Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 12, pagina 849-885 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 12, pagina 849-885 |
Aan de orde is het debat over het najaarsoverleg en het algemeen koopkrachtbeeld.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Voorzitter. De fractie van GroenLinks vindt het positief dat kabinet en sociale partners in deze roerige tijden het hoofd koel houden, maar het hart zou wat ons betreft heel wat warmer mogen zijn. Juist in tijden van crisis is het belangrijk dat wij de pijn eerlijk delen. Juist in tijden van crisis is het belangrijk dat wij oog hebben voor kwetsbare mensen en hoe het hen vergaat. Juist voor deze mensen laat het kabinet in onze ogen belangrijke steken vallen. Waarom gaan alleen de minima er in het algemene koopkrachtbeeld op achteruit? Waar blijven de 200.000 banen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt? Dat zijn de twee prangende vragen die ik vandaag aan het kabinet en aan de coalitiepartijen wil stellen. Ik begin met de koopkracht.
Tijdens de algemene en financiële beschouwingen was de koopkracht van de minima terecht een belangrijk onderwerp. Geen enkele groep gaat erop achteruit, zo was de boodschap die het kabinet vooraf via de pers afgaf. In het standaardkoopkrachtplaatje is dat ook zo, maar – dit is een heel belangrijke toevoeging – het standaardbeeld is in 2009 een onbruikbare maatstaf voor de portemonnee van burgers. Het standaardbeeld meet namelijk alleen het effect van generieke maatregelen en laat de voor 2009 zo belangrijke specifieke maatregelen, in het bijzonder de afschaffing van de buitengewone uitgavenregeling, die tot 2,4 mld. is opgelopen, buiten beschouwing. Wie echt wil weten wat mensen volgend jaar te besteden hebben, moet kijken naar het koopkrachtbeeld van het CPB. In dat beeld zijn alle maatregelen opgenomen, ook de BU. Terecht stond het CPB-beeld dan ook centraal tijdens de algemene en financiële beschouwingen. Het kabinet beloofde dat dit beeld meer in balans zou komen door het aanvullende compensatiepakket voor de BU. Tijdens de financiële beschouwingen voegde de PvdA daaraan toe dat mensen aan de onderkant er gemiddeld niet op achteruit zouden gaan. De minima op nul terwijl de rest erop vooruitgaat vindt mijn fractie nog steeds geen fraai staaltje eerlijk delen, maar het is beter dan in de min. Daar houden wij het kabinet en de PvdA graag aan.
Wij vinden het ontluisterend dat het kabinet nu met een definitief beeld komt waarin de minima als enige groep nog steeds inleveren. Ondanks het compensatiepakket en ondanks alle fraaie perskoppen is er eigenlijk helemaal niks veranderd. De 460 mln. die het kabinet zo trots uittrekt voor compensatie vliegt even hard de portemonnee weer uit, doordat de BU er zwaarder inhakt dan voorzien. Het koopkrachtbeeld van het CPB blijft recht overeind: de minima leveren nog steeds 0,25% tot 1,5% in, ouderen staan op nul en mensen met een goede baan gaan erop vooruit. Ik vraag de minister en de coalitiepartijen hoe zij dit voor hun rekening kunnen nemen. Hoe kunt u beweren dat dit beeld meer in balans is? Graag krijg ik een reactie.
Dit brengt mij op het volgende punt, de 200.000 banen. Het signaal dat het kabinet voor het najaarsoverleg afgaf, vonden wij al niet evenwichtig: wel stevige druk op de bonden om de looneisen te matigen, geen druk op de werkgevers om 200.000 extra banen te realiseren voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb nog een vraag over het vorige punt. U zei: het geld komt aan de ene kant de portemonnee in en het vliegt er aan de andere kant weer uit. Maar met de veranderingen in de BU gaat het geld toch juist bij andere mensen eruit, namelijk bij degenen van wie wij allen vonden dat het er onterecht inkomt, bijvoorbeeld bij u en mij als wij een bril laten verzekeren? En het komt toch bij de mensen in de portemonnee die dat het hardste nodig hebben?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik ben het met mevrouw Hamer eens dat een deel van de BU terechtkomt bij mensen die het niet nodig hebben. Een groot deel ervan komt juist terecht bij de mensen met de laagste inkomens, mensen die niet altijd chronisch ziek of gehandicapt zijn. Die groep wordt zwaar getroffen, en daar doet het kabinet niets voor. De kabinetscijfers geven een onvolledig inzicht, omdat gewerkt wordt met een standaardbeeld, waarin de BU niet is opgenomen. Het CPB meldt dat de minima gemiddeld genomen nog steeds in de min staan. Mevrouw Hamer houdt zich dus niet aan haar belofte.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb nooit de belofte gedaan dat de mensen in de lijn van het CPB in de nul zouden komen. Dat zou ook heel raar zijn. Mevrouw Sap noemt het CPB, maar ik wil specifieker zijn. Wij hebben het over de zogenaamde mediaan. Zij weet net als ik dat een mediaan uitgaat van gemiddelden.
Ik heb een ander punt. Mevrouw Sap is toch voor het verminderen van de hypotheekrenteaftrek?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Misschien kan mevrouw Hamer toelichten waar zij heen wil.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Is het waar?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Het is een van de vele dingen waar wij voor zijn.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Wat gaat u met dat geld doen? Gaat u dat teruggeven aan de huiseigenaren?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Wij hebben vorige week een tegenbegroting gepresenteerd, waarin precies staat wat wij willen doen. In de doorrekeningen die het CPB maakt van de verkiezingsprogramma's is duidelijk hoe de plannen uitpakken voor de koopkracht. Wij hebben een beeld waarin de minima en de middeninkomens er heel goed voorstaan. Wij vragen grotere offers van de bovenkant. Dat is wat wij verstaan onder eerlijk delen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik was u niet aan het aanvallen hoor. Ik had begrepen dat u het geld niet wilde teruggeven aan degenen bij wie u het weghaalt. Dat is precies hetzelfde als bij de BU gebeurt. Wij geven het terug aan de mensen die het het hardste nodig hebben. Wilt u zeggen dat die 460 mln. weggegooid geld is?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Nee, dat wil ik niet zeggen. Ik vind het te prijzen dat voor sommige groepen chronisch zieken en gehandicapten de stand nu beter is dan voor de zomer. Maar u had meer beloofd. Tijdens de algemene beschouwingen hebt u zelf gezegd dat u wilt dat het algemene koopkrachtbeeld meer in balans komt. Uw financieel woordvoerder – ik mag toch aannemen dat de PvdA-fractie in dezen met één mond spreekt – heeft tijdens de financiële beschouwingen toegelicht dat het wat hem betreft betekent dat de minima er gemiddeld genomen niet op achteruitgaan. Eerlijk gezegd vind ik dat nog steeds een vrij minimale inzet, maar ik zou het voor de PvdA al mooi vinden. Mevrouw Hamer dreigt de belofte nu geen gestand te doen. De minima dreigen er net zo sterk op achteruit te gaan als tijdens de algemene beschouwingen leek te gebeuren.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dat laatste betwijfel ik, maar daar kom ik nog wel op terug. Vindt u het terecht of niet dat het geld van de mensen die het niet nodig hebben, terechtkomt bij de mensen die het wel nodig hebben? Bent u het met mij eens dat dat is wat dit kabinet aan het regelen is? Overigens gebeurde dat van de week met grote steun van de vakbeweging.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik vind het terecht dat chronisch zieken en gehandicapten gerichter gecompenseerd worden, maar ik vind het onterecht dat de negatieve effecten die dat oplevert voor de sociale minima door dit kabinet niet gerepareerd worden. Eerlijk gezegd vind ik dat absoluut geen voorbeeld van sociaal delen.
De heer Van Hijum (CDA):
Mevrouw Sap ging heel snel over het najaarsoverleg heen en ging vervolgens in op de tegenbegroting van de GroenLinks-fractie. Het kabinet heeft samen met de sociale partners een pakket afgesproken. Vindt mevrouw Sap het met terugwerkende kracht ook niet zo heel verstandig dat in haar tegenbegroting een lastenverzwaring is opgenomen voor werkenden, voor gezinnen met kinderen en voor het bedrijfsleven?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik wil daar best op reageren, maar dat heb ik tijdens de financiële beschouwingen ook al heel uitgebreid gedaan. Wij vinden het volstrekt te verantwoorden dat je zwaardere lasten op de sterkere schouders legt. Het is heel goed te verantwoorden dat hogere inkomens meer bijdragen dan lagere. De lastenverzwaring voor het bedrijfsleven nemen wij graag voor onze rekening. Ook uit cijfers van het CPB blijkt dat de winstontwikkeling in de afgelopen vijftien jaar heel goed is geweest. De winstquote is nog steeds hoger dan ooit. In de MEV laat het CPB ook zien dat bedrijven flinke buffers hebben. Die buffers zijn zodanig groot dat ze de hogere grondstoffen- en energieprijzen niet eens hoeven door te berekenen. Het knelpunt zit niet in de lasten van bedrijven, het knelpunt dat dreigt is dat bedrijven te weinig kunnen afzetten omdat de koopkracht te veel daalt. Daarover maken wij ons met name zorgen.
De heer Van Hijum (CDA):
Steunt de GroenLinks-fractie nu het pakket aan maatregelen dat is overeengekomen met de sociale partners, of niet? Ja of nee, graag.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Nee, wij vinden dat zwaar teleurstellend.
Wij betreuren het zeer dat in het najaarsakkoord geen harde afspraken zijn gemaakt over de 200.000 extra banen. Wij betreuren het ook dat het maken van concrete plannen weer vooruit is geschoven. Wij zijn verbijsterd over de invulling die de minister aan deze belangrijke participatiedoelstelling geeft, namelijk dat het aantal uitkeringen met 200.000 moet dalen. Het verleden leert dat daling van het aantal uitkeringen echt iets anders is dan toename van het aantal banen voor moeilijke groepen. Ik roep de minister op om de oorspronkelijke doelstelling uit het beleidsprogramma te handhaven. Ik vraag hem bovendien om de Kamer voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te informeren over hoe het er nu voorstaat met die 200.000 banen. Hoeveel langdurig uitkeringsgerechtigden en hoeveel herintreedsters hebben de afgelopen anderhalf jaar werk gevonden? Wat is de ambitie van deze minister voor de resterende periode? Graag een reactie.
Onze conclusie is dat dit kabinet creatief aan het boekhouden is, maar dat dit de minima geen cent en geen baan extra oplevert. Dat vindt de GroenLinks-fractie schrijnend. Wij roepen het kabinet en de coalitiepartijen op om alsnog hun beloftes aan de kwetsbare groepen waar te maken.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Als het buiten stormt, staat de polder op scherp. Dat was in Nederland al zo ten tijde van de eerste waterschappen, en dat is vandaag de dag nog steeds zo. Als het erop aankomt, zetten vakbonden en werkgevers over hun deelbelangen heen, en doen wat nodig is in het gemeenschappelijk belang, om droge voeten te houden, ofwel om onze concurrentiepositie niet te laten verslechteren, de werkgelegenheid op peil te houden en te voorkomen dat de krapte op de arbeidsmarkt de samenleving gaat blokkeren. De CDA-fractie is dan ook verheugd over het najaarsakkoord dat sociale partners met het kabinet hebben afgesloten. Wij prijzen de saamhorigheid en eensgezindheid die het kabinet en sociale partners aan de dag leggen. Of de storm al op zijn hoogtepunt is en hoelang die aanhoudt, kunnen wij niet voorspellen. Over de mogelijke gevolgen voor de economie en de werkgelegenheid is ook weinig met zekerheid te zeggen. Dat er gevolgen zullen zijn, lijkt zeker. Maar des te belangrijker is het dat werkgevers, vakbonden en het kabinet de problemen onder ogen zien en afspraken maken over economische structuurversterking. Lastenverlichting, een verantwoorde loonontwikkeling en een verhoging van de arbeidsparticipatie zijn in dat kader de goede recepten voor dit moment.
Internationaal gezien staat Nederland er gelukkig nog steeds goed voor. Zo viel vandaag te lezen dat Nederland twee plaatsen is gestegen op de ranglijst van het World Economic Forum over de internationale concurrentiepositie, van een tiende naar een achtste plaats. Ook het IMF ziet dat Nederland het relatief goed doet qua economische groei en werkloosheid. Nederland kan dus economisch sterk uit de crisis komen.
Een aantal opmerkingen over de concrete afspraken die in het najaarsakkoord zijn gemaakt. De CDA-fractie is blij dat het voornemen om de WW-premie voor werknemers te schrappen, nu wordt doorgezet. Dit levert werknemers gemiddeld enkele honderden euro's lastenverlichting op. Ook voor werkgevers daalt de WW-premie en komen er premiekortingen voor het in dienst nemen en houden van oudere werknemers. De tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten wordt gerichter en meer op de doelgroep toegesneden. Tevens komt het kabinet de toezegging na dat de koopkrachtgevolgen voor ouderen en uitkeringsgerechtigden meer in balans worden gebracht. Het kabinet is wat de CDA-fractie betreft met de voorgestelde 460 mln. echt tot het uiterste gegaan. Wij gaan ervan uit dat voor de nog te dekken 60 mln. in de Voorjaarsnota ook een solide dekking zal worden gevonden.
Mevrouw Kant (SP):
Tot onze teleurstelling moeten wij vaststellen dat de groep mensen met lagere inkomens er nog steeds op achteruit gaat. Dat heeft u toch ook wel ontdekt, mag ik hopen?
De heer Van Hijum (CDA):
Wat het kabinet heeft gedaan, is volgens de afspraak met de Kamer eerst de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten meer gericht maken. Ik ben het wat dat betreft zeer eens met wat mevrouw Hamer daar zojuist over heeft gezegd. Het gaat erom dat die groep er ook daadwerkelijk van kan profiteren. Het niet-gebruik van die voorziening door de doelgroep is op dit moment namelijk nog enorm. Vervolgens heeft het kabinet gedaan wat het in afspraak met de Kamer heeft beloofd, namelijk voor uitkeringsgerechtigden en met name voor ouderen een aantal aanvullende maatregelen treffen die er in elk geval toe leiden dat de koopkracht ook voor die groepen gemiddeld genomen hersteld wordt. Er kunnen daarbij echter geen garanties worden gegeven voor individuele gevallen. Dat hebben wij tijdens de algemene beschouwingen ook al aangegeven.
Mevrouw Kant (SP):
Wij zijn inderdaad bezig met een herhaling van zetten en wij zijn wat dat betreft geen een stap opgeschoten. Er zijn namelijk nog steeds groepen met lage inkomens – dus niet individuen, maar groepen – die erop achteruitgaan. De CDA-fractie accepteert dat dus.
De heer Van Hijum (CDA):
Je moet maar durven om 460 mln. geen stap vooruit te noemen!
Mevrouw Kant (SP):
Ik heb het over het punt waar deze discussie over gaat. Ik zeg niet dat er niets is gebeurd. Ik kom zo aan de beurt, en dan zult u horen dat er wel wat gebeurt. Er zijn echter groepen met lage inkomens die erop achteruitgaan. Dat was bij de algemene beschouwingen al zo en dat is nog steeds zo. Dat is niet verbeterd en dat accepteert de CDA-fractie dus.
De heer Van Hijum (CDA):
De aftrekpost voor chronisch zieken en gehandicapten heeft opgeleverd dat wij in totaal ongeveer 6 miljoen chronisch zieken en gehandicapten in dit land hebben die gebruik maken van die voorziening. Dat kan niet aan de orde zijn. Het feit dat de voorziening gerichter wordt gemaakt, heeft per definitie gevolgen voor de koopkracht. Dat kan niet anders. Ik vind dat het kabinet buitengewoon ver is gegaan in het repareren van koopkrachtgevolgen voor de meest kwetsbare groepen, de ouderen, de chronische zieken en gehandicapten en de arbeidsongeschikten.
Mevrouw Kant (SP):
Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Ik kan dan ook alleen de conclusie trekken dat het CDA het sociale gevoel kwijt is en accepteert dat mensen met lage inkomens erop achteruitgaan.
De heer Van Hijum (CDA):
Die conclusie is volledig voor rekening van mevrouw Kant. Ik heb duidelijk aangegeven hoe het kabinet daarmee om is gegaan en hoe wij daartegen aankijken.
De heer Weekers (VVD):
Ik wil de heer Van Hijum vragen wanneer hij eindelijk eens ontwaakt uit zijn winterslaap. Ik zal het toelichten. U hebt aangegeven dat u verwacht dat het goed gaat met de Nederlandse economie. Er is volgens mij geen enkele econoom die nog verwacht dat er volgend jaar überhaupt sprake zal zijn van economische groei. Vervolgens zegt u dat het allemaal keurig is gedekt. Maar 400 mln. van de 460 mln. wordt eerst weggehaald bij mensen die nu gebruik kunnen maken van die buitengewone uitgavenregeling. Dat is dus een sigaar uit eigen doos. De resterende 60 mln. gaat u dekken bij de Voorjaarsnota. Dat is geen erg zorgvuldig financieel rentmeesterschap.
De heer Van Hijum (CDA):
Juist wel. Wij willen namelijk niet verder gaan dan wat de oploop uit de BU heet en wat te dekken valt uit de BU, inzetten voor koopkrachtreparatie. Juist als wij verder waren gegaan, had u waarschijnlijk met een heel andere verhaal hier gestaan en ons verweten dat wij het niet solide gedekt zouden hebben. Dat hebben wij nu echter juist wel gedaan.
De heer Weekers (VVD):
U hebt het niet solide gedekt, want u schuift een deel van het probleem door naar de Voorjaarsnota. Ik kan u voorspellen dat er straks bij de Voorjaarsnota helemaal geen ruimte zal zijn. Minister Bos heeft nu al alle ruimte in de begroting opgesoupeerd. Als de inflatie straks, hopelijk, wat meevalt, heeft minister Bos een groot financieel probleem, want de ruilvoetwinst is al helemaal opgemaakt. Dan zal er bij de Voorjaarsnota bezuinigd moeten worden in plaats van dat er ruimte is voor extra uitgaven.
De heer Van Hijum (CDA):
De heer Weekers begon met de opmerking dat ik gezegd zou hebben dat het goed zou gaan met de economie. Ik heb echter gezegd dat wij er internationaal gezien nog redelijk goed voor staan, relatief gezien. Ik vind dat wij wat dat betreft het kabinet moeten prijzen, want er worden op dit moment de goede dingen gedaan die de economische fundamenten in ieder geval stevig houden.
Hoe de wereld er straks bij de Voorjaarsnota uit zal zien, zullen wij dan moeten bezien. Ik weet niet hoe de crisis zich zal ontwikkelen. U weet dat ook niet. Er zijn verschillende factoren, zoals de inflatie, de werkloosheid en de groeiverwachting die met onzekerheden omgeven zijn. Dat is allemaal waar. Wij zijn er echter voor om niet nu al in paniek daarop te anticiperen, maar gewoon bij de Voorjaarsnota te kijken hoe die ontwikkelingen zich voltrekken.
De heer Weekers (VVD):
Dan zullen wij elkaar nog wel treffen bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Ik ben er niet zo hoopvol over. Ik heb toch nog even een andere vraag. U zegt dat de Nederlandse economie er in vergelijking met ander landen nog redelijk uitziet. Het kabinet teert eigenlijk op de hervormingen die het vorige kabinet heeft doorgevoerd. Maar de commissie-Bakker heeft ook aangegeven dat er additionele hervormingen nodig zijn. Nu neemt u een maatregel die op zichzelf heel erg goed is: het verlagen c.q. op nul zetten van de WW-premie, maar waarom is daarbij niet de gelegenheid te baat genomen om tegelijkertijd andere voorstellen van de commissie-Bakker door te voeren?
De heer Van Hijum (CDA):
Ik zal daarop komen in mijn betoog. Ik was nog pas aan het begin.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik wil nog even doorvragen over het punt dat het beeld nu meer in balans zou zijn. Bent u het met mij eens dat het beeld waarover wij het hebben, het mediane koopkrachtbeeld is van het CPB zoals dat in de Macro Economische Verkenning is gepubliceerd? Van dat beeld hebben wij tijdens de algemene beschouwingen gezegd dat het meer in evenwicht moet komen. Ik heb nog een tweede vraag: kent u de gegevens uit de brief van het kabinet, waarin staat dat het beeld van het CPB op dit moment nog precies hetzelfde is als toen? Nog steeds leveren uitkeringsgerechtigden gemiddeld 0,25% in en ouderen staan gemiddeld op nul. Het compensatiepakket dat u noemt, dat netto 60 mln. beslaat, heeft ervoor gezorgd dat bepaalde deelgroepen meer worden gecompenseerd, maar andere deelgroepen er juist meer op achteruitgaan, omdat de BU "harder doortikt". Het beeld is helder: het CPB zegt dat de stand precies hetzelfde is als tijdens de algemene beschouwingen, ondanks uw compensatiepakket. Waarop baseert u dan uw uitspraak dat er toch meer balans is? Ik wil graag een heel concrete, heldere bron van u hebben.
De heer Van Hijum (CDA):
U geeft er zich geen rekenschap van dat ook de uitgaven in het kader van de BU-regeling enorm zijn toegenomen sinds dat moment. Deze uitgaven leiden daarmee tot een nog groter koopkrachtverlies dan aanvankelijk was geraamd. Ik denk daarom dat het reparatiepakket van het kabinet wel degelijk de inkomenspositie van die groepen, ouderen enuitkeringsgerechtigden, meer in balans brengt met de vooruitgang die er natuurlijk ook in zit voor werkenden.
De voorzitter:
Ik wil graag iets opmerken namens de kijkers. Ik ben zo bang dat niemand weet wat de BU is. Misschien weten zij het wel hoor – dan ben ik abuis – maar misschien zou het de kijkers toch helpen als u af en toe eens volledig uitsprak waar BU voor staat.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Als ik goed naar u luister, mijnheer Van Hijum, dan zegt u dat er een probleem is geweest tijdens de algemene politieke beschouwingen en dat daar na de algemene politieke beschouwingen nog een probleem is bij gekomen, namelijk dat de buitengewone uitgavenregeling er nog zwaarder inhakt dan voorzien; ik heb dat zelf in mijn eerste termijn ook al gezegd. Ik begrijp dat u zo druk bezig geweest bent met het oplossen van het tweede probleem, dat u daarom het eerste probleem maar aan de kant heeft geschoven. Is dat de goede interpretatie? U had toch meer beloofd? U had toch ook gezegd dat u het eerste probleem zou oplossen? Dat probleem lag er bij de algemene beschouwingen en het ligt er nu nog steeds.
De heer Van Hijum (CDA):
Het opvangen en verder ontwikkelen hoort ook bij het regeren. Om die reden kunt u heel gemakkelijk nee zeggen tegen het voorliggende evenwichtige en samenhangend pakket. Tot mijn grote verbijstering doet u dat ook en daarmee slaat u het hele fundament weg onder de economische ontwikkeling voor de komende periode, maar dat even terzijde. Ik denk dat het kabinet met een aantal forfaits, tegemoetkomingen, voor arbeidsgehandicapten en ouderen, heel gericht de effecten opvangt van, ten dele, het onbedoelde gebruik van de buitengewone uitgavenregeling. Wij hebben met elkaar een regeling opgetuigd waarvan een groep van 6 miljoen mensen gebruik maakte, die echter niet allemaal vielen onder de categorie van chronisch zieken en gehandicapten. Het wegnemen van dat onbedoelde effect levert voor een bepaalde groep mensen inderdaad koopkrachtverlies op en wij staan ervoor dat wij voor de meest kwetsbare groepen een compensatie hebben geboden.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil van de heer Van Hijum weten wat hij dan zegt tegen iemand met een minimumuitkering die tot min 1,75% aan koopkracht kan verliezen door dit pakket aan maatregelen van het kabinet. Zegt hij dan: sorry, uw portemonnee was al leeg en die wordt nog leger; u valt onbedoeld onder de buitengewone uitgavenregeling. Is dat dan een geval van pech?
De heer Van Hijum (CDA):
U komt nu met een casus. Ik zou eerst moeten weten wat de situatie is. Onze bedoeling is dat mensen die chronisch ziek en gehandicapt zijn en extra kosten hebben als gevolg van die aandoening, gecompenseerd worden voor de kosten. Dat was de reden waarom wij oorspronkelijk, nota bene gezamenlijk als CDA en GroenLinks, die regeling hebben bedacht en daarover een motie hebben ingediend. Die regeling is zodanig uit de klauwen gegroeid en heeft zoveel onbedoelde effecten dat het echt niet verantwoord is om op deze manier door te gaan. Ik begrijp niet dat mevrouw Sap daarvoor geen verantwoordelijkheid durft te nemen. Wij doen dat wel en wij compenseren zelfs de effecten voor groepen die geraakt worden doordat deze regeling wordt teruggedraaid. Ik vind dat zeer verantwoord.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik noem geen casus van één persoon, ik noem het gemiddelde effect dat het Centraal Planbureau in de Macro Economische Verkenning heeft berekend voor groepen sociale minima. Zij hebben nu al een heel lege portemonnee. Ik vind dat de heer Van Hijum zich verschuilt achter zijn opmerking dat ik een casusje noem. Hij raakt juist grote groepen kwetsbare mensen die al op het sociaal minimum zitten heel diep in de portemonnee. Van hen vraagt hij volgend jaar nog meer in te leveren. Hij heeft zelf tijdens de algemene politieke beschouwingen aangegeven dat hij daarin meer balans wil brengen, maar ik constateer dat hij dat willens en wetens niet doet en dat stelt mij diep teleur.
De heer Van Hijum (CDA):
Dat kan wel de conclusie van mevrouw Sap zijn, maar ik heb al genoemd dat wij bij de algemene beschouwingen hebben gezegd dat ingrijpen in deze uit zijn voegen gegroeide regeling niet kan betekenen dat je voor iedereen een garantie biedt. Ik vind dat het kabinet een zeer verantwoord pakket levert waardoor het geld meer terecht komt bij de groep waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld. Bovendien wordt hiermee een aantal koopkrachteffecten gerepareerd.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
De buitengewone uitgavenregeling is afgeschaft en heeft geld opgebracht. Dat is mooi naar de chronisch zieken en gehandicapten gegaan. Het is slim om nu af te dwingen dat er geen loon-prijsspiraal zal komen en dat de vakbonden zich zullen inhouden met hun looneisen. Niet meer en niet minder. Hoe koopkrachtplaatjes eruit zien, hangt af van de gegevens die aan dat plaatje ten grondslag liggen. Wordt kinderopvang daar bijvoorbeeld bij betrokken of niet? Daarover wil ik dan ook niet met de heer Van Hijum spreken. Echte koopkracht krijg je door echte banen. Welke concrete afspraak is gemaakt voor de 200.000 mensen die nog op een baan wachten? Is iets gedaan aan de tweedeling op de arbeidsmarkt, zodat mensen een baan kunnen krijgen en een gelijke uitgangspositie hebben? Welke concrete maatregel is uit het overleg voortgevloeid anders dan dat er nog van allerlei plannen worden gemaakt?
De heer Van Hijum (CDA):
Ook op dit onderdeel zal ik nog terugkomen. Ik wil daarover graag discussiëren, maar ik stel voor dat ik eerst een aantal punten benoem. Dan krijgt mevrouw Koşer Kaya meteen een antwoord op haar vraag.
Voorzitter. Wij zijn positief over de inzet op het gebied van re-integratie van werklozen. Mijn fractie is al langer kritisch over de besteding van de re-integratiemiljarden en pleit voor een veel selectievere ondersteuning van werklozen en een betere aansluiting op de vacatures. Het is buitengewoon goed dat de inzet van gemeenten, UWV en CWI, die bemiddelen voor andere groepen werklozen, weer wordt gericht op de vraag van branches en sectoren. Wij zullen de wetsvoorstellen op het gebied van de organisatie van de sociale zekerheid, het werkbedrijf en de loonkostensubsidies zeer kritisch aan deze intentie toetsen.
De afspraak tussen sociale partners over het maximeren van de ontslagvergoeding heeft de weg vrijgemaakt voor nadere afspraken over scholing, werk-naar-werktrajecten en meer arbeidsplaatsen voor kwetsbare groepen. Hiermee is een eerste, zij het bescheiden, stap gezet in de uitvoering van het advies van de commissie-Bakker. Deze commissie bepleit onder meer een verschuiving van het accent van nazorg naar voorzorg door veel meer te investeren in de inzetbaarheid, de scholing en de bemiddeling van werknemers. Wij lezen nu dat de Stichting van de Arbeid, oftewel de werkgevers- en werknemersorganisaties, zich gaat buigen over de verantwoordelijkheid voor werk-naar-werktrajecten en de uitvoering van de WW. Op welke wijze wordt daarbij de suggestie van de CDA-fractie betrokken om werkgevers de mogelijkheid te bieden het eigen risico van de eerste fase van de WW zelf te dragen? Daarmee zou een prikkel voor werkgevers worden geïntroduceerd om veel meer te doen aan scholing en aan het bemiddelen voor werknemers die met ontslag worden bedreigd. Ook de aandacht voor scholing en een leven lang leren spreekt ons aan, maar wanneer wordt nu duidelijk welke bijdrage de sectorale scholingsfondsen van de werkgevers en werknemers, de O&O-fondsen, gaan leveren aan het scholen van werknemers en werkzoekenden? Deze afspraak is volgens mij al eerder gemaakt. Waarom komt intersectorale samenwerking tussen die verschillende sectoren zo moeilijk en zo langzaam van de grond? Kan de minister aangeven of hij middelen beschikbaar wil stellen voor cofinanciering van ondernemings- en sectoroverstijgende scholingsactiviteiten en zo ja, hoeveel? Dit is een van de concrete punten die het kabinet in de brief aan de Kamer heeft genoemd.
Daarnaast heeft het kabinet de aanbeveling van de commissie-Bakker om de arbeidsdeelname van ouderen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten, Wajongers, allochtonen en laag opgeleide jongeren te stimuleren voortvarend opgepakt. Wij zien de vervolgafspraken over banen voor die groepen in de cao's met spanning tegemoet, maar werkgevers zullen nu ook echt moeten leveren. In het plan staat "intensiveren van die inspanningen". Dat klinkt goed, maar ik zou graag wat concreter horen hoe vakbonden en werkgevers die plaatsen daadwerkelijk gaan invullen. Wij hebben daar al eerder om gevraagd en zijn van mening dat wij daarmee echt samen aan de slag moeten.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik meen dat de Kamer al anderhalf jaar met spanning afwacht hoe de 200.000 mensen die aan de kant staan aan een baan geholpen worden. Ik wil dat de heer Van Hijum nu concreet wordt en heb geen behoefte aan "doorschuifpolitiek".
De heer Van Hijum (CDA):
Wij creëren geen banen. Mevrouw Koşer Kaya is wel zo reëel dat zij dat toegeeft. Zo ken ik haar ook. Ik vind wel dat die afspraak die al enige tijd geleden is gemaakt, namelijk tijdens de participatietop met werkgevers en vakbonden, veel concreter ingevuld mag worden. De Kamer pleit bijvoorbeeld al heel lang voor meer stage- en werkplekken voor jongeren met een Wajong-uitkering, dus voor jonggehandicapten. Sociale partners hebben gezegd dat zij meer aangepaste werkplekken willen creëren. Daarmee bedoelen zij dat de omstandigheden en de functie worden aangepast en dat de gehandicapte medewerkers meer tijd krijgen als dat nodig is. Ik vind dat wij wat dat betreft veel concreter moeten worden. Anders zal het ondanks alle wetsvoorstellen en plannen niet lukken om die jongeren daadwerkelijk aan het werk te helpen. Het gevoel van urgentie deel ik met mevrouw Koşer Kaya en ik daag het kabinet uit om daarover samen met de sociale partners concreter te worden.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mij hoeft niet gemeld te worden wie wat heeft gezegd en welke sociale partner en coalitiegenoot welke positie inneemt, want dat weet ik wel. De coalitiegenoten zitten in spagaat als het gaat om het ontslagrecht en het aan een baan helpen van mensen door middel van het moderniseren van de ontslagregels. Er staan immers mensen aan de kant. Het primaire punt van de modernisering van het ontslagrecht was niet zozeer de ontslagvergoeding als wel het schrappen van de tweedeling en het aan een baan helpen van mensen. Daarop reageert de heer Van Hijum ook nu niet. Wanneer komen die 200.000 mensen aan een baan? Wanneer wordt er een duidelijke afspraak gemaakt over de manier waarop deze mensen aan een baan worden geholpen en wanneer komt er een plan?
De heer Van Hijum (CDA):
Ik constateer dat het aantal mensen met een WW-uitkering of een bijstandsuitkering daalt. Er komen dus wel degelijk meer mensen aan een baan. Ik heb speciale aandacht gevraagd voor de mensen met een Wajong-uitkering. Wat mijn fractie betreft mag er voor die groep een tandje bij, al beseft zij dat het kabinet geen banen creëert. Wij kunnen ervoor zorgen dat er middelen zijn om die jongeren aan een baan te helpen, dat werkgevers vergoedingen krijgen en dat er aangepaste werkplekken komen. Ook moeten wij administratieve lasten wegnemen. Maar uiteindelijk moeten de werkgevers banen creëren en aanbieden. Wij willen geen gesubsidieerde banen voor die mensen, maar echte banen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dat was mij niet helemaal duidelijk. In het coalitieakkoord staan namelijk ook vijf vormen van subsidiebanen.
De heer Van Hijum refereert aan de commissie-Bakker. Waarom doet hij niet precies wat in het rapport van die commissie staat? Waarom neemt hij dat niet als uitgangspunt? Ik vraag mij af waarom die commissie is ingesteld, als de heer Van Hijum toch niet wil doen wat zij adviseert.
De heer Van Hijum (CDA):
In het debat over het rapport van de commissie-Bakker heb ik namens mijn fractie gezegd dat die commissie indringend heeft aangegeven hoe groot de krapte op de arbeidsmarkt wordt en wat het belang is van het nemen van allerlei maatregelen. Wij hebben dat rapport omarmd en het kabinet is daarmee aan de slag gegaan. Ik begrijp de zorg van mevrouw Koşer Kaya over het flexibiliseren van de arbeidsmarkt. Daarvoor heb ik een aantal voorstellen gedaan en ik heb de minister om een reactie gevraagd. Ik heb het kabinet verzocht om de werkgevers te prikkelen zodat zij veel meer aan scholing doen. Daarnaast moeten zij meer werken aan het bemiddelen naar werk. Dat is wel degelijk een uitwerking van het advies van de commissie-Bakker. Het kan mevrouw Koşer Kaya niet ver genoeg gaan. Ik heb het een bescheiden stap genoemd maar dat neemt niet weg dat het een stap is.
Nieuw is ook het voornemen van het kabinet om tijdelijk een no-riskpolis in te voeren voor het in dienst nemen van oudere werklozen. Wij staan daar niet onwelwillend tegenover, maar stellen daarover een aantal vragen. Bevestigt de regering daarmee niet het onterechte beeld van een hoog ziekteverzuim bij oudere werknemers? Waarom wordt er dan niet een dergelijke polis ingevoerd voor zieke werknemers die door werkgevers in dienst worden genomen? Dat is in het kader van re-integratie tweede spoor. Wij hebben daarover al eerder een discussie met de minister gevoerd.
Tot slot kom ik bij een belangrijke randvoorwaarde voor meer arbeidsparticipatie. Die houdt in dat betaald werk gecombineerd en/of afgewisseld kan worden met onbetaald werk zoals opvoeding, mantelzorg, studie of vrijwilligerswerk. Het kabinet geeft aan dat het daarover verder van gedachten wil wisselen met de sociale partners. Wij hebben daar de kanttekening bij dat die intentie al eerder is uitgesproken. Hoe staat het nu concreet met de mogelijkheden om arbeidstijden te flexibiliseren en om meer mogelijkheden voor telewerken te creëren? Kortom, wat kunnen wij op dat terrein ook de komende periode van zowel het kabinet als de sociale partners verwachten?
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Het kabinet beloofde koopkrachtbehoud. Niemand zou erop achteruitgaan. Deze zomer beloofde minister Bos dat alle minnen zouden worden weggewerkt. Dat bleek niet zo te zijn. Groepen met lage inkomens, ouderen en chronisch zieken bleken er wel degelijk op achteruit te gaan. Na eerst verwoede pogingen gedaan te hebben om dat allemaal te ontkennen, kwamen bij de algemene beschouwingen de toezeggingen dat er nog naar gekeken zou worden. Dat is gedaan en nu ligt er een voorstel tot gedeeltelijke reparatie. Ons verzet en dat van anderen heeft geleid tot een stap in de goede richting. Het kabinet heeft alsnog 400 mln. gevonden. Tenminste, dat is het beeld dat rolt uit de goede pr-machine! Het blijkt helemaal niet te kloppen. Er is helemaal geen extra geld. Het blijkt dat de buit – de buit van de asociale ingreep in de bijzondere aftrek ziektekosten – groter is dan gedacht. Een deel van die buit wordt nu weer teruggegeven. Zo kan ik ook mooie sier maken!
Natuurlijk is het positief dat dat geld ingezet wordt om de koopkracht van deze groep te verbeteren. Het moet mij toch echt van het hart, dat ik er een nare, vieze smaak van in de mond krijg. Eerst mensen flink pakken en daarna de held uithangen, omdat je weer wat teruggeeft van wat je gepakt hebt.
Wat blijkt nu? Nog steeds gaan groepen mensen met lage inkomens erop achteruit. Deze groep mensen is niet één keer voor de gek gehouden, deze groep mensen is niet twee keer voor de gek gehouden, deze groep mensen is nu voor de derde keer voor de gek gehouden. Ik vind dat onthutsend. Wij eisen vandaag dan ook dat er alsnog de garantie gegeven wordt dat de koopkrachtachteruitgang voor deze mensen gerepareerd wordt.
De heer Van Hijum (CDA):
Mevrouw Kant gebruikt het woord "onthutsend". Ik vind het onthutsend dat kennelijk de SP deze ontwikkeling volledig op haar beloop heeft gelaten. Naast de miljarden extra uitgaven die de SP in haar tegenbegroting voorstelt, zou de SP deze overschrijding dus zonder meer hebben geaccepteerd en op haar beloop hebben gelaten. Dat is het antwoord van de SP op hoe deze regelingen uit hun verband groeien.
Mevrouw Kant (SP):
Hoe komt u daar nou bij?
De heer Van Hijum (CDA):
Laat dan eens horen wat u concreet voorstelt?
Mevrouw Kant (SP):
U moet wel een vraag stellen die hout snijdt. Dan kan ik een antwoord geven.
De heer Van Hijum (CDA):
Vindt mevrouw Kant het acceptabel dat grote groepen mensen brillen – die ook bij de ouderenbeurs massaal werden gepromoot – aftrekken van de belasting? Vindt u dat acceptabel?
Mevrouw Kant (SP):
Ik vind het acceptabel dat hulpmiddelen en hogere ziektekosten afgetrokken kunnen worden van de belasting. De brillen mag u van mij hebben. Dat heb ik ook al meer keren in het debat gezegd. Dat is namelijk helemaal niet de essentie van dit voorstel. Een van de redenen van de toename van de uitgaven voor deze regeling was dat de kabinetten waar uw partij deel van uitmaakt, de kabinetten-Balkenende, de premies voor de ziektekostenverzekeringen zo verhoogd hebben. Die kabinetten hebben zo veel uit het pakket gedonderd, zodat mensen het allemaal zelf moeten gaan betalen. Dat is de reden waarom de uitgave voor deze post zo verhoogd is. Het is nu eenmaal zo dat mensen met lage inkomens dat dan niet meer kunnen betalen.
Mijn eis in het debat is dus ook dat voor deze mensen met lage inkomens de koopkrachtachteruitgang alsnog wordt gerepareerd. Ik vraag het kabinet het volgende. Het heeft de mensen met een spaartegoed van € 100.000 een bankgarantie gegeven voor hun spaargeld. Gaat het deze mensen een garantie geven voor hun leefgeld? Na spaargeldgarantie ook een leefgeldgarantie voor de mensen met de allerlaagste inkomens!
Voorzitter. Dat ook de druk van het najaarsoverleg tot enige reparatie van de koopkracht van de kwetsbare groepen, met name de chronisch zieken en gehandicapten, heeft geleid, is te prijzen. Een compliment ook voor allen die hebben gevochten voor het behoud van de beschaving in de arbeidsverhoudingen oftewel het ontslagrecht. Wij mogen toch echt wel vaststellen dat minister Donner zijn kruistocht heeft verloren. Dat wat er toch uit de bus rolt, de beperking van de ontslagvergoeding, is echter een raar en ongewenst plan. Mensen die in loondienst meer dan € 75.000 verdienen, worden anders behandeld dan anderen. Het is natuurlijk best een fors bedrag, maar waarom mensen anders behandelen dan anderen? Hun ontslagvergoeding wordt beperkt tot een jaarsalaris. Waarom? Wat een rare grens. Wat is daar logisch aan? En wat is daar rechtvaardig aan? De vraag is ook of de rechter van tevoren de redelijkheid van het ontslag wel of niet beoordeelt. Mij is dat eerlijk gezegd niet duidelijk. Als dit een manier zou zijn om de gouden handdrukken van falende, zichzelf verrijkende topbestuurders aan banden te leggen, dan was er wel iets voor te zeggen. Dat gebeurt hiermee echter niet; daar is dit geen oplossing voor. Het is eerder een stimulans voor hen om voordat zij zo'n topbaantje nemen, een afspraak te maken over de gouden handdruk die zij krijgen bij hun vertrek, ongeacht of zij gefaald hebben, wat meestal wel het geval is. Waarom zijn er trouwens geen afspraken gemaakt voor verbetering van de positie van flexarbeiders? Wat is de reactie op de door de FNV geconstateerde groeiende groep mensen die niet meer van één inkomen en één baan kan rondkomen, van de werkende armen, dus van de mensen die baan op baan moeten stapelen?
Natuurlijk zijn de gevolgen van de kredietcrisis een bedreiging voor de koopkracht. Of het nu goed gaat met de economie of slecht, er is altijd wel een recept voor loonmatiging. Zo ook bij dit kabinet. Als het goed gaat moeten de lonen gematigd worden om de concurrentie met het buitenland aan te kunnen en als het slecht gaat moeten de lonen worden gematigd om geen banen te verliezen. Mijn fractie vindt de looneis van 3,5% aan de zuinige kant. Het is de vraag of die gaat zorgen voor koopkrachtbehoud. Ik vraag dit kabinet ook of koopkrachtbehoud het uitgangspunt blijft voor dit kabinet. Als dat het geval is, hoe gaat het kabinet dat dan bewaken?
Toen het kabinet aantrad, werden er honderdduizenden banen beloofd, voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten, voor langdurig werklozen en voor jonggehandicapten. Waar blijven die banen echter?
De heer Van Hijum (CDA):
U zegt "aan de zuinige kant". Ik heb de heer Ulenbelt eerder het woord "chantage" horen bezigen. Is het beste koopkrachtbehoud niet het behoud van werkgelegenheid? Zou u niet zo grootmoedig kunnen zijn dat u de vakbond complimenteert voor het feit dat men zich heeft ingehouden zodat een verantwoorde loonontwikkeling mogelijk is? Op die manier houden wij in dit land werk. U jaagt de kosten alleen maar op.
Mevrouw Kant (SP):
Het woord "chantage" heb ik ook gebruikt bij de algemene beschouwingen omdat de bonden toen al onder druk gezet werden om matige looneisen te stellen – toen was er nog helemaal geen kredietcrisis – omdat anders de verlaging of de afschaffing van de WW-premie niet zou doorgaan. Dat is er gebeurd en dat heb ik destijds chantage genoemd. De inflatie bedraagt 3,25%. Ik vraag mij dan ook stellig af of een looneis van 3,5% zorgt voor koopkrachtbehoud van mensen. Dan wordt er nog helemaal niets extra's gevraagd. Er wordt dan alleen maar gevraagd of mensen er misschien alsjeblieft niet op achteruit mogen gaan. Ik vind dat alleszins redelijk. Sterker nog, ik vind dat een minimale eis. U vraagt of werkgelegenheid niet het beste is voor mensen om uit de armoede te komen. Soms is dat inderdaad het beste, maar ik heb ook aangegeven dat de FNV zelf deze week de noodklok heeft geluid over het feit dat er zoveel slecht betaalde banen zijn dat mensen van één baan soms niet eens meer kunnen leven. Zij moeten baan op baan stapelen. Helaas is er dus ook een groeiende groep werkende armen in ons land. Het helpen aan een baan lost daar niets aan op.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik constateer dat naast GroenLinks nu ook de SP de vakbond, die verantwoordelijkheid heeft genomen en een verantwoorde afspraak heeft gemaakt over loonontwikkelingen en tal van maatregelen, gewoon in de kou laat staan.
Mevrouw Kant (SP):
Hoezo? Ik mag toch een mening hebben over de uitkomst van het najaarsoverleg? Ik mag toch mijn opvatting geven over die 3,5%, wetende dat de inflatie al 3,25% is? Ik maak daar een inschatting van en dan is mijn vraag aan het kabinet: denkt u dat deze looneis, in combinatie met uw eigen beleid, zorgt voor koopkrachtbehoud? Blijft dat de inzet van dit kabinet? Ik vind dat een alleszins redelijke vraag.
De heer Van Hijum (CDA):
Dat is één kant van de medaille. Mijn vraag ging over het gegeven of loonmatiging in deze tijd – ik moet eigenlijk zeggen: verantwoorde loonontwikkeling – niet een fundamenteel belangrijk recept is voor economische ontwikkeling in de toekomst.
Mevrouw Kant (SP):
Verantwoorde loonmatiging is prima, maar is het ook verantwoord om mensen er in koopkracht op achteruit te laten gaan? Koopkracht is ook belangrijk voor de economie. Als mensen er in koopkracht op achteruit gaan, dan heeft dat ook een negatief effect op de economie. Te sterke loonmatiging heeft ook een negatief effect op de innovatie. Loonstijging heeft een effect op de innovatie. Zo zijn er allerlei dingen die een effect hebben. De vakbonden zijn alleszins redelijk geweest. Ik permitteer mij zelfs om te zeggen: het is inderdaad aan de zuinige kant.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Mevrouw Kant, klopt het dat u net het woord "chantage" gebruikte?
Mevrouw Kant (SP):
De heer Van Hijum gebruikte dat woord, omdat ik dat tijdens de algemene beschouwingen heb gebruikt. Toen ging het om de situatie dat er – heel merkwaardig – dit jaar geen looneisen op tafel lagen voor de algemene beschouwingen; het is gebruikelijk dat dit wel het geval is. Het kabinet tetterde in de media rond dat verlaging van de WW-premie mogelijk niet zou doorgaan als bonden zich niet matigden. Dat gebeurde natuurlijk in heel subtiele bewoordingen, maar er ging wel degelijk druk van uit: als u niet matig bent met de lonen, dan gaat die verlaging niet door.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Uw collega Ulenbelt heeft van de week ook het woord "chantage" gebruikt in zijn eerste reactie. Handhaaft u vandaag dat woord?
Mevrouw Kant (SP):
Op dat moment was er sprake van chantage.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Is dat nu nog steeds zo?
Mevrouw Kant (SP):
Het is op dat moment gebeurd, dus op dat moment was er sprake van chantage. Wat er zich deze week achter die deuren heeft afgespeeld, daar ga ik niet over. Ik was daar niet bij, het is de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Met "chantage" bedoelden wij de uitlatingen van het kabinet in die periode, toen het kabinet met het plan kwam om naast het niet verhogen van de btw de WW-premie voor werknemers af te schaffen. Het kabinet heeft toen nadrukkelijk gezegd: mits er sprake is van gematigde loonontwikkeling. Dat gegeven noemen wij "chantage".
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik vraag het u omdat als er gechanteerd wordt, er ook iemand is die zich laat chanteren. Als u dat woord handhaaft, beschuldigt u de vakbeweging ervan dat zij zich laat chanteren. Ik hoor graag of u dat vindt.
Mevrouw Kant (SP):
Daarom zeg ik het precies zoals ik het zeg. De uitlatingen van het kabinet in de media, vond ik een vorm van chantage. Of iemand zich laat chanteren, kan ik niet controleren; daar ga ik niet over. Het woord slaat dus niet op de onderhandelingen van afgelopen week maar op de uitlatingen van het kabinet. Het is niet per definitie zo dat als iemand chanteert, de ander zich laat chanteren; gelukkig niet.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik vraag u nu om een beoordeling daarvan, maar daarop wilt u geen antwoord geven.
Mevrouw Kant (SP):
Die uitspraak over chantage slaat niet op de uitkomst, maar op de uitlatingen van het kabinet. Die waren bijzonder ongepast.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Uw collega Ulenbelt heeft in een persbericht – het ligt daar – direct na het najaarsoverleg gezegd: de chantage van minister Donner is geslaagd. Handhaaft u dat vandaag, of zegt u: dat heeft hij toch iets te scherp neergezet?
Mevrouw Kant (SP):
De chantage is in zoverre geslaagd dat er gematigde looneisen zijn. Of die chantage ook achter die deuren heeft plaatsgevonden, durf ik niet te zeggen; wel dat die uitlatingen van het kabinet destijds bijzonder ongepast waren. Het is de taak van de vakbonden om looneisen te stellen en niet van dit kabinet.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dit is een heel omslachtige manier om op uw woorden terug te komen.
De voorzitter:
Mevrouw Kant vervolgt haar betoog.
Mevrouw Kant (SP):
Volgens mij ben ik op geen enkel woord teruggekomen, dus ik weet niet waar mevrouw Hamer dat vandaan haalt.
Ik was bezig met de honderdduizenden banen die dit kabinet had beloofd voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten, langdurig werklozen, jonggehandicapten. Waar blijven die banen? Ik lees in het akkoord dat er een analyse wordt gemaakt, een plan aanpak wordt opgesteld, afspraken worden gemaakt, regionale toppen worden georganiseerd, aanjaagteams komen en dat iedereen erbij wordt betrokken. Dat is toch wel een magere oogst na twee jaar Balkenende IV. Er zal nog veel worden gepraat, maar met geklets schep je geen werk. Over de looneisen zijn harde afspraken gemaakt, maar waarom zijn die niet gemaakt over het aan het werk helpen van mensen. Waarom op dit punt zo slap?
Het zijn onzekere en moeilijke tijden. Eén garantie wil ik wel van dit kabinet, namelijk dat de laagste inkomens niet de crisis gaan betalen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. De laatste keer dat wij spraken over de koopkracht was voor mij bij de politieke beschouwingen. Ik heb toen gezegd: houvast en vooruitgang, dat is waaraan de samenleving nu behoefte heeft. Houvast en vooruitgang in werk, wijk en wereld. Ook toen heb ik al gezegd: de wereld verandert snel. Maar hoe snel die zou veranderen en hoe nodig het is mensen juist nu houvast te bieden, konden wij zelfs niet voorspellen. Ik ben dan ook heel blij dat de sociale partners er deze week voor hebben gekozen om de lijn van het kabinet te ondersteunen, de lijn van een solide en solidaire begroting waarbij koopkracht voor alle groepen gelijk blijft of vooruit gaat. De sociale partners hebben zich aangesloten bij die solidaire begroting van het kabinet. Door verantwoorde loonontwikkeling, door lastenverlichting voor burgers en het bedrijfsleven, door de participatie te verhogen, door de btw niet omhoog te laten gaan en de WW-premie naar nul te brengen én door de koopkracht voor alle groepen ten minste gelijk te houden en voor veel groepen, ook voor veel groepen die het hard nodig hebben, omhoog te brengen.
Tijdens de politieke beschouwingen hebben wij voor één groep extra aandacht gevraagd. Dat was de groep van chronisch zieken en gehandicapten en de kwetsbare groep aan de onderkant.
Mevrouw Kant (SP):
Ik open maar gelijk, want mevrouw Hamer zei "alle groepen", maar er zijn toch groepen mensen met lage inkomens die er nog steeds op achteruit gaan? Vindt mevrouw Hamer dat acceptabel?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dat heeft te maken met de vraag welk plaatje mevrouw Kant wil geloven. Ik wil graag geloven in wat er echt in de portemonnee van mensen zit. Dat is de reële koopkracht en dat is de koopkrachtontwikkeling van 2007, 2008 en 2009 op rij. In al die plaatjes, ook die van het CPB, blijven de mensen in koopkracht gelijk of gaan zij erop vooruit.
Mevrouw Kant (SP):
Wij beginnen gewoon weer van voren af aan, maar ik geef niet op. Wij gaan precies dezelfde discussie in. Mevrouw Hamer kiest de plaatjes die haar goed uitkomen. Dat zijn ook de plaatjes die in deze brief zijn terechtgekomen, maar er zijn andere cijfers. Die gaan over groepen huishoudens. Groepen huishoudens met lage inkomens gaan er nog steeds op achteruit. Dat kan mevrouw Hamer niet ontkennen. Accepteert de PvdA-fractie dat?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Er is één plaatje – de voorzitter zal het niet fijn vinden dat ik dat woord gebruik, want heel veel mensen begrijpen dat niet eens – dat gaat over een mediaan, een gemiddelde. Je hebt mensen die veel hebben, mensen die weinig hebben en mensen die gemiddeld zitten. In dat plaatje ziet het er niet gunstig uit, heb ik tijdens de algemene beschouwingen al tegen mevrouw Kant gezegd. Over dat plaatje, dat eigenlijk nooit wordt gebruikt en dat feitelijk niets zegt over de reële portemonnee-inhoud van mensen, heeft het kabinet een brief geschreven. Dat had het niet hoeven doen. Het had niet hoeven kiezen voor deze papieren werkelijkheid, maar het heeft dit toch gedaan. Daar ben ik blij om vanwege de maatregelen die het heeft genomen, bijvoorbeeld de verhoging van de zorgtoeslag voor alleenstaanden, de verhoging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering met € 125, de vergroting van de groep arbeidsongeschikten of de verhoging van de vermenigvuldigingsfactor, wat de CG-raad, de raad voor chronisch zieken en gehandicapten, zo graag wilde. Het zijn vier maatregelen die de portemonnee-inhoud van mensen vergroten. Als mevrouw Kant zegt: ik vind dat niks, dan vindt zij dat maar niks. Ik ben blij voor die mensen, want die mensen merken dat in hun portemonnee.
Mevrouw Kant (SP):
Ik ben ook heel blij voor de mensen die er nu wel iets bij krijgen. Zeker ben ik daar blij mee, maar ik kom vandaag op voor die mensen voor wie dit nog niet het geval is. Dit stoort mij bijzonder. Nu zit de PvdA in het kabinet en nu kiest mevrouw Hamer het plaatje dat haar uitkomt. De plaatjes waarover wij vandaag spreken, die cijfers, hebben betrekking op de groepen huishoudens die zijn ingedeeld in de categorie lage inkomens of de categorie ouderen. Van die groepen is er één, namelijk de groep mensen met lage inkomens, die erop achteruit gaat. Nu het mevrouw Hamer uitkomt vindt zij dat opeens plaatjes die niet te gebruiken zijn. Ik het verleden heeft ook haar partij die plaatjes wel degelijk gebruikt. Natuurlijk gaat het over gemiddelden, natuurlijk is het moeilijk om dan precies te zeggen hoe het uitpakt, maar dan kun je er gevoeglijk van uitgaan dat er in Nederland een groep mensen met lage inkomens is die erop achteruit gaat, want er zijn ook mensen die onder dat gemiddelde zitten. Ik moet constateren dat mevrouw Hamer weer gaat steggelen over die cijfers in plaats van er samen met ons voor te zorgen dat er voor die laatste groep met die lage inkomens een oplossing komt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik steggel niet met u over cijfers, u steggelt met mij over cijfers. U kiest het plaatje uit dat u uitkomt, maar ik ga uit van het plaatje dat het meest reële beeld geeft van de portemonnee van de mensen. Wij kunnen over heel veel plaatjes blijven praten, maar daar schieten de mensen niets mee op. Ik heb het dus graag met u over de verhoging van de zorgtoeslag, over de verhoging van het arbeidsongeschiktheidsforfait en over de vermenigvuldigingsfactor voor mensen met buitengewone uitgaven. Dat betreft de meest kwetsbare groepen. Wij hebben het dan over de chronisch zieken en de mensen met de laagste inkomens. Wij weten dat de plaatjes maar berekeningen zijn. Als u eerlijk bent, zult u moeten toegeven dat in die plaatjes de allerlaagstbetaalde groepen er nog iets op vooruit gaan. Ik vind dat niet het belangrijkste, maar wij worden het nooit met elkaar eens. Volgend jaar komt u weer met een ander tabelletje. Het tabelletje dat ik aanhaal, heeft altijd in de bijlage gestaan. Wij hebben het steeds over het reële koopkrachtplaatje. Die cijfers zitten allemaal in de plus. De vakbeweging heeft daarvoor van de week ook nog eens extra geknokt. De PvdA heeft ervoor geknokt. Het kabinet heeft ervoor geknokt. In deze moeilijke tijden trekt het kabinet bijna 0,5 mld. extra uit voor de mensen die dit het hardste nodig hebben.
Mevrouw Kant (SP):
Nee.
Mevrouw Hamer (PvdA):
U zegt nee? U hebt ongelijk. Ik zeg: het kabinet trekt geld uit voor de mensen die dit het hardste nodig hebben. Waar komt het vandaan? Van de vergoedingen voor de mensen die het niet nodig hadden. Dat vind ik een heel terechte keuze.
Mevrouw Kant (SP):
Ik moet het helaas tegenspreken. U hebt wel heel veel woorden nodig om u te verdedigen. Het is niet te verdedigen dat de mensen met de lagere inkomens erop achteruitgaan. U noemt allerlei maatregelen die een verbetering inhouden voor deze groep, maar daar staat één maatregel tegenover, te weten het afschaffen van de buitengewone lastenaftrek voor ziektekosten, die een enorme verslechtering inhoudt voor deze groep. Het betreft een bezuiniging van 1,4 mld. Alleen daardoor al gaat een enorm grote groep mensen met lagere inkomens er 5% op achteruit. Alle maatregelen die u opsomt, compenseren dit niet. Het gaat om het totale plaatje, en dat valt voor een deel van deze groep negatief uit. Mensen met lage inkomens gaan erop achteruit, en de Partij van de Arbeid accepteert dat.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Daarmee geeft u aan dat de cijfers van het Nibud, die voor het vaststellen van de reële koopkracht worden gebruikt, leugens zijn. De plaatjes van het Nibud komen namelijk wel op nul uit. U kunt blijven dromen bij uw ene tabel. Ik wens u veel succes, maar ik sta voor de mensen om wie het gaat. Ik sta niet voor een regeling die ervoor zorgt dat u en ik geld kunnen aftrekken voor zaken die wij niet nodig hebben, ten koste van de portemonnee van de mensen die het wel nodig hebben. Die mensen krijgen het geld nu, en dat noem ik eerlijk delen. U hebt er zelfs nog geen begin mee gemaakt om voor de mensen die het betreft iets op te lossen. Het is wel goed met u.
De voorzitter:
Ik maak een algemene opmerking. Een interruptie bestaat uit een vraag, een vervolgvraag en een slotvraag. Ik wil dat niet elke keer zeggen, maar het leek mij handig om dat nu een keer te doen, want anders moet ik steeds alleen tellen, maar nu gaat u allen met mij meetellen.
Het woord is aan mevrouw Sap.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik wil graag met mevrouw Hamer doorpraten over de plaatjes. Zij zegt dat de haar dierbare groepen in de plaatjes waar zij vanuit gaat, allemaal in de plus staan. Daar zijn al die mooie compensatiemaatregelen in verwerkt, zoals verhoging van de zorgtoeslag en verhoging van de AOW voor ouderen. Realiseert zij zich echter dat de afschaffing van de buitengewone lastenaftrek niet in die plaatjes zit? Realiseert zij zich ook dat wij geen andere bron hebben dan het plaatje van het Centraal Planbureau als wij willen weten wat die afschaffing voor mensen met een minimuminkomen gemiddeld voor gevolg heeft? Het kabinet heeft terecht gezegd dat er meer balans moet komen in dat plaatje. Het kabinet geeft zelf aan in zijn brief dat in het plaatje van het Centraal Planbureau de minima nog steeds op min 0,25% staan.
Mevrouw Hamer (PvdA):
In dezelfde brief schrijft het kabinet dat je, als je die tabel als uitgangspunt neemt, zo moet gaan versleutelen, dat de mensen met de hoogste inkomens er meer bij zouden krijgen, terwijl zij dat helemaal niet nodig hebben. Die tabel is daarvoor dus niet bruikbaar. In dezelfde brief legt het kabinet tevens uit dat ook de uitkeringsgerechtigden erop vooruit gaan. Dat kunt u toch ook niet ontkennen? Dat is op zijn minst het meer in balans brengen van de toezegging. Het was min 0,75. Net is door de heer Van Hijum toegelicht dat het eigenlijk nog daaronder zat. Het is nu min 0,25 maar die verbetering komt niet in de portemonnee terecht. Dat zijn papieren werkelijkheden. Mij gaat het om de echte werkelijkheid, zoals dat het goed komt met de zorgtoeslag en de arbeidsongeschiktheid. Nu gebruiken de mensen die de buitengewone uitgavenregeling zouden moeten gebruiken haar helemaal niet. Van die regeling wordt gebruik gemaakt door mensen die weten hoe de papieren ingevuld moeten worden. Om die reden heeft de Kamer ook in meerderheid gezegd dat de regeling afgeschaft moet worden. Het is een heel oneerlijke regeling; dat is de reden geweest om in te grijpen. Nu laten wij het geld terechtkomen bij de mensen die het het hardste nodig hebben. Daar hoort het ook thuis.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik heb twee toespitsingen. De enige manier waarop wij konden zien waar de schade of last van de afschaffing terechtkomt, is door te kijken naar het gemiddelde beeld van het Centraal Planbureau. Als wij dat doen, zien wij dat wat het kabinet er aan de ene kant met compensatiemaatregelen bijgeeft, er aan de andere kant – door het afschaffen van de buitengewone uitgavenregeling – juist bij de minima weer even hard af haalt. Ik zou mevrouw Hamer willen vragen daarnaar nog eens heel kritisch te kijken.
Verder merkt mevrouw Hamer op dat volgens de brief van het kabinet het mediale koopkrachtoverzicht alleen maar te repareren is met maatregelen die heel duur zijn, omdat zij allemaal bij de bovenkant terechtkomen. Dat durf ik te betwijfelen. Ik kan zo een waslijstje aan maatregelen noemen, bijvoorbeeld dat wij de algemene heffingskorting minder verlagen dan wij gedaan hebben om in ruil daarvoor de belastingtarieven bij te stellen. Een ander voorbeeld is het ongedaan maken van de huurtoeslag en de korting daarop uit het verleden. Of wij doen nog iets meer in de zorgtoeslag dan wij nu doen. Op die manier wordt het beeld tegen acceptabele kosten gerepareerd, zonder dat wij nog meer laten wegvloeien naar de hogere inkomens. Ik vraag mevrouw Hamer waarop zij baseert dat het niet mogelijk zou zijn om gericht te compenseren.
Ten slotte: als mevrouw Hamer echt begaan is met de inkomenspositie en de portemonnee van de minima – want daarom gaat het mij ook – wil ik haar vragen of zij misschien bij het Centraal Planbureau heeft opgevraagd welk beeld er nu achter zit. Ik heb dat zelf wel gedaan, want ik was gealarmeerd door de passage in de brief dat alle uitkeringsgerechtigden nog steeds op min 0,25 staan. Ik heb het Centraal Planbureau gevraagd om mij die volledig nieuwe tabel die op pagina 82 van de Macro Economische Verkenning stond, op te leveren. Als je die tabel ziet, kan je alleen maar constateren dat de situatie van de minima – dus juist de uitkeringsgerechtigden met lage uitkeringen – niet is verbeterd. Het stond op min 0,25 tot min 1,50 en staat nu tot min 1,75. Het is dus eigenlijk alleen maar verslechterd.
De voorzitter:
Dit gaat allemaal veel te lang duren.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Het is lastige materie, voorzitter. Ik hoor dat mevrouw Hamer er steeds omheen beweegt en alleen de dingen noemt die in haar voordeel werken. Zij weigert te noemen wat in haar nadeel werkt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik noem geen dingen die in mijn voordeel werken; ik noem dingen die in het voordeel van de mensen werken. U kunt op uw kop gaan staan en met zoveel tabellen komen als u wilt, maar u maakt mij niet wijs dat de verhoging van de zorgtoeslag voor alleenstaanden, de verhoging van het arbeidsongeschiktheidsforfait, de uitbreiding van de doelgroep van de arbeidsongeschikten en de verhoging van de vermenigvuldigingsfactor niet ten gunste zouden komen van de mensen om wie het gaat. U kunt mij niet wijsmaken dat dat niet zo is, wat u er ook bijhaalt. Daarbij zet u hier ook de mensen die de belangen behartigen voor gek. Die gebruiken namelijk de berekeningen van de reële koopkracht. Ik heb het dan over de vakbeweging en de werknemersorganisaties. Die zijn deze week alleen maar uitgegaan van de reële koopkracht. De CG-Raad gaat om de cijfers vragen bij het Nibud. U bent dus mét de SP een van de weinigen die deze ene tabel heilig heeft verklaard. Weet u wat er met die tabel gebeurt als wij de vliegtaks verlagen? Dan gaan de lage inkomens erop vooruit. Maar die vliegen niet allemaal! De tabel zegt mij dus helemaal niets.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik vind het verbijsterend dat mevrouw Hamer eigenlijk zegt dat zij niet gelooft in de cijfers die het Centraal Planbureau ons levert, maar dat zij er de voorkeur aan geeft om te geloven dat wij het allemaal goed oplossen omdat het kabinet zo veel maatregelen neemt. Daartegenover staat dat het kabinet ook een maatregel neemt die veel harder aantikt dan is voorzien. Dit is precies de reden waardoor mevrouw Hamer er volgend jaar toch voor gaat zorgen dat de minima in de kou staan en moeten inleveren. Ik weet niet waar zij haar geloof op baseert. Ik kan niet anders dan concluderen dat mevrouw Hamer willens en wetens een koopkrachtbeeld steunt dat ervoor zorgt dat minima het meest moeten inleveren in dit land. Ik vind dit zeer betreurenswaardig.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik vind dat mevrouw Sap wel zeer grote woorden gebruikt in een heel moeilijke tijd. Terwijl het kabinet 460 mln. uittrekt voor de mensen die dit het hardste nodig hebben, durft mevrouw Sap te zeggen dat wij hen in de kou laten staan. Ik laat dit graag voor haar rekening. Ik zeg niet dat ik de cijfers van het CPB niet geloof. In het rapport staan ook heel andere tabellen. Mevrouw Sap pikt er één tabel uit waarin wordt uitgegaan van een gemiddelde. Als je uitgaat van een gemiddelde, weet je dat de buiteneinden er altijd slechter of positiever uitkomen. Daarom gaf ik het voorbeeld van de vliegtaks. Dat wil mevrouw Sap niet geloven, terwijl ik haar voorbeelden wel moet geloven. Het is echt zo. Ik zou tegen mevrouw Sap willen zeggen: leert u rekenen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Als mevrouw Hamer de tabellen niet belangrijk vindt, moet zij daar ook niet mee komen. Ik ben het met haar eens dat koopkracht snel kan veranderen als er onverhoopt iets gebeurt. Het boeiende debat tussen de dames over de vraag wie het meest sociaal is, vind ik uitermate interessant om te volgen. Laat ik echter iets concreter zijn. De 200.000 banen, komen die een keer?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Veel van deze banen zijn er al. De werkgelegenheidscijfers laten zien dat zo langzamerhand het punt is bereikt waarbij het aantal vacatures en het aanbod ongeveer naar elkaar toe kruipen. Het kabinet is dus al een heel eindje op weg. Dat is logisch, want ik heb hier voor mij een lijst van twintig maatregelen liggen die het kabinet het afgelopen jaar heeft genomen om de werkgelegenheid van mensen te verbeteren. Van de voorzitter mag ik deze lijst vast niet voorlezen. Deze maatregelen hebben succes.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik ben erg nieuwsgierig naar de cijfers. De 200.000 banen waren echter afhankelijk van de afspraken die er met de werkgevers over het ontslagrecht zouden worden gemaakt. Ik begrijp dat dit helemaal van de baan is?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb altijd gezegd – u kunt niet stellen dat ik hierin niet consistent ben geweest – dat mijns inziens de 200.000 banen geen klap te maken hadden met de discussie over het ontslagrecht. Laat ik hierin nu eens gelijk hebben gekregen. De banen zijn er immers voor een heel groot gedeelte gekomen, terwijl het ontslagrecht niet wordt versoepeld.
De voorzitter:
U maakt uw laatste opmerking over dit punt, mevrouw Koer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter, ik heb zojuist mijn collega's ook een heel debat horen voeren. Ik wil mijn vraag kunnen stellen.
De voorzitter:
Ik heb zojuist gezegd dat wij het in drieën doen, dus ook bij u.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wil namelijk nog even testen of mevrouw Hamer inderdaad consequent is. De heer Van Hijum zei zojuist dat zijn fractie geen voorstander is van de vijf vormen van de Melkertbanen. Kunnen deze vijf vormen volgens mevrouw Hamer?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik ken helemaal geen vijf vormen van Melkertbanen. Volgens mij zijn de Melkertbanen door uw kabinet...
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Brugbanen, opstapbanen, ik kan ze niet allemaal uit mijn hoofd noemen. Er waren vijf vormen. Kijkt u maar in uw eigen afspraak. De heer van Hijum heeft hierover gezegd dat zijn fractie hiervan geen voorstander is.
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya, u had het woord niet.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb de heer Van Hijum dit niet horen zeggen. Toen D66 nog in het kabinet zat, heeft uw partij vrij effectief de Melkertbanen om zeep geholpen; dat moet ik u toegeven. Daardoor zitten veel scholen en andere organisaties zonder mensen die het werk doen. Gelukkig herstelt dit kabinet veel van deze werkgelegenheid. Daarbij heeft men gekozen voor andere namen en andere regelingen. Ik vind het heel goed dat deze werkgelegenheid wordt hersteld. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Van Hijum op dit punt de grootste ondersteuner van minister Donner en staatssecretaris Aboutaleb is. Ik heb zomaar dit voorgevoel.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter...
De voorzitter:
Nee, echt niet, mevrouw Koşer Kaya. Mevrouw Hamer vervolgt haar betoog.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik wilde vertellen dat mijn fractie bij de algemene politieke beschouwingen specifieke aandacht heeft gevraagd voor gehandicapten, chronisch zieken en andere kwetsbare groepen. Verder had ik willen zeggen dat de regeling voor de buitengewone uitgaven aan een grondige herziening toe was. Een deel hiervan heb ik echter al toegelicht tijdens mijn interrupties. Ik zal dit omwille van de tijd niet herhalen. Mijn stelling blijft dat het geld nu terecht komt waar het terecht hoort te komen. Verder is het ongelooflijk belangrijk dat wij voorkomen dat de meest kwestbaren tussen wal en schip komen te vallen.
De PvdA heeft bij de politieke beschouwingen al het vertrouwen uitgesproken dat het kabinet met een adequate oplossing zal komen voor de chronisch zieken en gehandicapten. Het resultaat is 460 mln. extra voor sociale minima, ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Het gaat dus om bijna 0,5 mld. Ik ben blij dat die afspraak deze week in het overleg met de sociale partners is bekrachtigd. Ook dat geeft mij de zekerheid dat het de steun heeft van de vakbeweging en het is bekend hoe belangrijk ik die vind. Hiermee hebben wij een goed pakket, waarmee wij in deze moeilijke tijden uit de voeten kunnen. Dat is houvast bieden, zo kunnen wij vooruit met de samenleving, ook in buitengewoon moeilijke tijden. Dat is solide en solidair.
Mevrouw Kant (SP):
Ik ben het hartgrondig eens met waar die 400 mln. naartoe gaat. Laat ik dat voorop stellen. Mijn vraag is alleen waar die 400 mln. vandaan komt. Het is namelijk geen extra geld. Het is geld wat blijkbaar extra binnenrolt door het afschaffen van de aftrek bijzondere ziektekosten. Die aftrek treft niet alleen chronisch zieken en gehandicapten, maar ook mensen met lagere inkomens die hoge kosten hebben, bijvoorbeeld omdat de premies stijgen, of omdat zij dingen zelf moeten betalen die de kabinetten van mevrouw Hamers partij uit het ziekenfondspakket hebben gedonderd. Deze mensen hebben hoge kosten die zij op basis van hun inkomen eigenlijk niet kunnen opbrengen. De bezuiniging valt mevrouw Hamer erg mee en levert nog meer op dan zij had gedacht. De buit is groter dan gedacht. Een deel van die buit wordt nu teruggegeven aan die groep mensen. Ik ben blij dat het geld teruggegeven wordt, maar mevrouw Hamer moet wel erkennen dat het eerst van die groep mensen is afgepakt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Je zou inderdaad kunnen zeggen dat het wordt omgeploegd. Ik herhaal nogmaals wat ik al eerder zei: uit allerlei onderzoek is bekend dat de meest kwetsbare mensen helemaal geen gebruikmaken van de regeling buitengewone uitgaven. Zij krijgen dus via deze, veel specifiekere, maatregelen het geld wel. Dat is sowieso winst voor de portemonnee van deze mensen. Wij weten ook dat heel veel mensen die het niet nodig hebben wel gebruik maken van de regeling buitengewone uitgaven. Daarom ligt er ook een wetsvoorstel, dat volgens mij nog besproken gaat worden, over de buitengewone uitgaven. Daarin wordt die regeling eerlijker en meer solidair gemaakt. Wat wij nu doen, is het geld reserveren om het bij die groepen terecht te laten komen die het het hardste nodig hebben. Dat kan mevrouw Kant echt niet ontkennen.
De voorzitter:
U kunt een vervolgvraag stellen, mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Mevrouw Hamer zegt terecht "omploegen". Zij erkent daarmee dus dat er geen extra geld komt. Die suggestie werd namelijk wel gewekt. Er is dus geen extra geld om de koopkracht te repareren. Dat hebben wij dan hierbij vastgesteld. Mevrouw Hamer zegt dat het omgeploegd wordt. Weet zij wat het probleem is met omploegen: je gaat daarbij veel te grof te werk. Je haalt niet alleen het onkruid eruit, maar je raakt met je ploeg ook dingen die je niet moet raken. Die groep die geraakt wordt, heb ik zojuist al genoemd: mensen met een laag inkomen en hoge kosten, bijvoorbeeld door hogere premies of hoge ziektekosten. Deze mensen zijn niet chronisch ziek, maar hebben wel hoge kosten.
De voorzitter:
U hebt uw punt gemaakt.
Mevrouw Kant (SP):
Deze groep mensen gaat er mede hierdoor op achteruit.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Daarom wordt er ook gekeken naar het totaal van de koopkracht en naar wat de mensen in hun portemonnee krijgen. Daarom zijn er maatregelen genomen die over de regeling voor buitengewone uitgaven heen gaan, die solide en stevig zijn en blijven gelden. Daar komt nog eens bij dat er wel extra geld is. Als mevrouw Kant goed heeft gelezen, ziet zij dat er 400 mln. komt uit de buitengewone uitgaven en daarbovenop nog eens 60 mln. die bij de Voorjaarsnota gevonden zal zijn. Ook dat is een feit.
Mevrouw Kant (SP):
Er is dus maar even vastgesteld dat er inderdaad 60 mln. extra geld is, maar dat 400 mln., een groot deel van het bedrag, gewoon eerst van dezelfde groep mensen is afgepakt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Nee. Van een heel grote groep. En vervolgens wordt het aan een kleine groep teruggegeven. En dat is hetzelfde als wanneer mevrouw Kant bijvoorbeeld bezuinigt op Defensie. Ik neem aan dat zij dat bedrag ook niet terugstopt in de begroting van het ministerie van Defensie, maar dat het naar andere zaken gaat. Daarom gaf ik net bij een interruptie van GroenLinks het voorbeeld van de hypotheekrenteaftrek. Die wordt ook niet teruggeven aan de huiseigenaar. Ik neem toch aan dat mevrouw Kant die wil geven aan de mensen die het het hardste nodig hebben. Om haar bezorgdheid over het onkruid weg te nemen, zijn er vier maatregelen gezocht die buiten de buitengewone uitgaven langs gaan en die zorgen dat het geld linea recta bij de mensen in de portemonnee terechtkomt, zonder CPB plaatjes of puntenwolken. Het zou haar sieren als zij dit zou erkennen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik hoor u nu voor de derde keer zeggen dat wij het geld afnemen van een grote groep die het niet nodig heeft en dat wij het teruggeven aan een kleine groep die het volgens u wel nodig heeft. Maar hoe kunt u zeggen dat die grote groep het geld niet nodig heeft? Dat zijn toch ook mensen met een minimuminkomen, die opeens geconfronteerd worden met uitgaven, terwijl zij van hun inkomen of salaris nauwelijks kunnen rondkomen? Het is toch niet zo gek om die mensen te compenseren? Ik snap dat niet. U kunt geen bril declareren in de buitengewone uitgavenregeling, mevrouw Hamer.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ja hoor.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nee, u komt daarvoor niet in aanmerking. In dat geval zou u driehonderd brillen moeten kopen in een jaar.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ja, en dat is precies wat er gebeurt en dat is ook precies wat wij aanpakken. Ik hoef u niet eens een antwoord te geven.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Maar een verzekeraar zegt toch ook dat je één keer in de twee jaar een nieuwe bril mag kopen? Het is toch heel gemakkelijk om dat soort afspraken te maken? U doet nu net alsof de groep waarvan u het geld afpakt, "royaal in de jas zit" en het best kan missen, maar zo is het niet.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik zeg ook niet dat dit geldt voor de hele groep. Ik zeg daarom dat wij het van het geheel, waarin heel veel mensen zitten, overbrengen naar de groep mensen die het het hardst nodig heeft. Natuurlijk, iedereen kan van alles gebruiken, maar een heel groot deel van de mensen zal het minder hard nodig hebben. Wij doen dit niet via de buitengewone uitgavenregeling, maar door het nemen van keiharde maatregelen: de zorgtoeslag, maatregelen voor arbeidsongeschikten, de vermenigvuldigingsfactor. Dit zijn keiharde maatregelen, die terecht komen bij de groep waarover u zojuist sprak. Volgens mij kunt u dus helemaal tevreden zijn en het met mij eens zijn.
Voorzitter. Afrondend wil ik nog zeggen dat een van de speerpunten van het kabinet de verhoging van de arbeidsparticipatie was: het kabinet wil dat de burgers meedoen. Het is heel goed dat ook bij dit najaarsoverleg de agenda daarvoor verder is versterkt. De verhoging van de arbeidsparticipatie wordt structureel ter hand genomen, zonder dat deze wordt belast door de discussie over het ontslagrecht. Ik vind het heel goed dat de discussie daarover nu achter ons ligt. Conform mijn wens bij de begroting en bij de politieke beschouwingen wordt er nu vooral op scholing ingezet, op een leven lang leren, op competentieverwerving, op van-werk-naar-werkbegeleiding. Daaraan zijn tal van maatregelen gekoppeld. Wat mij betreft hebben wij een slagvaardig kabinet en een slagvaardige vakbeweging en hebben wij slagvaardige werkgevers. Samen bieden zij de toekomst van ons land, ook in heel moeilijk tijden, houvast en vooruitgang.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie is blij met het bereikte akkoord in het najaarsoverleg. Zij heeft waardering voor de partijen omdat zij juist in deze turbulente periode eensgezindheid, rust en kracht tonen. Met het kabinet en de sociale partners ben ik het eens dat de loon-prijsspiraal, mede in het licht van de huidige economische situatie, voorkomen moet worden. Dit betekent enerzijds dat de lonen gestabiliseerd moeten worden en anderzijds dat een koopkrachtverbetering gerealiseerd moet worden. De fractie van de ChristenUnie is er dan ook van doordrongen dat wij ons met elkaar moeten inspannen om een zo goed mogelijk resultaat te realiseren. Wij vertrouwen erop dat de beloofde maximale looneis van 3,5% uiteindelijk in alle cao's terechtkomt.
De fractie van de ChristenUnie is tevreden met de toezegging van het kabinet dat met de maatregelen in het kader van de overgang van de buitengewone uitgavenregeling de koopkracht meer in balans zal komen. Goed nieuws voor de chronisch zieken en gehandicapten. Ook de CG-Raad heeft positief gereageerd op de maatregelen. Hiermee heeft het kabinet ook aan de wens van de ChristenUnie gehoor gegeven om deze doelgroep te compenseren. Dit kabinet heeft laten zien, serieus aandacht te hebben voor zwakke groepen. Wij komen over de verdere uitwerking nog te spreken bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bij het voorbereidende wetgevingsoverleg.
Terug naar het najaarsoverleg. In de tripartiete verklaring maken partijen de afspraak om een plan van aanpak op te stellen met daarin een realistische prognose van het aantal personen dat op brancheniveau kan worden opgeleid en aan werk kan worden geholpen. Hoe verhoudt zich deze ambitie, waarbij geen getallen worden genoemd, tot de ambitie van het kabinet om 200.000 extra mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan een baan te helpen? Mag ik aannemen dat de ambitie volop overeind blijft staan? De fractie van de ChristenUnie is een voorstander van realistische en haalbare doelstellingen. Het mag niet voorkomen dat door deze nieuwe aanpak weer tijd verloren gaat. Kan de minister mij verzekeren dat deze verloren tijd maximaal rendement zal opleveren en dat in een rap tempo goede resultaten zullen worden geboekt? Wanneer kan de Kamer het plan van aanpak überhaupt tegemoet zien?
Een andere ambitie die nog steeds onder druk staat, is de plaatsing van nuggers. Ik krijg vanuit het hele land signalen dat de gemeenten dit laten versloffen omdat het hun geen geld zou opleveren. Dit vindt de fractie van de ChristenUnie een kwalijke ontwikkeling. Ik vertrouw er dan ook op dat een van de resultaten van de bestuurlijke top zal zijn dat ook gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen. In het Nederlands Dagblad van vandaag staat dat staatssecretaris Aboutaleb constateert dat gemeenten dezelfde financiële prikkel nodig hebben als bij het aan de slag helpen van mensen met een bijstandsuitkering. Dit is naar mijn mening een voorschot op de bestuurlijke top. Graag hoor ik hierop een toelichting van de staatssecretaris.
Het verheugt mijn fractie dat het kabinet voornemens is om een tijdelijke no-riskpolis voor het in dienst nemen van oudere werkelozen in te voeren. Het is goed om te zien dat de minister tot het inzicht is gekomen dat zo'n maatregel drempelverlagend zal zijn voor werkgevers. Een aantal maanden geleden heb ik aan deze minister gevraagd of deze polis kon worden ingevoerd. Ik kreeg toen nul op het rekest. Kan de minister toelichten welke nieuwe inzichten ertoe hebben geleid dat hij nu wel voornemens is dit instrument tijdelijk in te zetten?
Zoals bekend is de fractie van de ChristenUnie een groot voorstander van begeleiding van werk naar werk. Het is dan ook winst dat de sociale partners het erover eens zijn dat inzetten op inzetbaarheid een noodzaak is. In het rijtje van afspraken mis ik wel een afspraak. Deze heeft te maken met de uitvoering van mijn motie waarin de regering wordt opgeroepen te onderzoeken hoe de scholingsmogelijkheden van flexwerkers kunnen worden verbeterd. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Is dit aan de orde gekomen in het najaarsoverleg?
Partijen hebben afgesproken de komende maanden aan de hand van een gezinsnota en verlofnotitie verder te spreken over een beleid waarmee beter wordt ingespeeld op de wensen van ouders en/of verzorgenden waardoor zij makkelijker meer kunnen gaan werken. Ik ben erover verheugd dat dit onderwerp op de sociale agenda terecht is gekomen. Eindelijk worden de voordelen ingezien van een gezinsvriendelijk beleid tot participatie. Daarnaast wordt de keuzevrijheid van ouders, waar de ChristenUnie een fervent voorstander van is, verder vergroot. Met de uitwerking is nu wel enige haast geboden. Wanneer denkt de minister hierover concrete afspraken te kunnen maken met sociale partners? Pas dan hebben bijvoorbeeld nuggers, die zorgtaken hebben en daarnaast willen werken, een redelijke optie.
Een ander aandachtspunt in de discussie over de combinatie arbeid en zorg is het verruimen van mogelijkheden voor thuiswerk. In de participatietop van 2007 is afgesproken dat in de gesprekken over cao's gekeken zal worden naar de mogelijkheden voor telewerken. Wat is de stand van zaken? De evaluatie geeft daar namelijk geen uitsluitsel over.
Tot slot moedig ik het kabinet aan om met nog meer voortvarendheid aan de slag te gaan. De Kamer heeft de laatste tijd veel wetgevingsvoorstellen moeten behandelen die de voorwaarden scheppen voor het verder realiseren van de vastgestelde ambities. Ik vertrouw erop dat alle partijen met evenveel voortvarendheid de uitvoering ter hand zullen nemen, zodat ook de participatiedoelstellingen gerealiseerd worden.
Voorzitter: Ten Hoopen
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Tot nu toe is er gesproken over centjes, maar ik wil spreken over werk, werk en nog eens werk.
Ik deel de conclusie van de sociale partners dat niets doen geen optie is. Het is goed dat het zwaard van Damocles niet langer boven het verlagen van de WW-premie hangt. Er is afgesproken dat de looninzet in het komende cao-jaar hetzelfde zal blijven. In deze turbulente tijden vinden wij loonmatiging belangrijk. Het is goed dat het kabinet de koopkrachtreparatie voor gehandicapten en chronisch zieken achter de hand heeft, al is het een sigaar uit eigen doos. Normaal gesproken zou het kabinet eerst de koopkracht van de minima veiligstellen. Omdat het dat nu niet heeft gedaan, begrijp ik dat mevrouw Jongerius glundert.
Naar verwachting zal de economische groei volgend jaar slechts 1,25% zijn in plaats van 3 à 3,5%. De werkloosheid zal stijgen en het aantal vacatures zal een hoogtepunt bereiken. Het IMF voorspelde recent dat een wereldwijde recessie niet meer is te voorkomen. In deze onzekere tijden moet er meer gebeuren.
Gisteren heeft de Kamer uitvoerig gesproken over de overname van ABN AMRO en Fortis door de Nederlandse Staat. Er is nog veel onduidelijkheid. Zelfs wereldwijd overheidsingrijpen kon de paniek op de beurzen niet beteugelen en het eind is voorlopig niet in zicht.
Het kabinet meldde ons recent trots dat het afspraken zal maken over het aan het werk helpen van langdurig werklozen. Dat zou nobel zijn als het ons niet al twee jaar geleden was gemeld. Er zouden toch 200.000 werklozen aan werk worden geholpen? Is dat al voor één persoon gelukt? Waarom probeert het kabinet voortdurend te verbloemen dat wij in een impasse zitten? Zelfs de commissie-Bakker heeft het nakijken. Het aantal werklozen is sinds gisteren opgelopen tot 200.074. De Telegraaf meldde dat in Amsterdam 74 mensen hun Melkertbaan zijn kwijtgeraakt, doordat de subsidies te laag zijn en die mensen voor het bedrijf te veel kosten. Tegen mevrouw Hamer zeg ik dat wij voorstander zijn van echte banen in plaats van subsidiebanen. Mensen met een gesubsidieerde baan vliegen er namelijk uit op het moment dat het economisch minder goed gaat. Loonkostensubsidies dragen er dus niet toe bij dat er echte banen worden gecreëerd.
Op welke wijze zullen sociale partners hun inspanningen voor verschillende zwakkere groepen intensiveren? Wat zullen de kosten daarvan zijn en wat levert dat op voor de arbeidsparticipatie? Waarom ligt er geen plan per sector klaar? Wat is er, behalve ruzie over het ontslagrecht, in bijna twee jaar gebeurd?
De heer Tang zei dat juristen niets van economie begrijpen. Misschien is dat het probleem. Begrijp ik goed dat de minister met de levensloopregeling vervroegd pensioen mogelijk maakt en dat de doorwerkbonus de mogelijkheid biedt om langer door te werken? Kunnen mensen die dankzij de levensloopregeling vervroegd met pensioen gaan een doorwerkbonus krijgen? Kan de minister mij als niet-econoom uitleggen waarom hij twee tegengestelde dingen subsidieert?
Wij juichen de afspraken over het breder scholen van mensen toe, al is dat niet het ei van Columbus. Wat zal het toegezegde plan opleveren? Is het controleerbaar en kan het kabinet daarop worden afgerekend?
Er wordt gesproken over werk naar werk en werkzekerheid, maar er is geen sprake van een concrete invulling. Zullen de voorstellen van de commissie-Bakker wat dat betreft leidend zijn, of zijn er al andere plannen. De minister zei dat met het door de commissie voorgestelde werkbudget en de werkverzekering thans niets wordt gedaan. Het werkbudget zou volgens de commissie gefinancierd moeten worden met de middelen die vrijkomen door het verkorten van de WW-duur, het verhogen van de AOW-leeftijd en het beperken van de ontslagvergoeding. Wat betekent dat "thans"? Heeft de commissie gelijk en moet de financiering plaatsvinden zoals zij heeft voorgesteld? Of is het werkbudget geheel van de baan? Wees op z'n minst eerlijk tegenover die commissieleden die veel werk hebben gestopt in het rapport over arbeidsparticipatie. Het moge duidelijk zijn dat ik niet zit te wachten op weer een conferentie over slimmer werken.
Van het akkoord over het ontslagrecht kan ik niet opgewonden raken. Mensen met een salaris hoger dan € 75.000 krijgen via de kantonrechter niet meer dan een jaarsalaris. Hoe draagt deze aanpassing bij aan het aan werk helpen van vrouwen, allochtonen, Wajongers en ouderen? Is dit de oplossing voor de problematiek op de arbeidsmarkt? Het gaat ons niet om de hoogte van de vergoeding, wij willen mensen aan het werk krijgen en de problemen op de arbeidsmarkt aanpakken. Dit akkoord is mooi, maar het zet geen zoden aan de dijk bij het verbeteren van de arbeidsmarkt.
Wij juichen de koopkrachtcompensatie voor chronisch zieken, gehandicapten en alleenstaande ouderen toe. Wij zijn blij dat de minister gehoor heeft gegeven aan de oproep van collega Pechtold en alleenstaanden meer gelijktrekt met de traditionele gezinnen.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik kom nog even terug op de aandacht die mevrouw Koşer Kaya heeft voor de kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt en de tweedeling die zij daar constateert, wat ik op zichzelf wel met haar eens ben. Denkt zij werkelijk dat de discussie over ontslagrecht zo allesbepalend is voor die groepen dat je je alleen daarop moet richten? Ik herinner haar aan het werkbezoek dat onze vaste Kamercommissie aan Denemarken heeft afgelegd, waar helemaal geen ontslagrecht is, maar waar die groepen ook heel moeilijk aan de slag komen. Kortom, kunnen wij onze energie niet beter steken in de heel interessante voorstellen die ertussen zitten, om mensen daadwerkelijk aan de slag te helpen?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb nooit beweerd dat alleen het ontslagrecht het antwoord is op dit probleem. Integendeel. Onze commissie-Bakker en uw commissie-Bakker hebben allerlei voorstellen gedaan om meer te doen op de arbeidsmarkt dan tot nu toe het geval is. U selecteert, ik niet. Ik zeg dat die mensen, als je het integraal invoert, wel eens beter aan een echte baan geholpen kunnen worden dan aan die gesubsidieerde banen.
De heer Van Hijum (CDA):
Over dat laatste komen wij nog uitgebreid te spreken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dat bent u met mij eens, begrijp ik.
De heer Van Hijum (CDA):
De commissie-Bakker heeft nadrukkelijk gezegd dat zij geen blauwdruk heeft gepresenteerd. In essentie staat zij voor een omslag van nazorg, dus de bescherming van banen, naar voorzorg, dus het scholen van mensen en ervoor zorgen dat zij aan nieuw werk worden geholpen als zij met ontslag worden bedreigd. Dat is de essentie van het advies van de commissie. Daarbij kunnen wij wel degelijk een aantal stappen zetten. Ziet u ook mogelijkheden om het nodige te doen op dat terrein, mede op basis van de uitkomsten van het najaarsakkoord?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Scholing, natuurlijk. Ik zou als D66'er geen knip voor de neus waard zijn als ik scholing niet centraal zou willen stellen. Het punt is dat zowel uw als mijn commissie-Bakker een integrale visie heeft neergelegd. Ik ben het er niet op alle punten mee eens, maar ik zeg: voer het uit. Waarom hebt u een commissie in het leven geroepen als u dat toch niet wilt doen?
Ik ben heel verbaasd over de manier waarop de extra compensatie voor chronisch zieken wordt gedekt, waarover collega's ook hebben gesproken. De buitengewone uitgavenregeling heeft een hogere realisatie dan verwacht. In gewoon Nederlands, de kosten waren hoger en daardoor levert de afschaffing van de regeling meer op dan verwacht, dus is er meer geld voor compensatie. Hoe meer de regeling kost, hoe meer het afschaffen oplevert, hoe meer er weer kan worden uitgegeven. Ik vind dit een vreemde gang van zaken en ik begrijp dat minister Donner dat ook vindt. Kan hij dat toelichten?
De sociale partners zijn het eens dat zij het eens moeten zijn, maar inhoudelijk zijn zij het nergens over eens; niet over het ontslagrecht, niet over langer doorwerken en niet over andere noodzakelijke hervormingen. Het enige waarmee dit kabinet komt, is een lijst onderwerpen waarover verder gepraat zal worden, afspraken moeten worden gemaakt en plannen worden opgesteld. Niets doen is geen optie, maar is dit nu het daadkrachtige, eensgezinde optreden dat wij in deze turbulente tijden nodig hebben?
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. Vandaag hebben wij twee onderwerpen in dit debat. Enerzijds gaat het over de inkomenseffecten van de buitengewone uitgavenregeling en de nieuwe Wtcg. De minister heeft 36 bladzijden nodig om uit te leggen wat deze onbegrijpelijke, complexe en enorm bureaucratische regeling betekent voor de koopkracht. Als ik die 36 bladzijden lees, kan ik er nog geen chocolade van maken.
Anderzijds gaat het over de resultaten uit het najaarsoverleg. Daar heeft de minister met twee pagina's genoeg om duidelijk te maken dat er nauwelijks iets is bereikt. Het is wel heel vroeg herfst in het hoofd van deze minister, want één zonnestraal is kennelijk al genoeg om hem triomfantelijk te laten zijn over een non-akkoord. In het najaarsakkoord zie ik een aantal plannen. Er wordt gesproken over gematigde looneisen. De VVD-fractie vindt het belangrijk en noodzakelijk – daar heeft de minister de fractie aan zijn zijde – dat de loonontwikkelingen gematigd zijn. Wij moeten voorkomen – zeker in de zware economische tijd die op ons afkomt – dat een loon-prijsspiraal ontstaat. Ik constateer dat voor het jaar 2008 al erg hoge looneisen waren gesteld. Die werden veroorzaakt door alle belastingplannen en alle belastingmaatregelen die het kabinet in 2008 heeft doorgevoerd: nieuwe belastingen, belastingverhogingen, ik ga ze niet allemaal opnoemen. Uiteindelijk heeft zich dat vertaald in allerlei hoge looneisen over dit jaar. Dat moet nu gerepareerd worden. Terecht heeft het kabinet aangeven dat het ook een duit in het zakje wil doen. Ik wil het kabinet complimenteren met het feit dat het de btw-maatregel van tafel heeft gehaald. Dat zou ook een heel zotte maatregel zijn in tijden dat wij ons toch al zorgen moeten maken over een hoge inflatie. Een btw-maatregel zou de inflatie nog verder opjagen. Chapeau dat het kabinet die zotte maatregel van tafel heeft gehaald! Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.
Het is ook goed dat de WW-premie wordt verlaagd voor werkgevers en dat die op 0% wordt gesteld voor werknemers. Ik maak mij als financieel woordvoerder er erg veel zorgen over, dat deze WW-premieverlaging niet goed is gedekt. Die maatregel neemt het kabinet op de pof. Voor een deel moet deze nog in het jaar 2011 en verder zijn dekking krijgen. Maar goed, daar gaat het debat vandaag niet over.
Het is belangrijk dat er afspraken zijn gemaakt over looneisen, maar ik wil weten hoe die afspraken concreet luiden. Daarover lees ik niets in de brief. Is de afspraak gemaakt dat de looneisen niet hoger zullen zijn dan de verwachte inflatie? Ik wil graag duidelijkheid hierover.
Het kabinet heeft gouden kansen laten liggen voor wat betreft de WW-premieverlaging en het najaarsakkoord. Als je zo'n belastingverlaging doorvoert voor werkgevers, als je zo'n belastingverlaging doorvoert voor werknemers, waarom grijpt het kabinet dat moment dan niet aan om een aantal noodzakelijke, structurele hervormingen door te voeren? Waarom wordt het ontslagrecht niet versoepeld? Dat wordt "neergehamerd" door mevrouw Hamer. Waarom worden de hoge ontslagvergoedingen niet aangepakt? Dat wordt neergehamerd! Waarom wordt de WW-duur niet verkort? Dat wordt neergehamerd! Het kabinet laat maatregelen achterwege die echt werk zouden creëren in de marktsector, die ervoor zorgen dat bedrijven zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan veranderende economische omstandigheden, die de economie een impuls zouden geven. De commissie-Bakker is in het voorjaar met een aantal voorstellen gekomen tot structurele hervormingen. Daarover schrijft de minister van Sociale Zaken in zijn brief dat daar niet meer over gepraat wordt in deze kabinetsperiode. Die hervormingen zijn allemaal taboe verklaard. Ik moet eigenlijk constateren dat de commissie-Bakker ten grave is gedragen. Mijn vraag aan de minister is: hoe wordt de participatie nu wel bevorderd? Hoe krijgt de minister 200.000 mensen aan de slag in deze kabinetsperiode? Ik lees dat er een bestuurlijke top komt waarbij gemeenten, UWV en sociale partners bij elkaar worden gebracht om te bezien wat daartoe de noodzakelijke voorwaarden zijn. Volgens mij weet deze minister dat echter wel. Hij mag er alleen niet over praten van mevrouw Hamer.
In 2009 komt er een plan van het kabinet en de Stichting van de Arbeid, een plan van aanpak. Wat daarin komt te staan, weten wij natuurlijk nog niet. In het voorjaar 2009 zit dit kabinet er twee jaar. Als het kabinet de hele rit uitzit, dan is de helft van de kabinetsperiode eigenlijk al verknoeid. Het is buitengewoon jammer dat er nog niets is gebeurd. Dat is jammer van deze minister. Ik ken hem nog heel goed uit de tijd dat hij minister van Justitie was. Ik was toen Justitie-woordvoerder binnen mijn fractie. Ik ken deze minister als zeer vastberaden en zeer daadkrachtig. Ik moet constateren dat hij op SZW het lijdend voorwerp is geworden van "Hamertje tik".
Voorzitter. Er staat een maatregel in die de ontslagvergoeding raakt. De ontslagvergoeding van inkomens boven de € 75.000 wordt op één jaarsalaris gemaximeerd. Daar beneden blijft alles ongemoeid. Wat levert dit nu op voor het midden- en kleinbedrijf? Als ik een berekening maak, dan moet ik constateren dat iemand die precies op € 75.000 zit en na 20 jaar wordt ontslagen € 75.000 meekrijgt. Iemand die een paar tientjes minder verdient, krijgt na 20 jaar echter € 230.000 mee. Vindt minister Donner, als buitengewoon jurist, dit redelijk en billijk? Kan hij mij deze maatregel uitleggen? Kan de minister mij ook vertellen of in het najaarsoverleg is gesproken over de verhoging van een belastingvrije kilometervergoeding? FNV vraagt daar terecht aandacht voor. De kosten voor de auto zijn enorm gestegen. Als je met de auto voor de baas op pad moet, dan krijg je de kosten daarvoor bijna niet meer vergoed. De FNV vraagt daar terecht aandacht voor; de VVD heeft daar in de tegenbegroting ook ruimte voor gemaakt. Ik lees er echter nergens iets over terug dus ik vrees dat dit ook weer een jaar tot taboe wordt verklaard.
Ik zie dat ik aan mijn tijd zit. Ik besteed nog een enkel woord aan de buitengewone uitgavenregeling en het gedrocht van een nieuwe regeling die eraan zit te komen. Ik heb daar in het algemeen overleg dat in juni is gevoerd het nodige over gezegd dus ik ga daar niet in detail op in. Het is een gedrocht dat tot veel bureaucratie leidt. Mevrouw Kant en mevrouw Sap hebben al aangegeven dat vorig jaar bij motie-Van Geel door de coalitiepartijen een greep in de kas van de buitengewone uitgavenregeling is gedaan van 250 mln., bovenop de 400 mln. die al in het regeerakkoord werden wegbezuinigd. De regeling is gebruikt als grabbelton om allerlei leuke dingen mee te doen; de gratis schoolboeken, de visserij, een stukje voor Defensie, enzovoort. Sommige delen van deze Kamer vinden die dingen misschien belangrijk, maar het geld ervoor is van de verkeerde plaats weggehaald en daarom zitten wij nu met de gebakken peren. Als het kabinet stelt dat het 460 mln. beschikbaar stelt om dat te repareren, dan neemt het de mensen in de maling. Het grootste deel ervan, de oploop en de buitengewone uitgavenregeling, wordt eerst nog eens extra afgepakt en dan aan andere mensen teruggegeven. Voor het bedrag van 60 mln. heeft het kabinet geen dekking; dat moet bij Voorjaarsnota worden geregeld. Ik kan voorspellen hoe die Voorjaarsnota eruit komt te zien: buitengewoon belabberd. Het kabinet heeft zich rijk gerekend bij het opstellen van deze begroting, maar de inkt van die begroting is nog niet droog of de begroting is al ingehaald door de barre economische realiteit. Er moet volgend jaar dus extra bezuinigd worden. Ik ben erg benieuwd naar waar het kabinet dat geld vandaan gaat halen. Kortheidshalve laat ik het hierbij.
De heer Van Hijum (CDA):
Het valt mij op dat de heer Weekers zich als financieel woordvoerder van zijn fractie opeens druk maakt over de koopkracht voor chronisch zieken en gehandicapten. Daarin lees ik dat 2,1 mld. wordt bezuinigd op de zorguitgaven door het terugdraaien van de pakketuitbreiding, pakketverkleining door het eruit halen van maagzuurremmers en cholesterolverlagers, het schrappen van de compensatie voor chronisch zieken van € 47, het verhogen van het eigen risico en het laten meebetalen van mensen aan de kosten van de huisarts. Die maatregelen raken chronisch zieken en gehandicapten snoeihard in hun portemonnee. Kom dus niet aan met verontwaardiging over de koopkracht.
De heer Weekers (VVD):
Er wordt heel selectief uit onze tegenbegroting gewinkeld. De maatregelen die wij in de zorg nemen, zijn bedoeld om de exploderende kosten te matigen. De opbrengst daarvan krijgen mensen terug in de vorm van een lagere premie. In onze benadering bepaalt de burger zelf wat hij doet met euro die hij verdient. In de benadering van de heer Van Hijum bepaalt de coalitie wat de burger met zijn euro doet.
Vorig jaar hebben wij bezwaar gemaakt tegen de bizarre motie-Van Geel over de buitengewone uitgaven. In het voorjaar hebben wij gezegd: de nieuwe regeling wordt een gedrocht en er is te weinig geld voor. In onze tegenbegroting hebben wij de greep in de kas die Van Geel vorig jaar heeft gedaan, grotendeels gerepareerd. Wij trekken 150 mln. extra uit voor chronisch zieken en gehandicapten.
De heer Van Hijum (CDA):
De heer Weekers maakt het nog erger. Hij verwijt ons als coalitie dat wij proberen om de uitkering voor chronisch zieken en gehandicapten gerichter te maken en terug te geven aan de groep waarvoor die oorspronkelijk was bedoeld. Hij pakt die groep keihard in hun portemonnee en besteedt dat geld aan lastenverlaging voor iedereen. Dat is veel erger.
De heer Weekers (VVD):
Ik zou beide maatregelen wel eens willen laten doorrekenen. Ik ben er in ieder geval van overtuigd dat de VVD-maatregelen veel socialer uitpakken, zeker voor de groep chronisch zieken en gehandicapten maar ook voor de mensen die in enig jaar buitengewoon veel ziektekosten hebben.
De heer Van Hijum (CDA):
Mag ik dit beschouwen als een toezegging van de heer Weekers dat hij zijn tegenbegroting op de koopkrachteffecten voor deze groep laat doorrekenen en de resultaten daarvan presenteert aan deze Kamer?
De heer Weekers (VVD):
Dat had ik het liefst al willen laten doen bij de presentatie van onze tegenbegroting. De heer Van Hijum weet misschien niet dat het CPB dit de laatste jaren niet meer doet bij tegenbegrotingen, alleen nog maar bij de gelegenheid van een verkiezingsprogramma. Daar treffen wij elkaar.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. De kredietcrisis is in alle hevigheid losgebarsten. Iedereen in Nederland gaat dit voelt. Ik voorspel dat het in het komende jaar pijn gaat doen, pijn in de portemonnee. De economie koelt in een zodanig tempo af dat bedrijven dit gaan voelen, met als gevolg minder investeringen en meer ontslagen. In plaats van dat de sociale partners zich voorbereiden op deze recessie, gaan zij door met polderen in de marge: wow, wij hebben bereikt dat de lonen met niet meer dan 3,5% stijgen in ruil voor de afschaffing van de WW-premie voor werknemers!
Iedereen gaat er volgend jaar dus een paar tientjes op vooruit. Ik kan verzekeren dat die paar tientjes niet voldoende zijn. Nu al schreeuwt iedereen om koopkracht en deze roep wordt volgend jaar alleen maar harder. Het is daarom onbegrijpelijk dat de sociale partners zich zo laten piepelen door dit kabinet. Eerst wordt er een ontslagknuppel in het hoenderhok gegooid en daarna een btw-knuppel. Het kabinet neemt die knuppels vervolgens terug en dat wordt gezien als pure winst. Laat je toch niet gek maken door die trukendoos. Dit is pure onderhandelingsstrategie: eerst met iets dreigen en daarna het dreigement intrekken, om de ander het gevoel te geven dat hij iets heeft gewonnen.
Volgens de PVV-fractie is de enige manier om de koopkracht te verbeteren een aanzienlijke belastingverlaging. In de eerste plaats stimuleert het om überhaupt te gaan werken: de armoedeval. In de tweede plaats stimuleert het om meer en harder te gaan werken. In de derde plaats wordt de arbeid goedkoper voor bedrijven. In de vierde plaats stimuleert het de koopkracht en daarmee de economie.
De belasting kan aanzienlijk omlaag als wij alle onzinnige overheidsuitgaven schrappen in de begroting, maar dat is zeker voor dit kabinet een brug te ver. Ook dit jaar stijgen de overheidsuitgaven weer met 7%, ten opzichte van twee jaar geleden met maar liefst 13%. Eigenlijk zouden de sociale partners hun looneis daaraan moeten koppelen.
Over de pensioenkosten hoor ik niemand, terwijl overduidelijk is dat volgend jaar de pensioenen niet worden geïndexeerd en de premies waarschijnlijk aanzienlijk worden verhoogd. Hoe zien dan de mooie koopkrachtplaatjes van deze minister er uit? Hij maakt kennelijk iedereen blij met een dode mus.
Over de hypotheken heb ik ook nog niemand gehoord. Volgend jaar loopt voor 262.000 mensen de periode van de vaste hypotheekrente af. Deze mensen zullen een verdubbeling van de maandelijkse woonlasten krijgen vanwege de stijgende hypotheekrente. Ook daarover hoor ik niemand en dat hakt er ook in bij de koopkracht. Dit kabinet wil de echte problemen niet zien en niet aanpakken, maar poldert liever door over voornemens die uiteindelijk niet doorgaan en over een fictieve koopkrachtverbetering van enkele tientjes.
Ik kom op de participatie. Het kabinet zet, gesteund door de sociale partners, keihard in op arbeidsparticipatie.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Vindt de heer Van Dijck dat de overheid alle risico's moet compenseren die burgers nemen, wanneer die effect hebben op hun eigen portemonnee?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik begrijp de vraag niet.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
De heer Van Dijck spreekt over de hypotheken. Ik koop een huis en sluit daarvoor een hypotheek af. Als het goed is, weet ik ook wat de risico's zijn. De heer Van Dijck zegt dat hij er niemand over heeft gehoord. Vindt hij dus dat de overheid het moet compenseren wanneer burgers die bepaalde risico's lopen, dit gaan voelen in hun portemonnee?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nee, ik heb alleen de gevaren aangegeven. De hypotheekmarkt zit nu al redelijk op slot. Volgend jaar wordt dit alleen maar erger. Ik wil voorkomen dat wij in een cyclus terechtkomen waarin men nu in Amerika zit, waarin geen huis meer wordt verkocht, alles leeg staat en iedereen de sleutel in de brievenbussen van de banken gooit. Om dat te voorkomen vind ik dat men zich nu wel moet realiseren welke gevaren er aankomen. Ik vind dat het kabinet met zijn sociale partners die gevaren onderschat.
"Iedereen doet mee", "Inzetten op inzetbaarheid", "Van werk naar werk", allemaal mooie programma's waarvoor plannen worden gemaakt teneinde 200.000 mensen extra aan een baan te helpen. Hoe veel is hiervan eigenlijk al gerealiseerd? Volgens mij nog niets, maar anderen hebben dat ook al gevraagd. Er wordt werkelijk alles uit de kast gehaald om mensen aan de slag te krijgen: inkomensafhankelijke arbeidskorting, loonkostensubsidies, premiekortingen, doorwerkbonussen, no-riskpolissen en natuurlijk een participatiebudget van bijna 2 mld. Terwijl er 1,5 miljoen mensen aan de kant staan, worden juist die groepen gepusht die het meest kwetsbaar zijn of die reeds van goede wil zijn. Moeders met kleine kinderen worden gepusht om te gaan werken. Deeltijdarbeiders worden gepusht om meer te gaan werken. Jonggehandicapten worden gepusht om te gaan werken. Oudere werknemers en gepensioneerden worden gepusht om langer door te werken. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten worden gepusht om te gaan werken.
Natuurlijk is het goed om mensen te stimuleren om te werken of om langer te werken. Daarmee is niets mis, maar een groep die er bewust voor kiest om niet te werken, zoals moeders met kinderen, of een groep die geen keuze heeft, die niet aan de slag komt, mag je in onze optiek niet benadelen. Dat doet het kabinet en dat vinden wij abject. Een moeder die kiest voor haar kinderen, verliest haar algemene heffingskorting. Een oudere werknemer die op 61-jarige leeftijd wordt ontslagen, loopt zijn doorwerkbonus mis. Iemand van 62 jaar of ouder die geen baan kan vinden, betaalt straks wel Bos-belasting. Een Wajonger die passend werk weigert, wordt op zijn uitkering gekort. Zolang er in Nederland 500.000 mensen in de WW en in de bijstand lopen, moet naar de mening van PVV-fractie eerst deze groep worden aangepakt. Dat zijn gezonde mensen, maar zij participeren niet. Hoe langer je deze groep aan de kant laat staan, hoe moeilijker het is om hen er weer bij te betrekken. Deze minister legt zijn prioriteiten verkeerd. Wanneer komt die leer-werkplicht voor mensen in de bijstand tot 27 jaar? Dat is een prioriteit.
Ik kom op de handhaving. Bij uitkeringsgerechtigden wordt veel te slap gehandhaafd. Bij fraude moet de uitkering meteen voor onbepaalde tijd worden stopgezet, maar dat gebeurt niet. Er ligt nu zelfs een wetsvoorstel om deze mensen hun schuld kwijt te schelden als zij hebben gefraudeerd. Hoe veel mensen werken er in dit land niet zwart naast hun uitkering? Hoe veel mensen wonen er niet stiekem samen? Trek die beerput eens open. De fractie van de Partij voor de Vrijheid zet in op handhaving en belastingverlaging. Werken moet weer lonen en er moet een gezonde prikkel van uitgaan. Thuiszitten is geen optie.
Voor de Partij voor de Vrijheid is het nog steeds onduidelijk waarom het kabinet de regeling met betrekking tot de aftrek van buitengewone uitgaven zo nodig wil afschaffen. De regeling is bedoeld om mensen fiscaal tegemoet te komen bij onvoorzien hoge zorguitgaven. Op zichzelf genomen is daar niets mis mee. Iedereen kan in zijn leven te maken krijgen met plotselinge hoge zorguitgaven, die niet gedekt worden door verzekeraars. Is het dan zo fout wanneer mensen met een klein inkomen, waar zij maar net of net niet van kunnen rondkomen, fiscaal worden tegemoet gekomen in de noodzakelijk kosten van de aanschaf van een bril of plotselinge begrafeniskosten? Natuurlijk vindt de Partij voor de Vrijheid het belangrijk dat chronisch zieken en gehandicapten worden gecompenseerd voor de kosten die zij maken, maar niet meer of minder dan dat. In de tabellen lees ik, dat mensen soms worden gecompenseerd voor twee keer het bedrag van de kosten. Dat kan natuurlijk niet. Je maakt kosten en daarvoor moet je worden gecompenseerd. In de regeling zit iets fout, maar dat wil niet zeggen dat de regeling zelf fout is. Wat heeft de versobering van de buitengewone uitgavenregeling in 2008 eigenlijk opgeleverd? Is er daar al enig zicht op? Is met de versobering van dit jaar de angel al niet uit het probleem? Deze nieuwe regeling moet het niet-gebruik tegengaan. Maar heeft de minister enig zicht op het niet-gebruik? De niet-gebruikers kennen wij tenslotte niet. Als ik de minister moet geloven, maakt 50% van de doelgroep geen gebruik van de huidige regeling. Waarom niet? Is dat onderzocht?
Er is al veel gezegd over de koopkrachteffecten. In eerste instantie dacht ik: het is goed dat de chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en minima worden gecompenseerd, want zij waren door dit kabinet in de koopkrachtplaatjes vergeten. Nu zie ik de CPB-plaatjes en de andere plaatjes, en mij is niet duidelijk of die mensen nu worden gecompenseerd of niet. Ik stel dit voor: geef ons een aantal concrete rekenvoorbeelden, waaruit blijkt dat deze mensen meer in hun portemonnee overhouden.
De vergadering wordt van 18.00 uur tot 18.10 uur geschorst.
Minister Donner:
Voorzitter. Wij spreken vandaag over de ontwikkeling van de koopkracht in 2009 en over de resultaten van het najaarsoverleg, het akkoord "Samen doen wat mogelijk is". Dit zijn twee lichtpunten in een economisch duistere tijd. Het belangrijkste van de twee is het akkoord. Echter, voor velen in den lande zullen maatregelen die het kabinet heeft genomen om de koopkracht te versterken als belangrijker worden gezien. De omstandigheden waaronder het najaarsoverleg heeft plaatsgevonden, zijn zorgelijk. De financiële en economische vooruitzichten baarden in toenemende mate zorgen. De onzekerheden nemen toe. De gevolgen van de kredietcrisis treffen Europa direct. De onzekerheid over de gevolgen voor de reële economie is groot. Wat gaat het bijvoorbeeld betekenen voor de werkgelegenheid voor mensen?
Wij zien wat er gebeurt als vertrouwen verloren gaat. Wij zien als het ware de concrete waarde van vertrouwen op de beurzen en in de banken voor onze ogen verdampen. Vandaag de dag gaat het daarbij om honderden miljoenen. Regeringen zijn naarstig bezig om weer houvast te bieden en het vertrouwen te herstellen, maar evenzeer zien wij in Europa werkgevers in verbijstering en werknemers die in woede demonstrerend de straat opgaan om hun koopkracht zeker te stellen. In Nederland gaan wij niet de straat op, maar rond de tafel zitten. Dat is de kracht van de overlegeconomie. In het najaarsoverleg hebben wij alle belangrijke onderwerpen besproken. De loonontwikkeling, de koopkracht, het arbeidstekort, mensen die terzijde dreigen te vallen, de versterking van de beroepsbevolking en het functioneren van de arbeidsmarkt.
Partijen aan het overleg hebben de vaste wil uitgesproken om samen te doen wat mogelijk is. Zij hebben werkafspraken gemaakt over hoe wij de verschillende vragen verder aanpakken. Er is vertrouwen in elkaar uitgesproken en de bereidheid daarop te bouwen. Als vertrouwen het kapitaal is dat nu verdampt en dat herwonnen moet worden, vormt het najaarsoverleg mogelijk een keerpunt. Het is voor ons land van het grootste belang dat de sociaaleconomische hoofdrolspelers elkaar in deze onzekere tijden op hoofdlijnen hebben gevonden en er de komende periode samen de schouders onder gaan zetten. Het zal de wereld niet in één dag veranderen; vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Het najaarsoverleg heeft echter een aanzet gegeven. Het kabinet heeft die aanzet versterkt met een nadere invulling van de koopkracht.
Het najaarsoverleg is een akkoord waarin de structurele versterking van de economie voorop staat. Het reflecteert het besef van urgentie van partijen. Er is sprake van een structurele versterking omdat hiermee een basis gelegd is voor het voorkomen van een loon-prijsontwikkeling, die nog steeds dreigt. Zoals velen opgemerkt hebben, heeft men op de arbeidsmarkt nog steeds te maken met tekorten. Vervolgens zijn er afspraken gemaakt over de inzetbaarheid, de toegang van kwetsbare partijen tot de arbeidsmarkt, extra inzet ten aanzien van ouderen, inzetbaarheid, scholing en het begeleiden van mensen van werk naar werk. Al die punten zijn aan de orde gekomen. Zij waren ook aan de orde gekomen in het plan van aanpak van de Commissie Arbeidsparticipatie. Daarin was aangegeven dat het met betrekking tot deze punten de bedoeling was om nadere afspraken te maken met partijen tijdens het najaarsoverleg. Die afspraken zijn gemaakt.
Enkele woordvoerders hebben gevraagd wat nu de concrete stappen zijn die worden gezet. Die zijn al genoemd in de begroting van Sociale Zaken en in de begroting die door het kabinet is aangeboden. Uit het plan van aanpak kan worden afgeleid dat het overgrote deel van de maatregelen die door de Commissie Arbeidsparticipatie waren voorgesteld, inmiddels zijn genomen, als voorstel bij de Kamer liggen of onderweg zijn naar de Kamer in de vorm van een wetsvoorstel.
Mevrouw Koşer Kaya heeft gevraagd naar het werkbudget. Zij heeft al in het plan van aanpak kunnen lezen dat het kabinet heeft gesteld dat het werkbudget in de voorgestelde vorm niet te realiseren viel. In juni is dit al gezegd over de bronnen voor de financiering die de commissie op dit punt voorzag. Dit laat onverlet dat partijen nu gecommitteerd zijn om te komen tot een onderlinge afstemming van wat via O&O-fondsen wordt bijgedragen aan scholing, wat via andere regelingen wordt bijgedragen aan scholing en wat de overheid hieraan eventueel toe kan voegen via scholing. Dit is in het najaarsoverleg aan de orde gekomen.
Dit is niet een kwestie van nu snel een aantal maatregelen opstellen. Er is concreet afgesproken dat dit tussen nu en het voorjaar voorwerp zal zijn van een verdere invulling in concrete maatregelen. Kortom, de Kamer mag verwachten dat begin volgend jaar duidelijk wordt hoe wij dit op elkaar kunnen afstemmen. Dan zal pas een antwoord kunnen worden gegeven op de vraag wat precies de middelen zijn, wat de herkomst is en waarvoor wij ze bestemmen. Belangrijk dan dit nu concreet aangeven, is de aanwezigheid van commitment om dit serieus ter hand te nemen. Commitment is beter dan het teruggrijpen op nieuwe regelingen die de overheid altijd snel treft. Veel belangrijker is dat met partijen wordt overlegd en dat er van alle zijden commitment is.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Commitment, commitment, commitment. Bijna twee jaar lang wordt al gezegd dat commitment bestaat op dit punt. Vervolgens stelt de minister: "De Stichting van de Arbeid zal in samenspraak een analyse maken."
Minister Donner:
Waarvan?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Een analyse van de aantallen per categorie, opleidingsniveau et cetera.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, mevrouw Koşer Kaya?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wil de concrete invulling waarover minister Donner over spreekt, even noemen. Ik heb namelijk niet één concreet voorstel gezien. Al twee jaar wachten wij op concrete voorstellen. Slaat wat in het stuk van de minister wordt gezegd op weer een volgend moment van gesprek met de sociale partners? Of slaat dit op het feit dat de commissie voorstellen doet over de verhoging van de AOW-leeftijd, over ontslagregels et cetera?
Minister Donner:
Mevrouw Koşer Kaya, dit hebt u in de begroting van Sociale Zaken en in het plan van aanpak kunnen lezen. In de bijlage bij het plan van aanpak staan alle voorstellen van de commissie-Bakker en daarachter wat ermee is gedaan. De uitwerking van het overgrote deel van deze voorstellen ligt thans bij de Kamer. Voorstellen zijn ook al in uitvoering genomen. U noemt een paar voorstellen waarover in het plan van aanpak wordt gesteld dat die niet aan de orde zullen zijn. Ik noem de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. U wilt die maatregel graag nemen, maar wij hebben hierover in de Kamer gesproken. Toen heb ik te kennen gegeven dat deze maatregel in de genoemde vorm niet zal worden genomen. U kunt dus wel voortdurend roepen: de maatregelen die ik graag wil, zijn er niet. Die maatregelen zullen echter ook niet komen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Hierom gaat het mij niet. Ik wil slechts helderheid. De minister stelt dat er een concrete invulling is gegeven aan de voorstellen van de commissie-Bakker. Ik heb het stuk van de minister hier voor mij liggen. Daarin wordt alleen maar geschreven over plannen, plannen, gesprekken, gesprekken, plannen, plannen en over het uitspreken van commitment. Met commitment kan ik niets. Twee jaar lang hebben wij daar al niets aan gehad. De minister is alleen maar met commitment bezig. Nu komt het aan op werken.
Minister Donner:
In de bijlage bij het plan van aanpak dat de Kamer in september heeft ontvangen, staat een overzicht van alle maatregelen en daarachter waar de voorstellen liggen. Daar wordt niet gesproken over plannen, maar concreet gemeld waar ieder voorstel ligt. Er zijn onder andere voorstellen over de loonkostensubsidie, over de premiekorting voor ouderen en over de aanpassing in de WW – mevrouw Koşer Kaya heeft er veel over gesproken – waardoor het mogelijk wordt om mensen die na een jaar nog geen baan hebben zo nodig werk aan te wijzen. Dat is de bekorting die kabinet in deze vorm zal realiseren. Dan kan mevrouw Koşer Kaya wel blijven vragen naar het voorstel dat zij graag wilde, maar dan moet zij eerst weer in het kabinet zitten.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dit zijn veel woorden, maar weinig wol, veel ...
De voorzitter:
Nee. Nee, mevrouw Koşer Kaya! Het woord is aan de heer Van Hijum
De heer Van Hijum (CDA):
Ik ben blij dat de minister nogmaals het belang van scholing benadrukt, niet alleen publiek, maar ook via de O&O-fondsen waarin werkgevers en werknemers zitten. Mevrouw Koşer Kaya heeft echter wel een beetje een punt. Het betreft natuurlijk een afspraak die ook al in de participatietop naar voren is gekomen. Ik heb bij de begrotingsbehandeling vorig jaar al het voorbeeld genoemd van de O&O-fondsen in de bouw. Als je als werknemer bijvoorbeeld arbeidsongeschikt raakt of ander werk wilt gaan doen, kun je met middelen uit die fondsen naar een andere sector overstappen. Dit soort voorbeelden ziet mijn fractie graag veel breder ingang krijgen. Klopt mijn waarneming dat dit heel moeizaam van de grond komt? Waar ligt dat aan? Wat kan er daadwerkelijk gedaan worden om dit soort aanpakken tussen werkgevers en werknemers te stimuleren?
Minister Donner:
Uiteraard heeft de heer Van Hijum gelijk dat een aantal van deze punten ook bij de participatietop aan de orde kwam. Deze zijn ook eerder aan de orde gekomen. Ik zal hem niet verhelen dat zeker intersectorale ondersteuning van scholing inderdaad op weerstanden stuit, zeker bij branchegewijs opgezette fondsen. Juist in dit document kan hij zien wat niet in de participatietop stond, namelijk dat er nu ook bereidheid is uitgesproken om serieus voorstellen te ontwikkelen. Dat is nu juist het belang van het akkoord dat hier ligt. Aan de ene kant zijn de afspraken gemaakt. Aan de andere kant ligt bij de verklaring ook een overzicht van door alle partijen onderschreven afspraken over op welke wijze de evaluatie zal plaatsvinden van de tijdens de participatietop gemaakte afspraken. Uiteraard zal het duidelijk zijn dat in de daaropvolgende discussie met de commissie over arbeidsparticipatie op een aantal terreinen de samenwerking om tot resultaten te komen is gestokt. Dat is nu net de waarde van het overleg zoals het er nu ligt. Het weerspiegelt het gevoel van alle betrokken partijen dat wij nu op moeten passen dat wij ons niet verliezen en stilstaan in verschillen die wij nu niet op kunnen lossen. Die verschillen moeten voor zover nodig terzijde worden geschoven en er moet gezamenlijk gekomen worden tot dit soort zaken. Het zou ongeloofwaardig zijn om nu plotseling alle maatregelen al ingevuld te hebben, terwijl de commissie-Bakker pas in juli rapport heeft uitgebracht en wij nog maar in september een plan van aanpak voor de hele lijst aanbevelingen hebben gepresenteerd. Uit het feit dat wij zeggen dat het niet kan met een paar pennenstreken, maar dat wij er eens even serieus voor moeten gaan zitten, blijkt dat wij er serieus mee bezig willen zijn. Daarbij zitten de punten die de heer Van Hijum noemt, zoals intersectorale ondersteuning.
Voorzitter. Daarmee hoop ik de vragen die hierover zijn gesteld te hebben verduidelijkt. Er is door verschillende personen gewezen op de beleidsambitie van het kabinet om 200.000 mensen meer te laten participeren. Ik kan zeggen dat die ambitie op koers ligt. Dit valt ook uit de cijfers af te lezen. Er wordt nu een geheel ander getal genoemd. Er wordt namelijk gesproken over de 200.000 mensen van het aanbod van werkgevers. Die mensen hadden beperkingen en handicaps en een afstand tot de arbeidsmarkt. In december werd duidelijk dat dat aanbod van tafel was vanwege de onmogelijkheid om afspraken te maken over het ontslagrecht. Desondanks wordt met deze verklaring aangegeven dat het idee weer is opgepakt. Daarbij worden niet meer globale cijfers gebruikt, maar er wordt branche- en regionaal gericht aangegeven over welke plaatsen wij het concreet hebben. Ook wordt concreet aangegeven welke mensen daar beschikbaar zijn en hoe wij vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming kunnen brengen. De staatssecretaris zal op dit punt verder ingaan.
Die 200.000 waar het kabinet het over heeft betreffen de doelstelling van de arbeidsparticipatie. Die willen wij in 2016 op 80% brengen. Ik herinner in dit verband aan de ontwikkeling van de cijfers voor de uitkeringen en die voor de werkloosheid. De werkloosheid is vorige maand weer verder gedaald. Ook de cijfers voor de bijstand en die voor de andere uitkeringen zijn gedaald. Er is één uitzondering en dat is het cijfer voor de Wajong, maar dan hebben wij het over mensen die participeren. De cijfers voor de uitkeringen die ik noemde, dalen echter nog steeds en hieruit blijkt onze ambitie om de arbeidsparticipatie te vergroten.
De staatssecretaris zal straks nog spreken over de concrete afspraken. De invulling van de afspraken met de gemeenten ligt op schema. Er was sprake van 100.000 plaatsen. Ik meen dat inmiddels 30.000 tot 40.000 extra plaatsen zijn gerealiseerd. Hetzelfde geldt op landelijk niveau. Dus die ontwikkeling gaat gewoon door. Iedereen hier wil steeds concrete lijstjes, zodat men kan afvinken wat er is gebeurd, maar zo werkt het systeem niet. Het zal nog moeilijk genoeg zijn om alles op de gewenste manier te realiseren, want het kabinet had bedoelde ambities in totaal andere tijden. Desondanks kunt u uit het gestelde in het najaarsakkoord afleiden dat alle partijen onverminderd dezelfde ambitie hebben en dat zij onderkennen dat nog steeds een van de grootste knelpunten is: het arbeidstekort.
Voorzitter: Verbeet
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Zegt de minister: per regio, per sector gaan wij na wie waar nodig is en op basis daarvan gaan wij plannen ontwikkelen? Ik vraag mij überhaupt af waarom daarmee niet twee jaar geleden is gestart. Is hiermee het idee van al die subsidiebanen losgelaten?
Minister Donner:
Hiermee zijn wij twee jaar geleden al begonnen. U heeft het plan daarvoor gekregen dat ter plaatse is uitgewerkt. In andere regio's zijn er evenzeer plannen geweest. Wat dat betreft ligt men op koers. Alleen, nu zullen wij alles nog concreter moeten aanpakken.
U hebt het nu echter over de verschillende voorstellen. Die voorstellen zijn aan de Kamer voorgelegd. Het is aan u om die te behandelen. Ik noem het wetsontwerp over loonkostensubsidie en participatiebanen. Dat is bij de Kamer ingediend.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dus u zegt die vijf vormen worden gewoon gehandhaafd.
Minister Donner:
U weet wat er in het wetsontwerp staat. Eigenlijk gaat het hier om elementaire rekenkunde.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Niet er omheen draaien.
Minister Donner:
Er zijn twee vormen aan de orde: enerzijds de vorm van participatiebanen en anderzijds die van loonkostensubsidie. Als u een derde vorm wilt hebben, is dat die van premiekorting voor ouderen, maar die komt in de plaats van de vorm van loonkostensubsidie.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. In het coalitieakkoord staan vijf vormen van subsidiebanen vermeld. Minister Donner noemt er nu twee. Daarmee zegt hij eigenlijk: die vijf vormen zijn van de baan.
Minister Donner:
Net zei u in de discussie met de heer Van Hijum dat die vijf vormen belachelijk waren. Nu blijkt dat het kabinet er maar twee voorstelt en nu wilt van ons horen dat het er toch vijf zijn.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Leuk voor het debat, maar ik wil een antwoord. Zijn die vijf vormen van subsidiebanen van de baan?
Minister Donner:
Dat hebt u net gehoord. Ik heb gezegd: er ligt hier een voorstel voor twee vormen. U kunt er altijd iets bijtellen. Ik noem dan de brugbanen. Die hebben wij al eerder gerealiseerd. Die banen waren voor mensen die na een herkeuring geholpen zouden worden. Het is maar hoe u wilt tellen, maar daarbij ging het om een vorm van loonkostensubsidie, precies dezelfde loonkostensubsidie die wij nu in breder verband voorstellen. Dus: beauty is in the eye of the beholder.
De voorzitter:
Na deze poëtische uitspraak van de minister geef ik voor een interruptie het woord aan mevrouw Sap.
Minister Donner:
Het was een uitspraak van Keats.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Voorzitter. Wat de minister net zei over de 200.000 banen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt stelt mij niet gerust. De minister zegt dat wij die banen moeten zien in het licht van de overkoepelende doelstelling van 80% participatie in 2016. Ik wil die doelstelling toch vooral zien in het licht van het beleidsprogramma van dit kabinet zelf. In dat programma staat klip en klaar dat wij in deze kabinetsperiode 200.000 mensen extra met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag gaan helpen. Ik wil graag de heldere uitspraak van deze minister dat die doelstelling nog steeds volledig geldt.
Minister Donner:
U kunt dat lezen in datzelfde beleidsprogramma, mevrouw Sap. Die 80% arbeidsparticipatie vertaalde zich in een extra ontwikkeling van 200.000 banen in de periode tot 2011, én van 200.000 in de periode van 2011 tot 1016, bovenop de basisontwikkeling die het CPB had voorzien. Wij hebben geconstateerd dat er in Nederland geen arbeidsreserve meer is van mensen die geen afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Als ik het dus heb over die 200.000 werkzoekenden, gaat het per definitie over mensen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het gaat dan inderdaad over de mensen die nu niet participeren en die een uitkering hebben. Het gaat dan over mensen in de WW, mensen in de bijstand en mensen in de Wajong-regeling. Dat is op dit moment onze arbeidsreserve en daarbij horen ook de ouderen en mensen die in deeltijd werken. Dat zijn precies de categorieën waarover wij het hebben gehad.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Als u zegt dat die doelstelling recht overeind staat en dat wij ervoor gewoon voor gaan – 200.000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan de slag in 2011 – kunt u die doelstelling dan ook als zodanig in de begroting overeind houden? En wilt u deze doelstelling dan niet afmeten aan de daling van het aantal uitkeringen? Ik zou klip-en-klaar van u in beeld willen krijgen hoe wij scoren op die 200.000 werkzoekenden en welke groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt wij precies aan het werk zullen krijgen.
Minister Donner:
Mevrouw Sap, dat is een heel eenvoudige berekening: dat is de groei van de beroepsbevolking. De daling van het aantal uitkeringen wordt niet vertaald in meer mensen die niet werken. De werkgelegenheid is al die tijd gegroeid. Wij zitten in de bizarre omstandigheid dat de werkloosheid daalt in de richting van de vacaturecijfers. Dat wijst erop dat wij een probleem hebben met de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Laten wij kijken naar de omstandigheden waaronder wij deze discussie voeren, namelijk wat er buiten in de wereld verandert. Desondanks is de situatie in Nederland zo gelukkig dat wij nog op groei kunnen rekenen, ook volgens internationale instanties, en dat wij nog steeds goed zitten op het punt van de werkgelegenheid. Dat is mede het gevolg van het gevoerde beleid; overigens claim ik dat niet als een succes. Daar zit die stijging in. Van het begin af aan heb ik in de discussie met de Kamer gezegd dat ik niet in staat ben tot dit soort boekhoudkundige verantwoording, en daar ben ik nu ook niet toe in staat. Het zal komen uit de macrocijfers en het zal niet komen uit de lijstjes.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Met die macrocijfers laat ik mij niet graag door u het bos in sturen. U moet ook weten dat groei van de werkgelegenheid en afname van het aantal uitkeringen niet betekent dat die banen ook automatisch bij de kwetsbare groepen terecht komen. Ik doe daarom alsnog een dringend beroep op u om de Kamer daar gewoon heldere informatie over te verschaffen en haar niet met allerlei macrocijfers te confronteren, waarbij zij zelf moet optellen en aftrekken en waarna zij allerlei cijferdiscussies moet voeren. Ik wil dat u de Kamer daarmee niet het bos in stuurt. Ik wil antwoord op de vraag welke kwetsbare mensen u nu precies aan een baan gaat helpen.
Minister Donner:
Mevrouw Sap, die cijfers, die banen, wij hebben geen andere groepen dan die groepen. Als de banen er komen, komen ze dus bij die groepen terecht. Het heeft geen zin om eindeloos bij name te zeggen waar bepaalde mensen terecht moeten komen. Daartoe zal niemand in staat zijn, want als ik een naam noem, zult u zeggen dat die persoon anders ook wel aan een baan zou zijn gekomen. Dus dat is een onzinnige discussie. Ik verwijs naar de stukken en de debatten die wij hier gevoerd hebben: wij hebben het hier over een doelstelling voor arbeidsparticipatie van 80%. Dat vertaalt zich in die 200.000 banen. Het kabinet heeft van het begin af aan aangegeven dat dit mensen zijn met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze discussie hebben wij vorig jaar ook gevoerd. Toen heeft de Kamer ook geaccepteerd dat het niet zinvol zou zijn om dat op de wijze te verantwoorden die u wilt.
Voorzitter. De staatssecretaris zal straks meer in het bijzonder ingaan op de vragen en voorstellen op het punt van de regionale samenwerking en de samenwerking met de gemeenten.
Ik hoop dat ik duidelijk heb gemaakt op welke wijze de verschillende getallen van 200.000 moeten worden gezien. Daarover zijn meer vragen gesteld. Het aanbod van werkgevers om 200.000 mensen te plaatsen is helaas van tafel. Wat blijft, is zonder meer de ambitie van het kabinet om de arbeidsparticipatie op 80% te brengen. Deze wordt geleidelijk aan gerealiseerd. Alle genoemde maatregelen helpen daarbij en maken het vooralsnog mogelijk om zelfs in de huidige tijd de doelstelling beter te realiseren. Om die reden kan het belang van het akkoord niet worden onderschat. Er is gediscussieerd over de wijze waarop het akkoord tot stand is gekomen. Daarbij is het woord "chantage" gebruikt. Ook hierbij moet je kijken naar degene die dat zo ziet. Ik zou haast zeggen: zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Het kabinet heeft steeds aangegeven de btw-maatregel niet te nemen. De WW-maatregel is in het voorjaarsoverleg daarmee in verband gebracht. De sociale partners hebben toen gevraagd om de stijging van de btw niet door te zetten, maar het op nul zetten van de WW-premie wel. Het kabinet heeft toen heel eenvoudig gezegd dat daarvoor een dekking was opgenomen in de begroting, maar dat die dekking in het saldo terecht zou komen als rekening gehouden moet worden met een niet verantwoorde loonontwikkeling. Dan vreest het kabinet namelijk dat het beroep op de sociale zekerheid zodanig zal groeien dat het die reservering daarvoor nodig heeft. Dat is een volstrekt verantwoorde schets van het dilemma waar het kabinet voor stond. Door sociale partners is dit opgenomen. Dat strekt hun ook tot eer. Om dat "chantage" te noemen... Ik denk dat het een kwestie was van verantwoord beleid.
De heer Weekers heeft gesproken over 3,5%. De een meent dat dit te laag is, mevrouw Kant noemt het zuinig. Ik kan alleen maar vaststellen dat wij gelet op de ontwikkelingen blij mogen zijn met sociale partners die op dit punt hun verantwoording hebben genomen. Sommige van de sociale partners, zoals het CNV, hebben gesteld dat het mogelijk is dat het percentage nog lager moet zijn als dit najaar de looneis wordt vastgesteld. Eén ding staat immers bovenaan: het gaat uiteindelijk om het behouden van werk. Het gaat er niet om een bepaald niveau te halen of het onderste uit de kan te halen. Wie dat doet, krijgt het lid op de neus. Wij moeten ervoor oppassen dat de samenleving niet collectief het lid op de neus krijgt omdat wij denken dat de tijden nog normaal zijn.
Mevrouw Kant (SP):
Het lid op de neus krijgen meestal de mensen met de laagste inkomens en die conclusie moeten wij vandaag helaas ook trekken. Dat is de groep die er nog steeds op achteruitgaat. Daar kom ik straks nog op.
Ik wil even spreken over de uitkomsten van het najaarsakkoord. De minister zei net dat het aan het werk helpen van die groepen bij de werkgevers van tafel is. Als ik naar de uitkomst kijk, vraag ik mij af wat nu eigenlijk de bijdrage van de werkgevers is geweest in het najaarsoverleg. Wat hebben zij toegezegd?
Minister Donner:
Mevrouw Kant, ik heb juist het tegendeel gesteld. In het najaarsoverleg zit juist heel duidelijk het commitment van werkgevers om via de branches en de regio's te achterhalen wat de concrete behoefte is. Die doelstelling is er dus steeds. Ik heb inderdaad gezegd dat vorig jaar is voorgesteld om in een periode van drie jaar 200.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een plaats te bieden binnen de bedrijven. Ook de SP heeft toen aangegeven daar niet op te willen insteken.
Mevrouw Kant (SP):
Mijn conclusie is dat de werkgevers in het najaarsoverleg niets hebben toegezegd en dat die eerdere toezegging om mensen aan het werk te helpen, helemaal van tafel is. De vakbonden hebben wel een loonmatiging toegezegd. Die werkgevers hebben toen dus gezellig aan tafel gezeten en alleen toegezegd dat zij "lekker" blijven meekletsen. Dat is toch helemaal niets?
Minister Donner:
Bedrijven in alle andere Europese landen kondigen aan dat zij plaatsen moeten schrappen. Daar worden bedrijven afgestoten. Op foto's zien wij dat mensen met een doos onder de arm op straat terechtkomen. In die omstandigheden hebben Nederlandse werkgevers gezegd dat zij bereid zijn om na te gaan of er meer werkgelegenheid is. Toch zegt mevrouw Kant dat de werkgevers niets beloven. Ik meen dat de feiten en de teksten voor zichzelf zullen spreken.
Mevrouw Kant (SP):
Wij zullen zien. Als ik het akkoord lees en hoor wat de minister daarover zegt, kan ik alleen maar concluderen dat de vakbonden wel een bijdrage hebben geleverd en dat de werkgevers de deur uit zijn gegaan zonder een toezegging te doen.
Minister Donner:
Ik ben blij dat mevrouw Kant nu in ieder geval toegeeft dat de vakbonden een bijdrage hebben geleverd en dat er geen sprake is van chantage van de minister.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter, het spijt mij dat ik weer terugkom, maar de minister doet er weer gekscherend over. Mijn conclusie is dat de werkgevers geen bijdrage hebben geleverd en dat de vakbonden een toezegging hebben gedaan. Dat is een juiste conclusie. Dit debat is niet bedoeld om een oordeel te geven over de uitkomst. Dat zullen wij in een ander debat doen.
De voorzitter:
Ik stel voor om door te gaan met het volgende punt.
Minister Donner:
Kan mevrouw Kant aanwijzen waar in het akkoord het door haar genoemde cijfer staat? Ik weet dat dat cijfer daarin niet staat. Bonden hebben toegezegd te zullen doen...
De voorzitter:
Minister Donner, ik wil doorgaan met het volgende punt.
Minister Donner:
Nee. Ik wil niet dat er een beeld wordt geschetst zoals mevrouw Kant dat deed. Verantwoorde partijen hebben namelijk wel ingezet en wij mogen blij zijn dat die er in dit land zijn.
De voorzitter:
Ik begrijp dat u dat niet wilt, maar u blijft elkaar aanspreken en ik vrees dat mevrouw Kant en u het niet met elkaar eens worden. Ik stel daarom voor om met het volgende punt verder te gaan.
Mevrouw Kant (SP):
Maar de minister zegt dat de looneis van 3,5% niet op papier staat. Zegt hij daarmee dat die afspraak niet is gemaakt?
Minister Donner:
Mevrouw Kant verwijst steeds naar het akkoord. Ik wijs haar op het akkoord. Sociale partners gaan ook niet op die manier met looneisen om. Mevrouw Jongerius en anderen hebben ook gezegd dat die looneisen geformuleerd zullen worden. Mevrouw Jongerius en de MAP hebben tijdens de persconferentie gezegd dat zij die looneis op 3,5% zullen stellen, maar dat staat niet in het akkoord. In het overleg hebben zij het kabinet ervan overtuigd dat zij zullen komen tot een verantwoorde loonontwikkeling. Het gaat om intenties en het kabinet heeft er, in tegenstelling tot mevrouw Kant, vertrouwen in dat partijen in deze tijd hun verantwoording nemen.
In antwoord op Kamervragen over het ontslagrecht heb ik vanochtend een brief gestuurd. Daarin staat dat het verslag duidelijk is over wat partijen als oplossing accepteren. Ik hoop dat ik binnenkort een wetsvoorstel aan de Kamer kan voorleggen. Zij moet mij echter wel de ruimte geven om dat te formuleren. Ik kan daarom nog niet adequaat antwoorden op de verschillende vragen. De constatering dat uit het akkoord met de partijen blijkt dat de ontslagvergoeding in geval van een inkomen van € 75.000 of meer per jaar een jaarinkomen moet zijn, is juist. Gegeven de situatie en de bereidheid van partijen is het de verantwoordelijkheid van het kabinet om een dergelijke norm voor te stellen.
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. In eerste termijn heb ik de simpele vraag gesteld of deze minister, die een uitmuntend jurist is, het redelijk en billijk vindt dat het bedrag op € 75.000 is gesteld. Als iemand ergens twintig jaar heeft gewerkt en € 75.000 verdient, krijgt hij bij ontslag € 75.000 mee en iemand die een paar tientjes minder verdient en voor het overige in exact dezelfde situatie verkeert, krijgt over de duim gerekend volgens de kantonrechtersformule € 30.000 mee. Vindt hij dat redelijk en billijk? Kan hij dat voor zijn verantwoording nemen?
Minister Donner:
Zoals ik aangaf, zal ik dat voor mijn verantwoording moeten nemen als ik het hier in de vorm van een wetsvoorstel op tafel leg. Nogmaals, u spreekt over redelijk en billijk. Dat zijn de termen waarin de kantonrechter oordeelt. U hebt in het verslag kunnen lezen dat het gaat om een norm die in de rechtspraak van de kantonrechter geïntroduceerd zou moeten worden. Derhalve mag ik aannemen dat dit tot een redelijk en billijk beleid leidt, uitgaande van deze norm. Maar dat laat ik graag over aan onze rechterlijke macht, die de hele norm van redelijk en billijk heeft ontwikkeld.
De heer Weekers (VVD):
Ik denk dat de rechterlijke macht niet erg blij is met deze eigenlijk bizarre uitspraak om de grens op € 75.000 te stellen. De minister kan ook helemaal niet uitleggen waarom er is gekozen voor € 75.000 en niet voor € 50.000 of € 80.000. Maar goed, wij krijgen het wetsvoorstel nog en dan zullen wij er verder over spreken.
Daarnaast heb ik gevraagd of tijdens het najaarsoverleg is gesproken over de onbelaste kilometervergoeding. Het FNV loopt hier al een hele tijd mee rond. Ik weet dat dit ook bij werkgevers een punt van aandacht is. Iedereen loopt er tegenaan, maar ik kom het nergens in de stukken tegen. Ik lees het wel in de krant en in de brieven die wij krijgen als Kamerleden, maar is dat besproken?
Minister Donner:
Er is niet over de kilometervergoeding gesproken, maar er is wel afgesproken, zoals u hebt kunnen lezen, dat hierover met de sociale partners zal worden gesproken bij de kabinetsreactie op het advies van de Taskforce Mobiliteitsmanagement. Dat gesprek heeft vanochtend plaatsgevonden. Het antwoord op de vragen van de Tweede Kamer over dat onderwerp komt tegelijk met de kabinetsreactie op de taskforce naar de Tweede Kamer. Met de sociale partners is afgesproken dat er meer informatie wordt gegeven over de elementen bij de huidige berekening van € 0,19. Samen met de staatssecretaris van Financiën heb ik dat onlangs toegelicht bij de beantwoording van Kamervragen van de heer Weekers.
De heer Weekers (VVD):
Dan zullen wij er bij het Belastingplan wel op terugkomen. De minister schept behoorlijk wat mist. Er lag een heel concreet voorstel op tafel van onder meer het FNV. Ik vond dat ook een redelijk voorstel. Ook dat wordt weer naar allerlei alternatieve praatclubjes verwezen, zoals al die andere punten waarover de brief gaat. Het is meer een conclusie dan een vraag, maar ik betreur het zeer dat er heel veel vooruit wordt geschoven. Ik krijg echt het gevoel dat het ministerie van Sociale Zaken een sneeuwschuiver is waarbij alle zaken vooruit worden geschoven. Ik vind dat echt jammer van de tijd.
Minister Donner:
Mijnheer Weekers, het praatclubje waarnaar u verwijst, is de ministerraad. Ik heb gezegd dat de reactie op de Taskforce Mobiliteitsmanagement naar de Kamer komt. Als u geen genoegen neemt met de wetsvoorstellen en de kabinetsreacties die er zijn, weet ik het ook niet. U wilt de hele tijd dat er maatregelen aan de orde komen. Dan krijgt u ze en dan bent u ook niet tevreden.
De heer Weekers (VVD):
Wij wachten op goede maatregelen.
Minister Donner:
Precies, en die krijgt u binnenkort.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. De minister weet dat de CDA-fractie zeer hecht aan het uitgangspunt dat werknemers die met ontslag worden bedreigd, niet terechtkomen in een uitkering, maar zo snel mogelijk aan nieuw werk worden geholpen. In het sociaal akkoord staat een passage over een sturende rol van de sociale partners bij de WW-uitvoering. Ik heb de minister gevraagd om daarbij het idee te betrekken dat wij onlangs hebben geopperd, om de regie bij de ondernemer of de werkgever te leggen in de vorm van een eigen risico van bijvoorbeeld een periode van een halfjaar. Kan de minister dat voorstel bij deze studie betrekken?
Minister Donner:
De heer Van Hijum wijst mij er terecht op dat ik zijn vraag nog niet beantwoord had. Het is inderdaad juist, u kunt dat daaruit lezen. Het centrale element blijft ook de inzet van de partijen om te kijken of wij kunnen komen tot een zinnige wijze waarop mensen begeleid kunnen worden naar een andere baan als hun baan verdwijnt. Ik weet dat hij het goede voorstel gedaan heeft om ook eens te kijken of een vorm van een eigen risico kan worden ingevoerd. Ik zal dat punt zeker meenemen in het overleg.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik ben erg blij met deze toezegging. Ik heb ook nog een vraag gesteld over de passage over het gezinsvriendelijke beleid; de combinatie van werk met zorg, opvoeding, mantelzorg, de flexibiliteit van arbeidstijden, telewerken en dat soort zaken. Ook mevrouw Ortega heeft daarover een vraag gesteld. Kunt u daar nadrukkelijker op ingaan?
Minister Donner:
In het plan van aanpak is al aangekondigd dat het kabinet op dit moment doende is met te kijken naar verlofregelingen in het algemeen en in het verlengde daarvan vragen zoals: hoe kun je eventueel arbeidstijden beter op schooltijden aansluiten of andersom schooltijden aansluiten op arbeidstijden en de opvang daar? Die notitie zal helaas pas na het reces in het kabinet behandeld worden. Ik hoop dat zij deze maand nog behandeld zal worden, zodat zij zo snel mogelijk bij de Kamer kan zijn. In ieder geval zal in de gezinsnota aandacht besteed worden aan dat punt.
De voorzitter:
Ik denk steeds dat u stopt en dan komt er nog iets. Dat maakt het voor mij zo ingewikkeld!
Minister Donner:
Op mijn leeftijd krijg je dat met het denken. Dat gaat dan in horten en stoten.
De voorzitter:
Ik wil uw aandacht vragen voor het punt dat er een bepaalde gang van zaken is in dit huis die maakt dat ik nog een heel programma af moet werken met een gelegenheid voor de Stenografische Dienst om even te kunnen pauzeren. Ik had gehoopt dat ik vanavond een avondpauze kon vermijden, maar dat is niet het geval. U weet dus nu dat er een avondpauze komt.
Ik geef het woord aan mevrouw Koşer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik ben in ieder geval blij dat beide heren mijn motie over de flexibele werkdag gaan uitvoeren. Ik heb nog wel een vraag over het ontslagrecht. Over de vergoeding zal ik het niet hebben, want daar was VNO-NCW bij. Ik geloof niet dat er een rechter is die denkt: fijn, een akkoord tussen die vakbonden en ik ga mij eraan houden. Oorspronkelijk is de modernisering van het ontslagrecht toch aan de orde gekomen vanwege het feit dat er mensen op de arbeidsmarkt zijn die gewoon geen kans hebben op een baan? Het principe dat zij net zo veel recht hebben op een baan en op bescherming lijkt losgelaten te zijn. Is dat zo?
Minister Donner:
Nee. In de eerste plaats gaat het er niet om dat rechters zich houden aan een afspraak tussen sociale partners, maar dat rechters zich houden aan de wetgeving zoals die hier hopelijk vastgesteld wordt. Dat is dus een andere situatie.
In de tweede plaats hebben wij vanaf het begin de discussie over het ontslagrecht gevoerd aan de hand van de vraag, hoe wij de participatie kunnen versterken. Ik constateer gewoon – dat is de essentie en dat is de grote voortgang die gemaakt wordt – dat waar de partijen tot nu toe tegenover elkaar stonden en daardoor op andere terreinen niet constructief konden samenwerken, zij inmiddels geconstateerd hebben: laten wij dit doen en laten wij dan vervolgens constructief kijken hoe wij in de regio's, in de branches, de participatie kunnen versterken en de bestaande vacatures kunnen matchen met de werkloosheid die wij ook nog hebben.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Maar ik begrijp de minister wel, want de SP heeft mevrouw Hamer voor een muur geplaatst en hij komt er gewoon niet door.
Mevrouw Kant (SP):
Ik moest er even over nadenken, want ik vond het niet zo'n prettig beeld.
Ik wil nog even iets zeggen over die ontslagvergoeding. Ik vind het een absurde grens. Hoe kun je nu een andere norm laten gelden voor iemand die een paar tientjes of € 1000 minder verdient ten opzichte van iemand die net die € 75.000 verdient? Los van de onzinnigheid van het voorstel die er sowieso is, zit daar al een onredelijkheid in die op geen enkele manier te rijmen is. Ik wil echter spreken met u over het effect dat die maatregel kan hebben. Denkt u niet dat deze een stimulans kan zijn voor de mensen met de echt hoge inkomens, de topinkomens, om bij het aanvaarden van een baan in het contract te laten opnemen dat zij een mooie gouden handdruk krijgen als zij vertrekken, ook als zij wanprestaties hebben geleverd?
Minister Donner:
Voorzitter. Ik vermoed dat de standpunten over en weer over dit onderwerp niet anders zullen zijn tegen de tijd dat het wetsvoorstel hier voorligt. Wij kunnen die nu bespreken, maar ik stel voor om eerst een concreet voorstel van het kabinet af te wachten. Nu praten wij over een verslag en in ieder geval over de constatering dat de sociale partners op een bepaald punt overeenstemming kunnen bereiken.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter, u kent mij, hier neem ik geen genoegen mee. Dit plan is één van de uitkomsten van het najaarsakkoord. Ik mag de minister daar een heel principiële vraag over stellen, namelijk: denkt u niet dat dit voorstel ertoe leidt dat de mensen met de echt hoge inkomens, de topbestuurders, eerder bij aanname van een baan in een contract regelen dat als zij vertrekken, ook bij wanprestaties, zij een gouden handdruk meekrijgen?
Minister Donner:
Dat is een mogelijk effect dat partijen vermoedelijk overwogen hebben toen zij tot deze afspraken kwamen. U hebt het over een contractvrijheid die er nu ook al is. Er zijn een aantal wettelijke maatregelen, die u onlangs met de minister van Financiën hebt besproken, die gaan over de wijze waarop je dat verschijnsel kunt inperken. Nu gaat het er puur om dat sociale partners enerzijds constateren dat dit een verantwoorde oplossing is voor een verschil van inzicht en dat het kabinet anderzijds zegt dat het dit alleszins kan verantwoorden, in ieder geval als noodzakelijke norm voor wat in de sfeer van ontslagvergoedingen terecht en onterecht is. Het sluit ook aan op uw visie van de wijze waarop daaraan grenzen zijn te verbinden. Dat er in ons recht ook andere mogelijkheden zijn, betekent niet dat alles maar moet worden losgelaten omdat er mogelijk nog een andere methode is. Alleen al op deze wijze wordt een duidelijke norm gesteld aan wat verantwoord is bij ontslagvergoedingen en wat niet.
Mevrouw Kant (SP):
Dit is de zoveelste keer dat ik een wedervraag krijg in plaats van een antwoord op mijn vraag. Bovendien is het een onzinnige wedervraag want ik heb al gezegd dat ik dit een absurd voorstel vind waar ik het helemaal niet mee eens ben. Het is onzinnig om ergens bij € 75.000 een grens te leggen. Dat slaat echt helemaal nergens op. Dat is onzinnig, onrechtvaardig en niet te billijken voor de mensen die daar net onder en boven zitten. Dat is mijn mening over uw voorstel. Ik had echter nog een vraag gesteld. U gaat dit uitvoeren. U kunt daarbij wel verwijzen naar de sociale partners, maar u gaat dit uitvoeren. Dit is absoluut geen oplossing voor het probleem dat ik zie, van de grote gouden, misschien wel platina, handdrukken die topbestuurders in dit land in hun zak steken. Daar is dit geen oplossing voor. Sterker nog, ik denk dat het een stimulans is voor mensen met hoge inkomens om juist afspraken te maken in het contract als zij een baan krijgen om vooral, als zij weggaan, hun zakken te vullen. Erkent u dat dit een van de gevolgen is van het voorstel en wat is uw mening daarover?
Minister Donner:
U zegt dat het geen oplossing is voor een probleem dat u ziet en dat kan best zijn. Het is ook geen oplossing voor problemen die anderen misschien zien. Het is een oplossing voor het probleem waar het voor bedoeld is, namelijk voor het stellen van een norm met betrekking tot de ontslagvergoeding. Dat er nog andere problemen zijn, is heel wel mogelijk. Dergelijke punten stel je aan de orde. Die zijn hier ook aan de orde gesteld onder andere in het kader van de voorstellen die besproken zijn met de minister van Financiën. Eventuele andere problemen lossen wij ook op. Dit voorstel, zoals het is weergegeven, is niet bedoeld als een oplossing van het probleem dat u schetst.
Mevrouw Kant (SP):
Ik vind het bijzonder spijtig maar ik stel tot drie keer toe dezelfde vraag namelijk of de minister erkent dat het dit effect heeft.
De voorzitter:
U hebt een tweede termijn waarin u hierop kunt terugkomen. De leden kunnen daar van afzien, maar de kans daarop is naar mijn inschatting vrij gering.
Mevrouw Kant (SP):
Als ik in mijn tweede termijn al mijn interrupties moet herhalen, gaat het nog wel even duren.
De voorzitter:
Het is niet anders. De minister vervolgt zijn betoog en ik sta geen interrupties meer toe tot aan het einde daarvan. Daarna kunt u allen als het moet nog interrumperen. De minister vervolgt zijn betoog en maakt dat af.
Minister Donner:
Ik kom bij de koopkracht. Er is een aantal vragen gesteld over het voorliggende voorstel. Mevrouw Sap heeft dit meer in het bijzonder aan de orde gesteld. Wat het koopkrachtbeeld betreft, gaat het om de voorstellen die in de begroting bij de Kamer zijn ingediend. Vorig jaar is gesproken over de vooruitzichten voor de ontwikkeling van de koopkracht. Dat was onder omstandigheden die aanzienlijk rooskleuriger oogden dan zij nu zijn. Toen wij ons in augustus bogen over de vragen over de effecten op de koopkracht, moesten wij na bijstelling van de inflatieverwachting constateren dat inmiddels de hele Nederlandse bevolking er ongeveer 1,25% tot 1,5% op achteruit zou gaan. Dat is een algemene verarming als gevolg van inflatie. Vervolgens heeft het kabinet een aantal maatregelen genomen, waaronder inderdaad het niet laten doorgaan van een verhoging van de btw, die onder andere in deze inflatiecijfers was ingecalculeerd. Ook heeft het kabinet bekeken wat het effect zou zijn als het de WW-premie voor werknemers op nul zou zetten. Dit leidde tot een koopkrachtbeeld waarin nog slechts enkele groepen, namelijk niet-actieven, erop achteruit zouden gaan. Vervolgens heeft het kabinet bij het hier gepresenteerde beeld en bij de maatregelen in de begroting er ook voor gezorgd dat die groepen in het standaardkoopkrachtbeeld op nul zouden uitkwamen, kortom, dat die er niet op achteruit zouden gaan.
Dit moet niet verhelen dat het in een standaardkoopkrachtbeeld om gemiddelden gaat. Dit betekent niet dat de hele groep en masse een bepaald inkomen ontvangt of er zo veel op achteruit gaat. Wij spreken hierbij over statistische gemiddelden. Derhalve zullen er altijd mensen zijn die erop achteruit gaan, zoals er ook altijd mensen zullen zijn die er meer dan het aangegeven cijfer, of niet, op vooruit gaan. Dat geldt voor elk van die koopkrachtgroepen, zoals de minima en de ouderen. Er zullen dus minima zijn die er, ook als de verhoging op nul staat, 1% of meer op vooruit gaan.
Dat was de toenmalige situatie. Alleen moest het kabinet constateren dat één soort effecten niet was meegenomen in dit beeld, namelijk een – ook gegeven de omstandigheden – bevredigend koopkrachtbeeld. Dat was het effect van de verandering van de fiscale aftrekregeling voor ziektekosten. Misschien wordt zo voor de kijkers duidelijk wat wordt bedoeld met buitengewone uitgaven. Het kabinet heeft besloten daarover de Kamer de brief van 16 september jongstleden te sturen. Vervolgens heb ik de Kamer eergisteren een brief kunnen sturen waarin het kabinet een aantal maatregelen noemt die het effect hebben dat zij bij het overbrengen van de regeling Buitengewone Uitgaven naar de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten het oogmerk van die opheffing realiseren, namelijk om het geld dat breed terecht kwam, vaak bij mensen voor wie het niet was bedoeld, meer te krijgen bij de groepen voor wie het was bedoeld: chronisch zieken en gehandicapten.
Een aantal van de maatregelen die ik gisteren heb gepresenteerd, versterkt dat effect nog doordat de forfaits omhoog worden gebracht. Daarnaast werd er geconstateerd dat een aantal effecten niet op die wijze kon worden gecompenseerd. Daarom hebben wij gemeend ook de zorgtoeslag voor alleenstaanden en de forfaits voor arbeidsongeschikten te kunnen verhogen. Daarnaast hebben wij nog de maatregel getroffen om de vermenigvuldigingsfactor niet geheel uit het beeld te schrappen, maar voor 1,4% te laten staan. Eén groep werd daarmee nog onvoldoende bereikt. De ouderen werden in het oude systeem in hoge mate bijna forfaitair als chronisch ziek en gehandicapt beschouwd en hadden daardoor een aantal aftrekregelingen. Daarom is er een aantal maatregelen getroffen om dit voor die groep te realiseren. Het totale effect is dat met dit pakket, even los van het bedrag van 460 mln., een bedrag in de orde van grootte van 135 mln. gericht bij chronisch zieken en gehandicapten terechtkomt. Een bedrag in de orde van grootte van 185 mln. komt gericht bij uitkeringsgerechtigden terecht. Eenzelfde bedrag komt terecht bij ouderen. Daartussen zit wat overlap, anders zou iedereen die dit bij elkaar optelt kunnen constateren dat ik tot meer dan 460 mln. kom. Dit komt vanwege de overlappende categorieën. Ik meen dat dit bovendien bevredigend is omdat vervolgens bleek dat met deze maatregelen ook de koopkracht van de groepen die oorspronkelijk in september nog op nul stonden, kon worden verbeterd. Derhalve meen ik – en dat is een wezenlijke achtergrond geweest om te komen tot een najaarsakkoord – dat er een gegeven de omstandigheden uitermate bevredigend koopkrachtbeeld kan worden gepresenteerd. Ondanks de inflatie en ondanks het feit dat wij er het komend jaar allemaal 1,5% op achteruitgaan, kunnen wij toch dit resultaat presenteren. Gegeven de bijna triljard die verdampt in deze tijd, is dat voorwaar een goed resultaat.
Ik waarschuw nogmaals dat het om gemiddelden gaat. Als iemand zegt "ik heb hier nog iemand die erop achteruitgaat", zal dat waar zijn. Dat valt te betreuren, maar niemand kan koopkrachtdiscussies geven. Hierbij heeft ook de koopkrachttabel van het CPB een rol gespeeld, namelijk het mediane beeld. Dat beeld stond andere jaren ook in de middellange economische verkenningen. Vorig jaar is hier bijvoorbeeld uitvoerig gesproken over het negatieve koopkrachtbeeld. Niemand heeft toen gezegd dat de uitkeringsgerechtigden er in het mediane beeld 1,5% op vooruitgingen. Het mediane beeld zegt namelijk niets op dat punt. Het mediane beeld is nodig omdat het effect heeft op de koopkracht van de gehele economie van alle personen. Anders dan mevrouw Koşer Kaya zei, gaat het niet om gemiddelden. Een mediaan in de statistiek is geen gemiddelde. Het gaat alleen maar om de vraag bij welk punt 50% van het effect de ene kant op ligt en 50% de andere kant op. Als je de mediaan wilt beïnvloeden, doe je dat niet door de situatie te verbeteren van degenen die het meest erop achteruitgaan. Dat zou je doen als het een gemiddelde was. Je doet het door in het midden te verschuiven, bij de mensen die het minste effect ervan krijgen. Met de maatregelen die wij hebben genomen, is het gelukt om het totale beeld van de mediaan beter in balans te krijgen. Door de constatering dat de buitengewone uitgaven verder aan het oplopen waren, in de orde van grootte van 400 mln., leidt dat bij afschaffing van de buitengewone uitgaven zonder meer tot minnen in het beeld. Die leveren op dat na het beeld van het CPB bij die uitname de medianen bij de uitkeringsgerechtigden naar anderhalf verschoven en bij de ouderen naar een half. Met de maatregelen die wij hebben genomen is het vervolgens gelukt om, zuiver met betrekking tot de categorieën uitkeringsgerechtigden en ouderen, de mediaan terug te brengen op het punt waar deze was, zonder dat dit van invloed is op de niet-uitkeringsgerechtigden, de actieven. Natuurlijk kunnen wij 540 mln. of meer spenderen om de mediaan op orde te brengen, maar dan bieden wij de mensen compensatie zonder dat dit effect heeft. Alleen zo beïnvloed je de mediaan. De mensen die er ettelijke procenten op achteruitgaan als gevolg van de maatregel inzake de buitengewone uitgaven, laten wij dan ongemoeid, want wij hebben het dan alleen over de mensen in de middengroepen, waar zich de kleine effecten voordoen. Wij compenseren mensen dan voor meer dan zij aan kosten hebben. Dat was het probleem van de ouderregeling. Het kabinet heeft gemeend dat dit niet zou leiden tot een verantwoord koopkrachtbeeld en heeft om die reden geconstateerd dat het mediane beeld voor de beoordeling van het effect van het overheidsbeleid op de koopkracht geen dienstig instrument is. Die constatering is ook in de Kamer al lang gedaan.
Mevrouw Karabulut (SP):
De Macro Economische Verkenning kunnen wij dus gewoon weggooien?
Minister Donner:
Neen, ik heb u uitgelegd dat het mediane beeld dienstig is om te bezien wat het totale effect van de economische ontwikkeling op de koopkracht is, maar niet als beoordeling van het effect van overheidsbeleid op de koopkracht. Ik herinner u eraan dat de Kamer vorig jaar geen moment gezegd heeft dat zij het slechte beeld in het standaardkoopkrachtbeeld accepteert omdat het mediane beeld heel mooi is voor uitkeringsgerechtigden. Iedereen kan altijd zijn eigen meetlat kiezen voor het effect, maar sinds jaren wordt voor het overheidsbeleid het standaardkoopkrachtbeeld gebruikt, en ook de Kamer doet dit. Dat alleen maakt het mogelijk om de veranderingen van jaar tot jaar te meten. Gemeten aan die meetlat meen ik dat er sprake is van een alleszins verantwoord koopkrachtbeeld, zeker ook gezien de omstandigheden die buiten woeden.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik wil het heel kort houden en vraag de minister, met ja of nee te antwoorden. Is hij het met mij eens dat het mediane koopkrachtbeeld van het Centraal Planbureau de afgelopen weken niet is veranderd?
Minister Donner:
Niet mee eens.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Dan hebben wij kennelijk een andere interpretatie van dezelfde feiten. In uw brief schrijft u namelijk dat het beeld onverminderd op min 0,25 en nul uitkomt. Waarop baseert u uw antwoord "niet mee eens"?
Minister Donner:
U doet een beroep op het beeld zoals dat is geschetst in de Macro Economische Verkenning. Dat beeld is tot stand gekomen voordat de maatregel inzake de buitengewone uitgaven en andere maatregelen daarin waren verwerkt. Het beeld is dus veranderd en het is nogmaals veranderd door de maatregelen die het kabinet heeft getroffen. Door de verdere oploop van de buitengewone uitgaven verandert dat beeld. Zoals zal blijken in 2008, zijn met name de claims in de categorie brillen dit jaar sterk opgelopen. Die stonden niet in het beeld waarover u nu beschikt. Kortom, het beeld is anders geworden.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Dit is een totaal mystificerend antwoord en ik zal mijn vraag nog wat helderder stellen. Ik zou de minister echter ook willen vragen om wel serieus op mijn vraag in te gaan. In de Macro Economische Verkenning staat een beeld en in de brief die de minister ons maandag heeft gestuurd, staat ook een beeld. Het staat er niet heel uitgebreid in, maar het wordt wel geschetst in een paar zinnetjes op pagina 10 en 11. De twee beelden, namelijk dat van het Centraal Planbureau uit de Macro Economische Verkenning en het beeld waarin alle wijzigingen zijn verwerkt die de minister in zijn brief heeft aangekondigd, kun je gewoon naast elkaar leggen. Dan constateer ik dat deze beelden gelijk zijn en hetzelfde effect hebben voor de minima.
De voorzitter:
Dit duurt echt te lang, mevrouw Sap.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Goed dan, ik vraag de minister nogmaals: is hij het met mij eens dat hij voor de minima per saldo geen verbetering heeft bereikt?
Minister Donner:
Nee, mevrouw Sap. Ik heb u uitgelegd dat u dan twee beelden waartussen een hele verandering heeft plaatsgevonden toevallig naast elkaar legt. Dat is zeggen: ik heb hier een vijf staan en daar een vijf staan en daarom is het beeld hetzelfde. Maar zo is de werkelijkheid niet. Het gaat om de situatie zoals die was in september en zoals die nu is, in oktober. Daartussen heeft een grote verandering plaatsgevonden. Het is desondanks gelukt dat evenwicht beter te krijgen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voor de Handelingen: ik heb het niet over het mediane beeld gehad of over koopkrachttabellen. Ik begrijp waar het hart van vol loopt en dat wil ik de minister ook niet verwijten. Mijn vraag is echter een andere. Ik heb in mijn termijn gezegd dat je met de levensloopregeling vervroegd kunt uittreden. Herkent de minister mijn vraag? Ik zou daar graag antwoord op willen hebben. Doorwerken en vervroegd uittreden lijken elkaar namelijk te bijten.
Minister Donner:
De bonus is nog een voorwerp van discussie. Dat een doorwerkbonus wordt beschouwd als inkomen, kan inderdaad de consequentie zijn van regelingen die wij in het verleden hebben afgesproken. De bonus is nu in de systematiek opgenomen. Je kunt niet terugkomen op afspraken zoals die in het verleden zijn gemaakt. Ik moet dit punt echter nader bekijken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dan subsidieer je dus twee tegengestelde dingen. Ik begrijp dat er afspraken zijn gemaakt, maar je subsidieert wel twee tegengestelde dingen.
Minister Donner:
Dat kan inderdaad zo zijn, maar soms is het beter om vast te houden aan wat je eerder hebt gezegd. Sommige ongerijmdheden moet je dan inderdaad voor lief nemen.
De heer Weekers (VVD):
Ik begrijp dat de minister aan het eind van zijn betoog was gekomen. Ik vraag mij af hoe het budgettair precies zit. Hebben wij allemaal goed gezien dat de minister eerst nog 400 mln. gaat weghalen bij mensen die op dit moment een beroep doen op de buitengewone uitgavenregeling, om het vervolgens weer terug te geven aan de mensen waarvoor de minister de nieuwe ingewikkelde regeling gaat maken? Heb ik dat goed gezien?
Minister Donner:
Dat is inderdaad vanaf het afsluiten van het coalitieakkoord de opzet geweest. Toen is geconstateerd dat de regeling zoals die nu werkt, terechtkomt waarvoor zij niet bedoeld is. De inzet is om die middelen, minus een aantal bedragen waarvan is geconstateerd dat zij sowieso te veel zijn, daar te krijgen waar de kosten wel worden gemaakt. Daarom krijgen ook mensen die onder de oude regeling duidelijk geen gebruik maakten van de regeling, om wat voor reden dan ook, in de nieuwe situatie een vergoeding. Ik kan bevestigen dat dat de bedoeling is van de regeling zoals die hier voorligt.
De heer Weekers (VVD):
Dat is dan voor 400 mln. een gewone herverdelingsoperatie voor mensen die nu via de fiscale sfeer buitengewone ziektekosten krijgen vergoed. In de nieuwe situatie krijgt een andere groep deze vergoeding. Het is dus eigenlijk een schuifoperatie. Het extra is een bedrag van 60 mln. dat u gaat vinden bij de voorjaarsnota, nadat u eerst 250 mln. bij de motie-Van Geel uit deze pot hebt weggehaald. Met andere woorden: er blijft per saldo minder over voor de groep en u moet bovendien nog een stukje gaan dekken op de pof, want dat bedrag komt pas bij de Voorjaarsnota aan de orde. Dat hebben wij toch goed gezien?
Minister Donner:
Nee, wat dat betreft kijkt u verkeerd. Ik kan bevestigen dat op dit moment mensen bij de bijzondere uitgavenregeling dingen als bijzonder luxe brillen of begrafeniskosten claimen. Het zijn echter niet alleen chronisch zieke mensen die doodgaan; alle mensen gaan dood. Toch kunnen de begrafeniskosten worden geclaimd. De conclusie van het kabinet is dat het niet gewenst is om die mogelijkheid te handhaven. In die zin is het vanaf het begin een herverdelingsoperatie geweest. Het geld wordt namelijk weggehaald bij mensen die niet chronisch ziek zijn en neergelegd bij mensen die dat wel zijn en die het tot nu toe onder de huidige regeling niet claimden. Ik ben het dus op dit punt geheel met de heer Weekers eens. Als hij dit met mij eens is, is wat dit betreft de operatie geslaagd.
Blijft over de vraag hoe een en ander wordt gedekt. In de stukken kan de heer Weekers lezen dat wij op dit moment spreken over de raming van de dekking voor 2008. Als de heer Weekers stelt dat ik op de pof financier, financieren wij 460 mln. op de pof. Een en ander is immers nog niet gerealiseerd. Toen mevrouw Koşer Kaya zei dat zij dit wat vreemd vond, zei ik dat dit nu eenmaal de Zalmnorm is. Als wij lasten verzwaren, moeten wij ze aan de andere kant verlichten. Ik zeg nogmaals dat het afschaffen van deze regeling zou betekenen dat er een aftrekmogelijkheid verdwijnt en dat derhalve de lasten worden verzwaard. Overeenkomstig de uitgangspunten van het coalitieakkoord, die ook de heer Weekers zou kunnen onderschrijven, wordt lastenverlichting gegeven waar lasten worden verzwaard. Derhalve is het bedrag precies hetzelfde. Wij schatten in dat door de verdere oploop ook de 60 mln. niet tot problemen zal leiden. Als dit toch het geval is, zal hiervoor dekking moeten worden gevonden.
De voorzitter:
De heer Weekers maakt een laatste opmerking op dit punt.
De heer Weekers (VVD):
Het is goed dat de minister de Zalmnorm erbij haalt. Als hij zich zou houden aan de Zalmnorm, zou het budgettair nu niet zo'n puinhoop zijn. Er wordt op dit moment een budgettair hocus-pocusspel gespeeld. Het kabinet geeft veel te veel uit, zadelt de mensen op met enorme lastenverhogingen en voert nu een schuifoperatie door van een enorme omvang. Wij moeten nog maar afwachten hoe deze operatie uitpakt. De operatie is inderdaad gelukt, maar ik verzeker de minister: patiënt overleden.
Minister Donner:
Wij voorkomen een lastenverzwaring door nu in te grijpen. Daartegen maakt de heer Weekers bezwaar. Ik pas de Zalmnorm toe volgens de orthodoxie, en ook daartegen heeft hij bezwaar. Vervolgens zegt hij dat wij er een zooitje van maken. Als dat zo is, moet het tijdens de Paarse kabinetten een nog groter zooitje zijn geweest.
De voorzitter:
De manier waarop u antwoord geeft, minister, lokt voortdurend nieuwe reacties uit.
De heer Weekers (VVD):
De minister past de Bosnorm toe. Dat is niet de Zalmnorm. Ik raad hem aan om de stukken nog eens goed door te lezen.
De voorzitter:
Mijnheer Weekers, ik had u het woord niet gegeven. Ik verzoek de minister, op zo'n manier te antwoorden dat er niet voortdurend nieuwe reacties bij de leden worden opgeroepen. Ik wil dit debat op enig moment kunnen afronden.
Minister Donner:
Ik laat mij soms gaan, voorzitter. Ik bied mijn excuses daarvoor aan.
Mevrouw Kant (SP):
Eigenlijk wordt de armoede verdeeld. Dat is heel triest. Vorig jaar beloofde het kabinet dat er niemand op achteruit zou gaan. Toch bleek dat het geval te zijn. Minister Bos zei deze zomer op televisie dat er wat minnen waren, maar dat die zouden worden weggewerkt. Uit de cijfers van Prinsjesdag blijkt echter dat groepen mensen met lage inkomens er op achteruitgaan. En wat blijkt er nu? Nu zegt de minister: het beeld dat wij nu hebben van de mensen met de lage inkomens, is hetzelfde als het beeld dat wij daarvan hadden toen wij er ons in de Kamer druk over maakten. In de tussentijd bleek de situatie dus nog veel erger te zijn. De cijfers van Prinsjesdag die wij tijdens de algemene politieke beschouwingen hebben besproken, heeft de minister in opdracht van de Kamer nog eens nader bezien. Daarbij bleek het nog veel erger uit te pakken voor de mensen met de lage inkomens. Als de minister dat plaatje vergelijkt met het plaatje dat nu voorligt, kan hij inderdaad zeggen dat het nu beter is. Als wat nu voorligt echter wordt vergeleken met het plaatje waarover wij hebben gesproken tijdens de algemene politieke beschouwingen, blijkt dat er nog steeds een groep mensen met lage inkomens op achteruitgaat, net als toen het geval was.
Minister Donner:
Ik begin met het volgende recht te zetten. Het kabinet heeft nooit geclaimd dat niemand er op achteruit zou gaan. Dat kan het kabinet ook niet claimen in een situatie waarin wij collectief verarmen. Het kabinet constateert wel dat het door de maatregelen die zijn genomen, mogelijk is geweest dat er in het standaardkoopkachtbeeld niemand op achteruitging. De minister van Financiën die u citeert, heeft het zo gezegd. Kijkt u maar naar de weergave van wat hij heeft gezegd. Het kan best zijn dat dit niet met deze nuance is weergegeven in de media, maar dit is wat hij heeft gezegd.
Nu kom ik op uw uitspraak dat er niets zou veranderen. Het gaat daarbij om dezelfde discussie als die ik voerde met mevrouw Sap. Laat ik u het voorbeeld noemen van de AEX-index. Stel dat die vandaag op hetzelfde niveau staat als tien jaar of langer geleden. Dan kunt u toch niet zeggen dat er dus niets is veranderd? Er is in de tussentijd enorm veel veranderd. Dat is waar wij het met deze beelden over hebben.
Mevrouw Kant (SP):
Sorry hoor, de groep mensen waar wij het over hebben, is wel even iets heel anders dan de AEX-index. Het spijt mij wel. U zit gewoon spelletjes te spelen.
Minister Donner:
Nee!
Mevrouw Kant (SP):
Het is wel degelijk zo dat het beeld waarover wij hier eerder spraken en waarover de Kamer ongerust was, namelijk het feit dat groepen mensen met lage inkomens erop achteruitgingen, nu nog steeds hetzelfde is. Dat hebt u dus niet opgelost. Erken toch gewoon dat dit zo is! Dan zijn wij het er in ieder geval oneens over de vraag of het gebeurt, maar eens over de feiten die er liggen. Ik vind het teleurstellend dat deze groep mensen nog steeds tekortgedaan wordt door dit kabinet en dat het juist de mensen met de laagste inkomens zijn die bij dit kabinet moeten inleveren. Dat baart mij grote zorgen. U zei net "collectieve achteruitgang", maar wij gaan helemaal nog niet achteruit. Er is geen recessie; er is nog steeds economische groei. Toch moeten de mensen met de laagste inkomens inleveren bij dit kabinet. Wat gaat er dan gebeuren als het wel economisch slechter gaat? Dan weet ik wel wie er de prijs moet betalen!
Minister Donner:
Mevrouw Kant, ik heb u het voorbeeld gegeven van de AEX-index. Wat er in de tussentijd is veranderd, tussen het beeld waar u op doelt en waar ik nu op doel – en dat volgt uit hetzelfde beeld – is dat er bijna 400 mln. terecht is gekomen bij mensen met een uitkering en ouderen. Dat is er veranderd. Dat is er bij die mensen bijgekomen. U komt met een verhaal over twee statistieken die hetzelfde zijn en zegt dat er niets is gebeurd. Wie heeft heet nu over de werkelijkheid? Ik heb het over een bedrag van 400 mln. dat bij mensen terechtkomt, en u hebt het over twee tabellen waarvan u zegt, "ik zie het niet".
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Die 400 mln. komt bij diezelfde mensen vandaan, waardoor het effect dus nog veel erger is dan wij dachten toen wij er eerder over debatteerden. U moet niet steeds mist opwerpen. Het is wel heel knap dat u dat steeds doet, maar ...
De voorzitter:
En nu uw vraag.
Mevrouw Kant (SP):
Maar ik zou toch liever een eerlijk debat voeren.
De voorzitter:
Of uw conclusie.
Mevrouw Kant (SP):
Wij hadden al eerder geconstateerd dat er groepen mensen met lage inkomens op achteruitgaan. Er is niets gebeurd en het is nog steeds zo dat groepen mensen met lage inkomens erop achteruit gaan. Dat komt op het conto van dit kabinet, en u lost dat niet op voor deze mensen, minister.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Donner:
Mevrouw Kant, de groepen waarover u het hebt, krijgen er 400 mln. bij. Uit het standaard koopkrachtbeeld blijkt waar deze categorieën er precies op vooruitgaan.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Donner:
Met de algemene politieke beschouwingen liep u te hoop tegen de nullen. Die zijn er nu uit en nog loopt u te hoop.
De voorzitter:
Dank u wel!
Minister Donner:
Het is hetzelfde als...
De voorzitter:
Tsja. De minister lokt het uit, dus ga uw gang, mevrouw Kant,
Mevrouw Kant (SP):
Het spijt mij heel erg, voorzitter, ik zag ook liever dat het anders ging.
Wij liepen bij de algemene beschouwingen te hoop dat bij de lagere inkomens, de mensen met uitkeringen, er groepen op achteruitgingen. Ik constateer vandaag dat dit nog steeds het geval is. U ontkent dat, minister, maar het is volgens de gepresenteerde cijfers nog steeds het geval. Het is toch dieptriest dat in dit kabinet, dat beloofde dat die groepen er niet op achteruit zouden gaan, de minister van Financiën zelf...
De voorzitter:
Punt. Punt. Punt! Dat waren drie langere zinnen dan de minister had geantwoord, mevrouw Kant. Dank u wel.
Mevrouw Ortega...
Minister Donner:
En beide groepen gaan er 0,25% op vooruit.
De voorzitter:
Nee, u krijgt het woord niet, minister. De minister heeft het woord nu niet! Het woord is aan mevrouw Ortega-Martijn.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Er is een vraag blijven liggen. Ik ben nog steeds benieuwd naar de nieuwe inzichten van de minister over de no-riskpolis.
Minister Donner:
Het voorstel moet nog naar de Kamer toekomen. Het is inderdaad verder denken over een idee dat mevrouw Ortega had en dat ook in bespreking is gekomen, naar aanleiding van het rapport over de arbeidsparticipatie. Het gaat om de constatering dat het weer aan de gang komen voor ouderen moeizaam gaat. In dat kader heeft ook de commissie-Bakker over arbeidsparticipatie voorgesteld om te overwegen een no-riskpolis in te voeren voor ouderen boven een bepaalde leeftijd. Wij zijn nu bezig om dat uit te voeren, ook al omdat het aansluit bij de opmerking van de sociale partners dat zij meer perspectief zien om mensen aan de gang te krijgen als wij dit doen.
De heer van Hijum vroeg in dit verband of wij hiermee niet het beeld bevestigen dat ouderen zieken zijn. Dat is onjuist. Het berust namelijk op de constatering, ook van de zijde van werkgevers, dat er hier een belemmering ligt. Wij willen die belemmering wegnemen.
Het andere punt betreft de kwestie van mensen die al ziek zijn. Daarvoor zou onmiddellijk de no-riskpolis moet gelden. Ik wijs erop dat dat ook het geval is na ommekomst van de periode van loondoorbetaling. Als wij anders zouden handelen, zou er een eenvoudige methode zijn om onder de verantwoordelijkheid van de loondoorbetaling uit te komen. Dat zou weer het gevaar met zich brengen dat het effect van de totale wijziging van de WGA teniet wordt gedaan. Dus op verschillende punten is er aansluiting. Houd ons echter ten goede: het voorgaande betekent niet dat wij altijd hetzelfde standpunt innemen. Soms kun je op een punt tot een bepaalde ontwikkeling komen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Ik begreep dat minister Donner klaar was met zijn termijn, maar drie vragen van mij waren nog niet beantwoord. Ik herinner dan aan mijn eerste vraag en wijs erop dat de minister uitgaat van 2,4 mld. voor 2008 op grond van extrapolatie vanuit 2007. De minister weet echter dat in 2007 incidenteel heel veel uitgaven zijn opgevoerd. Ik denk aan de vergoeding voor brillen. Iedereen werd ineens wakker en dacht: ik heb nog een paar brillen te declareren. Voor 2008 is de regeling versoberd. Hoe kan de minister dan tot de aanname komen dat in 2008 2,4 mld. zal worden uitgegeven? Als het een beetje meevalt, zal 1,2 mld. worden uitgegeven.
Minister Donner:
Op grond van wat bekend is, moeten wij constateren dat het beroep op de regeling voor bijzondere uitgaven dreigt toe te nemen. Dat gevaar wordt met het voorgaande onderstreept. Ook wordt daarmee onderstreept de zinnigheid van het gedane voorstel. Inderdaad, het gaat daarbij om bepaalde categorieën die wij niet op het oog hadden toen wij spraken over de chronisch zieken en gehandicapten. De maatregel die wij hebben gepresenteerd, zal besproken worden, maar de bedoeling ervan is dat het geld meer gericht wordt ingezet en wel terechtkomt bij de mensen die chronisch ziek of gehandicapt zijn. Ik heb al geprobeerd de heer Weekers uit te leggen dat je niet kunt zeggen: er is een toename bij een aantal niet bedoelde categorieën en nu stoppen wij dat geld mooi in onze zak, klaar is Kees, daar doen wij niets mee. Als wij zo handelen, hebben wij te maken met een lastenverzwaring.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wijs erop dat het effect van de versobering voor 2008 nog niet bekend is en dat wij nu te maken hebben met de cijfers voor 2008. Maar goed, ik heb nog een andere vraag.
In uw brief staat het tabelletje B1. Dat is een erg verduidelijkende tabel. Ik heb in mijn termijn gevraagd om rekenvoorbeelden. Uit die tabel blijkt namelijk dat iemand € 600 aan kosten heeft, maar € 1680 vergoed krijgt. Dat spreekt iedereen aan. U zegt dat wij deze persoon compenseren vanwege het feit dat hij minder krijgt dan € 1680, maar je kunt ook zeggen: die persoon heeft gewoon € 800 of € 900 te veel gehad op grond van de eerste regeling. Dus als je deze persoon nu gaat compenseren, gaat hij er natuurlijk op achteruit. Hij had namelijk maar € 700 aan kosten en hij kreeg € 1680. Daarom vraag ik u om een paar van deze rekenvoorbeelden uit te werken, zodat wij bij de behandeling van de wetgeving die aan de orde komt beter weten waarover wij spreken.
Voorzitter. Ik heb ook een vraag gesteld over het niet gebruiken van de regeling. De minister zei dat 50% van de beoogde groep geen gebruik maakt van de regeling. Waarom maken die mensen er geen gebruik van? Wie zegt dat die mensen in de nieuwe situatie wel gebruik zullen maken van de eventuele mogelijkheid van fiscale aftrek? Waarop is het idee gebaseerd dat zo'n grote groep geen gebruik maakt van de regeling?
Minister Donner:
Over het eerste punt zijn wij het roerend eens. Hierbij gaat het om de hele opzet van de regeling. Hieruit blijkt ook waarom wij het voorstel gedaan hebben zoals wij dat gedaan hebben. Je kunt namelijk constateren dat door de aaneenschakeling van wettelijke regels voor sommige groepen geldt dat men meer compensatie krijgt dan men kosten heeft. Daarbij is het hele object van de exercitie aangegeven. De voorbeelden die u wilt, zijn uitgewerkt aan de hand van de nieuw ontwikkelde categorieën. Met het stuk is ook toegelicht waarom een aantal effecten die het Nibud berekend heeft inderdaad het gevolg zijn van het feit dat betrokken mensen voorheen meer kregen dan overeenkwam met de kosten. Zij zullen nu minder krijgen. Het is niet de bedoeling om die minnen goed te maken met compensatie. Die voorbeelden zijn dus uitgewerkt.
Wat de niet-gebruikers betreft: nogmaals, wat de motieven voor het niet gebruiken waren, weet ik niet. Er kan sprake zijn van onkunde, maar nu werken wij aan de hand van lijsten van personen waarvan bekend is dat zij chronisch ziek zijn of een handicap hebben. Die mensen krijgen gericht via het CAK een vast forfait. Daarbij worden de verschillende ziektes in aanmerking genomen. Op deze wijze bereik je de mensen beter.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik heb nog een vraag over de no-riskpolis voor oudere werklozen. Het gaat daarbij over het vergoeden van de kosten voor werknemers die uitvallen door ziekte en het gaat ook een beetje over de consistentie van de redenering. Ik heb in de Kamer geknokt voor een no-riskpolis voor jongeren zonder startkwalificatie. De regeling hiervoor is beëindigd door de staatssecretaris om redenen die ik nog steeds niet helemaal duidelijk vind. Wij hebben de discussie gevoerd over zieke werknemers in het kader van "Re-integratie in het tweede spoor". Dat was allemaal moeilijk, er zou naar worden gekeken. En nu is er ineens een no-riskpolis voor ouderen. Ik wil graag een duidelijke toelichting waarom dit voor andere groepen niet kan en het voor deze groep kennelijk in een keer het ei van Columbus is.
Minister Donner:
In de regeling die wordt uitgewerkt, zult u zien dat het geen vaste regel zal zijn dat de no-riskpolis voor deze groep vanaf een bepaalde leeftijd zal gelden. De bedoeling is dat de regeling met de huidige groep zal uitsterven. In het totaal is er wat dit betreft geen reden om dit te doen, omdat daarbij de risico's hetzelfde zijn. Om die reden zal deze regeling niet gelden voor andere groepen. Ik heb nu te maken met een harde kern van ouderen die niet aan de gang kunnen komen. Als zij langer dan een jaar werkloos zijn, hebben zij nog maar 3% of 4% kans om daar weer uit te komen. Uit de gesprekken blijkt dat een van de problemen is dat potentiële werkgevers verwachten dat zij een risico lopen als zij deze ouderen in dienst nemen. Ik meen daarom dat wij moeten kijken of wij die belemmering bij deze werkgevers kunnen wegnemen; dat is een onderdeel geweest van de gesprekken. Die belemmering neem je dan voor een aantal jaren weg en daarna loopt de oudere werknemer in het normale stramien mee. Dat geldt niet voor jongeren die geen startkwalificatie hebben. Wij hebben de regeling die voor hen gold afgeschaft, omdat hun probleem een gebrek aan motivatie was om een startkwalificatie te halen. Zij kampten met een gebrek aan motivatie om aan de slag te gaan. Er was geen sprake van huiverachtigheid van werkgevers om hun een baan te geven. In het geval van de werkloze ouderen kan een reden voor invoering van de regeling het wegnemen van de belemmering zijn, in het geval van de ongemotiveerde jongeren kan dat geen reden zijn.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik ga die discussie niet overdoen. Er kan veel meer gezegd worden over die evaluatie. Ik beperk mij tot de groep werknemers die uitvallen door ziekte en die heel moeilijk bij een andere werkgever aan de slag komen. De minister heeft toegezegd dat hij daar nog eens goed naar zal kijken. Ik herinner hem graag aan die toezegging vraag hem om ook de uitkomsten daarvan binnenkort eens naar de Kamer te sturen, want ook dat is natuurlijk een belangrijke groep waarop wij onze aandacht richten. Het gaat bijvoorbeeld om 35-minners; ook het wegnemen van risico's voor die groep moet volgens ons een zorg zijn.
Minister Donner:
Ik probeer u net uit te leggen dat wij een regeling voor deze groep hebben. Het gaat daarbij om personen die langdurig ziek zijn, die daardoor ontslagen zijn en die daardoor ook in de WIA terechtkomen. Voor hen geldt een no-riskpolis als een volgende werkgever hen in dienst neemt. Maar als dat gebeurt in perioden van loondoorbetaling, kan de werkgever die gehouden is tot loondoorbetaling van dit risico af komen als hij een andere werkgever vindt die de persoon in dienst neemt. Wij constateren dat dit een van de belangrijkste prikkels is waardoor het ziekteverzuim drastisch is afgenomen in de afgelopen jaren en waardoor de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen drastisch is teruggelopen, namelijk van 100.000 naar 20.000. Om die reden is er een verschil in behandeling. Bij deze groep ouderen gaat het om mensen die al werkloos zijn, zij hebben geen werkgever en zijn ook niet per definitie ziek of chronisch ziek. Bij werkgevers constateer ik een element van huivering om hen in dienst te nemen, omdat zij ouder zijn, waardoor zij meer risico lopen dat zij ziek worden. De praktijk wijst het tegendeel uit. Als de mensen in dienst zijn is het ziekteverzuim doorgaans niet hoger dan bij anderen. Daarom zullen wij deze maatregel ook niet voor de rest van hun betrekking laten gelden, maar voor het eerste aantal jaren nadat zij in dienst genomen zijn.
Voorzitter. Hiermee wil ik afronden.
De voorzitter:
Ik weet dat de staatssecretaris weinig spreektijd nodig heeft, maar ik weet niet of de leden hem veel vragen gaan stellen. Daarom lijkt het mij wijs om de vergadering nu te schorsen tot 20.30 uur. Dan gaan wij daarna door met het antwoord van de staatssecretaris en de tweede termijn, indien daaraan behoefte is.
De vergadering wordt van 19.44 uur tot 20.30 uur geschorst.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Voorzitter. De minister is uitvoerig ingegaan op de vragen over het najaarsoverleg en de koopkracht. Luisterend naar de bijdragen van verschillende Kamerleden, vond ik het soms jammer dat het oude vertrouwde televisieprogramma van de NOS "Van gewest tot gewest" niet meer bestaat. Sommigen zullen nog weten dat het ooit heeft bestaan. Daarin werd soms bericht gegeven van heel aardige ontwikkelingen in de regio. Ik dacht: laat ik maar eens even een aantal dingen die ik in het land heb gezien, met de Kamer doornemen. Hier wordt gesproken over werkgevers die niet bereid zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen of bij het najaarsoverleg alleen maar een verantwoorde loonontwikkeling hebben geïncasseerd en zich voor de rest nergens aan willen committeren.
De werkelijkheid is een heel andere. De werkelijkheid is dat bedrijven in het land zitten te springen om mensen.
Ik wil graag vertellen van de firma Auping in Deventer, waar ik nog maar twee weken geleden op werkbezoek ben geweest en ben rondgeleid door de directeur P&O van dat bedrijf. Een mooi en trots bedrijf. De directeur loopt met mij door het bedrijf en zegt: mijnheer Aboutaleb, die, die en die medewerker komen per 1 januari niet terug in mijn bedrijf en ik heb nog steeds geen geschikte mensen voor die plekken. Het waren lassers. Het bedrijf heeft zo vaak advertenties voor lassers geplaatst dat het gestopt is met het werven via een advertentie. Het bedrijf is nu aangewezen op de gemeente, het CWI en het UWV. Dat is een buitengewoon interessant samenwerkingsverband. Er is een klasje van tien mensen geformeerd om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk vervanging kan zijn. Het trof mij dat in dat klasje een mijnheer zat die ouder was dan 50 en die 35 jaar lang banketbakker was geweest. Dat is andere koek. Hij gaat nu leren lassen. Dit bedrijf moet dit doen, wil het overleven, anders krijgt het geen mensen.
Ik ga niet te lang bij al die bedrijven stilstaan, maar ik loop ze wel even langs: de firma Arriva in Groningen, Philips Medical Systems in de buurt van Eindhoven, de installatiebranche in Eindhoven, Van der Valk in Zeist en in andere landelijke vestigingen. Albert Heijn zoekt voor vestigingen in het hele land Wajongers. Verder noem ik nog de mkb-bedrijven en grote bedrijven rond de heer Van der Most in Enschede, de bouwbedrijven in Zwolle, Leiden en Oss, en de concrete afspraken in de cao grootmetaal over de instroom van jongeren. Ik vermeld ook de bedrijven gelieerd aan het stadion van AZ, een initiatief van wethouder Van Dam van de gemeente Alkmaar. Een grote fabrikant van koffiezetautomaten in Heerhugowaard wil een hele afdeling opzetten met Wajongers. Batavus, fietsfabrikant in Heerenveen, heeft acties op touw gezet om mensen van 55 tot 60 jaar in dienst te nemen. Ik noem de initiatieven van de gemeente en de landbouwsector in Zeeuws-Vlaanderen op het gebied van de glastuinbouw: 1400 banen. 20.000 jongeren zonder startkwalificatie en 30.000 jongere langdurig werkzoekenden worden op het ogenblik geschoold. Er wordt hard gewerkt met elders verworven competenties om duizenden jongeren beter te kwalificeren voor de arbeidsmarkt. Er zijn zeven regionale initiatieven genomen door mijn collega van VWS om ervoor te zorgen dat mensen voor de zorg worden geschoold van niveau twee naar niveau drie. Een soortgelijk initiatief nam mijn collega van OCW voor de onderkant van het onderwijs.
De daling van de werkloosheid in Groningen en Zeeuws-Vlaanderen, traditiegetrouw moeilijke gebieden als het gaat om werkgelegenheid, is een spectaculaire 20%. Vierduizend gepardonneerden hebben de afgelopen periode een baan gevonden. Deze tienduizenden mensen hebben de afgelopen periode werkelijk een koopkrachtverbetering ervaren. Waarachtig!
Mevrouw Kant (SP):
Er lijkt geen einde te komen aan deze mooie lijst. Er worden gelukkig heel veel goede initiatieven genomen in dit land. De staatssecretaris noemde net ook Groningen. Ik weet welke wethouder daar zit. Ik weet overigens ook van welke partij hij is. Er gebeurt veel goeds, maar ik heb de minister van SZW gevraagd wat de werkgevers hebben toegezegd om mensen aan het werk te helpen en wat hun aandeel was in het najaarsoverleg.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Die vraag zal ik zo meteen beantwoorden. Ik heb de lijst met bedrijven zojuist gemaakt. Als ik mij had voorbereid en die lijst dus eerder had gemaakt, hadden daarop meer dan honderd bedrijven gestaan. Ik heb hiervoor gekozen, omdat naar aanleiding van dit debat geconcludeerd zou kunnen worden dat werkgelegenheid wordt gecreëerd in de industriezaal van de Sociaal-Economische Raad, waar het najaarsoverleg plaatsvindt. Naar mijn idee ontstaat het beeld dat er in het land niets gebeurt. Dat vind ik pijnlijk voor al die mensen van de gemeenten, het CWI, het UWV, Van der Most en anderen die dag in dag uit bezig zijn om mensen aan het werk te helpen. Ik wil laten zien dat er wel degelijk onvoorstelbaar veel goeds gebeurt en dat wij die mensen ook vanuit deze zaal aanmoedigen om met dat werk door te gaan.
Wij hebben met de gemeenten ook afgesproken dat in deze kabinetsperiode 100.000 banen gerealiseerd worden: 75.000 voor mensen met een bijstandsuitkering en 25.000 voor nuggers. Het kan toch geen enkel Kamerlid ontgaan zijn dat inmiddels 43% van die doelstelling is gerealiseerd? Wij rapporteren daarover immers regelmatig. Het zijn concrete banen. Ook voor die mensen is er dus sprake van koopkrachtverbetering.
Ik heb eerder gezegd dat ik nog niet helemaal tevreden ben over de rol van de gemeente ten aanzien van bijvoorbeeld de nuggers. Vandaar dat ik toen aangekondigd heb dat ik ook in debat zal gaan met de VNG en de gemeenten. Inmiddels is dat debat geopend. Ook vandaag hebben gesprekken met gemeenten plaatsgevonden. Daaruit blijkt dat wij elkaar aardig naderen. De komende periode zullen wij de ambitie verhogen. Wij zullen ook nagaan of in wet- en regelgeving voldoende incentives zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat gemeenten de groep nuggers benaderen. Wij zijn heel gemotiveerd, omdat de commissie-Bakker heeft geconstateerd dat die groep bestaat uit 400.000 tot 500.000 mensen die wij goed kunnen gebruiken. Wij zouden gek zijn als wij niet alles uit de kast haalden om die groep op de arbeidsmarkt te krijgen en hebben er veel voor over om dat te bereiken.
De gesprekken met de gemeenten verlopen goed. Ik vermoed dan ook dat ik de Kamer na het bestuursoverleg met de gemeenten aan het eind van deze maand kan meedelen dat wij er uit zijn.
Sociale partners en het kabinet volstaan normaal gesproken met een soort afstemmingsoverleg in Den Haag over de loonontwikkeling en andere zaken. Het is een enorme ontwikkeling dat werkgevers en werknemers onderkennen dat groepen mensen niet aan werk komen en dat zij begin november op brancheniveau met het bedrijfsleven in het land concrete afspraken gaan maken. Daarbij worden zij gesteund door VNO-NCW, MKB Nederland en FNV. Van gemeenten heb ik vernomen dat zij voor die hogere ambitie gaan maar dat zij graag geholpen worden om direct met bedrijven in contact te komen.
Mevrouw Kant (SP):
Wat wordt er op regionaal niveau afgesproken? De vakbonden hebben gezegd dat de looneis van 3,5% hun uitgangspunt is. Hebben de werkgevers gezegd dat er een probleem is in Nederland, dat veel mensen met een arbeidshandicap willen werken en dat zij een bepaald aantal van hen in dienst neemt?
Staatssecretaris Aboutaleb:
Afgelopen week was de heer Van der Most bij NOVA.
Mevrouw Kant (SP):
Ik ken de goede voorbeelden. Ik wil weten wat de werkgevers hebben toegezegd tijdens het najaarsoverleg.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Ik zou het fijn vinden als de goede voorbeelden dan ook worden genoemd, maar dat gebeurt niet. Ik denk dat wij hier ook zitten om de mensen in het land te stimuleren het goede te doen. Ik vind de suggestie van de heer Van der Most een goed idee. Hij gaat er verder mee aan de slag en wij spreken elkaar nader op 20 november, uit mijn hoofd gezegd. Bij zijn organisatie zijn honderden werkgevers of dga's betrokken die tien, vijftien of twintig mensen in dienst hebben. Wij zouden graag willen dat al die mensen er een bij nemen, die zij verder gaan opleiden, scholen en opstomen om vervolgens in die sector aan de slag te blijven. Dit is een concreet voorstel dat op tafel ligt. Albert Heijn vraagt al geruime tijd aan de minister om een landelijk aanspreekpunt te hebben om concrete, getalsmatige afspraken te maken over toetreding van Wajongers. Dit zijn concrete afspraken die gemaakt kunnen worden en ik ga ervan uit dat wij die in november gaan maken. Daar komt bij dat deze bedrijven geen keuze hebben en wel moeten, omdat anders krimp dreigt en het hen omzet gaat kosten. Het is niet alleen maar sociaal beleid, het is ook eigenbelang.
Mevrouw Kant (SP):
Ik hoop met u van ganser harte dat die afspraken straks worden gemaakt. U geeft de heer Van der Most als voorbeeld, alsof hij een voorbeeld is van alle werkgevers in Nederland. Goede voorbeelden kennen wij allemaal. Als hij erbij had gezeten in plaats van de voorzitter van VNO-NCW, was de uitkomst misschien wat beter geweest. Dat denk ik ook, maar hij zat niet aan tafel. De werkgevers van Nederland zaten aan tafel. Ik heb al drie keer de vraag gesteld welke bijdrage zij hebben toegezegd om te gaan leveren. Zij hebben alleen toegezegd dat zij regionaal verder gaan praten en dat de afspraken daar gemaakt moeten worden. Het is ongewis wat de uitkomst daarvan zal zijn.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Laten wij ook naar de werkelijkheid kijken. VNO-NCW is een belangenbehartiger en heeft niet de mogelijkheid om concrete afspraken te maken over branches. Het is belangrijk in de psychologie en voor de manier van aanpakken dat tijdens het afstemmingsoverleg de grootste werkgeversorganisatie van Nederland zegt dat de richting goed is, dat zij zich daarvoor zal inzetten en dat zij de lidorganisaties, de concrete bedrijven, zal oproepen om mee te doen aan die afspraken. Dat is mij heel wat waard. De inzet van het kabinet zal zijn om dat te verzilveren. Nogmaals, wij hebben er wel belang bij, maar het belang van die bedrijven is zo mogelijk nog groter dan het belang van de overheid als beheerder van de sociale zekerheid.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik hoor net de staatssecretaris praten over 100.000 mensen aan het werk in deze kabinetsperiode. Dat is mooi, maar er zitten 300.000 mensen in de bijstand. De staatssecretaris zet vol in op de nuggers. Waarom focust hij niet eerst op de 300.000 mensen in de bijstand? Als zij allemaal aan het werk zijn en niemand meer een bijstandsuitkering heeft, ga dan eens kijken naar die moeder die kiest voor haar kinderen, omdat die op dat moment belangrijker vindt dan werk. Hij is die mensen aan het pushen en de mensen in de bijstand laat hij met rust.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Ik push iedereen. Als u goed hebt geluisterd, heb ik gezegd dat met de gemeenten is afgesproken dat er 75.000 mensen uit de bijstand gaan en 25.000 nuggers. Ik heb gezegd dat de gemeenten behoorlijk op schema zitten als het gaat om mensen uit de bijstand. 43% van dat doel is gerealiseerd. Wij gaan echt vooruit in allerlei opzichten. Zelfs bij een afkoelende economie zie ik elke maand een bijstandsdaling van tussen 0,6% en 1%. Dat zijn cijfers die voor zichzelf spreken.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik begrijp het, maar wij hebben 300.000 mensen in de bijstand. Waarom zet u niet op het uit de bijstand halen van de eerste 100.000 en de tweede 100.000 mensen? Waarom worden die nuggers er weer bij betrokken, terwijl zij geen uitkering hebben en er misschien bewust voor kiezen om niet te gaan werken?
Staatssecretaris Aboutaleb:
Het is spijtig dat u kennelijk die prioriteit stelt. Ik weet niet of u het in de gaten hebt, maar ons arbeidspotentieel gaat krimpen als wij die mensen er niet bij betrekken. Er verdwijnt een aantal mensen; foetsie. Ik heb net de firma Auping genoemd. Er gaat een groot aantal mensen met pensioen. Wij weten precies hoeveel mensen er in het onderwijs uitgaan. U en ik weten dat gekwalificeerde onderwijzers niet in de bijstand zitten, maar ik weet dat er ook heel veel gekwalificeerde onderwijzers thuis zitten, terwijl wij ze nodig hebben. Het is niet of-of, maar en-en-en-en. Wij moeten iedereen bij de les betrekken, omdat anders ons arbeidspotentieel gaat krimpen. Het is een eenvoudige, cijfermatige wijsheid dat dit ten koste gaat van de groei.
De voorzitter:
Ik stel voor dat wij de staatssecretaris zijn betoog laten afmaken. Aan het eind kunt u eventueel nog een vraag stellen.
Staatssecretaris Aboutaleb:
Voorzitter. Er zijn nog een paar concrete vragen gesteld. Als ik die beantwoord heb, kunt u mijn bijdrage als geëindigd beschouwen.
Mevrouw Ortega stelde een vraag over het gesprek met de gemeenten over de middelen van nuggers. Ik ben er zeer optimistisch over dat wij de doelstellingen gaan ophogen. Wij hebben daar misschien nieuwe maatregelen voor nodig. Daar kom ik op terug.
Mevrouw Koşer Kaya van D66 heeft in Het Parool gelezen dat 74 I/D'ers waren ontslagen. Zij vindt dat wij bij die 200.000 langdurig werklozen nog 74 mensen moeten optellen. Ik check altijd de feiten. Ik heb wethouder Lodewijk Asscher gebeld. Hij meldde dat het gaat om 74 mensen die ingeleend waren uit een poule door een welzijnsorganisatie. Zij verliezen hun inkomen niet, maar zij worden nu ingezet voor andere werkzaamheden in de stad. Ik vond de conclusie van mevrouw Koşer Kaya al zo raar, omdat ik zelf ooit de gemeenteraad in Amsterdam heb beloofd dat nooit een I/D'er ontslagen zou worden als gevolg van gemeentelijk beleid. Ik heb er vertrouwen in dat mijn opvolger die belofte gestand zou doen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Begrijp ik goed dat de staatssecretaris zegt dat De Telegraaf onjuiste informatie heeft verstrekt?
Staatssecretaris Aboutaleb:
Ik bericht nooit over wat andere kranten gezegd hebben. Ik check de feiten. Deze mensen zijn niet ontslagen, omdat er geen geld voor is, maar omdat hun aanstelling bij die welzijnsorganisatie beëindigd is. Zij gaan vervolgens terug naar de organisatie die hen uitgeleend heeft. Zij worden nu op een andere plek in de stad weer ingezet.
De PVV-fractie heeft gevraagd wanneer de werkleerplicht eraan komt. Het wetsvoorstel ligt op dit moment bij de Raad van State. Het zit in de afrondingsfase. Ik verwacht dat wij in een paar weken het wetsvoorstel in de Kamer kunnen krijgen. Dat geldt ook voor het wetsvoorstel inzake fraudebestrijding. Het kabinet zal morgen spreken over dat wetsvoorstel en ik hoop dat het zo snel mogelijk deze kant op kan komen.
Dat waren de concrete vragen. Ik hechtte eraan om in weerwil van allerlei ideologische debatten over waar wij allemaal staan, aan de mensen te laten zien dat er in het land ook goede dingen gebeuren. Anders demotiveren wij duizenden werknemers die namens de overheid in het land bezig zijn het goede te doen voor ons allen.
De voorzitter:
Wij gaan over tot de tweede termijn van de kant van de Kamer. Het zal sommigen van u niet bevallen, maar ik sta geen interrupties meer toe.
De spreektijd is een derde van die in eerste termijn, dus twee minuten. Dat is inclusief moties. Het woord is aan mevrouw Sap.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Voorzitter. Aan het eind van mijn inbreng in eerste termijn constateerde ik dat het kabinet creatief aan het boekhouden is. Ik kan daar nu aan toevoegen dat het kabinet ook goed is in het creëren van mist. Ook de coalitiepartijen kunnen daar wat van. Er zijn warme woorden gesproken over kwetsbare groepen, maar ondertussen staan de minima in dit land nog steeds in de kou. GroenLinks legt zich daar niet bij neer.
Ik heb twee moties. De eerste motie gaat over de koopkracht in 2009. Bij de overweging van die motie gebruik ik een citaat uit de koopkrachtbrief van het kabinet. Het dictum is een citaat van de PvdA-woordvoerder bij de financiële beschouwingen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de mediane koopkrachtontwikkeling van het CPB meer in balans moet worden gebracht;
verzoekt de regering, aanvullende maatregelen te nemen zodat mensen aan de onderkant er gemiddeld in 2009 niet op achteruitgaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sap en Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6(31700 XV).
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Mijn volgende motie gaat over de 200.000 banen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de doelstelling uit het beleidsprogramma om 200.000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt deze kabinetsperiode extra aan de slag te helpen, overeind moet blijven;
verzoekt de regering, voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer te informeren over de bereikte resultaten in de eerste anderhalf jaar en de Kamer duidelijkheid te verschaffen over de ambitie voor de rest van de kabinetsperiode over het aantal langdurig uitkeringsgerechtigden en herintreedsters dat extra aan een baan geholpen wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sap, Kant, Tony van Dijck, Koşer Kaya en Weekers.
Zij krijgt nr. 7(31700 XV).
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Voorzitter. Ik geef de coalitie een kans om de gedane beloften alsnog waar te maken. Ik zou zeggen: grijp die kans en steun deze moties!
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden. Ik herhaal dat de CDA-fractie buitengewoon blij is met het najaarsakkoord. Ik hoop met de minister dat dat een bijdrage mag leveren aan het herstel van vertrouwen, hoe bescheiden ook. Mijn fractie vindt dat gekozen is voor het recept dat de beste garantie voor het behoud van werkgelegenheid en koopkracht oplevert: de mix van loonmatiging, het beperken van de inflatie en lastenverlichting voor burgers en bedrijven. Ook het koopkrachtbeeld is evenwichtig; werken gaat lonen en ook voor chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en uitkeringsgerechtigden heeft dit kabinet oog. Wij zullen natuurlijk nauwlettend volgen hoe de financiële markten zich ontwikkelen en of zij op dit punt geen roet in het eten gooien.
Op het punt van de arbeidsparticipatie is het goed om nogmaals van de minister te horen dat er commitment is van sociale partners om met de afspraken daadwerkelijk aan de slag te gaan. Het gaat om banen en om scholing. Daaraan moet daadwerkelijk invulling gegeven worden. Ik hecht eraan dat de staatssecretaris nadrukkelijk heeft aangegeven dat die afspraken op regionaal niveau gemaakt gaan worden. Dat betekent dat werkgevers en werknemers concreter moeten worden in het aantal arbeidsplaatsen dat zij beschikbaar stellen. Gemeenten, het UWV, het CWI en het werkbedrijf zullen daadwerkelijk mensen moeten aanleveren om tot dat resultaat te komen. Mijn fractie ziet die voorstellen en de uitwerking daarvan met meer dan gemiddelde belangstelling tegemoet. Sterker nog, zij ziet daar met spanning naar uit. Het debat krijgt in dat opzicht ongetwijfeld een vervolg.
Mevrouw Kant (SP):
Driemaal is scheepsrecht, moet dit kabinet gedacht hebben, want drie keer is een belofte geschonden; de belofte dat mensen er niet op achteruit zouden gaan. Bij de algemene beschouwingen hebben wij geconstateerd dat ook mensen met lagere inkomens erop achteruit gingen, tenminste, groepen daarvan. Er zou naar gekeken worden en er is naar gekeken. Wat bleek? De ingreep in de aftrek bijzondere ziektekosten heeft nog een veel desastreuzer effect dan voorzien is. Zeker, er is daarna iets gedaan. Niemand ontkent dat vandaag. Het gat blijkt echter groter dan gedacht en het is daarom volstrekt niet volledig gevuld. Er zijn nog steeds mensen met lagere inkomens die erop achteruit gaan. Door wie wordt wat er wel wordt gedaan, betaald? Door diezelfde groep. Een deel van de buit van de asociale maatregel van het afschaffen van die aftrek gaat terug naar diezelfde groep. Ik krijg daar een heel vieze smaak van in de mond. Het is eigenlijk gewoon het verdelen van de armoede. Het is niet eerlijk delen.
Mevrouw Hamer mag een compliment hebben voor het ontslagrecht. Het ontslagrecht wordt niet verslechterd. Het wordt niet versoepeld, zoals de mensen zeggen die er voorstander van zijn, en het wordt niet verslechterd, zoals de mensen zeggen die er tegenstander van zijn. Zij mag dat compliment hebben. Ik constateer echter ook dat de Partij van de Arbeid vandaag niet thuis geeft voor de mensen met de lage inkomens, en dat is toch wel bijzonder teleurstellend. Als het nu al zo is, in tijden van voorspoed, terwijl wij niet weten wat de komende tijd ons gaat brengen, dat de mensen met de lagere inkomens de prijs moeten betalen, dan houd ik mijn hart vast, met de PvdA in de regering, voor hoe het gaat met de mensen aan de onderkant, met de lage inkomens, als het economisch tegen gaat zitten. Ik houd mijn hart daarvoor vast en ik ben bang dat ik al weet wie die crisis gaat betalen.
Voorzitter. Ik heb al gezegd dat de werkgevers niets hoefden te beloven in het najaarsoverleg. De vakbonden kwamen met de toezegging de looneis te matigen tot 3,5% zonder dat de werkgevers iets hoefden toe te zeggen. Waarom zeg ik dit nog een keer zo nadrukkelijk? Omdat ik daarmee aangeef wat de verhoudingen zijn in dit land. Mijn partij zou daar zo graag wat aan veranderen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Laat ik beginnen met het kabinet te bedanken voor de beantwoording en voor het duidelijk schetsen waarom er een zo ontzettend belangrijk najaarsakkoord is gesloten. Ik geloof niet dat het tot iedereen in de Kamer is doorgedrongen wat er in de buitenwereld gebeurt. Ik heb hier vandaag gehoord dat het goed gaat in Nederland en dat er financieel niets aan de hand is in Nederland. Dat heb ik allemaal langs horen komen. Ik denk dat het wat anders ligt. Ik denk dat het een prestatie van formaat is dat het kabinet met de sociale partners in staat is geweest om zowel tot een verantwoorde loonontwikkeling als tot lastenverlichting voor burgers te komen, om toch nog afspraken te maken over verdere verhoging van de participatie en om de koopkracht van alle groepen ten minste gelijk te houden of omhoog te krijgen.
Dat gezegd hebbende, wil ik toch nog een paar dingen kwijt. Ik ben eerlijk gezegd wat geschokt door de wijze waarop de vakbeweging vandaag is neergezet. Wij hebben over haar gehoord dat zij gezwicht is voor chantage. Wij hebben gehoord dat zij akkoord is gegaan met een fopspeen. Wij hebben gehoord dat zij akkoord is gegaan met niet eerlijk delen, maar met de armoede verdelen. Ik zou zeggen: met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig.
Wij hebben de afgelopen weken inderdaad geknokt, samen met het kabinet, om ruim 0,5 mld. binnen te halen voor de mensen met de laagste inkomens. Ik moet constateren dat de mensen die hier vandaag het hardste roepen dat er niets is, ontkennen dat de mensen er een verhoging van de zorgtoeslag en een verhoging van het arbeidsongeschiktheidsforfait bij krijgen, dat de vermenigvuldigingsfactor naar 1,4 gaat en dat de uitbreiding van de doelgroep voor de arbeidsongeschiktheidspercentages is verhoogd. Dat zijn concrete resultaten. De criticasters hebben tot nu toe nul bereikt.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Er is veel gesproken over de plannen van dit kabinet. Plannen om plannen te maken. Uitspreken van intenties. Erg mooi, maar ik kan niet anders concluderen dan dat de harde afrekenbare afspraken uitblijven. Ik weet niet in welke zaal mevrouw Hamer heeft gezeten, maar juist nu, in deze turbulente tijden, eis ik structurele maatregelen. De minister is vol lof over de resultaten van de commissie-Bakker. Ik zou zeggen: realiseer de plannen van deze commissie en ga niet selectief shoppen in deze maatregelen. De echte problemen worden niet opgelost, maar blijven liggen. Er worden geen structurele hervormingen doorgevoerd. Het kabinet zet vol in op maatregelen die in mijn ogen niet al te veel zoden aan de dijk zetten.
In het coalitieakkoord worden vijf loonkostensubsidies genoemd. Er zijn er twee in de maak. Een andere ligt bij de Eerste Kamer. Wat gaat er met de andere twee gebeuren? Ik begrijp in ieder geval dat het CDA met mij niets ziet in deze subsidiebanen en echte banen wil, net zoals mijn partij, net zoals ik. Ik hoop dan ook dat als deze wetsvoorstellen ter stemming worden gebracht, de CDA-fractie tegen deze subsidiewetsvoorstellen zal stemmen.
Het intrigeert mij dat mensen die met verlof gaan via de levensloopregeling, ook recht hebben op bonussen die zijn bedoeld om langer doorwerken te stimuleren. Daarover wil ik graag meer helderheid, vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet een doorwerkbonus invoert om ouderen te stimuleren langer te werken;
constaterende dat ook mensen die met vervroegd uittreden via de levensloopregeling recht hebben op deze korting;
overwegende dat de doorwerkbonus is bedoeld om langer doorwerken te bevorderen en niet om vervroegd uittreden te subsidiëren;
verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk te inventariseren op welke kortingen en bonussen iemand in de levensloopregeling recht heeft en in hoeverre deze een averechts effect hebben op de arbeidsparticipatie van oudere werknemers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8(31700 XV).
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. Ik heb goed naar de minister en naar de staatssecretaris geluisterd. Uit de verhalen van de staatssecretaris over zijn werkbezoeken moet ik concluderen dat er inderdaad heel veel gebeurt in het land. Ik voeg eraan toe: ondanks dit kabinet.
De minister, maar ook het CDA, moeten zich toch wel heel ongemakkelijk voelen. Ongemakkelijk, omdat noodzakelijke maatregelen om de arbeidsmarkt flexibeler te maken en de arbeidsmobiliteit te bevorderen, niet worden doorgevoerd. Op last van mevrouw Hamer mag de minister deze maatregelen niet doorvoeren. De ambtstermijn van deze minister is verloren tijd, en ik voeg daaraan toe: jammer genoeg.
De minister moet zich ook ongemakkelijk voelen, omdat hij bizarre, slecht doordachte maatregelen – zoals de maatregel inzake de ontslagvergoedingen, waarbij de guillotine op € 75.000 is afgesteld – in wetgeving moet omzetten. Ik kan mij niet voorstellen dat hij, als eminent jurist die toch ook notie heeft van wat de begrippen redelijkheid en billijkheid betekenen, dergelijke wetgeving voor zichzelf in gemoede kan verantwoorden. Ik ben heel benieuwd naar het advies dat de Raad van State zal uitbrengen. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat er van het wetsvoorstel gehakt wordt gemaakt. Mijn ervaring is echter, dat het kabinet dat soort adviezen naast zich neerlegt.
De minister, maar ook het CDA, moeten zich ook ongemakkelijk voelen met het gedrocht van een wetsvoorstel genaamd Wtcg en het feit dat de buitengewone uitgavenregeling in de fiscaliteit in zijn geheel de nek wordt omgedraaid. Het kabinetsvoorstel is uitermate complex, leidt tot extra bureaucratie en zal tot problemen leiden in de uitvoering. Het kabinet moet er creatief voor boekhouden. De financiële degelijkheid wordt verder overboord gegooid en, last but not least, het is een nivellerende maatregel. Al dit soort elementen past bij de traditionele stokpaardjes van de Partij van de Arbeid, maar nu worden zij bereden door een CDA-minister.
Dan dien ik nu de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering de buitengewone uitgavenregeling wenst te vervangen door een uiterst complexe en nauwelijks uitvoerbare Wtcg;
van oordeel dat dit niet wenselijk is en het huiswerk dus overgedaan moet worden;
verzoekt de regering, de huidige buitengewone uitgavenregeling weer op te nemen in het Belastingplan 2009 en met beter doordachte voorstellen te komen in de fiscale sfeer, die toekomstbestendig, eenvoudig en specifieker op de doelgroep toegesneden zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Weekers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9(31700 XV).
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Donner:
Voorzitter. Mevrouw Sap stelt dat er sprake is van creatief boekhouden dat nog in geen enkele baan heeft geresulteerd. Ik meen dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat op gemeentelijk niveau al sprake is van zo'n 30.000 tot 40.000 banen die er door de uitvoering van de plannen bij zijn gekomen. Dat geldt ook op rijksniveau. De rapportage daarover, waarom zij heeft gevraagd, staat al in de begrotingsstukken. Die cijfers worden gegeven. Andere cijfers zullen wij ook niet hebben, zo heb ik aangegeven, want dat zullen macrocijfers zijn. Wij hebben niet op naam aangegeven dat hier een baan is gecreëerd en daar een baan verloren is gegaan. Dat is vanaf het begin duidelijk geweest en dat is meegedeeld aan de Kamer. Aan haar wens kan op dit moment niet worden voldaan, maar als mevrouw Sap erop staat dat wij haar nogmaals in verkorte vorm de informatie geven die al in de begroting staat, dan ben ik daartoe gaarne bereid.
In de eerste motie vraagt mevrouw Sap dat de Kamer uitspreekt dat de mediane koopkrachtontwikkeling van het CPB meer in balans moet worden gebracht, en vraagt zij om aanvullende maatregelen, zodat de mensen aan de onderkant er gemiddeld niet op achteruit gaan. De voorliggende maatregelen resulteren er echter in dat de mensen aan de onderkant er gemiddeld niet op achteruit gaan. In de eerste zin vraagt zij om het mediane beeld te repareren. Dat is geen gemiddelde, maar gewoon een zwaartepunt in een verdeling. Als ik daaraan zou voldoen zou het resultaat zijn dat de mensen aan de onderkant er vermoedelijk op achteruit zouden gaan. Dat heb ik een- en andermaal betoogd. Het is een kwestie van statistiek en weten wat een mediane verdeling is. Dat is geen gemiddelde. Uit het standaardkoopkrachtbeeld blijkt dat de groepen die zij bedoelt er met het voorgestelde pakket gemiddeld op vooruit gaan. Dat is wat de Kamer tot nu toe heeft gevraagd. Derhalve moet ik constateren dat de Kamer met zichzelf in tegenspraak zou komen door de motie te aanvaarden. Ik wil de Kamer daarvoor behoeden en om die reden ontraad ik het aannemen van de motie.
Ik kom op de motie over de behandeling van de begroting van SZW. Ik ben gaarne bereid de Kamer nog een keer de bladzijde uit de begroting te sturen waarin de cijfers staan waarover wordt gerapporteerd. Voor het overige meen ik dat met de Kamer in het kader van het beleidsprogramma is afgesproken op welke wijze er wordt gerapporteerd. Dat is afgesproken en daaraan wordt voldaan. In die zin is de motie overbodig. Als mevrouw Sap nogmaals de bladzijde wil hebben, zal ik haar die gaarne toesturen.
Ik kom op de motie van mevrouw Koşer Kaya. Ik zal gaarne bij de behandeling van de regeling van de bonussen op haar verzoek ingaan. Dat is het logische moment om daarop in te gaan. Dat biedt mij ook de gelegenheid om na te gaan of er aan de situatie die zij schetst iets moet worden veranderd. Ik weet het niet helemaal. Het is mogelijk dat ik het mis heb, maar ik kan er nu niet op ingaan. De juiste gelegenheid lijkt mij namelijk de discussie over het Belastingplan, waarin de maatregel is opgenomen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik zal mijn motie aanhouden, maar ik vraag de minister om mij hierover voor die behandeling enige duidelijkheid te geven.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Koşer Kaya stel ik voor, haar motie (31700-XV, nr. 8) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
Minister Donner:
Dat zal logischerwijze in het kader van het Belastingplan passen, want daarin zit de maatregel van de doorwerkbonus.
Ik kom op de motie van de heer Weekers. Ik weet niet of hij geheel het kabinetsvoorstel met betrekking tot de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten voor ogen heeft. In de motie staat dat de fiscale aftrekmogelijkheid de nek wordt omgedraaid, terwijl dat niet het geval is. Er blijft een restant over. Verder wordt in de motie opgemerkt dat de uitvoering niet kan. Een van de redenen waarom deze verandering gemaakt moest worden, is nu juist dat de fiscale aftrek weinig controleerbaar is. In de motie staat dat het voorstel een nivellerende maatregel is. Er wordt echter juist steeds als bezwaar aangevoerd dat dit niet het geval is, omdat mensen bij gelijke kosten een gelijke vergoeding krijgen. Wellicht kan dit nog opgehelderd worden in het kader van het debat over de Wtcg. Ik moet echter vaststellen dat de motie als zodanig meer gericht is aan de Kamer, die immers besloten heeft om per 1 januari 2009 de buitengewone uitgavenregeling af te schaffen. Die is afgeschaft bij het Belastingplan van vorig jaar. Het kabinet stelt niet voor om haar opnieuw in te stellen, juist vanwege de overwegingen die de heer Weekers noemt als argument om haar te handhaven. Ook in die zin zou de Kamer dus met zichzelf in tegenspraak komen. Ik moet de Kamer dringend ontraden om dat te doen. Ik dacht dat ik hiermee alle moties heb behandeld.
De regering en Kamer hebben er belang bij om de inzet van de sociale partners, de gemaakte afspraken en het besef voor de situatie waarin wij zitten te erkennen. Terecht worden de gemaakte afspraken "Samen doen wat mogelijk is" genoemd. Verder zou ik hier de hoop willen uitspreken dat wij niet volgend jaar met verlangen naar een koopkrachtbeeld hoeven uit te kijken zoals dat hier nu voorligt.
Mevrouw Kant (SP):
Ik wil wel even een toelichting op de laatste opmerking. Wat bedoelt u daarmee?
Minister Donner:
Ik weet niet of u de krant leest en doorheeft waar en in welke wereld wij op dit moment leven. De wereld staat economisch voor heel benarde situaties. Wij praten hier over een standaardkoopkrachtbeeld waarin alle Nederlanders erop vooruitgaan. Dan spreek ik de hoop uit dat wij niet volgend jaar met verlangen terugkijken naar het koopkrachtbeeld dat hier voorligt. Dat is de werkelijkheid van vandaag.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Die hoop heb ik ook, maar ik wil daar toch een opmerking aan toevoegen. Ik heb die vraag vandaag meerdere keren gesteld, of eigenlijk heb ik mijn angst erover uitgesproken. Als, nu het goed gaat, de mensen die niets kunnen missen al moeten inleveren onder dit kabinet, dan maak ik mij grote zorgen. Wie zullen de prijs moeten betalen als het slechter gaat? Natuurlijk zullen wij dat dan gezamenlijk moeten oplossen. Ik pas er echter voor dat de mensen die niets kunnen missen de crisis moeten gaan betalen. Als ik zie dat er nu al niet eerlijk wordt gedeeld, ben ik bang dat dit voortgezet wordt. Ik zou graag van de minister de toezegging krijgen dat, hoe het economisch ook gaat, het kabinet zijn best doet om pal te staan voor de mensen die niets kunnen missen.
Minister Donner:
U hebt een voorstel gekregen waarbij de mensen die u bedoelt er 400 mln. bij krijgen. U wenst dat te presenteren alsof zij erop achteruit zouden gaan. Natuurlijk, politiek is politiek. Wij moeten de onrust echter niet verder aanwakkeren.
De voorzitter:
Ik sta hierover geen verder debat toe. Ik geef het woord aan mevrouw Koşer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb met veel belangstelling naar dit debatje geluisterd. De schets van de minister deel ik; wij zitten inderdaad in een moeizame periode. Misschien moeten wij volgend jaar zelfs minder ruimhartig zijn. Wij krijgen straks een analyse, een plan van aanpak, een bestuurlijke top, een aanjaagteam en een verkenning. Dan eis ik ook van dit kabinet dat het wat meer concrete stappen zet, om straks niet minder ruimhartig te hoeven zijn.
Minister Donner:
Mevrouw Koşer Kaya, ik heb u geschetst dat er enkel op het niveau van de gemeenten al 30.000 banen bij zijn gekomen. Ook op landelijk niveau gaat het om een dergelijk aantal. Wat dit betreft liggen wij op koers. De dingen die u noemt, zijn nodig om ervoor te zorgen dat wij nog verder komen. Dat lukt niet door slechts een getal te noemen, om daarna tevreden te zeggen: dit hebben wij bereikt. Dat vergt hard werken.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties zullen wij hedenavond stemmen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-849-885.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.