ik vraag de minister of dit voldoende is om die handhaving goed vorm te geven.

De voorzitter:

Mevrouw Uitslag, wilt u uw eigen betoog vervolgen?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ja, voorzitter. Ondertussen heb ik al veel van mijn punten genoemd.

Ik was gebleven bij het onwetmatig in bezit hebben van alcohol onder de 16, ook in publieke ruimten. Mijn fractie hecht waarde aan het zelf ervaren van deze verantwoordelijkheid. Dat is anders dan de collega's die ik tot nu toe heb gehoord. Daarbij komt dat met deze aanscherping ook de ouders op deze manier erbij worden betrokken. Wij hebben het continu over verkopers en overheden, maar voor het CDA is ook de rol van de ouders ongelofelijk belangrijk. Het is niet het criminaliseren van jongeren, als jongeren een boete krijgen of worden opgepakt omdat zij alcohol bij zich hebben. Het is juist een steun in de rug voor die ouders. Heel veel ouders geven aan: ik wist het niet. Zij schrikken ervan dat hun kind wordt opgenomen in een alcoholpoli. Zij hebben geen idee wat hun kinderen uitvreten als zij alleen zijn. Dit is een heel mooi instrument om ouders erbij te betrekken. Het heeft zo'n effect op de gemeenschap dat ouders zich ervan bewust zijn dat zij in het kader van preventie veel kunnen doen.

Ik wil nog even ingaan op de drie ruimten waarover mevrouw Voortman en mevrouw Bouwmeester spraken en op het aansprakelijk maken van jongeren. Zij noemden de kroeg en de horecagelegenheid waar de mensen die verkopen verantwoordelijk zijn. Daarbuiten zijn de jongeren verantwoordelijk en thuis zijn dat de ouders. Zij zeggen daarmee dat zij het strafbaar stellen van alcohol bij jongeren onder de 16 in de publieke ruimte ondersteunen, maar zodra het in de supermarkt gebeurt, is de verkoper daarvoor verantwoordelijk. Ik zal dat in mijn afweging meenemen en ik wil aan de minister vragen hoe het kabinet aankijkt tegen de driestap die nu in het debat naar voren komt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat was inderdaad mijn vraag: hoe kijkt de CDA-fractie daartegen aan? Het is denkbaar dat een peuter een breezertje van de schappen pakt in aanwezigheid van de toezichthouder. Dan zou er een boete moeten worden uitgeschreven; dat zou een consequentie kunnen zijn. U geeft een opening om scherper te kijken naar de verantwoordelijkheden van supermarkten, horeca en de overheid op de openbare weg. Thuis zijn dat de ouders. Als we daarop uit kunnen komen, hebben we een heel goede verdeling, lijkt mij.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik vind het heel bijzonder om een peuter te beboeten die uit de schappen een breezer pakt. Ieder weldenkend mens ziet dat dit niets te maken heeft met alcoholmisbruik onder jongeren. Maar dat terzijde. Ik neem het in overweging, maar ik blijf erbij dat de verantwoordelijkheden duidelijk moeten zijn. Daarover zijn wij het allemaal eens. De verkoper is verantwoordelijk voor de verkoop en de koper is verantwoordelijk voor wat hij koopt.

Ik vind het nog steeds een goed principe dat jongeren serieus worden genomen. Je kunt wel spreken over het criminaliseren van jongeren door ze een boete te geven, maar ik zie juist dat je jongeren daardoor ook serieus neemt. Zij doen iets waarvan zij moeten weten dat dat niet kan. Daarmee maak je heldere lijnen van wat wel kan en wat niet. Nogmaals, ik leg het ook bij de minister neer en zal horen wat zij hierover zegt, al neig ik ernaar om het wel strafbaar te blijven stellen.

De voorzitter:

Wilt u uw eigen betoog voortzetten?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ja, maar ik dacht dat mevrouw Bouwmeester iets wilde zeggen.

De voorzitter:

Zij is het rondje begonnen en sluit weer keurig achteraan aan. Eerst uw eigen betoog.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dan het schrappen van het experimenteerartikel. Het CDA vindt nog steeds dat eerst de norm van geen alcohol onder de 16 beter moet worden gehandhaafd voordat we spreken over het al dan niet landelijk verhogen van de leeftijdsgrens naar 18 jaar. Toch ben ik net als de minister niet blind voor de vele maatschappelijke en wetenschappelijke signalen over de grote gezondheidsschade van veel alcohol voor de leeftijdsgroep tot 18 jaar. Dat is ook de reden waarom het CDA altijd heeft gepleit voor een experimenteerartikel: het mogen verhogen van de leeftijdsgrens van 16 naar 18 jaar voor licht alcoholische dranken.

Katwijk, de G4 en andere plaatsen zijn voortvarend bezig en maken stappen. Veel gemeenten die voorop lopen met hun lokale of regionale alcoholaanpak en gemeenten met veel alcoholgerelateerde problematiek hebben behoefte aan deze verhoging van de leeftijdgrens. De CDA-fractie wil deze ontwikkeling dan ook niet tegenhouden, maar juist stimuleren. De nieuwe alcoholwet moet mee kunnen groeien met die ontwikkeling in plaats van deze te blokkeren. Het CDA vindt het betreurenswaardig dat de minister het artikel schrapt dat de gemeenten de mogelijkheid geeft om te experimenteren.

Ook vind ik het jammer dat de gemeenten die hun eigen verantwoordelijkheid willen nemen dat niet kunnen door landelijke wetgeving, waardoor er als het ware een streep getrokken wordt door de verantwoordelijke samenleving. Gemeenten die hun verantwoordelijkheid willen laten zien, worden gedwarsboomd. Ik vind dit echt een heel grote stap terug en ik heb dan ook een amendement ingediend om dit punt weer in de wet te krijgen. Ik zie dat de heer Voordewind hetzelfde wil voorstellen, dus misschien kunnen wij het samenvoegen in de vorm van een amendement-Uitslag/Voordewind of een amendement-Voordewind/Uitslag, daar komen we wel uit.

Bij het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik bij jongeren kan het schadelijk alcoholgebruik onder ouderen niet buiten schot blijven. Mijn oud-collega Ciska Joldersma heeft daarvoor in eerdere debatten terecht aandacht gevraagd. De toenemende alcoholproblematiek en de daaruit voortvloeiende hulpverleningsvraag bij mensen boven de 55 jaar zijn schrikbarend. Alcoholproblemen blijken bovendien sterk samen te hangen met andere geestelijke gezondheidsproblemen, zoals angststoornissen en depressies. Bovendien gaan ze vaak gepaard met problematisch medicijngebruik. Onduidelijk is, wat hierbij de achterliggende oorzaak is. Prima dat in opdracht van VWS protocollen zijn ontwikkeld om alcoholmisbruik achter valincidenten en dergelijke sneller op te sporen en er iets mee te doen, maar hoe gaat de minister in het kader van de preventie het totale alcoholmisbruik onder 55-plussers aan de kaak stellen? Die groep wordt steeds groter.

De minister geeft aan dat niet bekend is, welk percentage illegale drankverkopen plaatsvindt op het internet. Voor de ondernemers op het internet gelden nu dezelfde regels als voor de ondernemers in de echte wereld: de supermarkten en de horeca. Toch is de context echt anders, vindt het CDA: het is anoniemer. Jongeren weten het internet ook heel makkelijk te vinden, en ook te gebruiken. De minister geeft aan dat voor games, porno en al die andere zaken eigenlijk hetzelfde geldt. Wat kunnen we hier juridisch mee doen, en hoe kunnen we stappen zetten? Dit is namelijk wel een punt dat continu aan de orde is in debatten met en over jongeren.

Mevrouw Agema (PVV):

U had het over alcoholmisbruik – misschien bedoelt u alcoholgebruik – onder 55-plussers. Waarom die leeftijdsgrens? Wat is uw bedoeling? Waar wilt u eigenlijk naar toe?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voor de goede orde: als ouderen in verpleeghuizen gewend zijn om een glaasje wijn te drinken voor het slapen gaan, moet dat kunnen. Ik heb het hier echt over alcoholmisbruik. Uit onderzoek blijkt dat depressies en angststoornissen vaak achterliggende oorzaken zijn. 55 jaar is de algemene grens voor ouderen in Nederland.

Mevrouw Agema (PVV):

Wat wilt u met die groep?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik wil dat meer bekend wordt over de problematische alcoholgebruikers onder de 55-plussers. Er moet meer aandacht komen voor preventie. Maar in eerste instantie moeten wij ons realiseren dat dit een groot probleem is. Wij vinden het heel belangrijk dat ouderen meedoen in de samenleving. Nogmaals, ik heb het over alcoholmisbruik, en niet over het gezellige borreltje bij de televisie. Ik heb het over alcoholmisbruik waardoor ouders niet kunnen participeren in de samenleving. Wij vinden dat een groot punt, waarvoor aandacht moet zijn.

Mevrouw Agema (PVV):

Wat wilt u concreet? We leven in een vrij land, waarin iemand ook te veel alcohol mag drinken, als hij daarmee iemand anders geen schade berokkent. Ik zou het afraden, maar we leven wel in een vrij land, waarin dat mag. Mag dat dan niet meer van het CDA?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Van het CDA mogen mensen alcohol drinken. Maar als het zo problematisch wordt dat ze niet meer kunnen meedoen in de samenleving en dus thuis verpieteren, dan vinden wij het ook belangrijk dat daar zicht op is, en dat we daaraan iets kunnen doen. Wij moeten ouderen kunnen helpen om te zorgen dat ze niet wegkwijnen in hun problemen. In die zin is het een reikende hand naar deze groep.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Agema nog een keer wil interrumperen, maar zij heeft al drie interrupties geplaatst. Het woord is aan mevrouw Bouwmeester.

Mevrouw Agema (PVV):

We hebben hier een wetsbehandeling, en dit is mijn tweede interruptie.

De voorzitter:

Daardoor veranderen de spelregels niet.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Heel terecht zegt mevrouw Uitslag dat er een probleem is onder ouderen. Bij een bepaalde doelgroep is sprake van vereenzaming en uitsluiting. De verslavingszorginstellingen wijzen op een enorme toename van het alcoholprobleem, waardoor mensen lichamelijk klachten krijgen. In dat kader heb ik in de vorige periode samen met mevrouw Uitslag een motie ingediend, waarin wij de minister hebben gevraagd om met een actieplan te komen, om in beeld te krijgen welke ouderen door alcohol in de problemen komen en wat je preventief kunt doen om ervoor te zorgen dat zij niet wegzakken achter de drankfles in plaats van achter de geraniums. Dat was toen het punt. Volgens mij is de vraag van mevrouw Uitslag, en dat is indirect ook mijn vraag aan het kabinet, of dat actieplan nog komt.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dit is een mooi voorzetje. Ik stuur deze vraag meteen door naar het kabinet. Nogmaals, het gaat om het in beeld krijgen van probleemgevallen, zeg ik tegen mevrouw Agema. Wij zeggen niet dat mensen na de leeftijd van 55 jaar een bepaalde leefstijl die zij hebben, niet meer mogen voortzetten. Het is natuurlijk aan iedereen om dat zelf te beslissen, maar het gaat hier echt om alcoholmisbruik.

De voorzitter:

Zou u uw eigen verhaal willen afronden?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik heb nog drie puntjes. In 2009 heeft een verkenning plaatsgevonden van de mogelijkheden, nut en noodzaak van een verplichte blaastest in de openbare ruimte. Kan de minister ingaan op de stand van zaken?

Mijn collega Bouwmeester heeft al een voorzetje gedaan over de VVV-kantoren. Voor de CDA-fractie is het belangrijk dat die regionale producten verkocht kunnen blijven worden bij de regionale VVV's. Wij vinden dat regioproducten vol trots op de kaart moeten blijven worden gezet, zoals het Twentse turfstekertje of het strandjuttertje, maar zij moeten wel vallen onder dezelfde regelgeving waar de andere horeca zich aan moet houden. Daarom hebben wij hierover een amendement ingediend dat nu voorligt.

Mijn fractie vindt de aanpak van de zogenaamde zuipketen onderdeel van het lokale alcoholbeleid. Dat vooropgesteld. Keten hebben een belangrijke sociale functie, maar bij sommige keten is er onmiskenbaar sprake van drankmisbruik. Ook komt het voor dat jongeren onder de 16 jaar ongecontroleerd alcohol kunnen drinken in een keet. De aangepaste Alcoholwet moet de kaders bieden voor het aanpakken van onveilig alcoholgebruik in keten en het tegengaan van semicommerciële keten. Waar de sociale functie van keten wordt misbruikt voor risicovol zuipgedrag of semicommerciële verkoop moeten er lokale mogelijkheden zijn om in te grijpen. Nu moet de gemeente daarvoor nog gebruikmaken van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ik hoor graag een reactie van de minister of er mogelijkheden zijn, en zo ja, welke, om de uitgangspunten voor de aanpak van zuipketen en semicommerciële keten in de Alcoholwet te regelen.

Ouders hebben een belangrijke voorbeeldfunctie voor jongeren. Hoe geloofwaardig is het om je kinderen onder de 16 drank te verbieden, terwijl je zelf met een glas wijn in de hand vertelt over de tijd dat jij als jongere onder de 16 onderin de sloot lag door te veel alcohol? Ouders moeten het goede voorbeeld geven, maar er is veel onwetendheid en veel onmacht bij ouders over het gevaar van alcohol op jonge leeftijd. Op welke manier wil de minister de ouders bereiken, prikkelen en betrekken? Daar zit naar mijn idee de sleutel van preventie. Op welke wijze wordt door de minister vormgegeven aan de preventie van alcoholschade?

Laat duidelijk zijn dat ik ook niet geloof in preventie via megamediacampagnes op tv, maar veel meer in een lokale aanpak van integrale preventie, waarbij iedereen zijn of haar verantwoordelijkheid neemt. Wij vinden het erg belangrijk dat alle partijen die hierbij betrokken zijn, ook die verantwoordelijkheid kunnen nemen. We moeten het niet te veel dichttimmeren met landelijke overheidsregels, maar ook het vertrouwen hebben dat het op lokaal niveau gebeurt. We zullen inderdaad de vinger aan de pols houden, om ervoor te zorgen dat schadelijk alcoholmisbruik onder jongeren stevig wordt tegengegaan.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Daarmee besluiten wij de eerste termijn van de kant van de Kamer. De beide ministers hebben precies één nacht de tijd om de beantwoording voor te bereiden. Morgen zetten we het debat voort met de beantwoording van de kant van het kabinet.

De vergadering wordt van 19.05 uur tot 20.10 uur geschorst.

Naar boven