7 Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 april 2011 over de Landbouw- en Visserijraad.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er van lokale vissers en maatschappelijke organisaties klachten zijn over de Europese visserijassociatieakkoorden met derde landen;

overwegende dat een van de gehoorde klachten is, dat het bij de aan Europa overgedragen visrechten niet daadwerkelijk om surplus vis gaat;

overwegende dat er momenteel geen goed en transparant mechanisme is om dergelijke klachten af te handelen;

verzoekt de regering, in Europa te pleiten voor een onafhankelijke klachtencommissie met onder anderen juristen en ecologen, die dergelijke klachten in ontvangst neemt en beoordeelt;

verzoekt de regering tevens, ervoor te pleiten dat een dergelijke onafhankelijke klachtencommissie opdracht kan geven de "surplus vraag" onafhankelijk te laten onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 487 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een recent rapport van "Oceanic Développement" dat is gefinancierd door de Europese Commissie volgens nieuwsberichten wijst op de overexploitatie van de Marokkaanse visbestanden;

overwegende dat in het rapport ook de constatering zou staan dat elke geïnvesteerde euro, slechts 65 cent toegevoegde waarde levert voor de EU;

overwegende dat verlenging van het visserijakkoord met Marokko op de agenda van de Kamer staat en er binnen een jaar weer op komt te staan;

overwegende dat het betreffende rapport nog niet openbaar gemaakt is;

van mening dat de Tweede Kamer hiermee niet over de noodzakelijke informatie beschikt om te komen tot een gewogen oordeel;

van mening dat transparantie en publieke controle op een veel bediscussieerd onderwerp als de betreffende visserijakkoorden wenselijk is;

verzoekt de regering, de Europese Commissie te vragen het betreffende rapport openbaar te maken en deze transparantie en openbaarheid als standaardbeleid te nemen voor soortgelijke rapporten in het verleden en in de toekomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 488 (21501-32).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Landbouwraad op 21 februari door Nederland ingestemd is met het mandaat voor de Europese Commissie om met Marokko te onderhandelen om het Visserijakkoord EU-Marokko te verlengen en dat de Kamer niet van tevoren apart over de inzet van Nederland over deze akkoorden is geïnformeerd;

constaterende dat zowel in het Europese als in het Nederlandse parlement politieke discussie is geweest over deze akkoorden en dat in het Europese Parlement een kritisch juridisch stuk is verschenen over het visserijakkoord met Marokko;

van mening dat het in een democratie wenselijk is dat het parlement invloed kan uitoefenen op politieke besluiten in de Europese Unie;

van mening dat het niet wenselijk is dat politiek gevoelige onderwerpen in het Coreper worden besloten en vervolgens als hamerstuk in de Raad worden afgedaan, aangezien de Kamer dan weinig kans heeft hier invloed op uit te oefenen;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat in het Coreper geen zaken worden besloten die politiek gevoelig zijn gebleken doordat in het voorafgaande jaar hier politieke discussie over is geweest in het Nederlandse dan wel Europese Parlement;

verzoekt de regering, de Kamer vooraf over de Nederlandse inzet met betrekking tot deze onderwerpen die geagendeerd staan in het Coreper te informeren, met als doel deze gang van zaken in de toekomst te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 489 (21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. In Nederland worden koeien gebrandmerkt opdat boeren kunnen zien welk nummer zij onderhanden hebben. Formeel heet het "koudmerken", maar het is branden met koude stikstof en het doet ook pijn. In 1996 is al gezegd dat dit zal worden verboden. Aanvankelijk was een overgangstermijn van vijf jaar afgesproken. Die is inmiddels opgerekt tot vijftien jaar, maar nu die datum in zicht komt, gaan er weer stemmen op om het koudmerken nog even te handhaven. De geloofwaardigheid eindigt natuurlijk ergens en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 1996 reeds een verbod is aangekondigd op koudmerken;

constaterende dat de aanvankelijke overgangstermijn van vijf jaar inmiddels tot vijftien jaar is opgerekt;

van mening dat de sector lang genoeg de tijd heeft gehad om zich op het verbod voor te bereiden;

verzoekt de regering, niet nog een keer ontheffing te verlenen en per 1 juli 2011 het verbod op koudmerken te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 490 (21501-32).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik heb mij al meerdere malen ingezet voor de gewetensbezwaarden onder de boeren tegen de oormerken. Zij zijn uiteindelijk met de Staat der Nederlanden tot een uitvoeringsprotocol gekomen. Zij gedragen zich daarnaar, maar als beloning krijgen zij een zware korting op de toeslagrechten. Mijn fractie en de fractie van de SP zijn van mening dat deze boeren een gelijke behandeling verdienen en daarom hebben wij de volgende motie opgesteld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gewetensbezwaarden I&R (oormerkweigeraars) handelen volgens het Uitvoeringsprotocol "gewetensbezwaarde identificatie en registratie van runderen" d.d. 17 september 2002;

overwegende dat gewetensbezwaarden I&R (oormerkweigeraars) daarmee handelen volgens de afspraken die zij met de Nederlandse overheid gemaakt hebben;

overwegende dat het in het kader van het vertrouwen in de overheid wenselijk is dat de overheid haar afspraken zo veel mogelijk nakomt;

overwegende dat Brussel al heeft laten zien bereid te zijn, te zoeken naar alternatieven;

verzoekt de regering, met onmiddellijke ingang tot een moratorium te komen voor het opleggen van kortingen aan gewetensbezwaarden I&R;

verzoekt de regering tevens, in overleg met Europa te treden en hierbij alternatieven te bepleiten en een langetermijnoplossing te organiseren voor de I&R-gewetensbezwaarden, waarbij hun geen strafkortingen wordt opgelegd;

verzoekt de regering voorts, gewetensbezwaarden I&R die in de problemen komen wegens de opgelegde korting – in afwachting van een langetermijnoplossing – de kortingen terug te betalen;

verzoekt de regering ten slotte, de Kamer hierover voor de eerstvolgende begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 491 (21501-32).

Ik heb geen meldingen gekregen van andere sprekers. Wij wachten tot de staatssecretaris over de moties kan beschikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. In zijn motie op stuk nr. 487 vraagt de heer Van Gerven om het instellen van een onafhankelijke klachtencommissie. In het algemeen overleg heb ik daarvoor al gesproken. Ik heb gezegd dat er reden is om zaken rond de evaluatie aan te scherpen. In het kader van de hervorming van het visserijbeleid zal ik daarom onder andere pleiten voor een explicietere rol voor expertevaluaties. Het instellen van een onafhankelijke klachtencommissie betekent echter het creëren van een nieuw instituut, wat niet past in de verantwoordelijkheid die bij de Landbouw- en Visserijraad ligt. Het zou een te zware institutionalisering zijn en inbreuk maken op de primaire verantwoordelijkheid van de Raad van Ministers om te oordelen over zaken als quota en vangstregelingen. Ik wil dus wel meer aandacht vragen voor expertevaluaties in het visserijbeleid, maar ik ontraad deze motie.

In zijn motie op stuk nr. 488 vraagt de heer Van Gerven de regering om iets te verzoeken aan de Europese Commissie. Dit verzoek wil ik overbrengen; dat gaan we doen. Het rapport zal wat ons betreft vertrouwelijk ter inzage worden gelegd. In het algemeen ben ik het met de heer Van Gerven eens dat het parlement moet kunnen beschikken over belangwekkende rapporten als in het Europees Parlement of bij de Europese Commissie zaken aan de orde zijn waarover de regering een standpunt moet innemen. Het oordeel van de Nederlandse regering wordt namelijk mede gevormd op basis van de mening van het parlement. Op deze manier gaan wij de motie uitvoeren.

De heer Van Gerven (SP):

Dank voor de toezegging van de staatssecretaris. Waarom wordt het rapport vertrouwelijk ter inzage gelegd?

Staatssecretaris Bleker:

Ik ben de vraag even kwijt: waar het ter inzage wordt gelegd?

De heer Van Gerven (SP):

Nee, waarom het vertrouwelijk is. Wij zijn het toch eens dat transparantie belangrijk is.

Staatssecretaris Bleker:

Iets wordt vertrouwelijk ter inzage gelegd indien de eigenaar van een rapport of een orgaan, bijvoorbeeld de Europese Commissie, het Europees Parlement of de Europese Raad, het passend vindt om het vertrouwelijk ter inzage te leggen. Dit is een uitweg om het parlement toch op de hoogte te brengen van de achtergronden van de besluitvorming.

De heer Van Gerven (SP):

De motie wordt overgenomen en is daarmee overbodig. Ik trek haar daarom in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gerven (21501-32, nr. 488) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Bleker:

Het punt dat de heer Van Gerven maakt in zijn motie op stuk nr. 489, is eerder aan de orde geweest, ook in een AO van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken met staatssecretaris Knapen. Hij heeft al gezegd dat we kritischer moeten kijken naar A-punten op de agenda's van de diverse raden van ministers. Als we te belangrijke zaken onder de A-punten duwen, kan de controlerende taak van de Kamer te zeer worden beperkt. Wij zullen ons er daarom echt voor inzetten om het de Kamer beter dan tot nu toe mogelijk te maken om bij de voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad alle ook maar enigszins van belang geachte punten expliciet te bespreken in het AO. Dit wil niet zeggen dat er bij de A-punten niet serieus rekening moet worden gehouden met de nationale parlementen; daar zullen we ook bij de Commissie op aandringen. De heer Van Gerven vraagt in zijn motie om in het Coreper geen zaken te beslissen die politiek gevoelig liggen. Dat zal ook niet gebeuren. Wat ons betreft is het Coreper niet de plek om dat te doen. Voorts wordt in de motie verzocht om geen standpunten in te nemen in het Coreper dan nadat er in de Kamer over is gesproken. Voor een deel gaat het om standpunten die voortvloeien uit eerder beleid. In dat geval vind ik het gerechtvaardigd dat het Coreper daarover een standpunt kan innemen; wij moeten ook efficiënt met elkaar werken, want het is in feite het hoogste ambtelijk voorportaal voor de Raad. Ik ontraad de motie op stuk nr. 489, want ik denk dat op andere wijze tegemoet kan worden gekomen aan de wens van de heer Van Gerven om kritischer om te gaan met de A-punten. Als de motie wordt overgenomen, leidt dat tot een situatie waarin het Coreper bijna een echt politiek orgaan is geworden, waarin alleen maar zaken worden besproken die wij eerst in een AO aan de orde hebben gehad. Dat is niet de bedoeling van het Coreper.

De heer Van Gerven (SP):

Dat is ook niet de bedoeling van de motie. Als in het Coreper politiek gevoelige zaken aan de orde komen, zou er voorafgaande aan de besluitvorming een terugkoppeling moeten plaatsvinden naar het parlement. Dat is de strekking van de motie. De vraag is of de staatssecretaris die strekking overneemt.

Staatssecretaris Bleker:

Die strekking deel ik voor 100%, want ik vind dat politiek gevoelige zaken in het Coreper in beginsel op de agenda moeten komen van de Raad van Ministers. De Kamer heeft dan de gelegenheid om in het vooroverleg, het voorafgaande AO, over de zaak te spreken. De strekking van de motie op stuk nr. 489 deel ik.

De heer Van Gerven (SP):

In dat geval trek ik de motie in, want dan is het doel bereikt.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gerven (21501-32, nr. 489) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Bleker:

Mevrouw Ouwehand en mevrouw Thieme hebben de motie op stuk nr. 490 ingediend, die handelt over het koudmerken. In het AO heb ik al aangegeven dat wij een verlenging gewenst vinden, omdat juist op dit moment in Europees verband wordt bekeken op welke wijze wij op het vlak van de identificatiemethodes nog meer kunnen bieden. Die zaak is nu juist in discussie en daarom is het onhandig om één mogelijkheid af te snijden. Op grond daarvan zeggen wij dat wij dit niet moeten doen. Wij hebben dat uitvoerig met elkaar besproken in het AO. Ik voeg daar nu niets aan toe, althans niet uit eigen initiatief.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hier ligt een fundamentele vraag voor. Als in Europa een discussie plaatsvindt over een zaak die wij in Nederland hebben afgesproken, vijftien jaar geleden al, vindt de Nederlandse regering dan bij nader inzien haar eigen besluiten, haar eigen wetgeving en haar eigen onderzoek niet meer relevant?

Staatssecretaris Bleker:

De Nederlandse regering vindt het op dit moment verstandig om goed te kijken wat er uit de discussie in Europees verband komt alvorens een van de mogelijkheden uit te sluiten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij moeten dus de conclusie trekken dat het kabinet vindt dat als er in Europa een discussie wordt gevoerd over welk onderwerp dan ook, eerdere besluitvorming in Nederland daaraan ondergeschikt moet worden gemaakt. Dat is waar het in de praktijk op neerkomt. Dit is al de vierde keer dat de zaak wordt uitgesteld. Het is niet geloofwaardig en dat valt mij bar tegen van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker:

Het gaat over deze discussie en niet over het algemeen. Als men vindt dat het tegenvalt, dan is mijn reactie dat dit kan gebeuren.

Over het gevraagde in de motie op stuk nr. 491, ingediend door mevrouw Jacobi en de heer Van Gerven, is al gesproken. Het is Europeesrechtelijk niet uitvoerbaar. Om die reden ontraad ik deze motie.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Dat is nu precies het punt. Europeesrechtelijk wordt het geblokkeerd. In de motie wordt gesteld dat er een gelijkschakeling is, gezien het feit dat de oormerkweigeraars volgens protocol werken en daarmee voldoen aan de eisen van identificatie en registratie. Als het Europeesrechtelijk geblokkeerd is, moet de Staat der Nederlanden naar onze mening haar verantwoordelijkheid nemen voor een gelijkschakeling in het toeslagrecht.

Staatssecretaris Bleker:

Dat zouden wij kunnen overwegen, maar dan moeten wij ook het risico incalculeren van strafkortingen van Europa voor de wijze waarop wij de toeslagrechten uitvoeren. Daar zitten wij niet op te wachten.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Er is een protocol op basis waarvan zij hun werk doen en gelijkgerechtigd zouden zijn. Kan de staatssecretaris aangeven aangeven wat dan precies de blokkade is in Europees verband? Dat protocol heeft anders immers geen enkele waarde. Maar misschien moeten wij dit op een ander moment bespreken.

Staatssecretaris Bleker:

Ik ontraad de motie zoals die voorligt, maar ik ben bereid om de Kamer uitgebreid schriftelijk te informeren over het protocol, de stand van zaken op dit moment en de consequenties indien wij in Nederland bepaalde dingen zouden toestaan. Daarover wordt de Kamer dus afzonderlijk geïnformeerd in een brief. De voorgelegde motie ontraad ik echter.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Dan stel ik voor dat wij deze motie aanhouden op grond van de reactie van de staatssecretaris. Eventueel kunnen wij de motie dan nog wijzigen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 491) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag.

De vergadering wordt van 14.24 uur tot 14.30 uur geschorst.

Naar boven