Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 januari 2009 over grensoverschrijdende samenwerking.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Minister Ter Horst is een praktische, bijna prozaïsche minister. Als hierover bij iemand nog enige twijfel bestond, dan moeten alle aarzelingen verdampt zijn na het algemeen overleg over grensoverschrijdende samenwerking. Tot onze vreugde heeft de minister duidelijk gemaakt praktisch, nuchter, zonder omwegen en resultaatgericht aan de slag te gaan om de knelpunten bij de samenwerking aan weerszijden van de grens weg te nemen. Samen met de grensregio's is zij bezig om concrete lijstjes te maken en samen te ballen in een heuse grensoverschrijdende agenda die later dit jaar via een drielandenconferentie wordt afgewerkt. Complimenten! Dit is een aanpak die de CDA-fractie aanspreekt.

Grensoverschrijdende samenwerking, door Den Haag te lang verwaarloosd, verdient structurele rijksaandacht zonder een en ander al te zwaar op te tuigen. Voor Den Haag zien wij vooral de rol weggelegd om aan de euregio's beleefd te vragen of men van dienst kan zijn. Op één punt kan dat en moet dat. Dit betreft de ontwikkeling van de al langer bestaande plannen, initiatieven en voornemens om te komen tot experimenteerregio's in en rond Limburg, een provincie die terecht prioriteit van de minister krijgt.

Met deze experimenteerregio's blijft het tobben. Praktisch iedereen is voor, ook de minister. Echter, bijna niemand weet goed hoe een en ander aan te pakken, hoe ermee te beginnen, hoe weerstand te doorbreken, hoe letterlijk grenzen te verleggen. Er liggen concrete Limburgse voorstellen op tafel voor ziekenhuizen, voor justitie- en politiesamenwerking, voor openbaar vervoer, voor grensarbeid, voor universiteiten, voor buurtonderwijs en voor hulpdiensten. De Limburgse agenda heeft echter last van de wet van de remmende voorsprong. Ondanks alle goede wil lukt het maar niet om doorbraken te forceren. Dat vindt de CDA-fractie onbevredigend.

Wij willen iets, maar wij weten niet goed hoe het aan te pakken. Om te voorkomen dat iedereen naar elkaar blijft kijken, willen wij de regering uitdagen om het daarbij niet te laten zitten. Steun concrete initiatieven voor experimenteerregio's, denk mee met de Limburgers en bezie wat over een breed terrein mogelijk is om dat wat wij gezamenlijk willen ook te bereiken. Werk stap voor stap toen naar het eindresultaat, houd onderweg de Kamer op de hoogte en kijk wat in andere regio's bruikbaar en toepasbaar is.

Om de minister hiertoe aan te moedigen, dien ik mede namens de collega's Heijnen en Van Beek de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat grensoverschrijdende samenwerking een belangrijke bijdrage levert aan een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat en de economische ontwikkeling van regio's langs de Duits-Nederlandse en Belgisch-Nederlandse grenzen impulsen geeft;

constaterende dat in (Nederlands) Limburg vergevorderde plannen bestaan voor grensoverschrijdende samenwerking die het leven en werken van "grensgangers" simpeler en gemakkelijker maken;

van oordeel dat experimenteerregio's, als bijzondere vorm van grensoverschrijdende samenwerking, een serieuze kans verdienen;

verzoekt de regering:

  • 1. in overleg met Duitse en Belgische overheden stap voor stap op weg naar het drielandenoverleg toe werken naar experimenteerregio's in en om Limburg, met name voor grensarbeid, gezondheidszorg, openbaar vervoer,

  • innovatie, onderwijs, politie/justitie en hulpdiensten;

  • 2. de Kamer over de voortgang van die Limburgse "grensoverschrijdende versnellingsagenda" te rapporteren, om te beginnen halverwege 2009;

  • 3. te bezien welke onderdelen toepasbaar en uitvoerbaar zijn in andere regio's langs de Duits-Nederlandse en Belgisch-Nederlandse grenzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schinkelshoek, Heijnen en Van Beek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(31700 VII).

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Dit is een uitdaging die – ik weet dit zeker na het AO van twee weken geleden – een praktisch gezinde minister als deze niet zal laten passeren.

De voorzitter:

Ik wil de leden erop wijzen dat een verslag van een algemeen overleg twee minuten spreektijd kent, waarbinnen ook de moties moeten worden ingediend. Ik verzoek de leden om zich daaraan te houden.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Ook ik heb graag wat tijd aan de heer Schinkelshoek beschikbaar gesteld, want ik kan heel kort zijn. Wij hebben een uitermate vruchtbaar overleg gehad over de grensoverschrijdende samenwerking in Limburg. Ik heb vastgesteld dat dit onderwerp de minister zeer ter harte gaat en dat zij eraan trekt. Waarom wil ik dan toch een puntje op de i zetten en de voorliggende motie steunen? De reden hiervoor is dat ik denk dat dit de minister behulpzaam kan zijn bij het, waar nodig, benaderen en overtuigen van collega's. Dit is immers een zaak die niet alleen BZK aangaat maar zeker ook andere departementen, en die zijn grond vindt in de problematiek waarvoor Limburg staat. Waar het CPB vanochtend zei rekening te houden met een werkloosheid van 8% in 2010 voor heel Nederland – laten we hopen dat dit niet gebeurt – kun je er donder op zeggen dat dit in Limburg een veel hoger percentage zal zijn. Tegen die achtergrond moet alles op alles worden gezet om barrières voor economische ontwikkeling en voor banen van mensen weg te nemen. Dat mede een zaak van prioriteit geven aan de samenwerking over de grenzen. Vandaar onze hartelijke steun voor deze motie, die wij mede indienen.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik vind de motie van de heren Schinkelshoek, Heijnen en Van Beek heel interessant. Ik heb ook geen enkele reden om die motie niet met enthousiasme te omarmen. Ik wil er alleen het volgende over zeggen: noch de indieners van de motie, noch ik, noch Limburg weet precies wat een experimenteerregio is. Met de motie wordt mij gevraagd om te komen tot een experimenteerregio voor grensarbeid, gezondheidszorg, openbaar vervoer, innovatie, onderwijs, politie/justitie en hulpdiensten. Dat is dus nogal wat.

De heer Schinkelshoek en ik weten van elkaar dat wij dat eigenlijk wel willen en dat het goed zou zijn om dit te doen, maar wij weten geen van beiden wat dit precies is. Bedoelen wij ermee dat er een deel van Nederland komt, namelijk Limburg of een deel van Limburg, waarin andere wetten en regels gelden dan in de rest van Nederland? Dat zou dus eveneens opgaan voor een deel van België en een deel van Duitsland. Het zou betekenen dat er in Nederland rechtsongelijkheid komt. Dat is nogal ingewikkeld. Of bedoelen we dat wij proberen om dingen die, uitgaande van de Nederlandse, Belgische en Duitse wet- en regelgeving, mogelijk zijn, met de grootste spoed in eerste instantie in Limburg te realiseren? Dan kan ik me er al wat meer bij voorstellen.

Ik omarm de motie. Ik ben ook bereid om met enthousiasme aan de uitvoering te werken. Ik verheel echter niet dat ik niet weet of dit zal leiden tot het resultaat waaraan de heer Schinkelshoek denkt, of waaraan de heer Heijnen, die hierover enthousiaste woorden heeft gesproken, denkt. Ik weet namelijk niet precies waaraan zij denken.

De heer Schinkelshoek (CDA):

De bezwaren die de minister oppert, en de tegenwerpingen, zijn natuurlijk best reëel. Die bezwaren hebben wij ook gewisseld. Toen hebben we zelfs een heel boeiende discussie gehad over de vraag wie van ons het creatiefst was. Nu is het echter zaak om niet in de bezwaren en problemen te blijven steken. Eigenlijk wordt in deze motie tegen de minister gezegd: ga eens experimenteren met experimenteerregio's, en kom dan terug. Als wij voortdurend blijven kijken naar mogelijke bezwaren, weten wij één ding zeker, namelijk dat wij niet verder komen. Dat is niet de bedoeling van de minister en niet de bedoeling van de Kamer.

Minister Ter Horst:

Wij hoeven daarover nu niet al te lang te spreken. Ik wil nog wel één ding zeggen. De heer Schinkelshoek noemt een aantal terreinen. Mijn neiging is dan om te proberen om ten aanzien van de grensarbeid problemen op te lossen, zoals problemen met de gezondheidszorg over de grens of met het openbaar vervoer. Als je in staat bent om alle grensoverschrijdende problemen op die gebieden binnen korte tijd op te lossen, heb je al een hell of a job gedaan, en dan heb je nog helemaal geen experimenteerregio. Het omgekeerde van wat de heer Schinkelshoek zegt, moeten wij dus ook voorkomen, namelijk dat er allerlei theoretische bespiegelingen worden gehouden over de wijze waarop je tot een experimenteerregio kunt komen, met misschien de conclusie dat het niet kan. Dan hebben wij ondertussen geen aandacht kunnen besteden aan de problemen die de indieners terecht in hun motie noemen. Volgens mij begrijpen wij elkaar goed. De heer Schinkelshoek wil mij niets vragen wat ik niet kan leveren. Ik ben dus bereid om daarover na te denken, maar ik weet ook zeker dat ons gemeenschappelijke uitgangspunt is dat wij de problemen in Limburg en in andere Nederlandse grensregio's met de grootst mogelijke spoed willen oplossen.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Ik prees de minister al om haar praktische zin. Die heeft zij wat mij betreft hiermee weer onderstreept. Laten we langs deze lijn aan de slag gaan. Zoals wij hebben afgesproken bij het voortgangs-AO spreken wij elkaar dan nader na de zomer, over de resultaten van de samenwerking tussen de grensregio's, niet alleen in Limburg, maar veel breder.

Minister Ter Horst:

Limburg krijgt terecht aandacht, omdat er naast Nederland twee andere landen bij betrokken zijn. We moeten echter de andere euregio's niet demotiveren. Zij zouden kunnen denken dat alle aandacht naar Limburg gaat.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Zo staat het ook precies in het derde onderdeel van het dictum van de motie. Daarin wordt gevraagd of de minister onderdelen van de experimenten toepasbaar kan maken in Twente, Brabant of hoog in het noorden, in Groningen.

De voorzitter:

Heeft de toezegging van de minister wellicht gevolgen voor de motie? Wil de heer Schinkelshoek hem aanhouden dan wel intrekken?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Daar moet ik nog even over nadenken.

De heer Van Raak (SP):

De minister en de heer Schinkelshoek zijn eruit, maar ik snap er ondertussen niets meer van. Mij wordt gevraagd om ja te zeggen tegen experimenteerregio's, maar de minister en de indieners van de motie zijn er niet over uit wat dat is. Ik vind het nogal raar om daar ja tegen te zeggen.

De voorzitter:

Aan wie stelt u die vraag, aan de heer Schinkelshoek of aan de minister?

De heer Van Raak (SP):

Allereerst aan de minister. Ik denk dat de heer Schinkelshoek haar wel te hulp schiet. Ze moeten eerst maar eens samen bepalen wat een experimenteerregio is. Als zij daar uit zijn, kan ik beoordelen of ik dat een goed idee vind.

Minister Ter Horst:

Daarom heb ik ook gezegd dat ik de motie omarm. Het doel en de achtergrond van de motie onderschrijf ik helemaal. Ik wil de problemen in grensregio's daadwerkelijk oplossen. Het is ingewikkeld om sommige zaken te regelen, doordat de wetstelsels in Nederland, België en Duitsland niet gelijk zijn. Als wij nou voor sommige delen in Nederland de wetstelsels anders kunnen inrichten, zijn de problemen veel makkelijker oplosbaar. Dat is ook het uitgangspunt van Schinkelshoek en de andere indieners. Daar zijn we naar op zoek. We noemen dit experimenteerregio's. Als wij het voor heel Nederland zouden regelen, schiet het natuurlijk niet op. Als je iets tot een experiment verklaart, kun je sneller iets dergelijks doen. Daar zijn wij naar op zoek. Of het kan en welke vorm het zou moeten krijgen, weten we alle twee nog niet. Maar ik vat de motie op als een verzoek om mee te helpen zoeken om daartoe te komen.

De voorzitter:

Wilt u wellicht nog een toelichting geven, mijnheer Schinkelshoek?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Ik vind dat de heer Van Raak tegen sommige dingen, als een goed SP'er, iets te dogmatisch aankijkt. Laat hij zich de kunst van het loslaten toe-eigenen.

De heer Van Raak (SP):

Ja daag! De heer Schinkelshoek vraagt mij om experimenteerregio's te steunen. De minister legt het nu zo uit dat zij de grensoverschrijdende problemen in Limburg gaat aanpakken en daarna bekijken wat voor soort instrumenten we daarvoor nodig hebben. Dat lijkt volgens mij in niets op een experimenteerregio.

De voorzitter:

Ik denk dat na de vergadering nog een hoop besproken zal worden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 17.45 uur tot 19.00 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

Naar boven